Auteursrecht  

IEF 7829

NEN-normen

Kamerstukken II 2008/09,28325, nr. 105. Bouwregelgeving 2002-2006; Brief minister met reactie op uitspraak van de Rechtbank Den Haag over status NEN-normen in wetgeving.

"Dit betekent volgens ons evenwel nog niet dat verwezen NEN-normen kosteloos ter beschikking van belanghebbenden moeten worden gesteld. (...) Dit neemt niet weg dat het kabinet een onderzoek zal instellen naar de mogelijkheden om de beschikbaarheid van NEN-normen waarnaar in regelgeving wordt verwezen, waar nodig te verbeteren door het afkopen van de rechten op die normen en/of door ze goedkoper te maken.

Daarbij zal het hoogstwaarschijnlijk niet om Europese en internationale normen kunnen gaan omdat het auteursrecht van dergelijke normen niet volledig bij het NEN berust. Dit onderzoek moet tevens inzicht geven in wat dit de overheid zou gaan kosten. Het is immers de overheid die het NEN dan moet compenseren, aangezien het auteursrecht van de normen daar berust. De afweging of normen daadwerkelijk kunnen worden afgekocht dan wel de prijs daadwerkelijk kan worden verlaagd, zal per beleidsterrein en afhankelijk van de manier van verwijzing naar de normen moeten worden gemaakt. Vervolgens zal op basis van de uitkomsten van dit onderzoek met het NEN worden onderhandeld over de financiële vergoeding."

Lees de brief hier.

IEF 7827

Deze zaak was wel het hoogtepunt

Gerechtshof Arnhem, 3 maart 2009, LJN: BI1243, Strafzaak achtergrondmuziek.

Auteursrecht. “Meermalen, telkens opzettelijk voorwerpen, waarin met inbreuk op eens anders auteursrecht, immers het auteursrecht berustte niet bij verdachte, werken, te weten muziekwerken met of zonder woorden, waren vervat, openlijk ter verspreiding aanbieden en  ter verveelvoudiging of ter verspreiding voorhanden hebben en/of hebben bewaard uit winstbejag.” Gevangenisstraf van 12 maanden na belastingfraude en het bedrijfsmatig overtreden van de Auteurswet 1912, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.

“Voorts heeft verdachte bedrijfsmatig gedurende een lange periode de Auteurswet 1912 overtreden. Aannemelijk is geworden dat verdachte na de ontbinding van de zogeheten overeenkomst achtergrondmuziek is doorgegaan met het ongeautoriseerd leveren van [repertoire] aan horecaondernemingen en dat verdachte vervolgens ook zijn verplichtingen uit de vaststellingsovereenkomst niet is nagekomen. Blijkens een hem betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 3 februari 2009 is verdachte reeds tweemaal veroordeeld wegens overtreding van artikel 31b van de Auteurswet 1912. Ook heeft verdachte ter zake van het onderhavige feitencomplex reeds diverse civiele procedures verloren. Kennelijk heeft verdachte deze illegale maar lucratieve activiteit hardnekkig ondanks dit soort waarschuwingen voortgezet. Het hof is er dan ook niet gerust op dat met deze strafzaak een einde komt aan het illegale handelen van verdachte mede nu verdachte ter zitting heeft verklaard nog steeds in dezelfde branche werkzaam te zijn. Voor de ernst van het onder 4 bewezenverklaarde is tekenend dat getuige-deskundige [D] ter zitting in hoger beroep heeft verklaard dat hij in de 24 jaar dat hij bij de stichting Stemra werkzaam was, niet anderszins heeft meegemaakt dat er door iemand gedurende zo’n lange periode zoveel inbreuken op eens anders auteursrecht werden gemaakt. Deze zaak was wel ‘het hoogtepunt’.

Gezien het bovenstaande acht het hof oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden in beginsel gerechtvaardigd. In de omstandigheden dat de behandeling van de strafzaak lang heeft geduurd en dat het oude feiten betreft, ziet het hof evenwel aanleiding om een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen. Alles afwegende acht het hof passend en geboden een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk. Het hof zal aldus een zwaardere straf opleggen dan door de advocaat-generaal is geëist. Aangezien de Wet voorwaardelijke invrijheidstelling inmiddels in werking is getreden, zal het hof aldus (netto) ook een zwaardere straf opleggen dan door de rechtbank is opgelegd."

Lees het arrest hier.  

IEF 7826

Niet het portretrecht maar het auteursrecht

Rechtbank Maastricht, sector kanton, 15 april 2009, LJN: BI1157, Eiser tegen Gedaagde (Gebruik eigen portret)

Auteursrecht. Portretrecht. Gebruik eigen portret in strijd met auteursrecht fotograaf. Algemene voorwaarden van de Fotografenfederatie zijn niet van toepassing op de (niet-contractuele) relatie, maar vormen wel een rechtens aanvaardbaar en geaccepteerd uitgangspunt om - naar analogie - op die basis de schade te begroten.

Eiser stelt dat  gedaagde zonder toestemming twee foto’s heeft geplaatst op gedaagdes eigen website www.careercommitment.com. De foto’s zijn genomen bij een interview van gedaagde in het najaar van 2005 en gepubliceerd in het magazine U&UWV. Met eiser is de kantonrechter van oordeel dat het gebruiken van het eigen portret in het kader van de Auteurswet 1912 enkel is toegestaan indien de opdracht tot het maken van dat portret door gedaagde zelf was gegeven. In dit geval is de opdracht verstrekt door het UWV (voormalig werkgeefster van gedaagde), zodat het verweer van gedaagde niet opgaat. Niet het portretrecht maar het auteursrecht staat in deze kwestie centraal.  (…) Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, concludeert de kantonrechter dat ten aanzien van de beide foto’s sprake is van schending van het auteursrecht van eiser door gedaagde.

Voor wat betreft de hoogte van de schadevergoeding heeft het navolgende te gelden.De algemene voorwaarden van de Fotografenfederatie zijn weliswaar niet van toepassing op de (niet-contractuele) relatie tussen eisende partij en gedaagde, maar vormen wel een rechtens aanvaardbaar en geaccepteerd uitgangspunt om - naar analogie - op die basis de schade te begroten, zodat de kantonrechter de vordering voor dat gedeelte aan [eisende partij] zal toewijzen.

(…) Veroordeelt [gedaagde] om aan [eisende partij] tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een bedrag van € 900,- en  tot betaling van de kosten van het geding, in totaal begroot op €425,25.

Lees het vonnis hier.  

IEF 7824

Het principe van nieuwsexceptie van het auteursrecht

Kamerstukken II 2008/09, 31876, nr. 6. Wijziging van de Mediawet 2008 en de Tabakswet ter implementatie van de richtlijn Audiovisuele mediadiensten; Verslag.

"Onderdeel X (artikel 3.27) : De leden vragen zich af hoe dit onderdeel in het wetsvoorstel zich verhoudt tot het principe van nieuwsexceptie van het auteursrecht, dat nieuwsmedia sowieso al het recht geeft om nieuwswaardige fragmenten te gebruiken uit auteursrechtelijk beschermd werk. Zijn de te betalen vergoedingen voor het gebruik van flitsen slechts bedoeld om de productiekosten van de beelden te vergoeden of is er ook een auteursrechtelijke component die de hoogte van de vergoeding mag bepalen? Kan de regering in het laatste geval ingaan op de precedentwerking van de vergoedingsverplichting voor nieuwsmedia? Als immers voor bijvoorbeeld voetbalbeelden een vergoeding moet worden betaald, dan kunnen alle andere evenementenorganisatoren ook een auteursrechtenvergoeding vragen voor opname van fragmenten in het Journaal en zou ook een vergoeding op basis van het portretrecht tot de mogelijkheden gaan behoren voor bekende personen uit de entertainmentsector die het Journaal weten te halen."

Lees het verslag hier.

IEF 7821

Erkenning van makerschap op een bedrijfslogo-tevens-merk

Conclusie AG Verkade bij Hoge Raad 13 februari 2009, nr. 07/13358 (7-Eleven Inc. tegen Laprior N.V..) - toegevoegd: LJN BH2956

Met dank aan Leonie Kroon, DLA Piper Nederland).

Antilliaans (maar ook Nederlands) auteursrecht en merkenrecht. Eerst even voor jezelf lezen. Beroep in cassatie tegen Gemeenschappelijk Hof van Justitie Nederlandse Antillen en Aruba, 31 augustus 2007, IEF 4664, waarin het hof oordeelde dat er geen sprake was van normaal gebruik van het (supermarkt)merk 7-Eleven door de omstandigheid dat het Antilliaanse publiek programma’s kan ontvangen, websites kan bezoeken of films kan huren waarin reclame voor 7-Eleven wordt gemaakt.

De cassatie spitst zich naast het procesrecht ook gedeeltelijk toe op Artikel 8 AV/ AW: De erkenning van makerschap op een bedrijfslogo-tevens-merk ten behoeve van in dat logo geïdentificeerde onderneming. De conclusie van A-G Verkade strekt primair tot verwerping en meer subsidiair tot vernietiging en terugwijzing van het beroep.

4.35. Artikel 8 Auteursverordening 1913 luidt: 'Indien eene openbare instelling, eene vereeniging, stichting of vennootschap, een werk als van haar afkomstig openbaar maakt, zonder daarbij eenig natuurlijk persoon als maker er van te vermelden, wordt zij, tenzij bewezen wordt, dat de openbaarmaking onder de bedoelde omstandigheden onrechtmatig was, als de maker van dat werk aangemerkt.'

4.36. Het artikel is gelijkluidend aan het uit 1912 daterende art. 8 van de Nederlandse Auteurswet (Aw). Voor zover mij bekend bestaat over art. 8 Aut.vo. geen rechtspraak van de Hoge Raad, en over art. 8 Aw slechts één arrest. Er bestaat voorts lagere rechtspraak, en - uiteraard - literatuur. Gelet op het concordantiebeginsel van art. 39 van het Statuut voor het Koninkrijk, kan aansluiting gezocht worden bij de in het Europese deel van het Koninkrijk voorhanden bronnen.

4.38. Blijkens de wetsgeschiedenis is art. 8 niet bepaald bedoeld voor een geval als het onderhavige: erkenning van makerschap op een bedrijfslogo-tevens-merk ten behoeve van in dat logo geïdentificeerde onderneming. De tekst van art. 8 staat daaraan echter ook niet in de weg. Uit de wetsgeschiedenis blijkt voorts dat, hoewel het gaat om toedeling van het makerschap in de relatie tussen de openbaarmakende rechtspersoon en de werkelijke ontwerper, het artikel juist ook ertoe dient dat de openbaarmakende vennootschap zich jegens derden op dit auteursrecht krachtens wetsbepaling kan beroepen.

4.39. mocht de Hoge Raad over de tardiviteit van 7-Eleven's beroep op art. 8 Aut.vo. heenstappen, dan slaagt het middel. Dat beroep van 7-Eleven bracht immers mee dat, gegeven de door haar gestelde openbaarmaking ('Op alle stukken die hier zijn overgelegd waarop het Beeldmerk (of het werk) staat afgebeeld staat de naam 7-Eleven Inc. dan wel haar vroegere naam The Southland Corporation'), zonder een natuurlijk persoon te noemen, zij om die reden als maker van het werk (in de zin van art. 8 Aut.vo.) diende te worden aangemerkt: en dus zonder nadere documentatie. 's Hofs rov. 11 kan niet als een toereikende weerlegging hiervan kan worden gezien.

(…) 4.42. Aldus strekt mijn meer subsidiaire conclusie tot vernietiging en terugverwijzing.

Lees de conclusie hier

IEF 7819

Toezicht houden

Kamerstukken II 2008/09, 31766, nr. 7 en 8. Wijziging van de Wet van 6 maart 2003, houdende bepalingen met betrekking tot het toezicht op collectieve beheersorganisaties voor auteurs- en naburige rechten; Nota n.a.v. het verslag (nr. 7) en Nota van wijziging (nr. 8).

"Met erkentelijkheid heb ik kennis genomen van de brede steun die het wetsvoorstel geniet in de Kamer. In deze nota zal ik uitgebreid ingaan op de door hen gestelde vragen en gemaakte opmerkingen. Daarbij is tevens het op 4 maart 2009 uitgebrachte – deels verdeelde – rapport van de Studiecommissie Toezicht van de Vereniging voor Auteursrecht (hierna: VvA) betrokken. Deze nota gaat vergezeld van een nota van wijziging, die de bijlage met onder toezicht komende beheersorganisaties actualiseert en enkele wijzigingen van het wetsvoorstel bevat naar aanleiding van opmerkingen van de verschillende fracties." 

Lees hier de nota n.a.v. verslag, en hier de nota van wijziging

IEF 7818

Kennen om te herkennen

Gerechtshof Amsterdam, nevenzittingsplaats Arnhem, 14 april 2009, zaaknr. 200.017.796, Tirion Uitgevers B.V. tegen Marieke Sauerbreij en Bas Elhorst  (met dank aan Kitty van Boven, Heitmann Vermeer Kolle).

Portretrecht. Eerst even voor jezelf lezen. Hoger beroep in de zaak over de al dan niet herkenbare snowboarders (zie Vzr. Rechtbank Utrecht, 3 oktober 2008, IEF 7136). Het hof vernietigt het vonnis waarvan beroep. Nadat het Hof heeft geoordeeld dat er sprake is van portretten, oordeelt het dat de afgebeelde snowboarders geen redelijk belang hebben zich tegen deze publicatie te verzetten, omdat er geen sprake is van een verzilverbare populariteit. Ook het beroep van Elhorst op een persoonlijk belang omdat hij zich niet kan verenigen met de beweerdelijke lesmethode wordt verworpen.

12.2 Waar het om gaat is echter of die bekendheid ook verzilverbaar is, dat wil zeggen of ze zodanig is dat commerciële exploitatie ervan door openbaarmaking van portretten redelijkerwijs mogelijk kan worden geacht. Die verzilverbaarheid zou kunnen blijken uit het metterdaad exploiteren van het portretrecht door Sauerbereij en Elhorst. Wat zij daarover meedelen, stelt echter teleur. (…)

12.3 (…) Als de portretten met het oog op de identiteit van de geportretteerden en wegens een daaraan toegeschreven wervende kracht gebruikt zouden zijn, zou dat toch slechts kunnen werken ten opzichte van hen die de geportretteerden goed genoeg kennen om hen te herkennen en zoals hiervoor reeds werd overwogen, zou dat een nogal beperkte kring zijn en zou de commerciële betekenis van dat gebruik dus ook nogal beperkt te zijn. Om die reden acht het hof het commerciële gebruik van de foto’s slechts in zo geringe mate toegespitst te zijn op en voort te vloeien uit de identiteit van de geportretteerden dat daaruit het bestaan van een verzilverbare populariteit niet kan worden afgeleid.

Lees het arrest hier. Pdf van de omslag van het boek hier

IEF 7815

Dat uitbundig kleurgebruik momenteel een modetrend is

Vzr. Rechtbank Amsterdam, 3 april 2009, KG ZA 09-352 WT / EB & KG ZA 09-353 WT/EB, Reebok International LTD c.s. tegen Dolcis B.V. & Ferro Foorwear B.V.  resp. Reebok International LTD c.s. en tegen Bristol B.V. & Ferro Footwear B.V.

Auteursrecht. Slaafse nabootsing. Eerst even voor jezelf lezen. Geen auteursrecht op de Freestyle Schoen van Reebok  in Nederland i.v.m. artikel 2 lid 7 BC. Slaafse nabootsing gedeeltelijk toegewezen. Afbeeldingen in het vonnis. Uit KG ZA 09-352:

Auteursrecht: 4.4. Reebok stelt dat de uitzondering van artikel 2 lid 7 BC aldus dient te worden uitgelegd dat indien een voorwerp in het land van oorsprong andere dan modelrechtelijke bescherming toekomt, reeds op die grond auteursrechtelijke bescherming in een ander Unieland kan worden ingeroepen. Een en ander betekent volgens Reebok dat de Freestyle, die in de Verenigde Staten onder meer bescherming geniet krachtens merkenrecht en de daarmee samenhangende bescherming van "trade dress" (a category that originally included only the packaging or 'dressing' of a product, but in recent years has been expanded by many courts of appeals to encompass the design of a product - aldus de Supreme Court in de Verenigde Staten), in Nederland aanspraak kan maken op auteursrechtelijke bescherming. Reebok geeft hiermee echter een onjuiste uitleg aan het beginsel van reciprociteit. De strekking van dit beginsel is immers dat aan makers van werken van toegepaste kunst in de aangesloten landen over een weer dezelfde rechten worden toegekend. Derhalve kan in Nederland alleen een beroep worden gedaan op auteursrechtelijke bescherming indien ook in het land van oorsprong auteursrechtelijke bescherming wordt geboden. 

4.5. Vervolgens dient de vraag te worden beantwoord of de Freestyle in de Verenigde Staten in aanmerking komt voor auteursrechtelijke bescherming, zoals Reebok stelt. Nu gedaagden gemotiveerd betwisten dat Reebok VS in Nederland auteursrechtelijke bescherming van de Freestyle kan inroepen, ligt het op de weg van Reebok om aannemelijk te maken dat Reebok VS in de Verenigde Staten auteursrecht heeft op de Freestyle.

4.6. Onbetwist is dat de Freestyle in de Verenigde Staten wordt gezien als een gebruiksvoorwerp en dat aan gebruiksvoorwerpen naar Amerikaans recht (par. 101 en 102 van de US Copyright Act 1976) in het algemeen geen bescherming toekomt. Een uitzondering op deze regel bestaat slechts voor gebruiksvoorwerpen waarbij de decoratieve kenmerken los kunnen worden gezien van de functionele enlof technische aspecten. Reebok stelt dat de Freestyle in deze categorie valt. (…) Uit de overige door partijen overgelegde Amerikaanse jurisprudentie kan worden opgemaakt dat de uitzondering van de 'conceptual separability doctrine' een hoge drempel heeft. Met gedaagden is de voorzieningenrechter vooralsnog van oordeel dat het 'wave design' en het 'ribbons design' deze drempel niet haalt. Het 'wave design' is immers functioneel bepaald, omdat het bedoeld is om de enkels te beschermen. Voor het 'ribbons design' geldt, zoals gedaagden terecht hebben aangevoerd, dat dit design niet op alle uitvoeringen van de Freestyle voorkomt. Bovendien maakt het 'ribbons design' deel uit van de Benelux- en Gemeenschapsbeeldmerken waarvan Reebok VK houdster is. Cumulatie van merkenrecht en auteursrecht is niet uitgesloten, maar de merkhouder dient bij zijn beroep op auteursrecht dan wel een specifiek, van het beroep op merkrecht te onderscheiden belang te stellen, hetgeen Reebok heeft nagelaten.

4.7. Voor zover Reebok heeft bedoeld dat de 'trade dress' bescherming die in de Verenigde Staten tegenwoordig wel wordt toegekend aan ontwerpen van gebruiksvoorwerpen, gelijk dient te worden gesteld met auteursrechtelijke bescherming, geldt dat uit de overgelegde stukken kan worden opgemaakt dat deze vorm van bescherming bedoeld is om de herkomst van producten aan te duiden en derhalve in de merkenrechtelijke beschermingssfeer valt. De slotsom is dat Reebok voorshands onvoldoende tegenover het verweer van gedaagden heeft gesteld om aan te nemen dat aan de Freestyle naar Amerikaans recht auteursrechtelijke bescherming toekomt, zodat ingevolge artikel 2 lid 7 BC deze bescherming evenmin in Nederland kan worden ingeroepen. Hetgeen partijen nog hebben aangevoerd over (het ontbreken van) de registratie van de Freestyle behoeft onder deze omstandigheden geen bespreking. De vorderingen van Reebok VS, die zijn gegrond op auteursrechtinbreuk zullen dan ook worden afgewezen.

Slaafse nabootsing: 4.11. (…) Vooralsnog is dan ook aannemelijk dat de vormgeving van de Freestyle bij de lancering vernieuwend was. Niet uit te sluiten valt dat goede marketing heeft bijgedragen aan het succes van de Freestyle, maar gelet op het vernieuwende uiterlijk van de Freestyle komt het niet waarschijnlijk voor dat het succes van de Freestyle geheel op het conto van de marketingstrategen dient te worden geschreven. Voorshands is daarmee voldoende aannemelijk geworden dat de Freestyle onderscheidend is en een eigen positie op de markt inneemt.

4.12. Vervolgens dient de vraag te worden beantwoord of sprake is van verwarringsgevaar. Aan Reebok kan worden toegegeven dat aannemelijk is dat de Freestyle als inspiratiebron voor beide Ferro-schoenen heeft gediend. Toch zijn er verschillen aan te wijzen. (…)

4.13. Een verschil van doorslaggevend belang bij de beoordeling van de beide Ferro-schoenen is echter gelegen in het element van dessin en kleurstelling. Voor de Ferro-schoen met nummer 2 (de zwarte schoen) geldt dat voldoende afstand is gehouden van de Freestyle, zodat geen gevaar voor verwarring bestaat. Het enkele feit dat bij deze Ferro-schoen, net als bij de Freestyle, gebruik is gemaakt van lakleer en uitbundige kleuren maakt dit niet anders, omdat deze elementen deel uitmaken van de huidige modetrend.

4.14. Voor de schoen met nummer 1 (de paars-roze schoen) ligt dit anders. De hiervoor besproken verschillen in de vormgeving worden bij deze schoen overstemd door de treffende gelijkenis in dessin en kleurstelling. (…)  De overeenkomsten leiden op zodanige wijze de aandacht af van de verschillen die tussen beide schoenen bestaan, dat gevaar voor verwarring bestaat. Het verweer dat uitbundig kleurgebruik momenteel een modetrend is, kan gedaagden niet baten. Zij hadden immers net zo goed voor een ander uitbundig dessin of een andere kleurcombinatie kunnen kiezen. Dit zou geen afbreuk hebben gedaan aan de bruikbaarheid of de deugdelijkheid van de schoen. Door binnen dit model schoen - waarvan zoals hiervoor overwogen aannemelijk is dat de Freestyle als inspiratiebron heeft gediend -juist voor dit dessin en deze kleuren en materialen te kiezen, hebben gedaagden niet voldaan aan hun verplichting om alles te doen wat redelijkerwijs mogelijk en nodig is om gevaar voor verwarring te voorkomen. Vooralsnog wordt deze schoen dan ook aangemerkt als een slaafse nabootsing van de Freestyle FIS Int Snowflake.

Lees de vonnissen hier en hier.
 

IEF 7814

Onder de naam Obergurgl

Vzr. Rechtbank Utrecht, 15 april 2009, KG ZA 09-113, Redczus/N8W8 Media tegen Peter Hahn Nederland B.V., Heinrich Heine B.V.  en Giesswein Walkwaren A.G.  (met dank aan Jurian van Groenendaal , Boekx).

Auteursrecht. Gebruik gedeelte van foto als decoratie op laarzen. Auteursrecht en inbreuk aangenomen, vorderingen alleen toegewezen voor Nederland. Proceskosten gecompenseerd, omdat niet alle vorderingen worden toegewezen. 

Eiser heeft in 2004 in opdracht van een Duitse onderneming foto's gemaakt voor een uitgebreide reclame- en promotiecampagne ten behoeve van het Duitse eiland Borkum. De foto 'de stoel van Borkurn' vormde het boegbeeld van de campagne. Kleding- en schoenenproducent Giesswein heeft een laars onder de naam Obergurgl op de markt gebracht met daarop een afbeelding van de op de auteursrechtelijke beschermde foto 'de stoel van Borkum' afgebeelde strandstoel. Gedaagden Hahn en Heine zijn de Nederlandse vestigingen van twee Duitse postorderbedrijven.

Bevoegdheid Nederlandse rechter: 4.2. (…) Van een dergelijke situatie is in het onderhavige geval sprake aangezien de vorderingen op de twee in Nederland gevestigde gedaagden Hahn en Heine. tegen wie de Nederlandse rechter op grond van artikel 2 RV rechtsmacht toekomt, als de vordering van jegens Giesswein op dezelfde rechtsgrond (te weten inbreuk op auteursrechten) zijn gebaseerd. Voor de toepassing van artikel 6 lid 1 EEX-Vo behoeft, anders dan Giesswein meent, niet vast te staan dat de vorderingen niet enkel zijn ingesteld om één van gedaagden te ontrekken aan de bevoegdheid van de rechter van de lidstaat waar hij zijn woonplaats heeft (Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen I1 oktober 2007. LJN BC0247).

Foto is werk: 4.7. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter heeft het door Giesswein overgenomen element van de foto een voldoende eigen oorspronkelijk karakter om daaraan auteursrechtelijke bescherming toe te kennen. Daartoe is redengevend dat de door Redczus gemaakte foto niet simpelweg bestaat uit een 'fotografisch' beeld van een standstoel op het eiland Borkum. Allereerst valt op dat voor de foto een bijzondere lens, een zogenaamde fish-eye lens, is gebruikt waardoor het beeld als het ware vervormd is tot een 180 graden beelden de strandkorf een ronde vorm heeft gekregen Dat heeft Redczus gedaan om, naar hij ter zitting heeft verklaard, de stoel 'zacht en rond' te maken. Bijzonder daarbij is ook op de foto het houtwerk van de voetsteunen vrijwel geheel is weggevallen.

De foto kenmerkt zich mede daardoor, en doordat deze vanuit een punt laag bij de grond is genomen, door het vloeiende lijnenspel van de blauw-wit gestreepte bekleding vanaf de voetsteunen tot in de kap van strandstoel. Als gevolg van deze kenmerken krijgt de stoel een bijzonder uitnodigend karakter, hetgeen door Redczus tijdens de mondelinge behandeling ook is aangeduid als "de stopkracht" van de foto. Al deze elementen brengen mee dat de foto van de strandstoel een eigen, oorspronkelijk karakter bezit en het persoonlijk stempel van Redczus draagt en daarom een auteursrechtelijk beschermd werk is.

Inbreuk: 4.8. Tussen partijen is niet in geschil dat Giesswein de strandstoel van 'de stoel van Borkum' zonder toestemming van Redczus voor commerciële doeleinden heeft gebruikt door de foto op een laars af te beelden en in productie te nemen. Vaststaat ook dat zowel Giesswein als Hahn en Heine exemplaren van de betreffende laars in Nederland hebben verkocht.

4.9. Op grond van het vorenstaande komt de voorzieningenrechter tot de conclusie dat Hahn, Heine en Giesswein inbreuk hebben gemaakt op het auteursrecht dat Redczus op de foto 'de stoel van Borkum' heeft.

Lees het vonnis hier.

IEF 7813

De parlementair advocaat

kamerstukken II 2008/09, 29838, nr. 16. Auteursrechtbeleid; Brief Presidium inzake het verzoek van de vaste commissies voor Justitie en EZ om de parlementair advocaat in te schakelen voor een juridische beoordeling van knelpunten in het auteursrecht

"De vaste commissies voor Justitie en voor Economische Zaken hebben op 23 januari 2008 uit hun midden een werkgroep ingesteld die zich, ter voorbereiding op een debat met de regering, moet buigen over de knelpunten in het auteursrecht. Inmiddels bevindt de werkgroep zich in de afrondende fase van haar werkzaamheden en heeft zij een conceptrapport opgesteld over de toekomst van het auteursrecht. Gezien de complexiteit van de materie heeft de werkgroep aan beide commissies verzocht het Presidium te vragen in te stemmen met het inwinnen van juridisch advies over dit conceptrapport bij de parlementair advocaat. Beide commissies hebben daarmee ingestemd."

Lees de gehele brief hier