Auteursrecht  

IEF 14072

AUTEURSRECHTDEBAT - Er is niet één internetpubliek

Door Charlie Engels, Buma/Stemra. Thema: Hyperlinken & embedden. Stelling: Er is maar één internetpubliek. Via een hyperlink kan dus nooit een nieuw of ruimer publiek worden bereikt.

Het antwoord op deze stelling blijkt eigenlijk al vrij duidelijk uit het arrest van het Hof van Justitie in Svensson; nee, wanneer wordt gelinkt naar een site die niet vrij toegankelijk is, zal wel een nieuw publiek worden bereikt. In deze situatie bestaat het publiek van de ‘bronsite’ (in de visie van het Hof) immers niet uit het gehele internetpubliek, maar is dat beperkt tot de ‘abonnees’ van de betreffende site [HvJ EU 13 februari 2014, C-466/12 (Svensson), r.o. 31]. De conclusie moet hetzelfde zijn wanneer wordt gelinkt naar content op een site die zonder toestemming van de rechthebbenden is geplaatst. In die situatie is immers geen sprake van een licentie, en kan er dus ook niet sprake zijn van een publiek waar de rechthebbenden rekening mee hebben gehouden.

Ingewikkelder is de beantwoording van de vraag in hoeverre het voor rechthebbenden na dit arrest nog mogelijk zal zijn om het ‘publiek’ in licentie-overeenkomsten op een andere wijze te beperken dan door het opleggen van beperkingen voor wat betreft de vrije toegankelijkheid. Brengt vrije toegankelijkheid van een site per definitie mee dat het ‘gehele internetpubliek’ wordt bereikt, waardoor herplaatsing (via links) van werken van die site naar een andere site nooit een ‘ander publiek’ kan bereiken? Wellicht dat het arrest van het Hof niet zo strikt gelezen moet worden. Wanneer rechthebbenden bij het verlenen van een licentie aan een site expliciet duidelijk maken dat zij slechts bereid zijn toestemming te verlenen voor het aanbieden van hun werken voor zover dat enkel geschiedt via de site waaraan de licentie wordt verleend - en dus niet via sites van derden met behulp van (embedded) links - zal een rechter (naar mijn idee) moeilijk kunnen blijven volhouden dat de betreffende rechthebbenden ook ‘rekening hebben gehouden’ met het publiek van de sites waarop de content embedded wordt weergegeven.

Een andere interessante vraag die uit dit arrest voortvloeit, is in welke landen (markten) vrij toegankelijke sites nu openbaar maken. In de Nederlandse rechtspraak werd tot nu toe algemeen aangenomen dat er sprake is van een openbaarmaking in Nederland wanneer een site zich (mede) richt op de Nederlandse markt, wat bijvoorbeeld kan worden afgeleid uit het gebruik van de Nederlandse taal [H. W. Wefers Bettink, ‘De gerichtheid van een website bij inbreuk op IE-rechten en ongeoorloofde reclame: rechterlijke bevoegdheid na Pammer en Alpenhof’, IER 2011-24]. Dit ‘gerichtheidscriterium’ leek in enkele uitspraken van het Hof van Justitie te zijn bevestigd [*]. In Svensson stelt het Hof nu echter dat de ‘doelgroep’ van een vrij toegankelijke site bestaat uit ‘alle potentiële bezoekers’, oftewel ‘alle internetgebruikers’. Als de doelgroep van iedere vrij toegankelijke site bestaat uit alle internetgebruikers, dan lijkt de enige logische conclusie te zijn dat een dergelijke site zich (blijkbaar) ook richt op al die gebruikers, en dat dus in ieder land waar die gebruikers zich bevinden openbaar gemaakt wordt. Of moet toch nog sprake zijn van ‘specifieke’ gerichtheid?

Charlie Engels
Buma/Stemra

[*] HvJ EU 7 December 2010, gevoegde zaken C-585/08 en C-144/09 (Pammer en Hotel Alpenhof) en HvJE U 23 oktober 2012, zaak C-173/11 (Football Dataco). Zie ook M.M.M. van Eechoud, ‘De grensoverschrijdende inbreuk: daad, plaats en norm na Football Dataco en Pinckney’ , AMI 2013-6, p. 172 e.v. Hierbij dient te worden opgemerkt dat in beide zaken het niet ging om inbreuk op auteursrechten (maar bij Football Dataco wel om inbreuk op databankrechten).

Pdf-versie

IEF 14071

Bij het Stadsarchief is er geen sprake van verweesde werken

Rechtbank Amsterdam 23 juli 2014, IEF 14071 (Pictoright tegen Stadsarchief)

Uitspraak ingezonden door Olaf van Haperen, Kneppelhout & Korthals Advocaten. Tussenvonnis. Auteursrecht. Bewijsaanbod. Geen verweesde werken. Pictoright is een stichting die de belangen van auteurs van visuele werken behartigt. Het Stadsarchief is een dienst van de gemeente Rotterdam die zorg draagt voor de (digitale) archivering van boeken, kranten, tijdschriften, afbeeldingen etc.. Pictoright maakt onderscheid in haar vordering tussen Collectieve Makers (ex 3:305a BW) en Beeldmakers. Enkel Beeldmakers worden genoemd in het gevorderde onder 2, 3 en 4. Stadsarchief maakt inbreuk op de auteursrechten van de door Pictoright vertegenwoordigde makers door online werken van de beeldmakers te publiceren.

Door bij Pictoright ernaar te vragen, kan de rechthebbende worden achterhaald, het gaat dus niet om verweesde werken. De rechtbank staat nader bewijslevering toe waaruit bevoegdheid namens de met naam genoemde "beeldmakers" blijkt. Bij een eventueel toe te kennen voorschotbedrag gaat de rechtbank uit van €180 per inbreuk. Pictoright hoeft niet de notice-and-takedownprocedure te volgen, die is bedoeld voor activiteiten die onder 6:196c BW worden gevoerd, waaronder de Stadsarchief-activiteiten niet vallen.

4.7 Tussen partijen is niet in het geschil dat het Stadsarchief in het verleden op haar website werken heeft geopenbaard van bij Pictoright aangeslotenen zonder toestemming van de betreffende auteursrechthebbenden en dat zij daarmee een inbreuk heeft gemaakt op de auteursrechten van die rechthebbenden en dat zij daarmee een inbreuk heeft gemaakt op de auteursrechten van die rechthebbenden. Ter comparitie van 28 januari 2013 heeft het Stadsarchief erkend dat niet valt uit te sluiten dat in de toekomst opnieuw dergelijke inbreuken worden gemaakt. (…)
4.12. (...) Dit heeft tot gevolg dat voor een (aanvullende) belangenafweging op dit punt door de rechter geen plaats is. Dit geldt te meer, nu het niet gaat om verweesde werken, maar om werken waarvan op eenvoudige wijze, namelijk door bij Pictoright daarnaar te vragen, de rechthebbende kan worden achterhaald.

4.18. De rechtbank is met het Stadarchief van oordeel dat de door Pictoright tot zover overgelegde stukken niet ten aanzien van alle door haar bij naam genoemde Beeldmakers voldoende toereikend zijn om de conclusie te rechtvaardigen dat Pictoright bevoegd is namens de (erven van die) Beeldmakers in rechte op te treden. Pictoright heeft uitdrukkelijk aangeboden nader bewijs op dit punt te leveren door het overleggen van de 'complete chains of tittel ten aanzien van de met naam genoemde makers'. De rechtbank zal Pictoright - overeenkomstig dit uitdrukkelijke bewijsaanbod - een laatste gelegenheid geven om bij akte nadere stukken in het geding te brengen waaruit haar bevoegdheid ten aanzien van de met naam genoemde makers blijkt. (…)
4.20. Indien uit de door Pictoright ingebrachte stukken de bevoegdheid van Pictoright op voldoende wijze ten aanzien van een of meer van de met naam genoemde makers blijkt, is vordering 2 ten aanzien van die maker of makers, in ieder geval voor een groot deel van de gevorderde gegeven, toewijsbaar.
(...)

4.22. Tot slot overweegt de rechtbank op voorhand ten aanzien van vordering 4 dat het Stadsarchief de hoogte van het door Pictoright gevorderde bedrag van €180,- per inbreuk niet voldoende heeft weersproken, mede in het licht van de toelichting die Pictoright heeft gegeven op het bedrag van €180,-. (...) Voorshands overweegt de rechtbank dan ook dat bij haar beslissing over een eventueel toe te kennen voorschotbedrag het bedrag van €180,- per inbreuk als uitgangspunt zal worden genomen.

4.24. Uit hetgeen in conventie is overwogen en met name uit hetgeen onder 4.12 is overwogen volgt de verwerping van de stelling dat Pictoright gehouden is tot naleving van de Gedragscode Notice-and-takedown van 2008 en dat aan Pictoright eerst enige inbreukvordering jegens het Stadsarchief toekomt nadat de notice-and-take-down-procedure is gevolgd. Hierbij overweegt de rechtbank voorst dat (...) vaststaat dat deze gedragscode een initiatief is van de overheid, het bedrijfsleven en belangenverenigingen om een inhoudelijk, praktische en duidelijk invulling in de praktijk te geven aan het bepaalde in artikel 6:196c BW en om te verduidelijken wanneer van deze bepaling sprake is. (...) de onderhavige activiteite van het Stadsarchief [valt] niet onder de werking van 6:196c BW valt, dient de conclusie te luiden dat de reconventionele vordering van het Stadsarchief niet toewijsbaar is.
IEF 14070

Report on the responses to the Public Consultation on the Review of the EU Copyright Rules

Report on the responses to the Public Consultation on the Review of the EU Copyright Rules, European Commission July 2014.
The public consultation on the review of the EU copyright rules was held between 5 December 2013 and 5 March 2014. The consultation covered a broad range of issues, identified in the Commission communication on content in the digital single market, i.e.: ‘territoriality in the Internal Market, harmonisation, limitations and exceptions to copyright in the digital age; fragmentation of the EU copyright market; and how to improve the effectiveness and efficiency of enforcement while underpinning its legitimacy in the wider context of copyright reform’. The objective of the consultation was to gather input from all stakeholders on the Commission's review of the EU copyright rules.

The public consultation generated broad interest with more than 9,500 replies to the consultation document and a total of more than 11,000 messages, including questions and comments, sent to the Commission’s dedicated email address. A number of initiatives were also launched by organized stakeholders that nurtured the debate around the public consultation and drew attention to it.

Lees volledig rapport hier.

IEF 14069

Slechts auteursrechtinbreuk op een 'inbreukpaar' Havaianas slippers

Rechtbank Midden-Nederland 23 juli 2014, IEF 14069 (Alpargatas tegen Brands & Concepts)
Uitspraak ingezonden door Marc de Boer, Boekx Advocaten. Merkenrecht. Vergelijk IEF 13602. Alpargatas produceert slippers en is houder van het woordmerk HAVAIANAS. Brands & Concepts is een groothandel in overige consumentenartikelen en verkoopt slippers onder de merknaam 'Hollandaisas'. Brands & Concepts maakt slechts auteursrechtinbreuk op één zogenoemd inbreukpaar en moet alle bij haar in bezit zijnde inbreukmakende slippers afgeven. 'Hollandaisas' is geen merkinbreuk op 'HAVAIANAS', de gelegde derdenbeslagen zijn nietig.

Beneluxwoordmerk
4.10. Allereerst heeft Alpargatas een beroep gedaan op artikel 2.20 lid 1 sub a BVIE. De rechtbank is van oordeel dat geen sprake is van een inbreuk op deze grond. Het Beneluxwoordmerk van Alpargatas 'Havaianas' en het teken c.q. woordmerk 'Hollandaisas' zoals dat wordt gebruikt door Brands & Concepts, zijn niet identiek aan elkaar danwel vertonen geen hoge mate van gelijkenis met elkaar in die zijn dat het verschil niet bij het publiek opvalt. (…)

4.11. (…) Auditief zijn de woorden 'Havaianas' en 'Hollandaisas naar het oordeel van de rechtbank niet gelijk aan elkaar. De uitspraak van beide woorden is duidelijk verschillend wat betreft de klank. Visueel stemt het Beneluxwoordmerk 'Havaianas' niet in relevante mate overeen met het teken 'Hollandaisas'. De eerste letter en de laatste twee letters van de woorden zijn weliswaar gelijk aan elkaar, maar voor het overige zijn zij verschillen. Begripsmatig komen het Beneluxwoordmerk en het teken evenmin overeen. 'Hollandaisas' verwijst naar een Nederlands product terwijl 'Havaianas' juist niet verwijst naar een product afkomstig van een Braziliaanse onderneming. (…)

4.15. De rechtbank is van oordeel dat Alpargatas evenmin een geslaagd beroep kan doen op artikel 2.20 lid 1 sub c BVIE. Hiervoor is het volgende redengevend. Ervan uitgaande dat 'Havaianas' als een bekend merk beschouwd dient te worden, is onvoldoende door Alpargatas aannemelijk gemaakt dat Brands & Concepts door het gebruik van het teken 'Hollandaisas' handelingen heeft verricht die schade toe hebben gebracht aan Alpargatas. (…)

Auteursrecht
4.21. (…) De kenmerkende vijf elementen van de 'Havaianas Brazil' slipper komen immers op (nagenoeg) dezelfde wijze terug in de 'Hollandaisas' slipper. De totaalindrukken van beide slippers verschillen te weinig om tot een ander oordeel te kunnen leiden, nu slechts het op de strap aangebrachte woord verschilt ('Hollandaisas' in plaats van 'Havaianas'). Daarbij telt ook dat het eerstgenoemde woord (hoewel geen woordmerkinbreuk opleverend) enige gelijkenis heeft met het laatstgenoemde woord (beide betreffen een in het Spaans/Portugees gestelde geografische aanduiding). Door het produceren en op de markt brengen van de 'Hollandaisas' slipper is aldus sprake van ongeoorloofde verveelvoudiging van het beschermde werk van Alpargatas.

Op andere blogs:
DirkzwagerIEIT

IEF 14066

Fotograaf buitenspel?

M.R.A. Poulie, ‘Fotograaf buitenspel? - Aan foto ontleend voetballersilhouet geen overname van auteursrechtelijke trekken’, IEF 14066.
Een redactionele bijdrage ingezonden door Marieke Poulie, Hogan Lovells. Aan een juridische strijd, waarin verschillende partijen sinds 2011 meerdere keren tegenover elkaar stonden, lijkt eindelijk een einde te zijn gekomen door het recente arrest van het gerechtshof Amsterdam d.d. 15 juli 2014 [IEF 14044] . Het ging deze zaak vooral over de vraag in hoeverre het silhouet van een straatvoetballer auteursrechtelijk is beschermd.

(...) Weinig waardering voor het vak van fotografen
De uitkomst van het arrest is naar mijn mening verrassend en geeft weinig blijk van waardering voor het vak van fotografie. Want los van de compositie, belichting, pose, beweging dan wel kleding is het toch uiteindelijk de fotograaf die het moment kiest waarop er op de knop wordt gedrukt. Het is vaak die timing die zorgt voor de vastlegging van het bijzondere moment. De keuze voor dat specifieke moment is naar mijn mening ook een creatieve keuze die auteursrechtelijke bescherming verdient.

Relevantie voor de praktijk
Staat een fotograaf nu altijd buitenspel als een foto wordt gebruikt als basis voor een silhouet voor een logo of anderszins? Die conclusie lijkt dit arrest toch niet te rechtvaardigen. Dat zou ook te ver gaan en een hoop ontwerpers c.q. fotografen voor onwerkbare situaties plaatsen. Een fotograaf lijkt uitsluitend het nakijken te hebben wanneer er in het silhouet geen herkenbare auteursrechtelijke beschermde trekken uit de onderliggende foto zijn overgenomen. Wanneer de fotograaf wél instructies heeft gegeven met betrekking tot de door het model aan te nemen pose of met betrekking tot de gekozen kleding, zal er doorgaans snel sprake zijn van een auteursrechtelijk relevante verveelvoudiging of bewerking.

(...)
Portretrechten
Eventuele portretrechten van de gefotografeerde kunnen ook nog een rol spelen. Vooral bij niet in opdracht vervaardigde portretten. Ik denk hierbij zelf vooral aan actiesilhouetten van bekende sporters. Wie herinnert zich niet de verschillende plaatjes met het silhouet van 'Flying Dutchman' Robin van Persie bij dat prachtige eerste goal van Nederland tijdens de eerste poulewedstrijd tegen Spanje op het WK voetbal 2014. Of dat van de beroemde basketballer Michael 'Air' Jordan?
Opvallend is dat het zelfs over het wereldberoemde NBA logo geen eenduidigheid bestaat. Boze stemmen beweren dat het Jerry West is (oud-speler van de L.A. Lakers) en dat hij daarvoor nooit een cent heeft gekregen. (...)

Marieke Poulie

IEF 14063

Onvoorwaardelijke impliciete licentie voor publicatie van gebouwde site

Vzr. Rechtbank Amsterdam 21 juli 2014, IEF 14063 (Media Monkeys tegen Boxx Opslagverhuur)
Uitspraak ingezonden door Ilse Werts en Wim Maas, Deterink. Auteursrecht. Website. Media Monkeys heeft als opdrachtnemer een website gebouwd voor Boxx Opslagverhuur. Boxx heeft de teksten en afbeeldingen aangeleverd, maar de facturen voor de opdracht niet betaald. Media Monkeys beroept zich op haar auteursrecht en vordert staking van publicatie van de website op internet. Er is sprake van een onvoorwaardelijke, impliciete licentie. Een verbod zou daarnaast een misbruik van recht opleveren, omdat hierdoor afgedwongen wordt de betwiste vordering tot betaling te voldoen, omdat zij anders niet langer haar website kan gebruiken.

4.3. (...) Voorshands wordt geoordeeld dat zoals een eigendomsvoorbehoud (artikel 3:92 van het Burgerlijk Wetboek) expliciet dient te worden overeengekomen, ook een voorwaarde van betaling in een licentieovereenkomst, op straffe van verval van die licentie, alleen expliciet kan worden overeengekomen. Nu een dergelijke afspraak niet is gemaakt, Boxx Opslagverhuur tot op heden wel enige betaling heef verricht ((e) 2000,-) en is ingestemd met de publicatie van de website, die overigens ook uitsluitend voor Boxx Opslagverhuur is bedoeld en niet op andere wijze te gelde kan worden gemaakt, is sprake van een onvoorwaardelijk impliciete licentie. Reeds hieromtrent dient de vordering te worden afgewezen.

4.4.(...) Een verbod zoals gevorderd zou betekenen dat Boxx opslagverhuur de facto zou kunnen worden gedwongen een betwiste vordering te voldoen, omdat zij anders niet langer van haar website gebruik zou kunnen maken. Dit levert misbruik van recht op.

Lees de uitspraak hier: IEF 14063 (pdf/link)

Op andere blogs:
Ius Mentis

IEF 14062

Geen inbreuk op customized software van post-paid tankpassensysteem

Rechtbank Den Haag 23 juli 2014, IEF 14062 (DCC tegen Forax)
Uitspraak ingezonden door Peter Claassen en Roderick Chalmers Hoynck van Papendrecht, AKD. Auteursrecht. Proceskostenveroordeling [red. opvallende]. Zie eerder IEF 13979. DCC houdt zich bezig met de ontwikkeling en verhandeling van post-paid tankkaarten, ook wel de DF kaart genoemd. Gedaagden hebben werkzaamheden verricht voor de dochteronderneming van DCC, die zich bezighield met de ontwikkeling van de DF kaart. Gedaagden zijn een nieuw project gestart onder de naam Forax, die een vergelijkbare tankkaart aanbiedt. DCC stelt dat Forax inbreuk maakt op haar auteursrechten, zij wenst inzage in de voor bewijsbeslag ingenomen bescheiden door een deskundige. Geen auteursrecht op beschrijving van de functionaliteiten, wel op de customized software, echter geen inbreuk. De rechtbank wijst de vorderingen van DCC af, waarbij een opvallend hoge kostenveroordeling van €211.700,21 is uitgesproken.

Auteursrechten
4.10. Gesteld noch gebleken is dat bij de uitwerking van het concept voor het tankpassensysteem in de specificaties van DCC, er andere dan functioneel bepaalde keuzen zijn gemaakt. Honkoop heeft beschreven in zijn rapport dat iedere daartoe geschoolde informaticus op basis van de DCC-functionaliteit zal komen tot de gekozen opdeling van de functionaliteit van het systeem (rapport onder 4.19). (...) Ook daaruit blijkt niet dat er ruimte was voor vrije creatieve keuzen, laat staan dat daar gebruik van is gemaakt. Dat wil echter nog niet zonder meer zeggen dat er in het geheel geen ruimte voor vrije creatieve keuzen bij het opstellen van de specificaties van DCC is geweest. Voor zover deze de functionaliteit beschrijven, is er geen aanleiding deze te beschermen, maar voor zover het gaat om de wijze waarop de functionaliteit wordt beschreven, kan er ruimte zijn voor vrije creatieve keuzen en daarmee auteursrechtelijke bescherming, althans dit is door forax c.s. onvoldoende onderbouwd bestreden. DCC c.s. heeft echter niet of nauwelijks concreet aangegeven waar er voor haar vrije creatieve keuzen bestonden noch op welke wijze zij invulling heeft gegeven aan dergelijke keuzen bij de totstandkoming van haar specificaties.


Inbreuk
4.15. Aangezien DCC c.s. (de broncode van) de customized software (al dan niet tezamen met de broncode van de standaardsoftware) niet heeft overgelegd noch aan de verschillende door partijen ingeschakelde deskundigen of aan de door de rechtbank benoemde deskundige, Honkoop, ter onderzoek en rapportage ter beschikking heeft gesteld, kan de customized software niet worden vergeleken met de specificaties en software van Forax en kan niet worden beoordeeld of forax c.s. met haar specificaties en/of software inbreuk maakt op de customized software. Ook overigens heeft DCC c.s. geen deugdelijke vergelijking gemaakt (of laten maken) waaruit inbreuk kan volgen.(...) De enkele, algemene, niet onderbouwde stelling dat de DF kaart en de kaart van Forax c.s. eenzelfde product zouden zijn, omdat het in beide gevallen gaat om een post-paid duty-free tankkaart voor diplomaten, voldoet in ieder geval niet. Ook wanneer daar aan toegevoegd wordt dat beide kaarten werken met een magneetstrip, dat de werking van de kaarten gelijk is en dat de opbouw en teksten van de FAQ-pagina’s op de websites overeenkomsten vertonen, wordt geen onderbouwing geven die direct relevant is voor de vraag of inbreuk wordt gemaakt op de customized software. Dat Forax c.s. aan Atos heeft gevraagd om een kopie van de software die zij voor DCC c.s. heeft vervaardigd, is evenmin (een aanwijzing voor) inbreuk op de auteursrechten van customized software.
(...) DCC c.s. heeft onvoldoende gemotiveerd gesteld dat Forax c.s. heeft kunnen beschikken over de broncode
van de customized software. Ook wanneer de genoemde omstandigheden in onderling verband worden bezien, volgt daaruit nog geen inbreuk op auteursrechten.

4.22. (...) Bij gebreke van een gemotiveerde klacht van de zijde van DCC c.s. tegen het deskundigenbericht, gaat de rechtbank uit van de deugdelijkheid van het onderzoek door de deskundige, althans de rechtbank vindt in de door de deskundige gevolgde werkwijze, zoals hij deze na klachten daarover door DCC c.s. nader heeft toegelicht, zonder meer geen aanleiding de rapportage van het door de deskundige verrichte onderzoek buiten beschouwing te laten bij beantwoording van de vraag of sprake is van auteursrechtinbreuk.(...)

4.23. (...) Gezien de in de rapporten gesignaleerde, veelal functioneel geachte overeenkomsten en signiftcante
verschillen tussen de software en/of de specificaties van forax en de specificaties van DCC, bieden zij geen steun aan de voor inbreuk vereiste overeenstemmende totaalindrukken van de software en/of de specificaties van Forax met die van de specificaties van DCC. De besprekingen door Htiys en Honkoop van de specificaties van DCC en de specificaties en/of software van forax geven in ieder geval geen aanleiding te oordelen dat sprake is van een overeenstemmende totaalindruk. Dat er sprake is van een overeenstemmende totaalindruk is
door DCC c.s. overigens ook niet concreet onderbouwd.
Lees uitspraak:
IEF 14062 pdf/link

IEF 14060

Fietsmand beschermd door niet-geregistreerd gemeenschapsmodel, niet door auteursrecht

Hof Den Haag 22 juli 2014, IEF 14060; ECLI:NL:GHDHA:2014:4187 (Burgers Lederwarenfabriek tegen Basil)
Uitspraak ingezonden door Thera Adam - van Straaten, Kneppelhout & Korthals. Niet-ingeschreven gemeenschapsmodel. Auteursrecht. Volledige proceskostenveroordeling. Conform 27 GModVo en 3:171 BW is iedere deelgenoot bevoegd tot instellen van rechtsvorderingen. De combinatie van specifieke kenmerkende elementen van de Basil Denton fietsmand was in geen enkele tot het vormgevingserfgoed behorende fietsmand terug te vinden. Inbreuk op het niet-ingeschreven gemeenschapsmodelrecht wordt aangenomen. Alle kenmerken zijn echter zó banaal, dan wel technisch of functioneel bepaald, dat in de afzonderlijke elementen geen persoonlijk stempel van de maker is te onderkennen (anders dan de rechtbank - IEF 12426).

Er is geen sprake van slaafse nabootsing, omdat de producten geen onderscheidend vermogen bezitten. Het aanvoeren van meerdere inbreukgrondslagen, waarvan slechts één wordt toegewezen, maakt dat de daarmee gemoeide proceskosten niet nodeloos zijn. Er volgt een volledige proceskostenveroordeling.

4.25. Nu de New Lookxs Java fietsmanden naar voorlopig oordeel inbreuk maken op de aan Basil toekomende rechten op het niet-ingeschreven gemeenschapsmodel Basil Denton, heeft de voorzieningenrechter terecht de verboden en bevelen opgelegd zoals neergelegd in het bestreden vonnis, zij het voor een te lange periode. Grief IV faalt derhalve. Datzelfde geldt voor Grief V, waarmee Burgers opkomt tegen de proceskostenveroordeling in eerste aanleg. (...)
Evenmin kan in zijn algemeenheid als juist worden aanvaard dat het aanvoeren van meerdere grondslagen maakt dat de daarmee gemoeide kosten nodeloos zijn veroorzaakt en daarom niet voor vergoeding in aanmerking zouden komen.(...)
Het verwijt van Burgers dat de voorzieningenrechter ten onrechte het (gemotiveerde) beroep van Burgers op toepassing van het indicatietarief naast zich neer heeft gelegd wordt verworpen. Uit de stukken blijkt niet dat Burgers een beroep op toepassing van de indicatietarieven heeft gedaan. Integendeel, Burgers heeft integrale vergoeding van haar proceskosten op voet van 1019h Rv gevorderd en daarbij een specificatie overlegd van een totaalbedrag aan kosten dat het bedrag van de toepasselijke indicatietarieven ruim oversteeg.

4.26 Het voorgaande leidt ertoe dat het in eerste aanleg opgelegde verbod in duur wordt beperkt tot 30 augustus 2014 en dat het vonnis voor het overige wordt bekrachtigd, alles met dien verstande dat deze beslissingen hun grondslag hebben in inbreuk op de aan Basil toekomende niet-geregistreerde modelrechten.

Lees de uitspraak (pdf/html)

IEF 14055

Tweedehands e-bookverkoop via Tom Kabinet toegestaan

Vzr. Rechtbank Amsterdam 21 juli 2014, IEF 14055 (NUV tegen Tom Kabinet)
Auteursrecht. Niet dezelfde opstelling als piratenwebsites, maar juist intentie tot samenwerken. Uit het persbericht: Tom Kabinet mag vooralsnog doorgaan met het te koop aanbieden van tweedehands e-books via haar website. Dat heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam vandaag bepaald. Het Nederlands Uitgeversverbond probeerde via een kort geding een verbod op de verkoop van tweede hands e-books door Tom Kabinet af te dwingen. Volgens de uitgevers maakt Tom Kabinet met haar website inbreuk op de auteursrechten van de bij haar aangesloten schrijvers. De voorzieningenrechter oordeelt dat dit niet eenduidig valt op te maken uit de jurisprudentie van het Hof van Justitie te Luxemburg.

Niet kan worden uitgesloten dat voor e-books dezelfde regels gelden als voor papieren boeken, die hoe dan ook tweedehands mogen worden verkocht. Zolang de jurisprudentie op dit terrein geen uitsluitsel biedt, gaat het te ver om in kort geding een verbod toe te wijzen.

Hierbij is van belang dat Tom Kabinet gezien haar werkwijze en opstelling niet op één lijn kan worden gesteld met ‘piratenwebsites’ en dat het Nederlands Uitgeversverbond ieder overleg met haar uit de weg gaat. Tom Kabinet heeft juist de intentie samen te werken met de uitgevers en het illegaal downloaden van e-books aan te pakken.

4.5. (...) Tom Kabinet heeft er terecht op gewezen dat het NUV en GAU nog voor die termijn van twee dagen was verstreken (te weten op 26 juni 2014) bij de voorzieningenrechter een datum hebben gevraagd voor dit kort geding, waaruit kan worden afgeleid dat zij ook niet de intentie hadden om met Tom Kabinet in overleg te treden. Tom Kabinet heeft in dit verband betoogd dat zij – in tegenstelling tot het NUV en GAU – wel meerdere keren heeft voorgesteld met de uitgeverijen te overleggen en met hen samen te werken, juist om zoveel mogelijk te voorkomen dat via haar website illegale kopieën van e-books zouden worden aangeboden. Tom Kabinet verwijst onder meer naar haar brief van 24 juni 2014 (zie 2.4) en naar haar e-mail van 25 juni 2014 (zie 2.9), die beide een uitdrukkelijke uitnodiging tot overleg en samenwerking inhouden. Die uitnodiging is blijkens de e-mail van de raadsman van het NUV en GAU van 1 juli 2014 (zie 2.10) niet aangenomen. Zoals hiervoor overwogen hadden het NUV en GAU die uitnodiging wel moeten aannemen, te meer aangezien voorshands voldoende is gebleken dat Tom Kabinet niet op één lijn kan worden gesteld met websites (zoals The Pirate Bay) die enkel tot doel hebben zoveel mogelijk auteursrechtelijke beschermde werken illegaal te (doen) kopiëren. Tom Kabinet heeft bovendien vanaf de start van haar website open kaart gespeeld door alle uitgeverijen per brief uitgebreid in te lichten over haar activiteiten. Dat geen overleg hoefde te worden gevoerd omdat dit toch tot niets zou leiden, zoals het NUV en GAU onder verwijzing naar een vonnis van de voorzieningenrechter van deze rechtbank van 23 juli 2009 (ECLI:NL:RBAMS:2009:BJ3552) hebben aangevoerd, kan hier vooralsnog niet worden aangenomen. Dat overleg tot niets zou leiden is een conclusie die het NUV en GAU, mede gelet op de door Tom Kabinet uitgesproken goede intenties, op dat moment nog niet mochten trekken. Bovendien lijkt deze conclusie eerder voort te vloeien uit de houding en opstelling van het NUV en GAU zelf dan uit die van Tom Kabinet. Omdat in dit geding het NUV en GAU (mede) optreden namens hun leden en volmachtgevers behoeft het niet voeren van overleg als bedoeld in artikel 3:305a lid 2 BW niet te leiden tot niet-ontvankelijkheid. Wel wordt het feit dat het NUV en GAU niet bereid zijn geweest tot voeren van overleg betrokken bij de beoordeling van de inhoudelijke verweren van Tom Kabinet, die hierna onder 4.8 en verder aan de orde komen.

4.8.
Het inhoudelijke verweer van Tom Kabinet komt – samengevat weergegeven – op het volgende neer. Eigendom is het meest omvattende recht op een zaak (artikel 5:1 BW). Artikel 1 van het eerste protocol bij het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens geeft nog een ruimer eigendomsbegrip. Eigendom is overdraagbaar en die overdraagbaarheid kan niet bij contractueel beding worden uitgesloten. Het auteursrecht biedt een rechthebbende in beginsel de mogelijkheid om zich tegen de verhandeling van goederen, die onder de beschermingsomvang van dat recht vallen, te verzetten. Verdere verhandeling van producten die met zijn toestemming binnen de Europese Unie en de Europese Economische Ruimte in het verkeer zijn gebracht, kan hij echter niet met een beroep op zijn auteursrecht tegenhouden. Het auteursrecht is dan uitgeput. De uitputtingsleer is hoe dan ook van toepassing op papieren boeken. Bij verkoop ontvangt de rechthebbende de koopprijs (een redelijke economische waarde) en hij kan verdere verhandeling van het papieren boek niet tegenhouden. Een rechthebbende kan ook kiezen voor verhuur (een gebruiksrecht voor beperkte tijd), waardoor hij controle houdt over het exemplaar, maar dan zal hij niet dezelfde prijs kunnen realiseren als bij verkoop. Verhuur voorkomt echter dat een markt voor tweedehands exemplaren ontstaat. Een tweede exploitatiekeuze voor een auteur is gelegen in het uitgeven van een boek als papieren boek of als e-book. Niemand dwingt een auteur zijn boek als e-book uit te geven. Als voor een e-book wordt gekozen, kan dit e-book worden beveiligd tegen kopiëren (bijvoorbeeld door gebruik van technisch DRM) of het kan in de vorm van een DRM vrije ePub-editie op de markt worden gebracht. Deze laatste variant is eenvoudig (illegaal) te kopiëren, hetgeen piraterij in de hand werkt. De technisch DRM vrije ePub-editie geeft de koper de vrije beschikking over zijn exemplaar en hij kan dit (net als een papieren boek) door iemand anders laten lezen, cadeau geven of tweedehands verkopen. Alleen technisch DRM vrije ePub-edities kunnen via de website van Tom Kabinet worden aangeboden. Dit zijn e-books die vooral worden verkocht door onlinewinkels als Bol.com, Ako.nl, Bruna.nl, Libris.nl en Ebook.nl. Verkoop door deze onlinewinkels vindt plaats onder de toepasselijkheid van de Algemene Voorwaarden van de Nederlandse Thuiswinkel Organisatie. Daarbij kan worden aangetekend dat de meerderheid van de legaal aangeboden e-books via deze weg wordt aangeschaft. Genoemde algemene voorwaarden kennen geen restricties met betrekking tot de gebruiksduur voor producten bestaande uit een digitale inhoud (“gegevens die in digitale vorm geproduceerd en geleverd worden”). Er is dan sprake van een consumentenkoop in de zin van artikel 7:5 BW waardoor de koper de vrije beschikking krijgt over zijn exemplaar. De hiervoor genoemde algemene voorwaarden sluiten aan bij de definitie in artikel 7:5 BW, zoals in werking getreden per 13 juni 2014. Ook hieruit blijkt dat de levering van digitale inhoud naar Nederlands recht als een consumentenkoop moet worden aangemerkt. Bij de aanschaf van een e-book via een online boekwinkel is, aldus Tom Kabinet, anders dan in het UsedSoftarrest, dan ook geen sprake van een gebruikslicentie, maar van een koopovereenkomst in de zin van boek 7 BW. De koper wordt eigenaar en heeft de vrije beschikking over hetgeen hij heeft gekocht. De koper is niet gebonden aan enige (contractuele) gebruiksrestrictie. Het UsedSoftarrest is dan in het geheel niet relevant. In dit geding kan dit arrest alleen relevant zijn bij die e-books die als DRM vrije ePub-edities direct bij de uitgever (en dus niet bij een onlinewinkel) worden aangeschaft. Ook bij een dergelijke aanschaf staat voorop dat dit als een koopovereenkomst heeft te gelden (zie het Beeldbrigade-arrest, HR 27 april 2012, IEPT20120427). In dat geval wordt echter veelal niet gesproken over “koop” maar over een gebruikslicentie voor onbepaalde tijd tegen een eenmalige vergoeding. Als hierop al uitsluitend een gebruikslicentie van toepassing zou zijn, geldt dat ingevolge het UsedSoftarrest aldus ook de eigendom wordt overgedragen. Door het ondeelbare geheel van deze gebruikslicentie en de download is de licentie gelijk te stellen aan een verkoop met eigendomsovergang op de koper, hetgeen betekent dat sprake is van uitputting van het auteursrecht. De vergoeding voor een dergelijk e-book is redelijk als bedoeld in het UsedSoftarrest omdat de prijs van een e-book in de regel niet veel lager ligt dan van een papieren boek. Tom Kabinet faciliteert legitieme transacties en kan als een tussenpersoon (host) in de zin van artikel 6:196c BW worden aangemerkt. Verkopers zijn identificeerbaar aan de hand van hun e-mailadres en de door hen opgegeven bankrekening. Die gegevens zullen niet vals of onjuist worden opgegeven omdat dan geen transactie kan plaatsvinden. Tom Kabinet voert een validatiescan uit waarmee wordt gecontroleerd of hetzelfde e-book door dezelfde verkoper reeds eerder is aangeboden. De verkoper wordt verzocht zijn eigen exemplaar te verwijderen, hetgeen een verplichting is van de verkoper, niet van Tom Kabinet. Als een exemplaar via Tom Kabinet wordt verkocht, voorziet Tom Kabinet dit exemplaar van een watermerk. Alles bij elkaar genomen garandeert dit niet dat geen illegale kopieën via Tom Kabinet kunnen worden aangeboden, maar voor een verdergaande beveiliging is medewerking van de uitgeverijen nodig, die dit hebben geweigerd. Net als bij marktplaats.nl hanteert Tom Kabinet echter een ‘notice-and-take-down’ beleid; indien zij op illegaal aanbod wordt gewezen, treedt zij daar prompt tegenop. Zij heeft, net als marktplaats.nl geen preventieve controleplicht. Tom Kabinet verricht zelf geen ‘mededeling aan het publiek’ omdat zij een e-book op haar website niet inhoudelijk toegankelijk maakt. Verder is van belang dat het UsedSoftarrest in het midden laat of het downloaden van een programma van de website een mededeling aan het publiek is in de zin van artikel 3 (1) van de Auteursrechtrichtlijn. Volgens het Hof is dit niet relevant omdat het aanbieden van de mogelijkheid tot downloaden wordt getransformeerd in een distributiehandeling. Evenmin is sprake van een inbreukmakende verveelvoudiging als bedoeld in de Auteurswet. Tom Kabinet pleegt zelf geen reproductiehandelingen. Ook het uploaden van een e-book door de verkoper ervan is geen inbreukmakende verveelvoudiging in de zin van de Auteurswet of Auteursrechtrichtlijn, aldus Tom Kabinet.

4.9. De voorzieningenrechter overweegt als volgt.
Partijen zijn verdeeld over de vraag of de reikwijdte van het UsedSoftarrest is beperkt tot de distributie van software, dan wel of dit arrest ziet op alle digitale bestanden, waaronder ook e-books. Het NUV en GAU hebben ter zitting gewezen op de volgende in hun ogen bestaande verschillen met de UsedSoft-casus:
a) in UsedSoft betrof het de ‘verkoop’ van software, gereguleerd door de Softwarerichtlijn, terwijl het hier e-books betreft, gereguleerd door de Auteursrechtrichtlijn;
b) in UsedSoft is sprake van ‘koop’ terwijl daar hier geen sprake van is;
c) in UsedSoft heeft de rechthebbende al een passende beloning ontvangen, terwijl dat bij Tom Kabinet niet het geval is;
d) in UsedSoft oordeelde het Hof dat ten aanzien van het gebruik van de software een wettelijke uitzondering ten aanzien van het reproductierecht van toepassing was, die niet bestaat ten aanzien van e-books;
e) in UsedSoft ging het Hof ervan uit dat Oracle zich kon vergewissen van het rechtmatige gebruik van de ‘tweedehands’ koper, terwijl dit bij Tom Kabinet niet mogelijk is;
f) in UsedSoft was er geen enkele twijfel over de rechtmatigheid van de software, terwijl daar in dit geval in zeer grote mate aan getwijfeld moet worden.

4.10.
Ten aanzien van het hiervoor onder a genoemde verschil geldt dat het NUV en GAU terecht hebben opgemerkt dat het UsedSoftarrest ziet op de verhandeling van software, waarvan de auteursrechtelijke bescherming door de Softwarerichtlijn wordt geregeld, welke richtlijn blijkens het arrest als een lex specialis ten opzichte van de Auteursrechtrichtlijn geldt. Dit neemt niet weg dat, naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter, niet valt uit te sluiten dat het UsedSoftarrest een ruimere strekking heeft en zich niet beperkt tot de verhandeling van software. Zoals het Hof overweegt, dienen de in beide richtlijnen gebruikte begrippen in beginsel dezelfde betekenis te hebben. Het Hof laat echter in het arrest het antwoord op de vraag of uit artikel 4 lid 2 van de Auteursrechtrichtlijn, uitgelegd in het licht van de punten 28 en 29 van de considerans daarvan en het Auteursrechtverdrag (waaraan de richtlijn uitvoering moet geven), volgt dat voor de onder die richtlijn vallende werken de uitputting van het distributierecht enkel geldt voor tastbare zaken, uitdrukkelijk in het midden. In de Nederlandse juridische literatuur wordt dan ook wel verdedigd dat niet valt uit te sluiten dat het Hof ook voornemens is de digitale uitputting uit te breiden naar alle auteursrechtelijk beschermde werken. De onder 3.2 aangehaalde overweging 29 van de Auteursrechtrichtlijn zou dan in een ander licht moeten worden beschouwd. Dit betekent dat, ook al is het Hof in het UsedSoftarrest tot zijn oordeel gekomen op basis van de toepasselijke uitzondering van artikel 5 lid 1 van de Softwarerichtlijn (zie het onder d aangehaalde verschil), dit niet zonder meer betekent dat het arrest geen betekenis kan hebben voor verdere verhandeling van andere digitale bestanden. Het Hof hecht in het arrest grote waarde aan de economische functionele gelijkwaardigheid van de distributie op materiële en immateriële dragers en wijst er in dat verband op dat (overweging 62) het beginsel van uitputting van distributierecht voor door het auteursrecht beschermde werken ertoe strekt de beperkingen van het distributierecht te beperken tot hetgeen noodzakelijk is voor het behoud van het specifieke voorwerp van de betrokken industriële eigendom, ter vermijding van afscherming van de markten.
Het doel van de uitputtingsregel dient dan ook niet uit het oog te worden verloren. Daarbij is van belang of de rechthebbende door de betreffende (ver)handeling de economische waarde van zijn recht te gelde heeft kunnen maken. Ten aanzien van het onder b gestelde verschil geldt dat vooralsnog niet valt uit te sluiten dat, zoals Tom Kabinet betoogt, ten aanzien van de aanschaf van e-books via online boekwinkels het UsedSoftarrest hoe dan ook toepassing mist en dat de koper niet aan enige gebruiksrestrictie is gebonden. Voor zover moet worden aangenomen dat wel aansluiting moet worden gezocht bij het UsedSoftarrest geldt dat ook dan gelet op het voorgaande verdedigbaar is dat, ook al betrekt een koper van een tweedehands e-book dit niet rechtstreeks van de server van de rechthebbende, met de aanschaf ervan de eigendom wordt verkregen. Anders dan het NUV en GAU stellen kan verder ook bij een eerste verkoop van een e-book worden aangenomen dat daarvoor een redelijke vergoeding is ontvangen. Niet betwist is immers dat voor een (legaal) e-book een prijs wordt betaald die niet veel lager ligt dan een papieren boek. Voor de onder e en f gestelde verschillen geldt tot slot dat Tom Kabinet zich in elk geval tot doel stelt uitsluitend een legale tweedehands markt van e-books te faciliteren en, voor zover het in haar macht ligt, maatregelen treft om daarvoor zorg te dragen. In dit verband is van belang dat verdergaande beschermingsmaatregelen, die met medewerking van de uitgevers zouden kunnen worden gerealiseerd, niet mogelijk zijn, nu het NUV en GAU ieder overleg hierover weigeren. Overigens heeft het Hof ook in het UsedSoftarrest opgemerkt dat het moeilijk kan blijken te zijn om na te gaan of een verkochte kopie door de verkoper onbruikbaar is gemaakt, maar dat het aan de distributeur is om voor zoveel mogelijk hiertoe technische beschermingsmaatregelen te treffen.

4.11.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is de voorzieningenrechter voorshands van oordeel dat Tom Kabinet in dit geding een verdedigbaar standpunt heeft ingenomen. Uit de wederzijdse standpunten en de Nederlandse juridische literatuur blijkt dat op dit moment niet met zekerheid kan worden gezegd wat de reikwijdte van het UsedSoft arrest is en of de betekenis van dit arrest zich ook uitstrekt tot de handel in e-books. Dat in buitenlandse rechtspraak (vooral in Duitsland) tot nu toe is geoordeeld dat het online ter beschikking stellen van werken, niet zijnde software, niet tot uitputting leidt, acht de voorzieningenrechter in dit geval niet doorslaggevend. Voor de hand ligt dat, zoals Tom Kabinet ook heeft betoogd en in een op onderdelen vergelijkbare bodemprocedure voor de rechtbank te Den Haag mogelijk zal geschieden, hierover in een bodemprocedure prejudiciële vragen worden gesteld. Bij deze bestaande onzekerheid acht de voorzieningenrechter de door het NUV en GAU gevraagde voorzieningen, mede gelet op hetgeen onder 4.5 is overwogen over het niet bereid zijn tot het voeren van enig overleg door het NUV en GAU, niet op zijn plaats. Gelet op het voorgaande kan vooralsnog evenmin worden geoordeeld dat Tom Kabinet onrechtmatig handelt door de handel in tweedehands e-books op haar website te faciliteren. De gevraagde voorzieningen zullen dan ook worden geweigerd.

Op andere blogs:
Intellectueel Eigendomsrecht.nl
Wieringa advocaten

IEF 14052

Bevel tot elektronische toegang tot geactualiseerde databank

Vzr. Rechtbank Noord-Holland 18 juli 2014, IEF 14052 (Creditline tegen Gerechtsdeurwaarderskantoor Baldinger)
Uitspraak ingezonden door Bert Gravendeel, Gravendeel advocaten. Hoger beroep is ingesteld, mogelijk gevoegd. Databankrecht. Auteursrecht. Privacy. Creditline vordert met succes elektronische toegang tot Databank-D en het geactualiseerd houden van deze databank. In een eerder kort geding IEF 13878. werd het blokkeren van elektronische toegang niet als inbreuk op een databankrecht aangenomen, deze vordering is dan ook niet toewijsbaar. De databank is ook geen verzamelwerk ex artikel 5 Auteurswet (Aw), omdat het geen eigen, oorspronkelijk karakter bezit noch het persoonlijk stempel van de maker draagt. Dat CreditLine de mogelijkheid heeft om inbreuk te maken op de privacy van debiteuren is onvoldoende grond om toegang af te sluiten.

4.4. Creditline baseert haar vordering voorts op het auteursrecht. Zij stelt dat databank-D is te beschouwen als een verzamelwerk ex artikel 5 Auteurswet (Aw) waarvan Creditline op voet van artikel 6 Aw als de maker moet worden aangemerkt. Dienaangaande overweegt de voorzieningenrechter als volgt. Om aanspraak te kunnen maken op bescherming op grond van de Auteurswet dient een werk een eigen , oorspronkelijk karakter te bezitten en het persoonlijk stempel van de maker te dragen. Creditline heeft onvoldoende gesteld om aannemelijk te achten dat daarvan, voor zover het de onderhavige databank betreft, sprake is.

4.6. (...) De enige situatie die Baldinger noemt waarin Creditline privacygevoelige klantgegevens aan derden heeft verstrekt is in de klachtenprocedure van Creditline tegen Baldinger bij de Kamer voor Gerechtsdeurwaarders. Dat Creditline in dat kader stukken heeft overlegd waarop klantgegevens staan, kan haar echter niet worden tegengeworpen, nu dat noodzakelijk was voor de onderbouwing van haar klacht. Voor het overige heeft Baldinger slechts aangevoerd dat Creditline de mogelijkheid heeft om inbreuk te maken op de privacy van de debiteuren. Dat zij van die mogelijkheid gebruik maakt, door onjuist gebruik te maken van privacygevoelige gegevens waarover zij via Databank-D kan beschikken heeft Baldinger niet onderbouwd met concrete feiten gesteld. Het voorgaande voert tot de conclusie dat Baldinger zonder goede grond de toegang voor Creditline tot de databank heeft afgesloten.