Auteursrecht  

IEF 12743

Minister: Voor radiomodel voor het internet is geen steun in EU

Verslag naar aanleiding van schriftelijk overleg Raad voor concurrentievermogen, Kamerstukken II 2012/13, 21 501-30, nr. 310.
radio vintageAuteursrecht. De leden van de D66-fractie vragen om een reactie op het zogenoemde radiomodel waarin de naburige rechten voor streaming op internet via collectieve licenties zouden lopen in plaats van via de individuele platenmaatschappijen. Ook vragen zij om een reactie op hun redenering dat het probleem bij de licentiëring niet zozeer zit in 27 collectieve beheersorganisaties, maar in de duizenden platenmaatschappijen die afzonderlijk toestemming moeten verlenen voor het gebruik van de content waarvan zij de rechten bezitten.

(...) Bij de onderhandelingen over het richtlijnvoorstel collectief beheer is gebleken dat er in de EU geen steun bestaat voor introductie van een radiomodel voor het internet. De Commissie en de andere lidstaten vinden dat voor de online rechten niet moet worden getornd aan de exclusieve rechten van de platenmaatschappijen.

Aangelegenheden betreffende auteursrecht liggen in de eerste plaats op het beleidsterrein van de minister van Veiligheid en Justitie. Het radiomodel is eerder aan de orde geweest tijdens het algemeen overleg auteursrechten op 22 november 2012. Daar heeft de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie aangegeven dat een radiomodel een keuze zou betekenen voor een collectieve oplossing in plaats van een individuele oplossing die uitgaat van licenties. Het belangrijkste nadeel van een dergelijke verplichte collectieve oplossing is dat het de rechthebbenden de mogelijkheid ontneemt om zelf te beslissen over het afgeven van een licentie. In die zin lijkt een radiomodel meer op een afnamemodel dan op een verdienmodel en lijkt het de opkomst van nieuwe verdienmodellen in de markt juist te ontmoedigen. Dit bezwaar speelt zowel bij muziekwerken als bij audiovisuele werken.

Bij de onderhandelingen over het richtlijnvoorstel collectief beheer is gebleken dat er in de EU geen steun bestaat voor introductie van een radiomodel voor het internet. De Commissie en de andere lidstaten vinden dat voor de online rechten niet moet worden getornd aan de exclusieve rechten van de platenmaatschappijen. Volgens de Commissie is er geen probleem bij de online licentiëring door platenmaatschappijen. Online muziekdiensten worden inmiddels veelvuldig gelicentieerd. Van versnippering van rechten over duizenden platenmaatschappijen is geen sprake. Doorgaans kan een muziekdienst volstaan met een licentie van een beperkt aantal grote platenmaatschappijen (majors).

IEF 12741

IViR: Reflecties op de UsedSoft-uitspraak

N. Helberger, ‘Verkauft ist verkauft; wiederholen ist gestohlen’. Reflecties op de UsedSoft-uitspraak van het Europese Hof, Annotatie bij Hof van Justitie 3 juli 2012 (UsedSoft / Oracle), Tijdschrift voor Consumentenrecht & Handelspraktijken, 2013-2, p. 91-96.
Deze dynamische interpretatie van de softwarekoop reflecteert het feit dat de ‘life-cyclus’ van software van korte duur is, en dat software continue bijgewerkt moet worden om te kunnen blijven functioneren. Natuurlijk kan dit niet oneindig gelden, en het blijft nog te bepalen waar redelijkerwijs de grenzen liggen.16 Ook geldt dit niet voor contracten over het tijdelijk beperkte gebruik van software, bijvoorbeeld in het kader van cloudcomputingcontracten.

Het valt nog te bezien hoelang kopers van software van de uitspraak mogen profiteren. De kans bestaat dat softwareproducenten nieuwe wegen vinden de gevolgen van de uitspraak beperkt te houden, bijvoorbeeld door niet

langer software voor onbeperkte tijd aan te bieden, of de prijzen voor software aan te passen. Ook valt te verwachten dat de uitspraak weer een boost geeft aan het gebruik van technische beschermingsmaatregelen om de gebruiksmogelijkheden van programma’s (ook door derden) te kunnen controleren en beperken. De vraag is wat de gevolgen hiervan op de bruikbaarheid van computerprogramma’s zullen zijn, maar ook voor de interpretatie van de redelijkheid van contractuele en technische beperkingen ten laste van eindgebruikers.17 Uiteraard moeten gebruikers worden geïnformeerd wat dit betekent voor de functionaliteit en bruikbaarheid van de software, volgens de nieuwe bepalingen in de Richtlijn consumentenrechten.18 Rest de vraag wat de gevolgen van de uitspraak zijn voor andere auteursrechtelijk beschermde werken, zoals e-boeken, video en muziek. In hoeverre kunnen gebruikers bijvoorbeeld straks gebruikte muziekfiles kopen of doorverkopen?19 De werking van de uitspraak is inter partes, maar ze zal natuurlijk ook de uitleg van rechters

in andere zaken kunnen beïnvloeden. E-boeken, video en muziek vallen onder de Auteursrechtrichtlijn 2001/29/EG. Zoals gezegd, onder deze richtlijn geldt tot nu toe dat uitputting beperkt is tot werken die in materiële dragers belichaamd zijn. Het Hof zegt niet expliciet iets over de uitwerking op andere werken zoals muziek of e-boeken. Het stelt wel: ‘uiteraard moeten de in de richtlijn2001/29 en 209/24 gebruikte begrippen in beginsel dezelfde betekenis hebben’.

In ieder geval biedt de uitspraak en de functioneel-economische benadering van het Hof nieuwe argumenten om de beperking van de uitputtingsregel op materiële dragers in twijfel te trekken.

Dit artikel is sterk ingekort, lees het hele artikel hier

IEF 12739

Gemeenschapsmodel niet nietig door auteursrecht op oudere kunstwerken

Gerecht EU 14 mei 2013, zaak T-68/11 (Kastenholz / OHMI - Qwatchme (Cadrans de montre)) - dossier
Gemeenschapsmodel. Artikel 25 lid 1 sub f Vo. 6/2002. Beroep op auteursrecht. Internationale verdragen. Beroep strekkende tot vernietiging van beslissing R 1086/20093 van de derde kamer van beroep van het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (BHIM) van 2 november 2010 houdende verwerping van het beroep tegen de beslissing van de nietigheidsafdeling tot afwijzing van de door verzoeker ingestelde vordering tot nietigverklaring van gemeenschapsmodel nr. 602636-0003 (Wijzerplaten). Het beroep wordt verworpen.

Verzoeker heeft in het bijzonder aangevoerd dat het litigieuze model identiek was aan het model van een wijzerplaat dat door het Duitse auteursrecht wordt beschermd, dat gebruikmaakt van de techniek van overlappende gekleurde schijven (Kleuropeenvolging II, 12 uur met een interval van 5 minuten, dat tussen 2000 en 2005 is voorgesteld en bekendgemaakt door de kunstenaar Paul Heimbach).

Overeenkomstig artikel 25, lid 1, sub f, van verordening nr. 6/2002 kan een gemeenschapsmodel nietig kan worden verklaard indien in het model zonder toestemming gebruik wordt gemaakt van een werk dat in een lidstaat auteursrechtelijk is beschermd, en wanneer een houder dat kan verbieden overeenkomstig het recht van die lidstaat. Verzoeker heeft geen enkele aanwijzing verstrekt omtrent de omvang van de auteursrechtelijke bescherming in Duitsland van het aan de oudere kunstwerken ten grondslag liggende idee, zonder zich te beperken tot de bescherming van de concrete vorm of de uiterlijke kenmerken van die werken.

45 Niettemin blijkt uit punt 25 van de bestreden beslissing dat de kamer van beroep het litigieuze model heeft vergeleken met het in punt 5 supra in kleur weergegeven oudere model „Farbfolge II, 12 Stunden im 5-Minuten Takt”, en bij deze vergelijking rekening heeft gehouden met alle aanzichten van het litigieuze model. Uit dat punt 25 blijkt immers dat de kamer van beroep heeft vastgesteld dat in het geval van het litigieuze model „twee tinten of kleuren zichtbaar [waren] op de wijzerplaat op de posities die 12 uur en 6 uur aanduiden” en „vier verschillente tinten zichtbaar [waren] op alle andere tijdstippen”. Zij heeft tevens vastgesteld dat „het oudere model in staat [was] door een gecontroleerde beweging van de wijzers een breed spectrum aan kleuren te produceren, waarvan de combinatie en de intensiteit met de tijd wijzig[den]”. De kamer van beroep is dus overgegaan tot een beknopte beschrijving van de verschillende aanzichten van het oudere model „Farbfolge II, 12 Stunden im 5-Minuten Takt”, dat als enige het mogelijk maakte om onmiddellijk de wijziging van de kleuren en van de intensiteit van de tinten om de vijf minuten te beoordelen, en heeft dat model en het litigieuze model tegenover elkaar geplaatst.

46 Bovendien heeft de kamer van beroep in punt 25 van de bestreden beslissing gepreciseerd dat „twee eenvormige tinten of kleuren niet mogelijk [waren] op de posities die 12 uur en 6 uur aanduiden in de oudere modellen”, hetgeen een belangrijk verschil tussen de conflicterende modellen vormde. De weergave van de wijzerplaat op de positie die 12 uur aanduidt in het litigieuze model, waarbij de ene helft wit en de andere helft zwart is maar beide eenvormig zijn, verschilt van de weergave van het eerste aanzicht, links, van het in punt 5 supra in kleur weergegeven oudere model „Farbfolge II, 12 Stunden im 5-Minuten Takt”, dat een progressieve combinatie van donkere kleuren en wit vertoont. Zoals verzoeker zelf erkent, kan voorts het litigieuze model niet de positie bereiken die 12 uur aanduidt zoals die verschijnt in het oudere model „Farbfolge II, 12 Stunden im 5-Minuten Takt”. Anders dan verzoeker beweert, verschilt ook de positie die 6 uur aanduidt in het litigieuze model, in twee eenvormige grijstonen, van het zevende aanzicht, links, van het oudere model „Farbfolge II, 12 Stunden im 5-Minuten Takt”, dat een progressieve combinatie van rood en groen vertoont, hetgeen leidt tot minstens vier verschillende tinten.

79 Met betrekking tot de door verzoeker aangevoerde inbreuk op het auteursrecht op de oudere kunstwerken dient te worden vastgesteld dat overeenkomstig artikel 25, lid 1, sub f, van verordening nr. 6/2002 een gemeenschapsmodel nietig kan worden verklaard indien in het model zonder toestemming gebruik wordt gemaakt van een werk dat in een lidstaat auteursrechtelijk is beschermd. Op die bescherming kan de houder van het auteursrecht derhalve aanspraak maken wanneer hij dat gebruik van het betrokken model kan verbieden overeenkomstig het recht van de lidstaat dat hem de bescherming verleent.

80 Verzoeker heeft evenwel, ondanks de nationale bepalingen waarnaar hij verwijst in punt 39 van het verzoekschrift, in casu geen enkele aanwijzing verstrekt omtrent de omvang van de auteursrechtelijke bescherming in Duitsland, in het bijzonder met betrekking tot de vraag of de auteursrechtelijke bescherming in Duitsland de reproductie, zonder toestemming, van het aan de oudere kunstwerken ten grondslag liggende idee verbiedt, zonder zich te beperken tot de bescherming van de concrete vorm of de uiterlijke kenmerken van die werken.

81 Zoals de kamer van beroep in punt 32 van de bestreden beslissing heeft opgemerkt, heeft de auteursrechtelijke bescherming overeenkomstig de internationale verdragen inzake auteursrechtelijke bescherming waarbij Duitsland partij is, betrekking op de concrete vorm of de uiterlijke kenmerken van het werk en niet op de ideeën.

IEF 12738

Plagiaatdetectieprogramma maakt overname aannemelijk

ABRvS 23 mei 2013, LJN CA1287 (Plagiaatdetectie)
Als randvermelding. Zie eerder IEF 12378. Plagiaatdetector. De rector heeft met toepassing van artikel 5, eerste lid, van het Eindexamenbesluit aan verzoeker het cijfer 1 zonder mogelijkheid tot herkansing toegekend voor zijn opstel "Vettaks onzin!" dat hij op 6 maart 2012 als word-document via het programma Teletop heeft ingeleverd. Daaraan heeft de rector ten grondslag gelegd dat [verzoeker] plagiaat heeft gepleegd, nu het plagiaatdetectieprogramma Ephorus heeft uitgewezen dat zijn opstel voor 93% overeenkomt met een opstel dat op 23 februari 2012 door een andere eindexamenkandidaat is ingeleverd en aannemelijk is geworden dat deze eindexamenkandidaat de auteur van het door haar ingeleverde opstel is.

Vergelijking van de twee opstellen wijst uit dat het door verzoeker ingeleverde opstel, afgezien van de titel, een beperkt aantal woorden en de laatste paar zinnen, identiek is aan het opstel van een eindexamenkandidate, die haar opstel twee weken eerder heeft ingeleverd. Zelfs een taalfout komt overeen. Nu echter de beslissing van de rechtbank juist is, wordt de aangevallen uitspraak, met verbetering van de gronden waarop deze rust, bevestigd.

2. De rector heeft met toepassing van artikel 5, eerste lid, van het Eindexamenbesluit aan [verzoeker] het cijfer 1 zonder mogelijkheid tot herkansing toegekend voor zijn opstel "Vettaks onzin!" dat hij op 6 maart 2012 als word-document via het programma Teletop heeft ingeleverd. Daaraan heeft de rector ten grondslag gelegd dat [verzoeker] plagiaat heeft gepleegd, nu het plagiaatdetectieprogramma Ephorus heeft uitgewezen dat zijn opstel voor 93% overeenkomt met een opstel dat op 23 februari 2012 door een andere eindexamenkandidaat is ingeleverd en aannemelijk is geworden dat deze eindexamenkandidaat de auteur van het door haar ingeleverde opstel is. Verder heeft hij in aanmerking genomen dat in de bestandseigenschappen van het door [verzoeker] ingeleverde word-bestand die andere eindexamenkandidaat als auteur van het opstel staat vermeld.

De Beroepscommissie, de commissie van beroep als bedoeld in artikel 5, vierde lid, van het Eindexamenbesluit, heeft het besluit van de rector in stand gelaten.

5. De rector heeft naar aanleiding van de door het plagiaatdetectieprogramma Ephora vastgestelde gelijkheidsscore van 93% nader onderzoek verricht en de resultaten ervan aan het besluit van 23 maart 2012 ten grondslag gelegd. Het betoog van [verzoeker] dat het besluit uitsluitend is gebaseerd op de resultaten van een computerprogramma dat de nodige beperkingen kent, faalt reeds hierom. 

Vergelijking van de twee opstellen wijst uit dat het door [verzoeker] ingeleverde opstel, afgezien van de titel, een beperkt aantal woorden en de laatste paar zinnen, identiek is aan het opstel van een eindexamenkandidate, die haar opstel twee weken eerder heeft ingeleverd. Zelfs een taalfout komt overeen. De Beroepscommissie heeft terecht geoordeeld dat deze eindexamenkandidate met de door haar overgelegde stukken aannemelijk heeft gemaakt dat zij de auteur is van het door haar ingeleverde opstel. Het standpunt van [verzoeker] dat hij de auteur van het opstel is, aangezien hij het opstel reeds in februari 2012 op internet heeft geplaatst, is daarbij terecht niet gevolgd, omdat hij geen stukken heeft overgelegd waaruit de datum van plaatsing van het opstel op internet blijkt. Daar komt bij dat de hiervoor bedoelde eindexamenkandidate als auteur wordt vermeld in de bestandseigenschappen van het door [verzoeker] ingeleverde word-document. Dat een derde de auteursnaam heeft gewijzigd nadat [verzoeker] zijn opstel had ingeleverd, zoals [verzoeker] heeft betoogd, heeft de Beroepscommissie terecht niet aannemelijk geacht. Dat deze mogelijkheid bestaat, is gemotiveerd bestreden. Daarnaast heeft [verzoeker] geen feiten of omstandigheden gesteld die, voor zover die mogelijkheid al zou bestaan, nader onderbouwen dat dat is gebeurd.

6. Gezien hetgeen is overwogen onder 4 is het hoger beroep gegrond. Nu echter de beslissing van de rechtbank juist is, wordt de aangevallen uitspraak, met verbetering van de gronden waarop deze rust, bevestigd.

Op andere blogs:
Ius Mentis (Antiplagiaattool Ephorus bruikbaar als bewijs bij examenopstel)

IEF 12734

Geen bewijs van auteursrecht op normtabellen met normgegevens

Rechtbank Amsterdam 5 juni 2013, LJN CA4036 (Pearson Assessment and information B.V. tegen Bär software) en Rechtbank Amsterdam 30 november 2011, LJN CA4035 (Pearson Assessment and Information BV tegen Bär software b.v.)
Uitspraken ingezonden door Martin Hemmer, AKD.
Bewijs. Geen databankenrecht, geen substantiële investering. Geen auteursrecht op (structuur van databank met) psychologische gegevens. Pearson is uitgever van 200 psychologische tests, Bär is een software ontwikkelaar en exploiteert het Roermond's Score Programma. Pearson sommeert Bär ieder gebruik van de verdere verhandeling van (delen van) test, waaronder normgegevens en normtabellen van deze tests wegens inbreuk op databanken- en auteursrechten. In november 2011 draagt de rechtbank Pearson op bewijs te leveren om te onderbouwen dat op de normtabellen en normgegevens auteursrecht rust. Daarin slaagt zij niet, de vorderingen worden afgewezen.

Het beroep op databankenrecht faalt, omdat niet is komen vast te staan dat de normtabellen met -gegevens een databank zijn in de zin van de Databankenwet. De kosten voor het drukken van de handleidingen met de normtabellen (€3.000) en de tijdsbesteding voor opname van de gegevens uit de tabellen in P2O (twee weken fulltime per test), in verhouding tot de kosten van de ontwikkeling van een test, zijn niet als substantieel aan te merken [red. r.o. 5.10 - 5.12 november 2011].

De auteursrechtelijke bescherming van de databank kan alleen betrekking hebben op de structuur van de databank en niet op de gegevens die in de databank zijn opgenomen. De rechtbank stelt vast dat Bär niet de structuur van de normtabellen heeft overgenomen. Voor zover dat wel is gebeurd, is niet gesteld dat de structuur berust op de oorspronkelijke uiting van de creatieve vrijheid van de maker ervan. Pearson slaagt niet in het bewijs dat er op de normtabellen met normgegevens auteursrecht rust. De vorderingen worden afgewezen.

Leestips november 2011: 5.10-5.12.
Leestips juni 2013:

2.4. De rechtbank overweegt dat aan een databank twee verschillende soorten van rechtsbescherming kunnen toekomen. Ten eerste kan een databank worden beschermd op basis van het sui generis databankrecht, zoals dat is neergelegd in de Databankenwet (Dw). In rechtsoverweging 5.12 van het tussenvonnis is reeds geoordeeld dat het beroep van [A] op bescherming op grond van de Dw faalt, omdat niet is komen vast te staan dat de normtabellen met normgegevens een databank zijn in de zin van de Dw.

2.6. Het Europese Hof van Justitie heeft op 1 maart 2012 een arrest gewezen in een zaak tussen Football Dataco Ltd e.a. en Yahoo! UK Ltd e.a. (C-604/10, LJN: BV8463) (hierna: het Dataco-arrest) dat van belang is voor de beoordeling van de vraag of op de normtabellen met normgegevens auteursrecht rust. In dat arrest is overwogen (rov. 29) dat de auteursrechtelijke bescherming waarin de Richtlijn 96/6 (Richtlijn 96/6/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 1996 betreffende de rechtsbescherming van databanken) voorziet betrekking heeft op de ‘structuur’ en niet op de ‘inhoud’ van de databank en dus evenmin op de wezenlijke gegevens daarvan. Voorts is in het Dataco-arrest bepaald dat een databank auteursrechtelijk wordt beschermd indien de keuze of de rangschikking van de gegevens die zij bevat een oorspronkelijke uiting is van de creatieve vrijheid van de maker ervan. Bijgevolg zijn de intellectuele inspanningen en deskundigheid die zijn aangewend bij het creëren van die gegevens volgens het Hof niet relevant om vast te stellen of een databank voor auteursrechtelijke bescherming in aanmerking komt en kunnen de voor de samenstelling van de databank vereiste aanzienlijke inspanningen en deskundigheid op zich geen grond opleveren voor auteursrechtelijke bescherming indien daarbij geen blijk wordt gegeven van originaliteit bij de keuze of de rangschikking van de in de databank opgenomen gegevens (rov. 42 - 45).

2.7. De rechtbank oordeelt op grond van het voorgaande dat een streng onderscheid gemaakt dient te worden tussen de gegevens die in de databank zijn opgenomen, in dit geval de normgegevens, en de structuur van de databank, in dit geval de normtabellen. De auteursrechtelijke bescherming van de databank kan alleen betrekking hebben op de structuur van de databank en niet – zoals in het Dataco-arrest door het Hof nogmaals is bevestigd – op (de totstandkoming van) de gegevens die in de databank zijn opgenomen.

2.8. De rechtbank stelt vast dat niet gebleken is dat [B] c.s. de structuur van de normtabellen heeft overgenomen van [A]. Voor zover dat (deels) wel is gebeurd, overweegt de rechtbank dat [A] bovendien niet gesteld heeft dat de structuur van haar databank berust op een oorspronkelijke uiting van de creatieve vrijheid van de maker ervan. [A] heeft weliswaar per test gemotiveerd aangegeven welke keuzes zijn gemaakt bij de totstandkoming van de normwaardes, maar deze keuzes hebben betrekking op de totstandkoming van de gegevens die in de databank zijn opgenomen en kunnen derhalve niet bijdragen aan het bewijs van de gestelde oorspronkelijkheid van de databank.

Lees de uitspraak zaaknr. C/13/482409 / HA ZA 11-441, LJN CA4036.
Lees de uitspraak zaaknr. 482409 / HA ZA 11-441, LJN CA4035.

Op andere blogs:
NVJ (Geen bescherming voor tabelgegevens)

IEF 12729

Verklaring voor recht in verstekvonnis

Rechtbank Amsterdam 29 mei 2013, zaaknr. C/13/536831 / HA ZA 13-231 (Masterfile tegen gedaagden)
Uitspraak ingezonden door Helen Maatjes, Intellectueel Eigendom advocaten.

Kort verstekvonnis. De Rechtbank verklaart voor recht dat gedaagde inbreuk heeft gemaakt op de auteursrechten van de Fotografische Werken "Zakenmensen met trofee", "Businessmeeting" en "Kinderen in klimhal" en onrechtmatig jegens eiseressen heeft gehandeld. Masterfile heeft geconstateerd dat gedaagde zonder voorafgaande toestemming van de Makers middels haar website www.dutchtechnologies.com deze werken openbaar heeft gemaakt. Gedaagde heeft zich per email op het standpunt gesteld dat zij geen inbreuk maakt op de auteursrechten van Masterfile nu haar website door een derde zou zijn ontwikkeld. Dit verweer slaagt niet. Gedaagde wordt veroordeeld om eiseressen een bedrag van €4.480,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente en de na dit vonnis ontstane kosten.

IEF 12727

Frankrijk: Apple moet (voorlopig) 5 miljoen iPad-thuiskopievergoeding betalen

Tribunal de grande instance de Paris, 30 mei 2013, (Apple tegen Copie France)
iPad 3G and iPad Wi-FiIn't kort: Apple heeft van consumenten de compensatie op grond van Besluit 13 van de commissie thuiskopieheffing (commission de la copie privée) gecollecteerd. Apple had ernstige twijfel over de wettigheid van dat Besluit, maar heeft al wel 5 miljoen euro gecollecteerd. Het gerecht staat toe de beslissing van de Franse Raad van State af te wachten, niettemin heeft Copie France haar vordering gebaseerd op een hogere wet, namelijk artikel L-331-1 van de Franse Code de la Propriété intellectuelle, waar Besluit 13 slechts een uitwerking van is.

Apple zegt dat de tekst van Besluit 13 in haast werd goedgekeurd, zonder enige analyse van het gebruik en het zijn dezelfde tarieven als die zijn vastgesteld bij Besluit nr. ​​11. Besluit nr. 11 werd echter door de Raad van State ongedaan gemaakt, omdat het aan aandacht ontbrak voor het zakelijke gebruik van de multimedia mobiele telefoons, en door de toepassing van het Padawan-arrest [IEF 9171]. Het gerecht houdt de zaak aan tot de Franse Raad van State over de rechtmatigheid van Besluit 13 heeft geoordeeld. Het gerecht beveelt een voorlopige tenuitvoerlegging van het vonnis (betaling €5 miljoen) met het oog op een tijdelijk, maar snel herstel van de schade geleden door Copie France.

Sur la demande reconventionnelle de la société Copie France
La société Copie France sollicite l’allocation d’une provision dans l’hypothèse d’un sursis à statuer. Cette demande n’est pas contradictoire avec le prononcé du sursis dans la mesure où la société Copie France ne fonde pas sa demande sur la décision n°13 contestée mais sur d’autres règles de droit d’une valeur supérieure.
Il y a lieu de constater que l’éventuelle annulation de la décision n°13 de la Commission n’affecte pas la validité de l’article L331-1 du code de la propriété intellectuelle dont elle n’est que l’application et qui fixe le principe de la rémunération pour copie privée des auteurs artistes-interprètes et producteurs de phonogrammes ou vidéogrammes.
La décision n°13 est en effet une simple modalité pratique de mise en œuvre de ce principe et elle ne doit pas être considérée comme une règle spéciale qui dérogerait à une règle générale laquelle ne pourrait lui être substituée, mais simplement comme une application de la loi nationale, elle-même conforme au droit communautaire qui demande aux Etats qui admettent l’exception de copie privée, d’organiser une compensation équitable. La société Copie France est donc bien fondée à invoquer le principe de la rémunération pour copie privée pour solliciter une indemnité compensatrice de la perte qu’elle subit du fait des difficultés actuelles pour recouvrer les sommes dues à ce titre.
Par ailleurs la loi met à la charge des fabricants et importateurs d’appareils d’enregistrement le paiement de la compensation équitable à charge pour eux de la répercuter sur le consommateur final qui bénéficie de l’exception de copie privée.
Ainsi les sociétés Apple qui fournissent le matériel d’enregistrement et qui au surplus reconnaissent avoir collecté le montant de la rémunération pour copie privée auprès des consommateurs finals, sont bien les débiteurs de l’indemnité due à la société Copie France.
Pour apprécier le montant de cette indemnité, la société Copie France propose de se reporter au barème prévue par la décision n°14 de la Commission, qui aboutit aux mêmes sommes que toutes les décisions antérieurs et qui fait également l’objet d’un recours devant le Conseil d’Etat.
Aussi au vu des éléments d’appréciation soumis au tribunal il y a lieu de condamner les sociétés Apple à payer à la société Copie France une provision de 5 000 000 €.
L’exécution provisoire compatible avec la nature de l’affaire doit être ordonnée afin d’assurer une réparation provisoire rapide du préjudice subi par la société Copie France.

DÉCISION
Statuant publiquement, par mise à disposition au greffe, contradictoirement et en premier ressort,
. Déclare recevables les demandes des sociétés Apple distribution international et Apple France,
. Sursoit à statuer sur leurs demandes jusqu’à l’arrêt du Conseil d’Etat statuant sur la validité de la décision n °13 de la Commission,
. Condamne in solidum les sociétés Apple distribution international et Apple France à payer à la société Copie France la somme provisionnelle de 5 000 000 € à valoir sur le montant de la compensation équitable pour la période de février à décembre 2011,
. Dit que l’affaire est retirée du rôle et y sera réinscrite à la demande de la partie la plus diligente une fois l’arrêt du Conseil d’Etat rendu,
. Ordonne l’exécution provisoire,
. Réserve les dépens et les frais irrépétibles.

IEF 12719

SENA jaarverslag 2012

Uit't persbericht: Op maandag 27 mei is het jaarverslag over 2012 gepubliceerd: ‘Elk nummer telt’. Dit gebeurde tijdens de jaarlijkse Vergadering van Aangeslotenen. De daadwerkelijke incasso is in 2012 met 3 procent gestegen en de kosten zijn met 11 procent gedaald ten opzichte van 2011. Prestaties waar Sena trots op is. Naar aanleiding van een (klant)tevredenheidonderzoek dat in 2011 is uitgevoerd zijn in 2012 diverse acties in gang gezet. Het is ons doel om de kwaliteit van onze dienstverlening en informatievoorziening continu te verbeteren. U kunt het jaarverslag 2012 hier inzien.

IEF 12717

Tonen prototypen huishoudtrappen en voorgenomen verhandeling verboden

Vzr. Rechtbank Den Haag 31 mei 2013, rolnrs. KG ZA 13-290 en KG ZA 13-527 (Altrex tegen ASC Aluminium Scaffolding Company en vd Heuvel Alu Products)
Uitspraak ingezonden door Lars Bakers en Christine Diepstraten, BINGH advocaten.
Auteursrecht. Altrex ontwikkelt, produceert en verhandelt ladders en huishoudtrappen via doe-het-zelf-winkels en bouwmarkten en internet, waaronder de zogenoemde Double Decker in verschillende uitvoeringen in het aantal traptreden.

De Alumexx-handy trappen werden via de sites ASC-bv.nl en rolsteigerskopen.com aangeboden. De voorzieningenrechter oordeelt dat in het geval van de Double Decker er sprake is van een auteursrechtelijk beschermd werk gezien de, kort samengevat, vormgeving van tredekappen, bordesrand en de handgreep en de tooltray. De combinatie van opgesomde creatieve elementen en andere elementen maakt dat er een werk is. De verbodsvordering wordt alleen tegen v/d Heuvel Alu toegewezen voor zover het de Double Decker en hiermee overeenstemmende producten, in ieder geval de Alumexx-handy betreft.

Gedaagde hebben gesteld dat nog geen verhandeling van de Alumexx-handy heeft plaatsgevonden en dat er slechts een klein aantal prototypen voorhanden is. Altrex heeft onvoldoende onderbouwd dat deze trappen al verhandeld zijn. De inbreuk beperkt zich slechts tot het tonen van deze prototypen in het kader van der aanbieding en voorgenomen verhandeling van het product.

2.8. Nadien is de website www.asc-bv.nl aangepast in de zin dat op 28 maart 2013 een nieuwsbericht op de website is geplaats onder het kopje “Levering en productie Alumexxhandy ® uitgesteld”. In het nieuwsbericht is onder meer vermeld dat de werkzaamheden met betrekking tot de productie van de Alumexx-handy tijdelijk worden stilgelegd in afwachting van de uitkomst van de onderhavige procedure. Ook de pagina met de Alumexx-handy op www.rolsteigerskopen.com is niet meer toegankelijk.

 4.6. Gelet op het voorgaande oordeelt de voorzieningenrechter voorshands dat in het geval van de Double Decker sprake is van een auteursrechtelijk beschermd werk, nu in het ontwerp van de Double Decker voldoende elementen zijn aan te wijzen die, gelet op de reeds op de markt beschikbare producten, kunnen worden aangemerkt als het resultaat van creatieve keuzes. De volgende elementen geven naar voorlopig oordeel blijk van creatieve keuzes.
- Bij de vormgeving van de tredekappen, de bordesrand en de handgreep is telkens gekozen voor een min of meer bolle, afgeronde vorm waarin verticale inkepingen zijn aangebracht. Naar voorlopig oordeel is er geen technische noodzaak voor de inkepingen in de tredekappen. Andere huishoudtrappen met tredekappen (zie de door gedaagden in het geding gebrachte afbeeldingen onder 2.9) hebben geen inkepingen in de tredekappen en gedaagden hebben onvoldoende aannemelijk gemaakt dat de door Altrex gekozen ronde vormgeving zonder de inkepingen onvoldoende flexibel zou zijn om de tredekappen aan te kunnen brengen op de treden;
- De bordesrand die breder is dan het bordes zelf en de gehele voorkant van het bordes omvat. Voor de bescherming van lichaamsdelen is deze vormgeving niet noodzakelijk, een anders vormgegeven rand zou dat ook kunnen bewerkstelligen;
- De tooltray, met een afgeronde vormgeving en aan de zijde van de treden en de zijkanten een enigszins uitstekend deel en aan de andere zijde een verder uitstekend deel, voorzien van ribben aan alle zijden. Naar voorlopig oordeel zijn de ribben aan de drie kort uitstekende kanten van de tooltray niet technisch of functioneel vereist; - De langwerpig vormgegeven scharnierkappen, in een van de trapstijlen afwijkend materiaal.

Het verweer van gedaagden dat een aantal van de hiervoor opgesomde elementen functioneel zijn, zoals het gebruik van tredekappen, een handgreep en een tooltray, doet er niet aan af dat er bij de specifieke vormgeving van die elementen voldoende ruimte was voor creatieve keuzes, die op de hiervoor opgesomde wijze zijn gemaakt. Naar voorlopig oordeel zijn de ovale vorm van de voeten en de daarop aangebrachte ribben op zichzelf geen creatieve elementen, omdat beide elementen de trap meer stevigheid geven en dus de veiligheid van de gebruiker bevorderen.

4.12. Gedaagden hebben gesteld dat nog geen verhandeling van de Alumexx-handy heeft plaatsgevonden, er is volgens hen slechts een klein aantal prototypen voorhanden. Altrex heeft haar stelling dat de Alumexx-handy al wel is verhandeld onvoldoende onderbouwd, zodat voorshands aangenomen moet worden dat de auteursrechtinbreuk beperkt is tot het tonen op de website www.asc-bv.nl van de genoemde prototypen in het kader van de aanbieding en voorgenomen verhandeling van het product.

4.15. Naar voorlopig oordeel is onvoldoende aannemelijk geworden dat Aluminium Scaffolding Company zich bezig houdt of dreigt bezig te houden met voorbehouden handelingen. Gedaagden hebben onvoldoende weersproken gesteld dat alleen v/d Heuvel Alu de website www.asc-bv.nl beheert en daarop de Alumexx-handy heeft aangeboden. Dat uit de inschrijving bij de Kamer van Koophandel de indruk kan ontstaan dat Aluminium Scaffolding Company ook handelt in huishoudtrappen of uit het handelsnaamgebruik op de website www.asc-bv.nl de indruk kan ontstaan dat zij die website beheert, is onvoldoende voor toewijzing van een verbod wegens (concreet dreigende) inbreuk.
IEF 12713

Voorgesteld: Radiomodel voor streaming op internet

Inbreng verslag van een schriftelijk overleg Raad voor Concurrentievermogen 29/30 mei 2013, Niet-dossierstuk 2013D20368.
Enig relevant citaat: Met betrekking tot het auteursrecht verwijzen de leden van de fractie van D66 graag naar het zogenoemde radiomodel waarmee zij doelen op het systeem dat zij hebben voorgesteld en uitgewerkt waarin met streaming op het internet op dezelfde wijze wordt omgegaan met auteursrecht als op de radio. Dat wil zeggen dat de naburige rechten ook via collectieve licenties lopen waardoor het voor veel meer aanbieders mogelijk is om een compleet aanbod van muziek aan te bieden. Op termijn kan dit dan ook worden uitgebreid naar audiovisueel.

Deze leden zijn uiteraard voorstander van multi-terratoriale licenties, maar denken dat het probleem niet zozeer zit in de 27 collectieve beheersorganisaties (een per lidstaat) waarmee aanbieders van content moeten onderhandelen, maar veel eerder in de duizenden platenmaatschappijen die allemaal afzonderlijk toestemming moeten geven voor het gebruik
van de content waarvan zij de rechten (gedeeltelijk) bezitten. Zonder dat een internetaanbieder over een fatsoenlijk aanbod beschikt van vrijwel alle liedjes, is er immers geen levensvatbare dienst. Graag ontvangen zij een reactie op dit voorstel en deze redenatie.