Auteursrecht  

IEF 13898

Merkregistratie op stripfiguren na het auteursrecht: Kunstmatig of rechtmatig?

H.T.L. Stockmann, ‘Merkregistratie op stripfiguren na het auteursrecht: Kunstmatig of rechtmatig?’, IEF 13898 (verwacht in BMM Bulletin).
Bijdrage ingezonden door Theo Stockmann, LinkedIn-profiel. Verschenen op IE-Forum.nl. Onlangs heeft de AG van het HvJEU zich uitgesproken over de uitleg van het begrip ‘parodie’ door het nemen van een conclusie in de Suske & Wiske-zaak [IEF 13867]. In deze bijdrage niets over de parodie-exceptie. De conclusie van de AG deed mij denken aan eerdere juridische vraagstukken waarin Suske & Wiske ook een (bij)rol hebben gespeeld.
In 1982 oordeelde de president van de Amsterdamse rechtbank dat ‘Suske & Wiske’ geen merk kon zijn voor de stripboeken waarin zij figureren. Ook in 2004 kwam een bodemrechter tot een dergelijk oordeel omtrent het teken ‘Suske & Wiske’. Allereerst ga ik in op de vraag of namen en afbeeldingen van stripfiguren, gebruikt ter onderscheiding van stripverhalen waarin die figuren centraal staan, erkenning van het merkenrecht verdienen.
Voor de beantwoording van bovenstaande vraag draag ik argumenten aan die m.i. ervoor zorgen dat er wel degelijk merkbescherming mogelijk is voor zulke tekens.

Dit standpunt werpt vervolgens weer andere – meer dogmatische - vraagstukken op. Zo kunnen de namen en afbeeldingen van stripfiguren natuurlijk ook auteursrechtelijk beschermd zijn. Zie voor een voorbeeld het arrest van de Hoge Raad uit 1984 inzake, jawel, de auteursrechtelijke bescherming van Suske & Wiske. Uit de jurisprudentie volgt dat samenloop in beginsel mogelijk is en dat een teken zowel merk als werk kan zijn.
Langer sta ik stil bij de merkenrechtelijke bescherming na afloop van de auteursrechtelijke bescherming. Wordt op deze manier niet kunstmatig de auteursrechtelijke beschermingsduur verlengd door inschrijving van een merkdepot? Het auteursrecht is immers een tijdelijk recht, daar waar het merkenrecht in beginsel oneindig verlengd kan worden. Staat de ratio van het auteursrecht eraan in de weg dat ‘het werk een merk wordt’?
Ik zal betogen dat er mijns inziens sprake kan zijn van een geldig merkdepot nadat de auteursrechtelijke beschermingsduur verlopen is.
Uiteindelijk wordt kort en bondig geconcludeerd.

Lees het gehele artikel

 

IEF 13892

Inbreuk op kleine afbeelding van Wereldbol van Draadstaal

Ktr. Rechtbank Midden-Nederland 28 mei 2014, IEF 13892 (Masterfile tegen Orange Peak)
Uitspraak ingezonden door Helen Maatjes, The Legal Group. Auteursrecht. Fotolicentie. Masterfile heeft een exclusieve licentie op Wereldbol van Draadstaal. Orange Peak heeft deze geplaatst op haar website zonder toestemming, dat levert inbreuk op. Dat de foto direct is verwijderd, en dat de website door weinig bezoekers wordt bezocht, doet hieraan niet af. Door verschillende bedrijven worden kleine afbeeldingen voor een bedrag van 100 tot 150 euro aangeboden. Masterfile heeft toegelicht dat €430,- , volgens de berekening zoals op haar website, voor haar een gebruikelijke licentievergoeding is.

Leestips: 4.5 - 4.7.

IEF 13891

Duitsland Jezus heeft geen auteursrechten

Bijdrage ingezonden door Bas Kist, Chiever. De Duitse rechter (red: OLG Frankfurt am Main) heeft gesproken: Jezus krijgt geen auteursrechten voor zijn goddelijke boodschappen. De vraag over de rechtspositie van Jezus kwam aan de orde toen de Amerikaanse stichting For Inner Peace een Duitse organisatie beschuldigde van auteursrechtinbreuk. De Duitsers hadden zonder toestemming delen overgenomen uit A Course in Miracles, een uitgave van de stichting.
Lees verder

IEF 13890

Inbreuk op auteursrecht cursusmateriaal niet gespecificeerd

Vzr. Rechtbank Den Haag 26 mei 2014, IEF 13890 (Bloom Training tegen Hulshof)
Als randvermelding. Verzoek tot opheffing beslag. Partijen ontwikkelen en geven cursussen gericht op het bedrijfsleven. Eiser wenstte de samenwerking te beëindigen en Hulshof heeft eiser verzocht zich te onthouden van trainingen bij haar accounts. Dat is niet (geheel) gebeurd. Hulshof heeft conservatoir beslag laten leggen, tevens op IE-rechtelijke gronden. Inbreuk op auteursrecht cursusmateriaal is niet voldoende gespecificeerd. Subsidiair stelt eiser dat als er al sprake zou zijn van enige noodzaak tot beslaglegging het beslag op haar woonhuis al voldoende zekerheid biedt voor de vordering van Hulshof c.s.. Verzoek tot partiële opheffing slaagt.

3.3. Aan haar overige vorderingen legt [X] ten grondslag dat zij schade lijdt door het beëindigen van de samenwerking onder meer nu zij door toedoen van Hulshof bij een aantal klanten geen trainingen meer kan verzorgen. Voorts wordt zonder haar toestemming door (trainers) van Hulshof nog gebruik gemaakt van cursusmateriaal waarvan de intellectuele eigendomsrechten bij haar berusten, aldus [X].
Inbreukverbod
4.13. [X] vordert een verbod op het gebruik door Hulshof c.s. van door haar ontwikkeld cursusmateriaal waar zij intellectuele-eigendomsrechten op heeft, waarmee zij, zo begrijpt de voorzieningenrechter, auteursrechten bedoelt. Hulshof c.s. verweert zich onder meer door erop te wijzen dat [X] niet heeft gespecificeerd waar dit intellectuele eigendom uit bestaat. Daarnaast stelt Hulshof c.s. dat het materiaal waarop [X] wellicht doelt, is ontwikkeld in samenwerking met Hulshof, zodat moet worden betwijfeld of [X] (de enige) rechthebbende is op die rechten en een verbod kan vorderen. Tot slot betwist Hulshof c.s. dat zij enig materiaal dat afkomstig is van [X] gebruikt.
4.14. Met Hulshof c.s. is de voorzieningenrechter voorshands van oordeel dat [X] niet althans onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat Hulshof c.s. inbreuk maakt op enig aan [X] toekomend auteursrecht. Ook deze vordering van [X] zal derhalve worden afgewezen.
IEF 13889

Geen steun in feiten voor "chanterende sekswerker" en beperkte vergoeding naaktfoto

Rechtbank Amsterdam 21 mei 2014, IEF 13889 (Eiseres tegen Hearst Magazines)
Mediarecht. Auteursrecht. Portretrecht. De Nederlandse vrouw stelt dat een tijdschrift onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld doordat werd geschreven dat zij een affectieve c.q. seksuele relatie met een van de zonen van de voormalig leider heeft gehad, dat zij betrokken was bij mensenhandel, dat zij een bekende vastgoedondernemer heeft afgeperst en dat zij een ‘sekswerkertje’ en een ‘golddigger’ zou zijn. Uitlatingen vallen binnen journalistieke vrijheid, slechts gedeeltelijke onrechtmatige perspublicatie (rectificatie). Er is sprake van auteursrechtinbreuk op naaktfoto en geen schending portretrecht. Slechts schadevergoeding zoals door fotograaf gevorderd kon worden. De vergoeding voor een complete reportage is niet gelijk aan gebruik door een derde, jaren later, van één van de foto's. Deze schade wordt op €500 begroot, de immateriële schade op €2.500.

De rechtbank stelt voorop dat aan opiniërende teksten, zoals de gewraakte passages uit het tijdschrift, overdrijving, een spottende toonzetting en uitvergroting toelaatbaar zijn, tenzij bepaalde gegevens als feiten worden gepresenteerd. Dergelijke gegevens moeten voldoende steun vinden in het ten tijde van de publicatie beschikbare feitenmateriaal. De uitlatingen van het tijdschrift vallen naar het oordeel van de rechtbank binnen de journalistieke vrijheid en/of zijn gebaseerd op ten tijde van de publicatie bekende feiten, met uitzondering van de kwalificatie van de vrouw als ‘sekswerkstertje’ en de gestelde afpersing van de bekende vastgoedondernemer. Voor laatstgenoemde uitlatingen is in de feiten geen steun te vinden. Volgt veroordeling van het tijdschrift tot rectificatie op deze punten en tot betaling van een schadevergoeding.

Portretrechtinbreuk
4.14. [eiseres] betoogt dat [tijdschrift] inbreuk heeft gemaakt op haar portretrecht, maar legt deze inbreuk niet, althans niet kenbaar, ten grondslag aan een van haar vorderingen. Volledigheidshalve overweegt de rechtbank evenwel dat [eiseres] naar haar oordeel geen redelijk belang als bedoeld in artikel 21 Auteurswet heeft om zich tegen het gebruik van haar portret bij de onder rov. 2.17 en 2.19 aangehaalde teksten te verzetten. [eiseres] verzet zich tegen publicatie van de foto’s vanwege de onrechtmatige context waarin zij worden geplaatst. [tijdschrift] heeft drie foto’s van [eiseres] gepubliceerd: twee kleine portretfoto’s en een uitsnede uit de [tijdschrift 2]-reportage. Volgens [eiseres] toont de foto bij het hoofdartikel haar op haar meest weerloze moment, namelijk kort na haar vlucht uit [plaats]. Gegeven het feit dat [eiseres] ten tijde van de publicatie sterk in de belangstelling stond, juist vanwege haar ontsnapping uit het hotel in [plaats], dient het belang van [tijdschrift] bij publicatie van deze foto zwaarder te wegen dan dat van [eiseres]. Voorts is van belang dat de overige door [tijdschrift] gebruikte foto’s ook al in andere media waren gepubliceerd. De rechtbank komt weliswaar tot het oordeel dat enkele passages in de publicaties in [tijdschrift] onrechtmatig zijn, maar gelet op het feit dat [eiseres] inmiddels een ‘public figure’ was geworden en haar portret in vele media was gepubliceerd, komt de rechtbank tot het oordeel dat zij geen redelijk belang heeft om zich tegen publicatie daarvan te verzetten.

Auteursrechtinbreuk
4.15. Tussen partijen is niet in geschil dat [tijdschrift] geen toestemming heeft verkregen van de fotograaf [fotograaf] om de onder 2.20 genoemde naaktfoto uit [tijdschrift 2] te publiceren, zodat daarmee de auteursrechtinbreuk vaststaat. [eiseres] legt deze auteursrechtinbreuk aan het onder 8, 9 en 10 gevorderde ten grondslag. [tijdschrift] verweert zich met het argument dat het auteursrecht pas na de gestelde inbreuk is overgedragen, zodat [eiseres] geen vordering heeft als auteursrechthebbende. Nu [fotograaf] evenwel niet alleen het auteursrecht, maar ook alle vorderingsrechten uit hoofde van reeds gemaakte inbreuken aan [eiseres] heeft overgedragen, kan [eiseres] naar het oordeel van de rechtbank wel tegen een inbreuk (op het auteursrecht van [fotograaf]) opkomen. Anders dan [tijdschrift] ziet de rechtbank niet hoe met de overdracht van deze vorderingsrechten sprake zou kunnen zijn van misbruik van recht; de stelling van [tijdschrift] dat de publicatie zonder de overdracht geoorloofd zou zijn geweest is onjuist, omdat zonder de overdracht [fotograaf] had kunnen opkomen tegen de inbreuk. Evenmin kan [tijdschrift] worden gevolgd in haar betoog dat geen sprake is van een auteursrechtinbreuk omdat sprake zou zijn van een impliciete licentie nu [fotograaf] en [eiseres] ruim een jaar niet hebben opgetreden tegen het gebruik van de foto door [tijdschrift]. [tijdschrift] heeft inbreuk gemaakt op het auteursrecht van [fotograaf] en [eiseres] mag daar - ook na verloop van een jaar - tegen opkomen. Ten slotte heeft [tijdschrift] aangevoerd dat sprake is van een toelaatbaar citaat: de foto was relevant in de context van het artikel, de normale exploitatie is daardoor niet negatief beïnvloed. Ook dit verweer slaagt niet, al was het alleen maar omdat [tijdschrift] heeft nagelaten de bron, waaronder de naam van de maker, bij de publicatie te vermelden, terwijl gesteld noch gebleken is dat dit redelijkerwijs niet mogelijk was. Daarnaast is de rechtbank met [eiseres] van oordeel dat de omvang van de gepubliceerde foto niet door het te bereiken doel wordt gerechtvaardigd.

Immateriële schade
4.22. Onder 7 vordert [eiseres] immateriële schadevergoeding. Nu de rechtbank enkele van de gewraakte uitlatingen onrechtmatig acht en voldoende aannemelijk is dat [eiseres] daardoor immateriële schade heeft geleden, bestaande uit aantasting van haar eer en goede naam, bestaan er gronden om een schadevergoeding toe te kennen. [eiseres] heeft onweersproken gesteld dat zij als gevolg van de publicatie in [tijdschrift] problemen heeft gekregen met het verkrijgen van modellenwerk. Dat in diverse andere media ook (zeer) negatief is bericht over [eiseres], maakt niet dat er geen sprake is van immateriële schade als gevolg van de publicaties in [tijdschrift]. De rechtbank zal met die omstandigheid wel rekening houden bij de begroting van de schade.
De rechtbank begroot de immateriële schade, rekening houdende met in min of meer vergelijkbare gevallen toegewezen bedragen, op € 2.500,-. Ook de gevorderde wettelijke rente leent zich voor toewijzing.

Auteursrecht
4.24. Onder 9 vordert [eiseres] vergoeding van de als gevolg van de auteursrechtinbreuk geleden schade. [eiseres] heeft het recht om deze vergoeding te vorderen overgenomen van [fotograaf], dus kan slechts vergoeding vorderen van de door [fotograaf] geleden schade. [fotograaf] is fotograaf en heeft derhalve een commercieel belang bij gebruik (tegen betaling) door media van foto’s waarop hij auteursrechthebbende is. Indien media zonder zijn toestemming foto’s gebruiken, lijdt hij schade doordat hij geen licentievergoeding heeft kunnen bedingen en ontvangen. [eiseres] stelt dat [fotograaf] € 25.000,- heeft ontvangen voor de reportage die hij in 2000 voor de [tijdschrift 2] maakte, en meent dat daarom de schade op dit bedrag moet worden begroot. De rechtbank gaat aan dat betoog voorbij omdat er een groot verschil bestaat tussen het maken van een uitgebreide fotoreportage voor [tijdschrift 2] - waarvan een groot deel wordt gebruikt voor de voorpagina en het hoofdartikel - en het gebruik door een derde, jaren later, van één van de foto’s. [tijdschrift] heeft aangevoerd dat voor het gebruik van een dergelijke foto in deze context tussen de € 500,- en € 1.000,- het absolute maximum zou moeten zijn en ter gelegenheid van de comparitie heeft zij gesteld dat een fotograaf niet meer dan € 100,- pleegt te ontvangen voor het gebruik van een dergelijke foto. De rechtbank zal de schade van [fotograaf] begroten op € 500,- en dat bedrag aan [eiseres] toewijzen. Ook de gevorderde wettelijke rente leent zich voor toewijzing.
IEF 13885

Het grote jatdebat: over bronvermelden, zwartrijden en linken

Bijdragen ingezonden door Jurian van Groenendaal en Otto Volgenant, Boekx Advocaten.
Eerder dit voorjaar organiseerde de NVJ een debat over het overnemen van nieuws door andere media. Onder de omineuze titel ‘jatdebat’ werd een journalistieke discussie gevoerd over het (online) overnemen van andermans nieuws. De traditionele media beschuldigden de online concurrentie van diefstal: ‘Jullie stelen als de raven’. Marcel van Lingen, hoofdredacteur van het ANP, zette in een opinie op Villamedia.nl de zaak op scherp met de stelling dat het overnemen van nieuws altijd jatten is, ook als je de bron vermeldt. Hij noemt dit ‘zwartrijden in de journalistiek’. Onderzoeksjournalisten soms maandenlang laten speuren en dan onverkort en zonder bronvermelding het opgediepte materiaal overnemen is het ergst. Maar onverkort overnemen mét bronvermelding van datzelfde materiaal deugt dus evenmin, volgens Van Lingen.

In dat debat ging het vooral om journalistieke-ethische normen. Normen die overigens primair worden gedreven door het financiële belang, want een onderzoeksjournalist kost geld. Er worden een hoop uren gemaakt die terugverdiend moeten worden. Overname van nieuws, met of zonder bronvermelding, verziekt elk fair verdienmodel, betoogde Van Lingen. De door hem bepleitte waarde-uitwisseling tussen media die elkaars nieuws overnemen leidde een vervolg van de discussie in.

Maar hoe zit het juridisch? Mogen de media elkaars nieuws zonder toestemming overnemen? Is bronvermelding altijd verplicht? Is een link naar het originele nieuwsbericht toegestaan? Advocaten Jurian van Groenendaal en Otto Volgenant geven antwoord.

Free flow of information
Het vrijelijk uitwisselen van ideeën en nieuws is één van de belangrijkste functies van de media. De Europese Ministers van Buitenlandse Zaken verwoordden dit recent als volgt: By facilitating the free flow of information and ideas on matters of general interest, and by ensuring transparency and accountability, independent media constitute one of the cornerstones of a democratic society. Bij alle journalistieke en financiële bezwaren tégen het overnemen van nieuws moet steeds goed in de gaten worden gehouden dat het vrijelijk stromen van nieuws één van de hoekstenen van een democratische samenleving vormt. Dat uitgangspunt wordt ook vanuit juridische optiek gewaarborgd. Want nieuwsfeiten kunnen niet worden gemonopoliseerd omdat zij buiten het auteursrecht vallen. Dat uitgangspunt is al sinds 1886 verankerd in de Berner Conventie, een verdrag waar vrijwel alle landen van de wereld bij zijn aangesloten. De fraaie ouderwetse bewoordingen van dat verdrag leren dat er geen bescherming is voor ‘nieuwstijdingen of gemengde berichten die louter het karakter van persberichten dragen’.

Nieuwsfeiten zijn niet beschermd

Het auteursrecht geeft geen bescherming aan feiten. Feiten vormen geen uitdrukking van een intellectuele schepping van de maker, en zo’n schepping is een vereiste voor auteursrechtelijke bescherming. Het nieuwsfeit dat er na urenlang overleg een doorbraak is bereikt in een politiek overleg is een feit dat géén juridische bescherming geniet. En ook bijvoorbeeld de quotes van de politici die het nieuws van de doorbraak meldden mogen vrijelijk worden overgenomen door andere media. Hoe lang de journalist daar ook buiten de vergaderzaal voor heeft staan posten. En ook het feitelijke verloop van een voetbalwedstrijd (doelpunten, wissels, gele en rode kaarten etc.) behoort niet toe aan de journalist die de wedstrijd verslaat, maar is vrij beschikbaar voor iedereen die daar kennis van wenst te nemen. De media – ook de media die niet ter plekke waren – mogen deze informatie aan hun publiek kenbaar maken. Het is niet mogelijk om van deze partijen een vergoeding te eisen. De financiële investering in het vergaren van dit nieuws zal op een andere manier moeten worden terugverdiend.

Bronvermelding is bij het overnemen van nieuwsfeiten niet verplicht

In de journalistiek is het gebruikelijk dat er naar het oorspronkelijke medium wordt verwezen. ‘Het Parool onthulde dat…’ etc. Er is goede grond om naar het oorspronkelijke medium te verwijzen. Deze verdient niet alleen de ‘credits’, maar zal vaak ook breder en diepgaander onderzoek hebben verricht. De overnemende media houden aldus enige gepaste afstand van dat onderzoek – dat ze zelf niet hebben (over)gedaan – en informeren hun publiek daarmee adequaat. In het jatdebat is gesteld dat het helemaal niet nodig is om bron of schrijver te vermelden omdat enkel de blote nieuwsfeiten worden ‘gerecycled’. En dat is juridisch de spijker op de kop. Blote feiten zijn immers niet auteursrechtelijk beschermd. En er bestaat geen juridische verplichting om de journalisten of de media die verantwoordelijk waren voor het vergaren van het nieuws te noemen. Hoeveel maanden onderzoeksjournalistiek er ook voorafging aan de scoop, er is geen juridische gehoudenheid om de naam te noemen van de journalist die hier zo hard voor werkte. Misschien is het journalistiek gebruikelijk, of wordt het gevoeld als een morele plicht (of als een moreel gebrek wanneer er door een ander niet aan bronvermelding wordt gedaan), maar dat is een andere discussie. Er is geen juridisch afdwingbare plicht tot bronvermelding. En dus ook geen recht op schadevergoeding wanneer er geen bron wordt vermeld. Natuurlijk mag niet de misleidende indruk worden gewekt dat de ene krant het nieuws uit eigen onderzoek heeft ‘ontdekt’ terwijl het werk in werkelijkheid door een andere krant werd gedaan. Dat zou al snel onrechtmatig zijn. Maar het zo extreem toe-eigenen van andermans scoops komt tot nog toe in de praktijk niet voor.

Teksten en foto’s zijn bijna altijd auteursrechtelijk beschermd

Maar dit betekent niet dat media die investeren in journalistiek helemaal met lege handen staan. Want wanneer er wél sprake is van een intellectuele schepping ontstaat er bescherming door het auteursrecht. En daar is bij een uitgeschreven nieuwsbericht of een uitgewerkte radio- of televisiereportage al snel sprake van. Zodra door de journalist creatieve keuzes worden gemaakt in de wijze van het vastlegging van zijn berichtgeving, ontstaat een werk waarop auteursrecht rust. Het Europese Hof van Justitie (de hoogste rechter voor wat betreft ons auteursrecht) heeft in 2009 in een belangrijke zaak over de ‘ondergrens’ van het auteursrecht bepaald dat een fragment van 11 woorden al auteursrechtelijk beschermd kan zijn. Het ging in die zaak om een fragment uit de tekst van een dagbladartikel. Dat fragment bestond uit één zoekterm met de vijf woorden ervoor en de vijf woorden erna. Het Hof bepaalde dat afzonderlijke zinnen, of zelfs zinsneden, de oorspronkelijkheid van een persartikel aan de lezer kunnen overdragen. Een enkel woord is onvoldoende, maar zelfs hele korte fragmenten worden dus beschermd door het auteursrecht. Op grond van deze uitspraak kan worden betoogd dat bijvoorbeeld Google News toestemming behoeft van de uitgevers voor het laten zien van zoekresultaten die bestaan uit fragmenten van nieuwsartikelen. Google is in België al door de rechter op de vingers getikt voor deze dienst, en bereikte eind 2012 een schikking met de Belgische uitgevers. Begin 2013 kwam Google ook in Frankrijk tot zaken met de uitgevers voor het gebruik van hun nieuwsfragmenten in Google News.

De lat voor auteursrechtelijke bescherming ligt dus erg laag. In het voorbeeld van het nieuwsfeit van een urenlang politiek overleg dat tot een doorbraak heeft geleid, zal de reportage van de wakkere journalist die buiten de vergaderzaal postte zonder twijfel beschermd zijn. Die juridische bescherming geldt dan voor de eigen formulering van het nieuws, niet voor het nieuwsfeit van de doorbraak zelf.

Voorheen: de persexceptie
Tot een paar jaar geleden bestond er een ruime wettelijke regeling voor het overnemen van auteursrechtelijk beschermde nieuwsberichten door andere media, mits er netjes aan bronvermelding werd gedaan. Kort gezegd: ‘overname uit de pers door de pers’ was toegestaan. Deze zogeheten persexceptie vormde een uitzondering op het exclusieve recht dat de auteur heeft op zijn verslag of reportage. Deze uitzondering gold alleen voor ‘de pers’. Onder de pers worden media begrepen die periodiek content leveren, dagbladen, weekbladen, actualiteitenrubrieken op radio of televisie, maar bijvoorbeeld ook roddelbladen. Voorheen was het zelfs aan knipselkranten toegestaan om nieuwsberichten uit de media over te nemen, omdat knipselkranten – op basis van een arrest van de Hoge Raad uit 1995 – als ‘pers’ werden gezien. Die tijd is echter voorbij. De Nederlandse rechter heeft hier in 2011 een einde aan gemaakt. De persexceptie heeft nu nauwelijks meer praktische betekenis. Wanneer in de media een zogeheten auteursrechtvoorbehoud is gemaakt, is overname door andere media niet toegestaan, ook niet met bronvermelding. Zo’n voorbehoud wordt vrijwel altijd gemaakt en is meestal te vinden in de gebruiksvoorwaarden, in het colofon of in een disclaimer. Consequentie van het gebruik van zo’n voorbehoud is dat media het hergebruik van hun artikelen, reportages en verslagen kunnen verbieden, of daar – tegen betaling – toestemming voor geven.

Embedden en linken
In februari 2014 heeft het Europese Hof van Justitie in een baanbrekende uitspraak bepaald dat linken naar en ‘embedden’ van materiaal van een andere vrij toegankelijke website toegestaan is. De crux is of de content een nieuw publiek bereikt. Een website die vrij toegankelijk is heeft volgens het Hof álle internetgebruikers als publiek. Er wordt dus geen nieuw publiek bereikt wanneer een andere website naar dat artikel linkt. En dus is daar geen toestemming voor nodig. Dit geldt volgens het Hof van Justitie net zo goed voor een ‘embedded link’ waarbij de content waarnaar gelinkt wordt in de website van de ‘linker’ wordt getoond. Een voorbeeld te verduidelijking. Als nu.nl linkt naar een artikel dat op de website van detelegraaf.nl staat, en dat artikel wordt getoond op de website van nu.nl, dan wordt er in de redenering van het Hof van Justitie geen nieuw publiek met het Telegraafartikel bereikt. Er is daarom geen toestemming nodig voor deze manier van linken. Als De Telegraaf deze wijze van linken wil voorkomen, dan zal dat via technische maatregelen bewerkstelligd moeten worden. En, voor de goede orde, content die alleen voor abonnees beschikbaar is mag niet via een link op een andere website aan een wijder publiek worden aangeboden.

Conclusie
Zwartrijden is verboden. Wie zonder vervoerbewijs in de tram zit is strafbaar. Maar het overnemen van nieuwsfeiten is niet hetzelfde als zwartrijden. Zoals bij vrijwel elke analogie gaat ook deze vergelijking mank. Blote nieuwsfeiten mogen juist wel worden overgenomen. Dat is de bedoeling van nieuws. Verspreiding van nieuws is de kerntaak van de media. Free flow of information is het uitgangspunt. Voor het overnemen van méér dan alleen de blote nieuwsfeiten is wel toestemming vereist. En de lat voor auteursrechtelijke bescherming ligt dan laag. Maar voor het linken naar een geheel artikel, en zelfs het ‘embedded’ tonen daarvan op de eigen website, is juist weer geen toestemming nodig volgens een baanbrekende recente uitspraak. Kortom: het juridisch kader biedt de mogelijkheid geoorloofd te jatten, én het biedt de mogelijkheid om op te treden tegen stelende raven.

Jurian van Groenendaal, Otto Volgenant.

IEF 13881

Vordering van de Staat tot voeging in Thuiskopie-zaak afgewezen

Hof Den Haag 22 april 2014, IEF 13881 (De Staat en Stichting Thuiskopie tegen Acer Computer B.V.)
Uitspraak mede ingezonden door Aimée van Hattum, Hofhuis Alkema Groen. Zie eerder IEF 13278. Thuiskopie. Voeging. Onverbindendheid AMvB. De Staat heeft een incident geopend en gevorderd zich te mogen voegen aan de zijde van SDT om het KG-vonnis te bestrijden voor zover dat vonnis is gebaseerd op het (mogelijk) onverbindend zijn van de AMvB. Acer betwist dat de Staat voldoende belang bij voeging heeft. Het hof oordeelt dat de Staat onvoldoende belang heeft bij een dergelijke voeging omdat de rechtspositie van de Staat niet door een voor SDT ongunstige beslissing nadelig kan worden beïnvloed.

3. In dit hoger beroep heeft de Staat een incident als bedoeld in artikel 217 Rv geopend en gevorderd zich te mogen voegen aan de zijde van SDT om het KG-vonnis te bestrijden voor zover dat vonnis is gebaseerd op het (mogelijk) onverbindend zijn van de AMvB (punt 1.5 MtV/MvG). De Staat heeft zijn belang hierbij als volgt toegelicht:
I.    De Staat heeft er als wetgever belang bij dat niet in rechte wordt geoordeeld dat zijn wetgeving onverbindend is (hierna: belang I);
II. Uit de Arl vloeit voort dat op de Staat, die een uitzondering voor privé-kopiëren in zijn wetgeving heeft ingevoerd, de resultaatsverplichting rust om te verzekeren dat de billijke vergoeding daadwerkelijk wordt geïncasseerd. Wanneer Acer en – mede als gevolg van het KG-vonnis – andere betalingsplichtigen de door hen verschuldigde vergoeding geheel of gedeeltelijk niet afdragen, verhindert dat een goede nakoming van die resultaatsverplichting. Dit stelt de Staat bloot aan schadeclaims van rechthebbenden en raakt het beginsel van de Unietrouw. Ook hierom heeft de Staat er belang bij om in deze procedure aan te kunnen voeren dat van de verbindendheid van de AMvB moet worden uitgegaan (hierna: belang II)

6. In dit kort geding kan geen definitieve beslissing over de al dan niet verbindendheid van de AMvB worden gegeven, zie artikel 257 Rv. De rechtspositie van de Staat kan door een voor SDT ongunstige beslissing op dat punt dus niet nadelig worden beïnvloed. Belang I van de Staat kan derhalve niet als een in dit kader voldoende relevant belang worden aangemerkt.

7. Bij de onderbouwing van belang II heeft de Staat er op geattendeerd dat het hem erom te doen is dat hij in deze kort geding procedure kan aanvoeren dat van de verbindendheid van de AMvB moet worden uitgegaan (zie punt 1.7, laatste zinsnede, MtV/MvG). De twee door de Staat in dit verband genoemde belangen – voldoening aan het beginsel van de Unietrouw en het gevrijwaard blijven van claims – zijn, binnen door de Staat geschetste context, gewaarborgd wanneer de AMvB verbindend is. Gelet hierop moet de door de Staat bedoelde – in de arresten van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 16 juni 2011 (zaak C-462/09, ‘Thuiskopie/Opus’) en 11 juli 2013 (zaak C-521/11 ’Amazon/Austro-Mechana’) neergelegde – resultaatsverplichting in dit geval hierin worden gezien dat de Staat verplicht is om een aan de Arl beantwoordende AMvB uit te vaardigen. Wanneer in hoger beroep in dit kort geding de voor SDT ongunstige beslissing zou worden genomen dat de AMvB als ongeldig moet worden beschouwd, dan zou dat, vanwege het voorlopige karakter van die beslissing, niet de gevolgtrekking kunnen rechtvaardigen dat de Staat niet aan haar resultaatsverplichting heeft voldaan. Die voor SDT ongunstige beslissing kan derhalve de rechtspositie van de Staat niet nadelig beïnvloeden. Dit betekent dat ook belang II de door de Staat gewenste voeging niet kan dragen.

9. De incidentele vordering van de Staat zal worden afgewezen. Als de in het ongelijk gestelde partij zal hij worden veroordeeld in de kosten van dit incident die zullen begroot aan de hand van het liquidatietarief. Artikel 1019h Rv is hier niet van toepassing.

IEF 13870

Wie heeft recht op een zelfmoordbrief?

Bas Kist, Wie heeft recht op een zelfmoordbrief? NRC 22 mei 2014.
Bijdrage ingezonden door Bas Kist, Chiever. Kan de Amerikaanse Dina Mackney met een beroep op haar auteursrechten de publicatie verbieden van de zelfmoordbrief van haar man met wie zij een heftig huwelijksconflict uitvocht? Dat is de bizarre vraag waarop de rechter in Virginia binnenkort een antwoord moet geven.
Lees verder

IEF 13867

Conclusie AG: Uitleg van het begrip parodie

Conclusie AG HvJ EU 22 mei 2014, zaak C-201/13, IEF 13867 (Deckmyn en Vrijheidsfonds) - dossier
Zie eerder IEF 12642. Uitlegging van artikel 2, sub a, en artikel 5, lid 3, sub k, van InfoSocrichtlijn 2001/29/EG en van de artikelen 11, 13 en 17 van het Handvest . Reproductierecht. Uitzonderingen en beperkingen, waaronder de uitlegging van het begrip „parodie” als autonoom begrip van Unierecht. Conclusie AG:

1) Het begrip ‚parodie’ in de zin van artikel 5, lid 3, sub k, van richtlijn 2001/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij, is een autonoom Unierechtelijk begrip.

2) Een ‚parodie’ in de zin van artikel 5, lid 3, sub k, van richtlijn 2001/29 is een werk dat, met een spottende intentie, bestanddelen van een duidelijk herkenbaar bestaand werk combineert met voldoende originele bestanddelen, zodat het werk in redelijkheid niet kan worden verward met het oorspronkelijke werk.

 

3) Bij de uitleg van het begrip ‚parodie’ dient de civiele rechter zich te laten leiden door de grondrechten die zijn vastgelegd in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, en dient hij de noodzakelijke afweging tussen deze rechten te maken wanneer de omstandigheden van het geval dit vergen.

Gestelde vragen:

Is het begrip "parodie" een autonoom Unierechtelijk begrip?
Indien ja, dient een parodie de volgende voorwaarden te vervullen of aan de volgende kenmerken te voldoen:
het vertonen van een eigen oorspronkelijk karakter (originaliteit);
en wel zodanig dat de parodie redelijkerwijze niet aan de auteur van het oorspronkelijke werk kan toegeschreven worden;
erop gericht zijn om aan humor te doen of de spot te drijven, ongeacht of de daarbij eventueel geuite kritiek het oorspronkelijke werk of iets dan wel iemand anders raakt;
de bron vermelden van het geparodieerde werk.
Dient een werk nog andere voorwaarden te vervullen of aan andere kenmerken te voldoen om als een parodie bestempeld te kunnen worden?
IEF 13859

Publicatie van programmagegevens omroepen niet beperkt door auteursrecht

Hof Amsterdam 20 mei 2014, IEF 13859; ECLI:NL:GHAMS:2014:1798; ECLI:NL:GHAMS:2014:2844 (Telegraaf tegen Stichting NPO)
Uitspraak ingezonden door Jens van den Brink, Sophie van Loon en Christien Wildeman, Kennedy Van der Laan. Uit het persbericht: NPO en de commerciële omroepen mogen De Telegraaf niet op grond van de Auteurswet verbieden hun programmagegevens te publiceren, zo heeft het gerechtshof Amsterdam vandaag in een tussenarrest beslist. In deze procedure gaat om de vraag of De Telegraaf de radio- en televisie-programmagegevens van de omroepen een week voor de uitzending mag publiceren. Op grond van overeenkomsten met de omroepen mag De Telegraaf die programmagegevens namelijk steeds niet meer dan 24 uur, en in het weekend 48 uur, van tevoren publiceren.

De Telegraaf had in juni 2012 twee maal, in een bijlage bij haar zaterdageditie, een overzicht gepubliceerd van de programma’s die in de daaropvolgende week werden uitgezonden. NPO (namens de publieke omroepen) en de commerciële omroepen hebben daarop in kort geding gevorderd dat De Telegraaf verdere publicatie van weekoverzichten wordt verboden.
De rechtbank Amsterdam heeft die vordering toegewezen; zij vond dat de programma-gegevens auteursrechtelijk als geschrift beschermd waren.

Geen auteursrecht. In hoger beroep komt het hof - in een tussenarrest - tot het oordeel dat de publicatie van programmagegevens niet wordt beperkt door het auteursrecht. In de eerste plaats niet, omdat een programmaoverzicht alleen de feitelijke gegevens van de programmering weergeeft en geen creatief werk vormt. In de tweede plaats niet, omdat een programmaoverzicht niet als ‘ander geschrift’ is aan te merken. Op dit tweede punt komt het hof tot een ander oordeel dan de rechtbank. Het hof verwijst hierbij naar een arrest van de Hoge Raad uit januari 2014 (Ryanair) en naar het Dataco-arrest uit 2012 van het Hof van Justitie van de EU. Op grond van die jurisprudentie over databanken, die volgens het hof ook hier toepasselijk is, geniet het programmaoverzicht geen auteursrechtelijke bescherming.

Vervolg De partijen (NPO en De Telegraaf) krijgen nu tot 15 juli 2014 de tijd om zich over de andere, nog niet besproken grondslagen van de vordering van NPO uit te laten. Het gaat daarbij onder meer om de gewijzigde Mediawet (programmaoverzichten worden sinds 1 januari 2013 tegen een marktconforme vergoeding 6 weken voor uitzending ter beschikking gesteld).

Auteursrecht
2.3.  Het programmaoverzicht is de drager van haar creatieve programmering.
2.4. De grief faalt omdat deze is gebaseerd op een onjuiste vereenzelviging van het programmeren van omroepzenders met de opsomming van die programmering in een lijst met programmagegevens. Ook indien kan worden aangenomen - De Telegraaf heeft dit uitdrukkelijk betwist - dat de bij het programmeren van omroepzenders gebezigde selectie en rangschikking van het uit te zenden materiaal het resultaat zijn van vrije creatieve keuzes en dat dit resultaat - in auteursrechtelijke zin - kan worden aangemerkt als een voortbrengsel met een eigen, oorspronkelijk karakter dat het stempel van de maker draagt en dat als zodanig voorwerp van auteursrecht kan zijn, dan nog is het zo dat dit (verondersteld) creatieve werk concreet is belichaamd in de programmering zelf en niet in de opsomming daarvan op een lijst met programmagegevens die enkel de feitelijke gegevens van de programmering weergeeft. Zo ook is bijvoorbeeld de foto van een bouwwerk niet de (materiële) belichaming van het werk zelf (de immateriële creatie) van de architect.

Geschriftenbescherming
2.9. Het voorgaande is naar het oordeel van het hof mutatis mutandis ook van toepassing op de omroepprogrammagegevens waar het in het onderhavige geding om gaat. Dat brengt mee dat het beroep van NPO op de geschriftenbescherming geen doel kan treffen en dat de anders luidende overwegingen van het vonnis reeds hierom geen stand kunnen houden. Het hof wijst er in dit verband voorts op dat de verwijzing in het vonnis naar de artikelen 3.28 en 2.140 van de Mediawet 2008, daargelaten de relevantie ervan voor het onderhavige geschilpunt, is achterhaald doordat deze wetsartikelen per 1 januari 2013 zijn vervallen en inmiddels in het najaar van 2013 een wijzigingsvoorstel van de Auteurswet bij de Tweede Kamer is ingediend tot afschaffing van de geschriftenbescherming.

2.10. Het genoemde arrest inzake Ryanair is gewezen nadat in het onderhavige geding de pleidooien waren gehouden en de stukken waren gefourneerd. Partijen hebben doen blijken dat zij bekend waren met die andere zaak en het arrest van de Hoge Raad bevat geen andere argumenten dan zoals reeds aan de orde gesteld door partijen in dit geding, zodat er geen sprake is van een verrassingsbeslissing ten aanzien van dit geschilpunt en er in zoverre geen aanleiding bestaat tot heropening van het debat. Het hof ziet evenwel aanleiding om alvorens (verder) te beslissen partijen in de gelegenheid te stellen zich bij akte uit te laten omtrent de consequenties hiervan voor de onderhavige zaak wat betreft nog niet besproken (meer subsidiaire) grondslagen van de vordering van NPO die via de devolutieve werking van het appel nog aan de

orde zullen kunnen komen, en daarbij mede te betrekken de toepassing van art. 2.139 Mediawet 2008 zoals dat artikel per 1 januari 2013 is gewijzigd. De zaak zal hiertoe naar de rol worden verwezen

Lees de uitspraak hier:
ECLI:NL:GHAMS:2014:2844
ECLI:NL:GHAMS:2014:1798 (link)

Op andere blogs:
MediaReport
AMI