Auteursrecht  

IEF 10836

Stijlbescherming: tusssen brand identity en concept

Rechtbank Amsterdam 25 januari 2012, HA ZA 10-2047 (Dietwee B.V. tegen Nuna International B.V.)

Met dank aan Gregor Vos en Laura van Gijn, Klos Morel Vos & Schaap.

In't kort: Stijlbescherming. 'Brand identity' is de gekozen versie van 'brand concept'. Na het tussenvonnis (8 juni 2011) waarin de gelegenheid werd gegeven aan Dietwee om bij akte te reageren op het verweer dat het slechts zou gaan om een stijl die niet voor auteursrechtelijke bescherming te komen, volgt dat de door Dietwee genoemde elementen te algemeen en te gangbaar zijn om auteursrechtelijke bescherming te genieten.

Feiten. Nuna is gespecialiseerd in de ontwikkeling van innovatieve en 'no-nonsense' baby- en peuterproducten en heeft Dietwee benaderd voor ontwikkeling van wereldwijde huisstijl. Na diverse opdrachten werd de samenwerking beëindigd. Het andere bureau dat Nuna heeft ingeschakeld heeft nieuwe foto's laten maken waarbij in zwart/wit-uitvoering kleuraccenten zijn aangebracht en nieuwe teksten zijn bedacht.

Het auteursrecht is niet overgedragen, slechts de gebruiksrechten, de 'creative rights' bleven bij Dietwee. Artikel 8 Aw - opdrachtgevermakerschhap - is niet van toepassing omdat er een andersluidend beding is en dit artikel is van aanvullend recht.

De rechtbank gaat er wel vanuit dat de licentie nog voortduurt. Deze geldt voor de 'brand identity'. Een brand identity is echter niet hetzelfde als een brand concept. Van en brand identity kan immers pas sprake zijn als er een concreet uitgewerkt ontwerp ligt. Aangezien Nuna voor haar brand identity heeft gekozen voor Direction 1, me een uitvoering in zwart/wit, en Nuna die vervolgens heeft uitgewerkt, moet dit ontwerp als brand identity worden beschouwd. De licentie ziet dus niet op de Brand Concept noch op een twee variant (r.o. 4.13).

Beoordeling. De beschreven visuele communicatiewaarden, brand elements en het kleurgebruik kan wel voor auteursrechtelijke bescherming in aanmerking komen. In dit geval zijn de 'tone of voice' te algemeen en te gangbaar om auteursrechtelijke bescherming te kunnen genieten nu niet gaat om niet nader uitgewerkte ideeën. De rechtbank wijst de vorderingen af, immers stemmen in de totaalindrukken slechts de typografie overeen, echter...

2.8 (...) "Enkel het gebruik van een zelfde lettertype is naar het oordeel van de rechtbank te weinig om te kunnen spreken van een overeenstemmende totaalindruk, temeer nu voor de totaalindruk het onderwerp van de foto en de daarbij geplaatste tekst zeer bepalend is. Voor de Nieuwe werken zijn geheel nieuwe foto's gebruikt, waarop andere kinderen te zien zijn, in andere situtaties en met daarop (in kleur) andere teksten. Deze werken wijken in belangrijke  mate af van de uitingen in Direction 2. Door Dietwee is nog aangevoerd dat ok sprake is van overeenstemming omdat in één van de Nieuwe Werken evenals bij het werk van Dietwee letters gedeeltelijk weglopen achter het beeld. Volgens Nuna betreft dit werk een 'still uit een filmpje'. Los daarvan acht de rechtbank ook deze gelijkenis te gering ook in samenhang met het lettertype bezien, van een overeenstemmende totaalindruk te kunnen spreken.

2.5. De rechtbank oordeelt als volgt. Dietwee benoemt en omschrijft een aantal 'identity properties', die volgens haar de auteursrechtelijk beschermde trekken vormen die door Nuna zijn overgenomen in de Nieuwe Werken. De rechtbank komt tot het oordeel dat deze elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang beschouwd, onvoldoende bepaald zijn en niet meer behelzen dan een opsomming vn begrippen die een idee voor  een bepaalde stijl uitdrukken. Het gaat om enkele slechts in algemene termen beschreven elementen voor reclame-uitingen, die nog verdere uitwerking behoeven. Aan de hand van deze beschrijvingen kan men komen tot zeer verschillende concrete uitwerkingen. Ze zijn dan ook niet op een lijn te stellen met beschermde (televisie) formats, omdat het daarbij immers moet gaan om zeer concreet uitgewerkte elementen.

2.6. Dat neemt niet weg dat de concrete uitwerking van de beschreven 'visuele communicatiewaarden', 'brand elements' en het kleurgebruik wel degelijk auteursrechtelijke bescherming kan genieten. Dat is het geval bij de in Direction 2 opgenomen voorbeelden voor reclame-uitingen, die oorspronkelijk zijn en het persoonlijk stempel van de maker dragen. Nuna betwist ook niet dat deze voorbeelden als een werk in de zin van de Auteurswet kunnen worden beschouwd.
De rechtbank heeft Dietwee bij tussenvonnis in de gelegenheid gesteld om nader aan te geven welke auteursrechtelijk beschermde elementen uit Direction 2 zijn overgenomen in de Nieuwe Werken. Dietwee heeftt een vergelijkingsdocument gemaakt waaruit volgens haar blijkt dat de volgende subjectieve trekken in de Nieuwe Werken van Nuna herkenbaar zijn:
a. de geselecteerde visuele communicatie waarden;
b. de  geselecteerde brand elementen, met name de tone of voice en de typografie. Voor de typografie geldt dat in het bijzonder voor de gebruikte letter, die op specifieke wijze is toegepast en bewerkt, de 'onderkast', minder regelafstand/krappe interlinie en de letters die weglopen achter het ontwerp;
c. de wijze van gebruik van kleuren.
IEF 10833

Portretrecht en oplichtingspraktijken

Vzr. Rechtbank Amsterdam 19 januari 2012, LJN BV2087 (eiser tegen TROS)

Gelijktijdige dank aan Vivienne Sinaasappel en Bertil van Kaam, Van Kaam Advocaten.

Portretrecht. Rechtspraak.nl: Artikel 21 Auteurswet. Artikel 8 EVRM. Artikel 10 EVRM. De Tros heeft twee uitzendingen (8 sept 2009, 25 okt 2011) van het programma "Opgelicht?!" gewijd aan oplichtingspraktijken van een vrouw. In de tweede uitzending is eiser, de toenmalige vriend van de vrouw, herkenbaar in beeld gebracht en in verband gebracht met de oplichtingspraktijken van de vrouw. Geoordeeld wordt dat voldoende aannemelijk is dat eiser betrokken is geweest bij de oplichtingspraktijken van de vrouw en dat de door de Tros geuite suggestie derhalve voldoende steun vindt in het beschikbare feitenmateriaal. Daarmee weegt het belang van de Tros om eiser herkenbaar in beeld te brengen zwaarder dan de inbreuk die daarmee op de persoonlijke levenssfeer van eiser wordt gemaakt. Hierbij is nog van belang dat de naam van eiser niet wordt genoemd zodat onvoldoende aannemelijk is dat de uitzending eiser via internet zal worden nagedragen. Nu deze vordering wordt afgewezen, is voor een vergoeding van immateriele schade geen plaats.

4.2.  [eiser] is in de aflevering van “Opgelicht?!” van 25 oktober 2011 herkenbaar in beeld gebracht zonder dat hij daarmee heeft ingestemd. Het beschikbaar stellen en houden van dit portret aan het publiek is zonder toestemming van [eiser] niet geoorloofd voor zover een redelijk belang van [eiser] zich daartegen verzet (artikel 21 Aw). Als de openbaarmaking van een portret een schending van het in artikel 8 EVRM gewaarborgde recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer oplevert, is daarin in beginsel een redelijk belang gelegen als bedoeld in artikel 21 Aw. In de aflevering van “Opgelicht?!” van 25 oktober 2011 is [eiser] in verband gebracht met de oplichtingspraktijken van [ex-partner]. Onbetwist is dat [eiser] hiervan hinder heeft ondervonden doordat hij hierover door derden is aangesproken. Dit kan als een schending van zijn persoonlijke levenssfeer worden aangemerkt. Het portretrecht van [eiser] is echter niet absoluut. Het dient te worden afgewogen tegen, in dit geval, het recht van de Tros op vrijheid van meningsuiting, zoals neergelegd in artikel 10 EVRM. Om te beoordelen aan welke van beide grondrechten, die in beginsel van gelijke rangorde zijn, in een concreet geval voorrang toekomt, dienen aan de hand van alle omstandigheden van het geval de belangen van partijen tegen elkaar te worden afgewogen.

4.4.  In het kader van de onder 4.2. genoemde belangenafweging wordt voorshands doorslaggevend geacht of de in de uitzending van 25 oktober 2011 door de Tros gesuggereerde betrokkenheid van [eiser] bij de oplichtingspraktijken van [ex-partner] voldoende steun vindt in het beschikbare feitenmateriaal. Zo dit het geval is, wint het belang van de Tros om [eiser] herkenbaar in beeld te brengen het van de inbreuk die met de uitzending wordt gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [eiser].

IEF 10835

Kroniek internetrecht 2011

A. Engelfriet, Kroniek internetrecht 2011, Ius mentis 22 januari 2012.

Een bijdrage van Arnoud Engelfriet, ICTRecht.

 

Inhoudsopgave:
1. Auteursrecht

2. Merken, Adwords en domeinnamen
3. Innovatie

4. Meningsuiting

 

1. Auteursrecht
Op al je punten gelijk krijgen en toch verliezen: FTD moest sluiten, ondanks dat downloaden uit illegale bron expliciet legaal verklaard werd en FTD bijna niets anders deed dan dat faciliteren. Maar het geven van digitale schouderklopjes en een requestforum hebben was genoeg om toch onrechtmatig verklaard te worden.

Usenetprovider NSE ging compleet onderuit: zij maakte zelfstandig inbreuk op auteursrechten door muziek en films van Brein-aangeslotenen door te geven. Dat vonniste de rechtbank Amsterdam in oktober.

De reactiepanelen ontplofden bij mijn Gettyblog: de stockfotosite stuurt al een paar jaar blafbrieven over overname van hun plaatjes, en schakelde op zeker moment ook een Nederlandse advocaat in. Die komt echter ook maar niet verder dan schadeclaims eisen zonder ooit naar de rechter te stappen.

Wie wél procedeert, is Cozzmoss/Auxen en hun advocatenkantoor Banning, net als diverse fotografen die in iedere plaatjesgebruiker een geharde internetcrimineel zien. Een dozijn rechtszaken leverde niet echt een duidelijk beeld op van hoe je nu de schade vaststelt, hoewel de neiging is om naar één of twee keer de gemiste licentiekosten te gaan. En wie al te hard blaft, komt van een koude kermis thuis.

Het einde van de persexceptie: het gerechtshof wrong zich in een hoogst merkwaardige bocht om onze Auteurswet tóch binnen de Europese regels te houden, door de tekst “bij nieuwsberichten mag geen auteursrechtvoorbehoud tegen de persexceptie worden gemaakt” te lezen als “alleen bij nieuwsberichten waar geen auteursrecht op zit”. Gelukkig bleef de parodie-exceptie wél overeind in de Nijn Eleven-zaak.

Als afsluiter de licht bizarre zaak van Realnetworks tegen een hyperlinker, waarbij de vraag opgeworpen werd of de hyperlink zelf een openbaarmaking van de software opleverde. Gelukkig niet.2. Merken, Adwords en domeinnamen
Merken in domeinnamen en Adwords-advertenties, het blijft goed voor vele, vele rechtszaken. Het Google/Vuitton-arrest uit 2010 over gebruik van andermans merk in je Adwords-advertentie bood enkele vuistregels, die in Nederland nader ingevuld werden. Zo is het tonen van algemene advertenties legaal, bij wijze van suggestie van een alternatief. Ook legaal is het maken van vergelijkende reclame via een Adwords-advertentie. Het gebruik van de term ’scheidingsplanner’ in een advertentie was wél inbreuk, omdat te onduidelijk was dat de advertentie van een concurrent was.

3. Innovatie
Het grote nieuws hier natuurlijk de patentenoorlog (en modelrechtenoorlog) tussen Apple en Samsung. Van Europabrede verboden naar opgerekte Galaxy Tabs en patenten op het knijpen in digitale foto’s, zo ongeveer alles is wel langsgekomen. Maar eruit zijn ze nog steeds niet.

Een afgeleide uitspraak bepaalde dat Samsung haar octrooien op gestandaardiseerde technologie niet zomaar tegen de fruitige vijand mocht inzetten. Men had eerst moeten onderhandelen, conform de regels van de standaardisatiecommissie. Deze uitspraak kan nog wel eens heel groot gaan worden.

In juni bepaalde het Amerikaanse Hooggerechtshof dat een octrooihouder een lagere bewijslast heeft ten aanzien van de inbreuk, dan de aangeklaagde ten aanzien van de geldigheid van het octrooi. Dit vanwege het uitstekende -kuch kuch- werk dat het US Patent Office verricht bij het onderzoeken van al die aanvragen.

De vervolgens verwachte “invasie van patenttrollen” bleef echter uit. Sterker nog, een Amerikaans hof deelde een gevoelige dreun uit aan een patenttrol, en sprak van “indicia of extortion” bij de handelspraktijken van een octrooi-opkoper.

In september werd aangekondigd het patentsysteem te herzien maar zoals wel vaker bleef er weinig over van die wet. Wel overeind bleef de overgang van het “first to invent”-principe naar “first to file”, zodat men hier eindelijk de rest van de wereld volgt.

Mijn artikelserie 3D dinsdag leverde een hoop leuke reacties op, waarvoor dank aan iedereen.

4. Meningsuiting
Bloggers opgepast: de Raad voor de Journalistiek achtte zichzelf in januari bevoegd over internet te oordelen. Ik heb nog geen uitspraken gezien over bloggers zonder redactiestatuut echter.

Als meningsuiter blijk je geen recht te hebben op toegang tot andermans forum, blog of krant. Je mag je mening wel uiten maar je zult zelf moeten zorgen voor de middelen. Zo mocht Elsevier haar onwelgevallige reacties verwijderen ook al waren deze on-topic. De sluiting van het Volkskrantblog gaf nog interessante discussie wat dát betekent voor de uitingsvrijheid.

Mijn persoonlijke ergernis dat de kaartenbakwet, pardon Wet bescherming persoonsgegevens kan worden ingezet tegen journalistieke publicaties kreeg een opsteker in het Kleintje Muurkrant-arrest. De afweging onder die wet blijkt namelijk precies dezelfde als de ‘gewone’ afweging of een publicatie rechtmatig is. Dus wie netjes schrijft, heeft van de Wbp niets te vrezen. Anders kan het uitvallen bij het publiceren van dossiers wanneer de wederpartij zijn auteursrecht inroept.

Vrolijk werd ik toch weer een beetje van de uitspraak dat TROS Radar en de Wereldomroep niet aansprakelijk bleken voor door anderen aangedragen inhoud.

Fotograferen op het station mag gewoon, zo bleek uit antwoord op Kamervragen. Maar dat zal menig agent, BOA of particuliere beveiliger er niet van weerhouden fotografen te arresteren of geheugenkaartjes in beslag te nemen, hoewel ook dat dus niet mag.

Oh, en nu we het toch over journalistiek hebben: nieuwssite Crimesite werd gesommeerd, pardon vriendelijk verzocht, om de IP-adressen van reageerders bij een artikel af te geven. De site weigerde met een beroep op journalistieke bronbescherming, en kreeg gelijk van de minister.

Dat vriendelijk verzoeken door osporingsinstanties is mij een doorn in het oog. Uitgangspunt van de wet is namelijk dat de politie alleen mag vorderen op grond van een expliciete wetsbepaling die regelt wat er mag worden gevorderd, wie daarover beslist en hoe ver de vordering kan gaan. Terecht klaagde RIPE dan ook het OM, KLPD en THTC aan. De IP-adresruimtebeheerder moest vier IP-ranges blokkeren maar niemand wist op grond van welke wet.

Onder licentie CC-BY-SA 2.5.

IEF 10831

Infopaq II

HvJ EU 17 januari 2012, zaak C-302/10 (Infopaq II tegen Danske Dagblades Forening)

Infopaq I: IEF 8070 ("Elf woorden"). Vergelijk met Conclusie AG in DR TV2 Danmark, IEF 10787. Wanneer is er sprake van vastlegging van voorbijgaande aard?

Het hof verklaart voor recht:

1) Artikel 5, lid 1, van richtlijn 2001/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij moet aldus worden uitgelegd dat in het kader van een zogenoemd „data-captureprocedé” verrichte tijdelijke reproductiehandelingen als die welke in het hoofdgeding aan de orde zijn,
– voldoen aan de voorwaarde dat deze handelingen een integraal en essentieel onderdeel van een technisch procedé moeten vormen, ondanks het feit dat zij aan het begin en aan het einde van dit procedé worden verricht en menselijke tussenkomst vereisen;

– voldoen aan de voorwaarde dat de reproductiehandelingen als enig doel moeten hebben, rechtmatig gebruik van een werk of van beschermd materiaal mogelijk te maken;
– voldoen aan de voorwaarde dat deze handelingen geen zelfstandige economische waarde mogen bezitten, wanneer enerzijds door het verrichten van die handelingen geen extra winst kan worden gemaakt die boven op de winst komt die uit het rechtmatige gebruik van het beschermde werk wordt gehaald, en anderzijds de tijdelijke reproductiehandelingen niet op een wijziging van het werk uitlopen.
2) Artikel 5, lid 5, van richtlijn 2001/29 moet aldus worden uitgelegd dat in het kader van een zogenoemd „data-captureprocedé” verrichte tijdelijke reproductiehandelingen als die welke in het hoofdgeding aan de orde zijn, moeten worden geacht te voldoen aan de voorwaarde dat de reproductiehandelingen geen afbreuk mogen doen aan de normale exploitatie van het werk en de wettige belangen van de rechthebbende niet onredelijk mogen schaden, wanneer zij voldoen aan alle voorwaarden van artikel 5, lid 1, van deze richtlijn.

IEF 10826

Frameanalyse van het grote downloaddebat

Lotte Anemaet, 'Respecteer onze rechten, frameanalyse van het Nederlandse debat over het illegaal downloaden binnen het auteursrecht, Universiteit Leiden 2011.

Op donderdag 27 mei 2010 werd in De Balie in Amsterdam een verkiezingsdebat georganiseerd over auteursrecht, internet, privacy en informatievrijheid: het Grote Download debat.

Aanleiding voor het debat was destijds het plan om downloaden uit illegale bron te verbieden en de Thuiskopie heffing op blanco CD’s en DVD’s af te schaffen. Auteursrecht op internet: wordt het ‘heffen’ of ‘handhaven’, of allebei, of geen van beide? Wat willen de belanghebbenden? Wat wil de politiek? Wat kan internationaal-juridisch?

Downloaden is nog steeds zeer actueel en de retorica en ‘framing’ spelen ook nu een grote rol. Deze scriptie, getiteld ‘Respecteer onze rechten’ van Lotte Anemaet bevat een interessante frameanalyse van het Nederlandse debat over het illegaal downloaden binnen het Auteursrecht. Sprekers proberen het publiek van hun standpunt te overtuigen. De scriptie gaat in op de vraag welke retorische middelen toegepast worden om het ‘respect’ frame te bewerkstelligen.

Inhoudsopgave:
1. Inleiding
2. Het niet-fysieke intellectuele eigendomsrecht
3. Ethische visies
4. Overtuigingskracht in discussies
5. Analysemodel
6. Resultaten
   6.1 Ot van Dalen, Bits of Freedom
   6.2 Tim Kuijk, Stichting BREIN
   6.3 Leah Postma, Consumentenbond
   6.4 Niels Aalberts, Kyteman
   6.5 Erwin Angad-Gaur, Platform Makers

7. Discussie en besluit

Lees de scriptie hier.

IEF 10823

Per element, op detailniveau, verschillen

Vzr. Rechtbank Zwolle 24 januari 2012, LJN BV1721 (Studio Light tegen Find IT Media)

Inbreuk op auteursrecht en slaafse nabootsing van 3d-wenskaarten.

Zowel Studio Light als Find It Media exploiteren een groothandel in (onder andere) "selfmade kaarten". Sedert april 2010 geeft Studio Light een serie boekjes uit, door haar aangeduid als "Mini Pyramids". Find It Media geeft ook sedert 2008 vergelijkbare boekjes uit, in die zin dat daarmee ook kaarten kunnen worden gemaakt door de plaatjes uit deze boekjes uit te knippen en zodanig op elkaar te plakken dat een gelaagd effect ('3D-effect') ontstaat.

a. rust er een auteursrecht op de lay-out; JA
b. is Studio Light de auteursrechthebbende; JA
c. maakt Find It Media door de uitgave van haar A6-boekjes inbreuk op het auteursrecht van Studio Light. JA

Dat per element, op detailniveau, er sprake is van verschillen doet er niet aan af of er auteursrechtelijke inbreuk wordt gepleegd. Daar bovenop wordt ook nog eens slaafse nabootsing aangenomen.

Ad a.
4.2.2. In dit verband moet eerstens worden opgemerkt dat uit de aard van de zaak, het betreft hier een lay-out die in meerdere boekjes van Studio Light terugkomt, voor de vraag wat voor bescherming in aanmerking komt, anders dan Find It Media stelt, het noodzakelijk is een vergelijking te maken tussen de verschillende A6-boekjes van Studio Light. Voorshands is de voorzieningenrechter van oordeel dat van een auteursrecht sprake is gelet op de volgende elementen, die - anders dan Find It Media heeft betoogd - in onderlinge samenhang moeten worden bezien: (...)

Uit het aantal, de keuze en de plaats van voormelde elementen blijkt in voldoende mate van een creatieve, scheppende arbeid, die - wederom anders dan Find It Media heeft betoogd - dermate afwijkt van de (oudere) A5-boekjes van Find It Media dat geen afbreuk wordt gedaan aan de oorspronkelijkheid en eigenheid van het werk. Immers, geen van de hierboven genoemde elementen, met uitzondering van de nummering van het boekje, komt overeen met de A5-boekjes van Find It Media.

Find It Media heeft voorts gesteld dat Studio Light niet voldoende heeft onderbouwd dat de lay-out van de omslagen van A6-boekjes van Studio Light een persoonlijk karakter heeft.

De voorzieningenrechter volgt Find It Media hierin niet. Studio Light heeft in voldoende mate gewezen op - onder andere - de verschillende hierboven vermelde elementen en de samenhang daartussen. Daaruit blijkt, naar het voorshandse oordeel van de voorzieningenrechter, voldoende van een persoonlijk karakter. Meer behoefde van Studio Light in dit verband niet verwacht te worden.

Ad.b.
4.3.2.  Artikel 4 Auteurswet bepaalt, voor zover van belang, dat "behoudens bewijs van het tegendeel" degene die op het werk als zodanig is aangemerkt, voor maker wordt gehouden. Studio Light heeft erop gewezen dat op de achterzijde van haar A6-boekjes is vermeld: "(c)2010: Produced in Holland by: Studio Light b.v." en heeft daarmee voldoende onderbouwd dat zij auteursrechthebbende is, temeer nu Find It Media heeft nagelaten (een begin van) een aanwijzing voor "het tegendeel" naar voren te brengen.

Ad. c.
4.4.2.  Met Studio Light is de voorzieningenrechter van oordeel dat de door Find It Media gebruikte lay-out in haar A6-boekjes dermate veel gelijkenis vertoont met de (auteursrechtelijk beschermde) lay-out van de A6-boekjes van Studio Light dat een inbreuk voldoende aannemelijk is geworden.

Zoals hiervoor is opgemerkt betreft het hier een auteursrecht dat rust op de lay-out van de A6-boekjes, welk auteursrecht kan worden afgeleid uit de overeenkomsten van haar verschillende door Studio Light in het geding gebrachte A6-boekjes. Daardoor snijdt het eerste hierboven aangeduide verweer van Find It Media geen hout.

De inbreukmakende overeenstemming bestaat er, naar het oordeel van de voorzieningenrechter, uit dat de A6-boekjes van Find It Media alle onder 4.2.2 genoemde elementen bevatten (met uitzondering van de vermelding van het thema in de onder 4.2.2 genoemde cirkel), waardoor de totaalindrukken van de litigieuze A6-boekjes een treffende gelijkenis vertonen.

Dat per element, op detailniveau, van verschillen sprake is, doet aan het voorgaande niet af. Het tweede hierboven aangeduide verweer faalt derhalve eveneens.

Voldoende aannemelijk is geworden dat een gemiddelde normaal oplettende consument de A6-boekjes van Find It Media voor die van Studio Light zal houden.

Slaafse nabootsing
4.5.2.  Gelet op deze toetsingsmaatstaf is de uitgave van de litigieuze A6-boekjes door Find It Media jegens Studio Light - naast de inbreuk die deze boekjes maken op het auteursrecht dat Studio Light heeft op de lay-out van haar A6-boekjes - in strijd met de zorgvuldigheid die in het maatschappelijk verkeer in acht is te nemen en om die reden onrechtmatig. Daarbij acht de voorzieningenrechter van belang dat sprake is van een dermate grote gelijkenis tussen de A6-boekjes van Studio Light en die van Find It Media dat verwarring is te duchten en voorts dat Find It Media deze verwarring kan voorkomen door, zonder afbreuk te doen aan de deugdelijkheid of bruikbaarheid, voor een afwijkende, niet verwarringscheppende lay-out te kiezen. Voormelde gelijkenis blijkt, naar het voorshandse oordeel van de voorzieningenrechter, uit de omstandigheid dat Find It Media in haar A6-boekjes de elementen genoemd in 4.2.2 (met uitzondering van de vermelding van het thema in de aldaar aangeduide cirkel) heeft overgenomen.

IEF 10818

Voor e-books ontbreekt dat recht

Inbreng verslag van een schriftelijk overleg inzake de herstructurering van het openbaar bibliotheekwerk, Kamerstukken 28 330, nr. 51, niet-dossier stuk 2012D02113.

In navolging van IEF 10650. Digitaal leenrecht. E-books. Rol van de bibliotheek.

Inhoudsopgave:
1. Inleiding:
Markt en overheid
2. Uitgangspunten
3. Hoofdlijnen aanpassingen bibliotheekwetgeving
4. Advies van de Raad voor Cultuur
5. Overige punten
   - Overleg met de VNG over lokale bezuinigingen
   - Leenrecht
   - Informatievoorziening

Onder punt 5. overige punten Leenrecht:
De zorgen betreffen met name de positie van de auteurs van boeken. Voor fysieke boeken hebben auteurs een wettelijk recht op een leenvergoeding. Voor e-books ontbreekt dat recht. Auteurs maken zich dan ook zorgen dat een belangrijke inkomstenbron verloren gaat. Graag horen de leden hoe de staatssecretaris aankijkt tegen deze zorgen en welke rol zij daarbij voor zichzelf weggelegd ziet. In antwoord op schriftelijke vragen van het lid Peters geeft het kabinet aan dat een leenvergoeding zoals voor fysieke boeken geldt in strijd is met Europese wetgeving en dat de markt aan zet is in het ontwikkelen van innovatieve bedrijfsmodellen. De aanschaf van digitale media en de afkoop van rechten of licenties zullen echter landelijk worden uitgevoerd en daarmee rechtstreeks onder de verantwoordelijkheid van het Rijk vallen. De leden horen graag hoe de staatssecretaris vanuit die verantwoordelijkheid van plan is om te gaan met de positie van auteurs en hun zorgen daarover. Zij hebben begrepen dat gedurende de pilot auteurs een vaste ‘leenvergoeding’ krijgen. Is dat ook een mogelijkheid bij de verdere ontwikkeling, zo vragen de leden.

IEF 10815

Wetsvoorstel SOPA momenteel nog volop in discussie

Auteursrechtbeleid; Brief regering; Mogelijke effecten van de invoering van de Stop Online Piracy Act (SOPA) in de Verenigde Staten voor Nederlandse burgers en bedrijven, Kamerstukken II 29 838, nr. 47.

Minister Verhagen geeft, mede namens Staatssecretaris Teeven, informatie over de te verwachten effecten van SOPA voor Nederlandse bedrijven en burgers:

Na een eerste kennisneming van het wetsontwerp, dat nog in behandeling is in het Congres van de Verenigde Staten, kan ik hierover meedelen dat het wetsontwerp in de versie van 26 oktober 20111 bevoegdheden bevat om op te treden tegen sites die inbreuk maken op auteursrecht of die auteursrechtinbreuk faciliteren. De bevoegdheden kunnen ook worden uitgeoefend jegens sites uit andere landen dan de VS indien deze sites zich (gedeeltelijk) richten op gebruikers in de VS. In het wetsontwerp staat onder andere dat aanbieders van internet toegangsdiensten door de rechter verplicht kunnen worden de toegang tot inbreukmakende sites voor hun abonnees te blokkeren. Daarnaast kunnen aanbieders van zoekmachines verplicht worden een inbreukmakende site uit de zoekresultaten weg te laten, kunnen aanbieders van betalingssystemen worden verplicht de verwerking van betalingsverkeer ten behoeve van een dergelijke site te staken, en kunnen aanbieders van online advertenties verplicht worden de verkoop van advertentieruimte voor deze site te staken.

Een nadere beoordeling van de mogelijke effecten van het wetsvoorstel zou meer onderzoek vereisen. Ik merk hierbij op dat het wetsvoorstel momenteel nog volop in discussie is, ook in de Verenigde Staten zelf. Het Witte Huis heeft zich uitgesproken tegen het wetsvoorstel in de huidige vorm2. Recente berichten3 wijzen erop dat de behandeling van SOPA zal worden aangehouden en dat het voorstel wordt geamendeerd4. Het is daarom in dit stadium voorbarig om verder uitspraken over dit voorstel en mogelijke effecten daarvan te doen.

1. Laatst bekende versie.
2. Zie het blog van het Witte Huis.
3. Zie hierover bijvoorbeeld The New York Times en de Washington Post.
4. Zie het nieuwsbericht van indiener Lamar Smith.

IEF 10814

Teeven gaat in op aantal punten AO

Brief naar aanleiding van toezegging tijdens algemeen overleg auteursrecht, kenmerk 5721934/12/6.

Staatssecretaris Teeven gaat in op een aantal punten die tijdens het algemeen overleg aan de orde zijn gesteld, namelijk:
1. De risico‟s van monopolieposities van cbo's;
2. De toepassing van het zogenaamde "radiomodel" op internet;
3. Het door het College van Toezicht aanstellen van bestuurders bij cbo's;
4. De ervaringen met handhaving in Zweden;
5. De verdeling van thuiskopievergoedingen; en
6. De bezoldiging van bestuurders en directeuren van collectieve beheersorganisaties.

Hieronder een selectie...

1. De risico‟s van monopolieposities van cbo‟s;
In algemene zin zijn de heer Taverne en ik het er, denk ik, over eens dat we in Nederland zoveel mogelijk moeten streven naar 1-loket, waar gebruikers hun gebruik van beschermde werken zoveel mogelijk en uniform kunnen regelen. (...) Ik heb niet de indruk dat de praktijk zit te wachten op nog meer cbo‟s, zeker als nieuwe cbo‟s zich niet bij dit 1-loket kunnen of willen aansluiten. (...) Voor grensoverschrijdend gebruik ligt dat anders. Voor auteursrechtlicenties op het internet – dat per definitie niet aan grenzen gebonden is – lijkt het mij goed om in EU-verband aan te dringen op meer grensoverschrijdende concurrentie tussen cbo‟s uit verschillende landen.

2. De toepassing van het zogenaamde „radiomodel‟ op internet
Ik onderschrijf, met de D66-fractie, ten volle het belang van de ontwikkeling van nieuwe businessmodellen op internet en daarmee van een groter legaal online-aanbod. Extrapolatie van het radiomodel naar internet heeft bovendien de grote attractiviteit van de eenvoud: het is een beproefd model, met een relatief makkelijke clearance van rechten, dat zijn meerwaarde voor producenten, makers en gebruikers ruimschoots heeft bewezen. Tegelijk is de juridische context, zoals de D66-fractie terecht impliceert, een andere, zeker als ook rekening wordt gehouden met de exploitatie van audiovisuele werken. Vaak zullen geen vergoedings-, maar verbodsrechten in het geding zijn, prevaleert individuele boven collectieve rechtenuitoefening en brengt het territoriale karakter van veel licenties mee dat een Europese markt voor bijvoorbeeld digitale on-demand-diensten maar moeizaam tot stand komt.

(...) Het kan, naar mijn indruk, voor de “clearance” van rechten voordelen hebben als de individuele rechtenuitoefening voor muziekwerken op internet op termijn kan worden vervangen door een verplichte collectieve rechtenuitoefening.(...) Voor filmwerken ligt dit gecompliceerder.

3. Het door het College van Toezicht aanstellen van bestuurders bij cbo's;
In het wetsvoorstel toezicht is aangegeven dat bij algemene maatregel van bestuur regels kunnen worden gegeven over de inrichting en het bestuur van een collectieve beheersorganisatie (...) De amvb-grondslag is met name gericht op het stellen van nadere regels die bijvoorbeeld waarborgen dat het bestuur voldoende representatief is samengesteld en dat de bestuurders niet worden beïnvloed door tegenstrijdige belangen. Indien dergelijke regels voor good governance in de praktijk niet worden nageleefd kan het College optreden, zonodig met behulp van de nieuwe instrumenten van een last onder dwangsom en bestuurlijke boete.

4. De ervaringen met handhaving in Zweden;
Deze [red. IP Enforcement Directive]wet voorziet in een verplichting van internetproviders om na tussenkomst van de rechter aan rechthebbenden op hun verzoek persoonsgegevens te verstrekken die horen bij IP-adressen waarvan wordt vastgesteld dat zij gebruikt worden voor het ter beschikking stellen en/of het downloaden van auteursrechtelijk beschermd materiaal. (...) Uit onderzoeken naar de effecten die de IPRED-wet nu nog heeft volgt geen eenduidig beeld. Enkele onderzoeken wijzen uit dat illegale filesharing weer toeneemt of zelfs bijna op het oude niveau terug is. Andere onderzoeken wijzen juist uit dat illegale filesharing nog steeds veel minder vaak voorkomt dan voor de inwerkingtreding van de wet.

5. De verdeling van thuiskopievergoedingen;
[ná inwerkingtreding van het wetsvoorstel versterking toezicht zullen] ook collectieve beheersorganisaties op vrijwillige basis straks aan het College van Toezicht inzichtelijk moeten maken hoe zij de door hen voor hun achterban geïncasseerde gelden verdelen alsmede welke beheerskosten zij daarvoor in rekening brengen en welke inhoudingen zij verrichten. Het terugdringen van de beheerskosten is voor mij een belangrijk punt omdat het geïnde geld naar de makers moet vloeien en niet bij de cbo‟s moet blijven hangen.

6. De bezoldiging van bestuurders en directeuren van collectieve beheersorganisaties.
De strekking van dat amendement was om de topinkomens bij auteursrechtenorganisaties te normeren tot –samengevat- maximaal 130% van het inkomen van een minister.

IEF 10813

Functioneel ontwerp voor een broncode

Vzr. Rechtbank Rotterdam 15 augustus 2011, KG ZA 11-682 (Teachers Channel c.s. tegen Holding XXL)

Met dank aan Bert Gravendeel en Merle Hafkamp, Gravendeel Advocaten.

Auteursrecht. Databankrecht. Geen afgifte kopie van de meest recente broncodes. Teachers Channel c.s. (hierna: TC) ontwikkelen en verzorgen professionele scholing en onderwijsinformatie via tv, internet en andere media. Ditnet (met als enig bestuurder Holding XXL) ontwikkelt, adviseert, implementeert en houdt informatietechnologische-/webapplicaties actueel. Holding XXL en Ditnet hebben een portal voor TC hebben ontwikkeld, en partijen van mening verschillen over de vraag wie de auteursrechten (en databankrechten) heeft ten aanzien van de portal en de broncode. TC vorderen afgifte van de meest recent broncode, zodat zij deze verder kan doorontwikkelen.

TC bepleiten als volgt: Op het functioneel ontwerp hebben TC het auteursrecht. Omdat XXL onder leiding van TC deze software tot stand heeft gebracht moeten TC als maker worden aangemerkt.

Holding XXL en Ditnet bepleiten als volgt: XXL heeft de portal ten behoeve van TC gebouwd aan de hand van de reeds bestaande portal, deze is door XXL aangepast ten behoeve van TC. Het doel daarbij was dat de mogelijkheid werd geboden de content in externe databases op trefwoord te doorzoeken en weer te geven in de portal. Noch de koppeling, de zoekfunctionaliteit en de werking konden middels het functioneel ontwerp worden gerealiseerd.

Het valt niet uit te sluiten dat de aangebrachte veranderingen (n.a.v. het functioneel ontwerp) van dien aard zijn dat het een eigen oorspronkelijk karakter heeft gekregen. Het beroep op art. 8 Aw kan niet baten nu partijen in de OSA anders zijn overeengekomen en artikel 8 Aw aanvullend recht geeft. Ook dat TC als producent in de zin van art. 1b Databankenwet heeft te gelden, kan haar niet baten, met verwijzing naar art.1 lid 3 Databankenwet.

Er volgt geen afgifte van de broncode op basis van de OSA noch art. 45j en k Auteurswet.

4.9. (...) zelfs indien de broncode van het door XXL ontwikkelde functioneel ontwerp ten behoeve van TC Concept zouden zijn gebaseerd op het functioneel ontwerp van TiM - XXL en Ditnet betwisten dat en daarmede staat de relevantie van de het Wend-ontwerp voor de thans door TC gepretendeerde rechten op zijn minst ter discussie - dan valt niet uit te sluiten dat de door XXL nadien aangebrachte veranderingen aan dit ontwerp van dien aard zijn dat het een eigen oorspronkelijk karakter heeft gekregen en daarmee het persoonlijk stempel van XXL en/of Ditnet bezit.

(...) het beroep op art. 8 Aw kan niet baten nu partijen in de OSA anders zijn overeengekomen en artikel 8 Aw aanvullend recht geeft.

4.10. Ook de stelling van TC dat zij als producent in de zin van artikel 1b Databankwet heeft te gelden kan haar niet baten. De voorzieningenrechter verwijst naar artikel 1 lid 3 Databankwet.