Auteursrecht  

IEF 14021

AUTEURSRECHTDEBAT: Er is maar één internetpubliek

Arno Lodder ‘Er is maar één internetpubliek. Via een hyperlink kan dus nooit een nieuw of ruimer publiek worden bereikt.’ , uit Noot Computerrecht 2014, nr. 3, Auteursrechtdebat 7 juli 2014, IEF 14021. Thema: Hyperlinken & embedden. Door Arno Lodder, VU Amsterdam. De achtergrond van de vordering in de Svensson-zaak is niet dat de freelancers het vervelend vonden meer gelezen te worden. De drijfveer was financieel. Als toestemming nodig is om te linken dan kan aan het verlenen van deze toestemming een prijskaartje worden gehangen. Op zichzelf geen gekke gedachte. De freelancers schrijven en krijgen daarvoor betaald. De krant publiceert vervolgens en genereert zowel via reclame als verkoop inkomsten. Retriever Sverige, de Zweedse Kranten.com, verdient vervolgens geld met het bij elkaar brengen van content van anderen en deze vervolgens presenteren via links. Vanuit economisch perspectief is het de vraag of het, en zo ja welk bedrag, redelijk is om te verdienen met het aanbieden van content van anderen via hyperlinks. Dit verzamelen kost natuurlijk inspanning die zonder beloning waarschijnlijk niet geleverd zou worden. Stel nu dat de freelancers bij elkaar 100 kronen verdienen, de krant 1.000 kronen en de Retriever Sverige 10.000 kronen. Dan loopt de verhouding tussen geleverde inspanning en verworven inkomsten enigszins scheef.

Dergelijke verdienmodellen zijn in de moderne economie overigens niet ongebruikelijk. Zo krijgt een auteur 10-15% van de verkoopprijs van een boek, de boekhandel 40% en de uitgever rond de 50%. Voor de muziekindustrie liggen de percentages mogelijk nog nadeliger voor de creatieve presteerder. Ook in online games komt een vergelijkbaar verdienmodel voor. De Chinese speler krijgt 2 of 3 dollar per week voor het 7 dagen per week 12 uur per dag spelen van World of Warcraft, het Chinese bedrijfje verkoopt de virtuele prestaties voor 30 dollar door en het Amerikaanse bedrijf brengt het voor 400 dollar aan de man. Precies de verhoudingen uit het fictieve voorbeeld van de Svensson-zaak.

Wat men verder van deze verdienmodellen moge vinden, het auteursrecht kan hier geen oplossing voor bieden. Interessant is wel om na te denken over de vraag of het redelijk is onder omstandigheden te compenseren, en zo ja, welke rechtsgrond daar het meest voor in aanmerking komt. (…)

Het auteursrecht kan echter nooit controle aan gebruikers toestaan over content die voor iedereen beschikbaar is, in ieder geval niet als de handeling enkel uit een verwijzing (link) naar die content bestaat. De redenering van het hof was om te beginnen dat mededeling aan het publiek twee cumulatieve elementen met elkaar verbindt, te weten een „handeling bestaande in een mededeling” van een werk en de mededeling ervan aan een „publiek” (r.o. 16)

Het hof concludeert dat links een mededeling zijn, nl. informatie wordt door een link op zodanige wijze voor het publiek beschikbaar gesteld dat het voor de leden van dit publiek toegankelijk is (r.o. 19).

De crux ligt in het concept publiek: een onbepaald aantal potentiële ontvangers. De link ziet op alle potentiële gebruikers van de door deze persoon beheerde website, en dus op een onbepaald en vrij groot aantal ontvangers. Echter, dat iedereen via de link naar de pagina kan gaan laat onverlet dat de werken op de oorspronkelijk website zonder beperkende maatregel werden aangeboden, dus vrij toegankelijk waren voor alle internetgebruikers.(…)

Een punt dat nog nader ingevuld moet worden, is of er naar andere content dan met toestemming van de auteursrechthebbende op internet geplaatste informatie gelinkt mag worden. Er zijn verschillende interpretaties. Sommige auteurs menen dat toestemming nodig is voor linken naar niet met toestemming van de auteursrechthebbende op internet geplaatste content. Het hof zegt daar niets over. Ik denk dat je nooit voorafgaande toestemming nodig hebt, auteursrechtelijk relevant kan het plaatsen van een dergelijke link mijns inziens niet zijn. Wel kan de auteursrechthebbende verzoeken niet langer te linken. In dat geval kan de link mogelijk bij niet handelen onrechtmatig worden. Ook dan zou ik het niet als auteursrechtelijke inbreuk zien. De informatie staat immers al elders op het internet en daar wordt hij, in dit geval onrechtmatig, openbaar gemaakt voor de hele wereld. Daar verandert de link ook in dat geval niks aan.

Arno Lodder

IEF 14019

AUTEURSRECHTDEBAT: De status van de link - een uitgemaakte zaak?

Lotte Anemaet, ‘De status van de link: een uitgemaakte zaak?’ Auteursrechtdebat 7 juli 2014, IEF 14019. Thema: Hyperlinken & embedden. Door Lotte Anemaet, VU Amsterdam/hoofdredacteur Auteursrechtdebat. Wat denkt u? Stelling 1: Embedden en linken leveren nooit auteursrechtinbreuk op.
Stelling 2: Linken naar illegaal aanbod is altijd toegestaan.
Stelling 3: Er is maar één internetpubliek. Via een hyperlink kan dus nooit een nieuw of ruimer publiek worden bereikt.
Stelling 4: De Svensson-uitspraak heeft weinig financiële consequenties voor de individuele maker en de creatieve industrie.

Vol verwachting keek linkend Nederland uit naar de beslissing van het Europese Hof op 13 februari 2014. Wat zou het ons brengen? Zou de discussie zachtjes uitdoven over de status van de link na deze uitspraak of zou het juist veel stof doen opwaaien? Dat er helderheid nodig was, is duidelijk. Webwereld spreekt over een ‘epische overwinning voor hyperlink en embedded link’ , The IPKat spint gerieflijk van tevredenheid en zelfs Stichting BREIN juicht de uitspraak toe. Het internet zou inclusief de rechthebbenden zijn gered. Is hier echter alles mee gezegd?

Waar ging het om? Aan de ene kant staat een groepje van journalisten, waaronder Nils Svensson, die verscheidende krantenartikelen hebben geschreven en gepubliceerd gekregen in zowel de krant als op de website van Göteborgs-Posten. Aan de andere kant staat Retriever Sverige die een website exploiteert die haar klanten, volgens hun behoeften, lijsten van aanklikbare internetlinks naar op andere websites gepubliceerde artikelen verstrekt, waaronder de artikelen van de journalisten. De journalisten waren het hiermee sterk oneens en maakten bezwaar. De vraag was echter: Is het wel toegestaan om op een website hyperlinks aan te bieden naar deze krantenartikelen? De artikelen waren immers legaal en vrij toegankelijk te raadplegen. En is er dus wel sprake van een auteursrechtelijk relevante openbaarmaking? Het HvJ EU had het antwoord reeds klaar, zonder een conclusie van de advocaat-generaal te vragen: hyperlinken is geen mededeling aan een nieuw publiek en is daarom geen openbaarmaking. Het publiek van de internetgebruikers is immers hetzelfde gebleven. Dit geldt evenwel alleen voor gevallen waarin de bron waarnaar wordt gehyperlinkt vrij toegankelijk is.

De vraag rijst echter hoe deze uitspraak op te vatten in andere gevallen. Zijn embedded links, waarbij bijvoorbeeld een filmpje binnen de context van je eigen site af wordt gespeeld, nu ook toegestaan? Geldt de vrijheid van hyperlinken ook in gevallen waarbij verwezen wordt naar materiaal dat – anders dan in de Svensson-zaak – onrechtmatig op internet beschikbaar werd gesteld? Is daarbij doorslaggevend dat de rechthebbende in zo’n geval geen toestemming heeft gegeven om het materiaal online te verspreiden? Of is ook in dergelijke gevallen beslissend dat geen nieuw publiek wordt bereikt? En tenslotte: laat de Svensson-uitspraak van het HvJ EU ruimte om hyperlinks op basis van bescherming tegen onrechtmatige daad (art. 6:162 BW) te verbieden? Ondanks het feit dat van auteursrechtinbreuk geen sprake is?

Wat denkt u?
Ter inspiratie zijn twee korte interviews afkomstige van de BNR Nieuwsradio met Joran Spauwen, advocaat intellectueel eigendomsrecht bij Kennedy Van der Laan en Dirk Visser, hoogleraar intellectuele eigendom in Leiden en tevens advocaat bij Klos Morel Vos & Schaap, alvast hier te raadplegen.

Lotte Anemaet
hoofdredacteur Auteursrechtdebat
l.anemaet@vu.nl

IEF 14017

Tien kennisclips IE

Recent heeft Dirk Visser tien kennisclips intellectuele eigendom gemaakt. Het zijn korte filmpjes van tussen de acht en de tien minuten. Ze zijn bedoeld als inleiding en aanvulling op het onderwijs voor de eerstejaars rechtenstudenten in Leiden. Deze ‘kennisclips IE’ kunnen ook dienen als eerste kennismaking met de verschillende deelgebieden van het recht van de intellectuele eigendom voor studenten aan andere universiteiten of hbo-instellingen en voor andere belangstellenden. Voorkennis is niet nodig. De kennisclips zijn hieronder te vinden: Het is - zoals bekend uit het Svensson-arrest [IEF 13540] - toegestaan naar deze kennisclips te linken of deze te embedden, bij voorkeur met bron- en naamsvermelding:

De kennisclips IE hebben de volgende onderwerpen:
1. Handelsnaamrecht, ‘Uit een beeldscherm komt geen bier’.
2. Merkinschrijving, ‘Have a break’.
3. Merkinbreuk, ‘Een borrel met een zeepsmaak’.
4. Modellenrecht, ‘Not as cool’.
5. Auteursrechtelijk werk, ‘Ze heeft de zwarte band winkelen’.
6. Muziekauteursrecht, ‘De Turijnse tandarts’.
7. Octrooiinschrijving, ‘Pingpongballetjes in de Donald Duck’.
8. Uitleg van een octrooi, ‘De kromlijnige beweging’.
9. Onstoffelijkheid, ‘Het best bewaarde geheim’.
10. Slaafse nabootsing, ‘Imitation is the life blood of competition’.
De kennisclips hoeven niet in deze volgorde te worden bekeken en kunnen eventueel gebruikt worden in combinatie met het boekje ‘Hoofdstukken intellectuele eigendom’.

Sommige verwijzingen zijn mogelijk al weer iets verouderd, zoals die naar het Marco del Corso-arrest [IEF 11045] (dat sinds het OSA-arrest [IEF 13584] mogelijk niet meer voor auteursrechtrecht geldt) en het Apple/Samsung-arrest [IEF 12714] (dat sinds het Karen Millen-arrest [IEF 13959] mogelijk deels is achterhaald, maar voor een eerste kennismaking met het rechtsgebied lijkt dit geen al te groot probleem).

De kennisclips zijn gemaakt bij het Centre for Innovation van de Campus Den Haag van de Universiteit Leiden door Thomas Hurkxkens met hulp van Leidse studenten voor wie dit onderdeel uitmaakte van het Honours College Law programma, te weten Anne-Marie Beens, Nesli Cubukcu, Joanne van Eenennaam, Mesut Korkmaz, Anna Nijmeijer en Kumar Roepnarain.

IEF 14016

Eendrachtig samenwerken aan zorg-app levert geen auteursrecht op

Vzr. Rechtbank Midden-Nederland 20 juni 2014, IEF 14016 (Linkkers tegen PriHealth)
(Mede)Auteursrecht. Software. 843a, 1019a Rv. Linkkers implementeert ondersteuning in de huisartsenpraktijk. PriHealth ontwikkelt maatwerksoftware voor de zorg. Linkkers vordert inzage in bescheiden waaruit (mede)auteursrecht op softwareapplicatie zou blijken. Linkkers onderbouwt niet haar inbreng. De stelling dat eendrachtig is samengewerkt om de applicatie te bouwen, is geen beschrijving van de eigen intellectuele keuzes. Uit het beoordelen en verbeteren van (fouten in) teksten brengt vloeit geen auteursrecht voort. De vorderingen worden afgewezen.

4.5. Linkkers heeft in het bestek van dit kort geding geen feiten gesteld waaruit kan worden opgemaakt wat haar inbreng is geweest bij het ontwikkelen van de softwareapplicatie zorgIQ. Zij volstaat met de stelling dat Linkkers en PriHealth eendrachtig hebben samengewerkt om de applicatie te bouwen, waarbij zowel de inhoud als de structuur van de applicatie het gevolg is van op elkaar afgestemde eigen – scheppende – intellectuele keuzes van zowel PriHealth als Linkkers, zonder deze keuzes te beschrijven. Ook zonder dat Linkkers over de verlangde bescheiden beschikt, moet het mogelijk worden geacht een dergelijke beschrijving te geven. Dit laat Linkkers na. Door Linkkers is concreet gesteld noch onderbouwd welke (creatieve) keuzes zijn gemaakt en op welke wijze de vorm van de applicatie – mede – het resultaat is van scheppende menselijke arbeid en dus van creatieve keuzes van (medewerkers van) Linkkers. Weliswaar blijkt uit een door Linkkers overgelegde productie dat veelvuldig overleg heeft plaatsgevonden tussen medewerkers van Linkkers en van PriHealth, maar uit dit stuk kan niet worden opgemaakt wat daarbij is besproken. Daarbij is van belang dat PriHealth heeft aangevoerd dat de bemoeienis van Linkkers voornamelijk zag op het inbrengen van haar contacten met huisartspraktijken, opdat deze als potentiële afnemer benaderd konden worden. Het feit dat Linkkers tijd heeft geïnvesteerd en kennis ter beschikking heeft gesteld en zogenoemde “zorgpaden” en overig materiaal heeft aangeleverd, vormt evenmin voldoende onderbouwing omdat een nadere concretisering op dit punt ontbreekt. Dit voorgaande klemt omdat de “zorgpaden” volgens beide partijen grotendeels – al dan niet via internet – van derden werden betrokken en daarom niet zonder meer gesproken kan worden van een oorspronkelijk karakter. Daar komt bij dat, zo er al wijzigingen zijn aangebracht in de door Linkkers aangeleverde “zorgpaden” niet duidelijk is geworden of deze wijzigingen zijn toe te dichten aan Linkkers en evenmin dat deze een eigen, oorspronkelijk karakter bezitten. Naast het voorgaande heeft Linkkers niet inzichtelijk gemaakt op welke wijze het genoemde overige materiaal voldoende oorspronkelijk is en een eigen karakter heeft en bovendien het persoonlijk stempel van (medewerkers van) Linkkers draagt.

4.6.
Zoals PriHealth in dit verband ter terechtzitting met juistheid heeft aangevoerd, vloeit geen auteursrecht voor Linkkers voort uit het beoordelen en verbeteren van (fouten in) teksten van de softwareapplicatie die PriHealth heeft vervaardigd. Het corrigeren van teksten, in die zin dat daaruit taal- en typefouten werden gehaald, is geen voortbrengsel van de menselijke geest die auteursrechtelijke bescherming meebrengt.

4.7.
Dit voorgaande leidt ertoe dat niet aannemelijk is geworden dat aan Linkkers een (mede)auteursrecht toekomt op de softwareapplicatie zorgIQ.

Op andere blogs: SOLV

IEF 14014

Nogmaals WK 2014 in de kroeg

Bijdrage ingezonden door Maarten Russchen, Russchen Advocatuur. In IEF 13980 heb ik de vraag aan de orde gesteld of de heffing van Videma voor het kijken naar het WK 2014 in de kroeg niet te hoog is. In IEF 13986 schrijft Martin Hemmer als reactie het te kort door de bocht te vinden, omdat voor publieke uitzending van het programma toestemming dient te worden verkregen van, en betaald dient te worden aan de lokale uitzendorganisatie. Waar het echter om gaat, is dat het hoofdbestanddeel van het programma bestaat uit de beelden van de wedstrijd, en die zijn nu juist vrijgegeven door de auteursrechthebbende. De vergoeding waar Videma aanspraak op maakt, kan dus niet op dat hoofdbestanddeel betrekking hebben. In dat kader heb ik de vraag aan de orde gesteld of de vergoeding wel passend is, onder verwijzing naar r.o. 108 en 109 van het Premier League arrest.

Het is aan de auteursrechthebbende om te bepalen of hij het verbodsrecht in bepaalde gevallen wel of niet wenst uit te oefenen. FIFA heeft als auteursrechthebbende op de beelden duidelijk aangegeven het verbodsrecht niet uit te oefenen voor kijken in de kroeg. Dat betekent dat geen toestemming vereist is voor vertoning van de beelden. Nu geen toestemming vereist is voor de filmbeelden, is de basis voor de aanspraak op betaling van een vergoeding ten aanzien van die filmbeelden komen te vervallen.

De uitzendingen van NOS bestaan uit meer dan alleen de filmbeelden van de wedstrijden. De NOS verzorgt de voorbeschouwing, het commentaar en de nabeschouwing, die in combinatie met de beelden van de wedstrijd worden uitgezonden. Een kroeg die de uitzinding van dat programma wenst te vertonen, zal daarvoor toestemming moeten vragen, zo staat ook vermeld in de FAQ’s bij het FIFA reglement. Videma verleent die toestemming tegen betaling en berekent daarbij het volle pond. Dat lijkt mij niet passend.

Aan het slot van zijn reactie haalt Martin Hemmer nog aan dat er sprake is van een nieuw publiek bij uitzending in de kroeg. Op zichzelf is het juist dat bij openbaarmaking in de kroeg sprake is van een nieuw publiek. Echter, ten aanzien van de filmbeelden van de wedstrijden heeft FIFA al rekening gehouden met het publiek in de kroeg, door expliciet te bepalen dat voor die openbaarmaking geen toestemming vereist is. Het publiek in de kroeg is dus al verdisconteerd.

Maarten Russchen

IEF 14013

Our single market is crying out for copyright reform

Neelie Kroes, 'Our single market is crying out for copyright reform', SPEECH/14/528(...) Information Influx International Conference at Institute for Information Law, Amsterdam, 2 July 2014.
Today, the EU copyright framework is fragmented, inflexible, and often irrelevant. It should be a stimulant to openness, innovation and creativity, not a tool for of obstruction, limitation and control.Things need to change in Europe and they need to change right now. It's obvious, as other parts of the world have already seen. In 2009, Japan introduced a copyright exception covering text and data mining: including for commercial use. In Canada in 2012, they added an exception for non-commercial user-generated content.

In none of those places has the sky fallen in. All of those places are now innovating, creating, progressing, while the EU lumbers by with an ageing system for an analogue age. Sometimes it is hard to find the middle ground between different principles, to fairly balance different interests. Not in this case – the solution is already staring us in the face. It doesn't even have to be about principles – it's about aligning with current practices, with what most people are already doing. These opportunities should not just be available to those who can afford expensive lawyers, or are prepared to ignore the law all together. They should be for everyone. (...)

Lees verder en add comments

IEF 14012

Werkzame rol van overgenomen broncodebestanden kan in het midden blijven

Rechtbank Den Haag 2 juli 2014, IEF 14012 (VG Beheer-Benefits-Plaza tegen eBenefits)
Auteursrecht. Software. Zie eerder op IE-Forum.nl waarin inzage wordt gegeven en SGOA-deskundige wordt benoemd. Uit het rapport volgt dat er 83 broncodebestanden van eBenefits 4.8 zijn die identiek voorkomen in eBenefits 5.1. Dat de 83 broncodebestanden de oorspronkelijkheid van het computerprogramma eBenefits 4.8 inclusief Mutatiemanager in zich dragen, ligt gelet op het geringe aantal (83 op 2452 respectievelijk 4410 unieke broncodebestanden) niet zonder meer voor de hand. De werkzame rol kan in het midden blijven, de broncodebestanden maken wel deel uit van de software zoals openbaargemaakt. De schade wordt opgemaakt bij staat. De accountantcontrole, inzage in de beslagen documentatie en dwangsommen worden toegewezen.

4.8. De deskundige heeft in het rapport geconstateerd dat 540 van 2452 unieke broncodebestanden van eBenefits Portaal identiek zijn aan 540 broncodebestanden van 4410 unieke broncodebestanden van eBenefits 4.8. Een groot aantal van deze identieke broncodebestanden komt volgens de deskundige hoogstwaarschijnlijk uit een gebruikte commerciële component genaamd RadEditor van Telerik en is vervolgens door hem buiten de vergelijking gelaten. De overgebleven identieke broncodebestanden zijn volgens de deskundige opgesteld door een drietal programmeurs, de heren [L], [K] en [S]. Hoewel de deskundige dit in de conclusie van zijn rapport niet heeft opgenomen, gaat het, zo begrijpt de rechtbank uit het rapport, om 5 bestanden geschreven door de heer [L], 11 bestanden geschreven door de heer [K] en 67 bestanden geschreven door de heer [S], dus in totaal om 83 broncodebestanden van eBenefits 4.8. die identiek voorkomen in eBenefits 5.1.

4.10. De rechtbank dient aldus te beoordelen of het overnemen van voornoemde 83 broncodebestanden van eBenefits 4.8 inclusief Mutatiemanager in eBenefits 5.1 leidt tot het openbaar maken van het werk of een gedeelte daarvan (artikel 12 Aw), althans tot het verveelvoudigen van een werk of een bewerking daarvan die niet als een nieuw oorspronkelijk werk moet worden aangemerkt (artikel 13 Aw). Naar het oordeel van de rechtbank is dit niet het geval hetgeen in het navolgende zal worden toegelicht.

4.11 (...) Dat de 83 broncodebestanden de oorspronkelijkheid van het computerprogramma eBenefits 4.8 inclusief Mutatiemanager in zich dragen, ligt gelet op het geringe aantal ook niet zonder meer voor de hand. VGB heeft voorts niet onderbouwd dat eBenefits in eBenefits Portaal andere bestanddelen heeft overgenomen van eBenefits 4.8 inclusief Mutatiemanager die de uitdrukkingswijze vormen van dit computerprogramma. Of de betreffende 83 broncodebestanden al dan niet een werkzame rol vervullen binnen eBenefits Portaal, hetgeen eBenefits betwist, kan in het midden blijven nu de betreffende broncodebestanden wel deel uitmaken van eBenefits Portaal zoals dit openbaar is gemaakt. De rechtbank is dan ook van oordeel dat eBenefits 5.1 of te wel eBenefits Portaal geen inbreukmakende bewerking is van eBenefits 4.8 inclusief Mutatiemanager.

in conventie
5.1. beveelt eBenefits onmiddellijk na betekening van dit vonnis iedere inbreuk op de auteursrechten van VG Beheer door verveelvoudiging en/of openbaarmaking van het computerprogramma EblPro te staken en gestaakt te houden;
5.2. veroordeelt eBenefits tot vergoeding van de schade van VGB als gevolg van inbreuk op auteursrechten op EblPro als bedoeld in 4.17 nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 april 2011 tot
aan de dag van volledige voldoening;

Lees de uitspraak:
IEF 14012 (pdf)
HA ZA 11-2534 (link)

IEF 14009

BGH: Printers en PCs zijn verveelvoudigingsapparaten

BGH 3 Juli 2014, IEF 14009 (Drucker und Plotter III)
Collectief beheer. Reproductierecht. Thuiskopie en billijke vergoeding. bgh Na HvJ EU IEF 12809. Printers zijn ex 54a en PCs zijn ex 54 UrhG aF vergoedingsplichtig. Door de overdracht van een digitaal opslagmedium naar een ander kunnen niet alleen films en muziek, maar ook andere werken zoals teksten en foto's verveelvoudigd worden. Deze kunnen via internet worden opgeslagen op een server en op andere computers gedownload worden. Zolang PCs op deze manier als apparaat door een eindgebruikers worden gebruikt om digitale kopieën te produceren, is er naar paragraaf 54 UrhG aF een vergoedingsverplichting.

Uit het persbericht: Der Bundesgerichtshof hat nunmehr entschieden, dass Drucker, nicht aber PCs zu den vergütungspflichtigen Vervielfältigungsgeräten nach § 54a UrhG aF gehören. (...) Der Bundesgerichtshof hat weiter entschieden, dass PCs zu den vergütungspflichtigen Vervielfältigungsgeräten nach § 54 UrhG aF gehören. Vervielfältigungsverfahren mit einem PC als Endgerät sind nicht nach § 54a UrhG aF vergütungspflichtig, weil dabei digitale Vervielfältigungsstücke entstehen.(...) Durch Übertragungen von einem digitalen Speichermedium auf ein anderes können nicht nur Filme und Musik, sondern auch "stehende" Texte oder "stehende" Bilder der von der Klägerin und der Verwertungsgesellschaft Bild-Kunst vertretenen Urheber von Sprachwerken, Fotografien, Bildwerken und Grafiken vervielfältigt werden; derartige Texte oder Bilder können beispielsweise über das Internet von der Festplatte eines Servers auf die Festplatte eines Computers heruntergeladen werden. Soweit PCs auf diese Weise als Endgeräte in einem einheitlichen Vervielfältigungsverfahren zur Herstellung digitaler Vervielfältigungsstücke verwendet werden, sind sie nach § 54 UrhG aF vergütungspflichtig.

Der Bundesgerichtshof hat nunmehr entschieden, dass Drucker, nicht aber PCs zu den vergütungspflichtigen Vervielfältigungsgeräten nach § 54a UrhG aF gehören. Diese Bestimmung erfasst bei richtlinienkonformer Auslegung nur Vervielfältigungsverfahren, bei denen analoge Vervielfältigungsstücke entstehen; dabei kommt es nicht darauf an, ob ein analoges oder ein digitales Werkstück als Vervielfältigungsvorlage diente. Erfasst werden auch Vervielfältigungsverfahren mittels verschiedener Geräte, wenn diese Geräte miteinander verbunden sind und es sich um ein einheitliches Vervielfältigungsverfahren handelt, das unter der Kontrolle derselben Person steht und auf die Herstellung analoger Vervielfältigungsstücke abzielt. Unter dieser Voraussetzung sind Vervielfältigungsverfahren nicht nur mit einer aus Scanner, PC und Drucker bestehenden Gerätekette, sondern auch mit einer nur aus PC und Drucker bestehenden Gerätekette vergütungspflichtig. Innerhalb einer solchen Gerätekette ist allerdings nur das Gerät vergütungspflichtig, das am deutlichsten dazu bestimmt ist, zusammen mit den anderen Geräten wie ein Vervielfältigungsgerät eingesetzt zu werden. Innerhalb der aus Scanner, PC und Drucker gebildeten Funktionseinheit ist dies der Scanner; innerhalb der aus PC und Drucker gebildeten Funktionseinheit ist dies der Drucker. Vervielfältigungsverfahren mit einem PC als Endgerät sind nicht nach § 54a UrhG aF vergütungspflichtig, weil dabei digitale Vervielfältigungsstücke entstehen.

Der Bundesgerichtshof hat weiter entschieden, dass PCs zu den vergütungspflichtigen Vervielfältigungsgeräten nach § 54 UrhG aF gehören. Diese Bestimmung erfasst Vervielfältigungen durch Übertragungen von einem Bild- oder Tonträger auf einen anderen. Unter einem Bild- oder Tonträger ist nach § 16 Abs. 2 UrhG eine Vorrichtung zur wiederholbaren Wiedergabe von Bild- oder Tonfolgen zu verstehen. Dazu zählen auch digitale Speichermedien wie Festplatten. Durch Übertragungen von einem digitalen Speichermedium auf ein anderes können nicht nur Filme und Musik, sondern auch "stehende" Texte oder "stehende" Bilder der von der Klägerin und der Verwertungsgesellschaft Bild-Kunst vertretenen Urheber von Sprachwerken, Fotografien, Bildwerken und Grafiken vervielfältigt werden; derartige Texte oder Bilder können beispielsweise über das Internet von der Festplatte eines Servers auf die Festplatte eines Computers heruntergeladen werden. Soweit PCs auf diese Weise als Endgeräte in einem einheitlichen Vervielfältigungsverfahren zur Herstellung digitaler Vervielfältigungsstücke verwendet werden, sind sie nach § 54 UrhG aF vergütungspflichtig.

IEF 14007

CC Proof lanceert nieuwe website voor het veilig, mobiel en onbeperkt registreren van intellectueel eigendom

CC Proof lanceert een nieuwe website waarmee uitvindingen en concepten veilig online via de smartphone geregistreerd kunnen worden. Voor 75 euro per jaar kan onbeperkt ideeën geregistreerd worden als wettelijke bescherming tegen inbreuk op intellectueel eigendom. "Het gebruik van CC Proof is de afgelopen jaren exponentieel toegenomen," zegt Mr. Alphons Geerlings van CC Proof. "Bedrijven en particulieren registreren steeds meer ideeën voor apps, producten, tv-programma's, mode en kunst. Dat vroeg om een nieuw en gebruiksvriendelijk platform dat ook via smartphones is te benaderen."

Technologische uitvindingen bescherm je tegen diefstal met patenten. Dit is echter een tijdrovend en kostbaar proces, dat bovendien niet van toepassing is op andere creatieve ideeën. CC Proof is een initiatief van De Merkplaats, een Amsterdamse juridische dienstverlener op het terrein van merken en auteursrecht. Mr. Alphons Geerlings begon zes jaar geleden met CC Proof, als alternatief voor de bewijsregistraties van de Belastingdienst, een dienst die per 1 januari 2013 uit kostenoverwegingen werd stopgezet. Geerlings: "Mensen konden ideeën op papier beschrijven en deze dossiers door de Belastingdienst laten verzegelen met een tijdstempel om als het ware de geboortedatum van het idee vast te leggen. Dat was erg arbeidsintensief en bovendien niet meer van deze tijd. Wij hebben toen een maatschappelijk verantwoord en modern alternatief ontwikkeld voor de bewijsregistraties van de Belastingdienst." De nieuwe website van CC Proof werd ontwikkeld door de Amsterdamse softwareontwikkelaar GlobalOrange, dat gespecialiseerd is het ontwikkelen van schaalbare en gebruiksvriendelijke online diensten.

Mobiel gebruiksgemak De website van CC Proof moest volgens Geerlings vernieuwd worden om beter tegemoet te komen aan de hedendaagse eisen. "Gebruikers verwachten tegenwoordig flow in apps en op websites, ofwel een soepele manier om door menu's te bewegen," zegt Geerlings. "Er was daarom meer gebruikersgemak nodig, een moderne vormgeving en vooral mobiele toegang. GlobalOrange was voor ons de juiste partij om dit nieuwe platform te realiseren op een professionele en snelle manier."

Yvo Gortemaker, directeur van GlobalOrange, is erg tevreden over het resultaat: "Onze ontwikkelaars hebben een robuust platform gebouwd, waarin veel processen zijn geautomatiseerd en documenten op een uiterst veilige manier worden opgeslagen en ook met anderen gedeeld kunnen worden. CC Proof biedt hiermee een dienst waarmee creatieve mensen al hun ideeën altijd en overal, veilig kunnen registreren."

Onbeperkt registreren Naast het volledig vernieuwen van het platform is de dienstverlening van CC Proof ook aangepast. "Voorheen betaalde je als gebruiker 75 euro voor 10 registraties per jaar," zegt Geerlings. "Nu kun je voor datzelfde bedrag onbeperkt ideeën registreren. Daarnaast is het mogelijk om vanuit CC Proof op een veilige manier je ideeën met anderen te delen. Dit werkt via een beveiligde en geregistreerde e-mail, zodat een derde partij niet ongestraft met je idee aan de haal kan gaan.”

Verder kunnen ideeën ook verkocht worden via een online markplaats in het nieuwe platform van CC Proof. Geïnteresseerde ondernemers en bedrijven als TNT, Philips en Eyeworks kunnen hierdoor kopers of investeerders worden van de ideeën die via CC Proof zijn vastgelegd."

Alle gebruikers van de dienst mogen het CC Proof zegel op hun website gebruiken. Dit heeft zowel een preventief effect als een lucratief effect. Geerlings: “Het toont aan dat je bewijs hebt voor je auteursrechtelijk beschermde werk, wat plagiaat minder aantrekkelijk maakt. Daarnaast krijg je 10 procent provisie over nieuwe klanten die via jouw website bij ons komen.”

Geerlings verwacht dat CC Proof de komende jaren nog veel zal groeien. "Er komen steeds meer registraties uit de academische hoek, maar ook op het gebied van softwareontwikkeling en allerlei entertainmentconcepten. Met dit nieuwe CC Proof-platform zijn we klaar voor de toekomst."

IEF 14005

Brief Regering - De Europese film in het digitale tijdperk

Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie-Fiche: Mededeling ‘De Europese film in het digitale tijdperk', Kamerstukken II 2013-2014, 22 112, nr. 1872
Deze mededeling van de Europese Commissie bestaat uit drie onderdelen:
1. Een uitgebreide, met cijfers onderbouwde, stand van zaken van de Europese filmsector.
2. Een uiteenzetting van de uitdagingen die volgens de Europese Commissie zouden moeten worden aangepakt om Europese films toegankelijk en aantrekkelijk te maken voor een breder publiek en om Europese films en filmbedrijven meer rendabel te maken.
3. Een conclusie die stelt dat er behoefte is aan debat tussen alle betrokken partijen en op alle niveaus over filmbeleid in Europa. De concrete actie in deze mededeling is dat de Commissie daartoe het Europees Filmforum op zal richten.

4. Nederlandse positie over de mededeling
In de Nederlandse reactie op het Groenboek over een convergerende audiovisuele wereld heeft Nederland gepleit voor terughoudendheid met Europese regulering en protectie van de audiovisuele industrie.4 Tegelijk staat Nederland positief tegenover grensoverschrijdende distributie van films in EU-lidstaten en daarbuiten en het huidige Nederlands filmbeleid stimuleert dit dan ook middels regelingen binnen het Nederlands Filmfonds.
Nederland is gebaat bij een sterke Europese filmindustrie en een open filmmarkt. Zonder dat dit Europese regulering tot gevolg heeft, is het Europees Filmforum een instrument dat potentieel bij kan dragen aan grensoverschrijdende distributie. De beoogde kennisuitwisseling over hoe de nationale, regionale en EU-audiovisuele beleidskaders beter op elkaar aan kunnen sluiten kan hiertoe leiden. De keuze voor de oprichting van het Filmforum sluit goed aan bij de constatering dat er vanwege de eerder genoemde uitdagingen behoefte is aan debat, tussen alle betrokken partijen en op alle niveaus, over filmbeleid in Europa. In potentie kan dit bijdragen aan de versterking van de Nederlandse audiovisuele industrie in aanvulling op andere reeds bestaande programma’s. Bovendien is het positief dat het Filmforum zal bestaan uit experts uit de filmsector, waardoor wordt gewaarborgd dat de gedeelde kennis in de filmsectoren van de individuele lidstaten
terugvloeit.