Auteursrecht  

IEF 8070

Elf woorden

HvJ EG, 16 juli 2009, zaak C-5/08, Infopaq International A/S tegen Danske Dagblades Forening  (prejudiciële vragen Højesteret, Denemarken)

Eerst even voor jezelf lezen . Auteursrechten. Knipselkranten (en analoog: zoekmachines?). Artikelen 2 en 5 Richtlijn 2001/29/EG (infosoc). De prejudiciële vragen betreffen met name de vraag of het opslaan en printen van fragmenten van krantenartikelen, waarbij het fragment bestaat uit een zoekterm met de vijf woorden ervóór en de vijf erna, in dezelfde volgorde als in het krantenartikel, reproductie vormen in de zin van artikel 2 van richtlijn 2001/29/EG. En ja, dat kan (maar dat hoeft niet).

Het Hof van Justitie (Vierde kamer) verklaart voor recht:

1) Een handeling die onderdeel is van een data-captureprocedé waarbij een uit elf woorden bestaand fragment uit een beschermd werk in een computergeheugen wordt opgeslagen en wordt geprint, kan vallen onder het begrip gedeeltelijke reproductie in de zin van artikel 2 van richtlijn 2001/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij indien – hetgeen de verwijzende rechter dient na te gaan – de aldus weergegeven bestanddelen de uitdrukking zijn van de eigen intellectuele schepping van de auteur ervan.

2) Voor het printen van een uit elf woorden bestaand fragment tijdens een data-captureprocedé zoals in het hoofdgeding aan de orde is, is niet voldaan aan de in artikel 5, lid 1, van richtlijn 2001/29 gestelde voorwaarde dat de reproductiehandeling van voorbijgaande aard is, en dit procedé kan dus niet worden uitgevoerd zonder de toestemming van de betrokken auteursrechthebbenden.

Lees het arrest hier.

IEF 8066

Met het voortschrijden van het werk worden overgedragen

Gerechtshof Amsterdam, 14 juli 2009, znr. 200.002.363/01 KG, Visionvale Ltd & Burut Co. tegen Playlogic International N.V. (met dank aan  J.J. van der Goen, Van der Goen Advocaten).

Auteursrecht. Arrest van het Hof te Amsterdam inzake het hoger beroep tegen het vonnis van 11 oktober 2007 (Vzr. Rechtbank Amsterdam, 11 oktober 2007, IEF 5275). Geschil tussen ontwikkelaar en uitgever van computerspellen over het auteursrecht op de game Sparta Ancient Wars. Het hof vernietigt het vonnis waarvan beroep.

De president is het Hof oordeelt, kort gezegd, dat de overeenkomst rechtsgeldig door Visionvale c.s. is beëindigd op grond van wanprestatie door Playlogic, maar dat in kort geding niet kan worden vastgesteld of Visionvale c.s. zich al dan niet terecht als rechthebbenden afficheren. De vorderingen van Playlogic worden derhalve afgewezen. De proceskostenregeling van art. 1019h Rv is volgens het hof niet van toepassing, nu het geschil primair ziet op de vraag bij welke partij het auteursrecht berust en niet op een inbreuk op een intellectueel eigendomsrecht.

4.12 Bij de beoordeling van de grieven I en III stelt het hof voorop dat de Overeenkomst moet worden aangemerkt als een softwareontwikkelingscontract waarbij rechten op het spel door Visionvale cs met het voortschrijden van het werk worden overgedragen aan Playlogic. Kern van het geschil is wie de rechthebbende was op de auteursrechten van het spel op het moment van de beëindiging van de Overeenkomst en welke gevolgen vervolgens zijn ingetreden door de beëindiging daarvan.

4.13 Playlogic stelt zich op het standpunt dat de auteursrechten op het spel ten tijde van de beeindiging van de Overeenkomst volledig aan haar waren overgedragen en zij ondanks de beëindiging van de overeenkomst rechthebbende op de rechten op het spel bleef. Artikel 13.2.2 tweede alinea van de Overeenkomst bepaalt in haar visie slechts dat Playlogic de rechten op het spel dient terug te leveren zodra Visionvale CS een andere uitgever voor het spel hebben gevonden en volledige terugbetaling aan Playlogic heeft plaatsgevonden. Visionvale CS stellen dat niet beoogd is de auteursrechten op het spel volledig over te dragen aan Playlogic, althans dat op het moment van het geschil deze rechten nog niet volledig aan Playlogic waren overgedragen. Playlogic had op het moment van de beëindiging van de Overeenkomst een licentie. Deze licentie is door de beëindiging van de Overeenkomst met onmiddellijke ingang geëindigd. Artikel 13.2.2 ziet in de visie van Visionvale CS slechts op de omvang van de over en weer te betalen vergoedingen. De tweede alinea van deze bepaling strekt er slechts toe dat Playlogic recht heeft op restitutie van de betaalde voorschotten indien Visionvale CS een nieuwe uitgever heeft kunnen vinden die de software gaat uitgeven.

4.14 De door Playlogic voorgestane uitleg leidt tot het ongerijmde resultaat dat de beëindiging van de overeenkomst wegens een tekortkoming van Playlogic meebrengt dat zij weliswaar een "kill fee" dient te voldoen, maar dat zij niettemin de auteursrechten op het spel onverkort behoudt en bovendien bevrijd wordt van haar verplichting royalty's af te dragen aan Visionvale cs. Visionvale cs kunnen na de beëindiging van de Overeenkomst de rechten op het spel en daarmee de mogelijkheid royalty's te ontvangen slechts terugkrijgen, als zij in staat zijn een andere uitgever te contracteren en terugbetaling aan Playlogic heeft plaatsgevonden.

De door Visionvale CS voorgestane uitleg roept daarentegen de vraag op wat op grond van artikel 13.2.2 tweede alinea de gevolgen zijn van de beëindiging van de overeenkomst. Met name is onduidelijk wat dient te worden verstaan onder de zinsnede " (...) PLAYLOGIC agrees the rights revert to DEVELOPER (…) “ terwijl Visionvale cs stelt dat zij altijd de rechthebbende op de auteursrechten is gebleven. Daarnaast geldt dat zelfs als ervan moet worden uitgegaan dat de auteursrechten op het spel bij Visionvale cs zijn gebleven dan wel automatisch naar hen zijn teruggekeerd na beëindiging van de Overeenkomst, mede gelet op de stellingen van Playlogic, onduidelijk is wat de betekenis en strekking is van de voorwaarde dat Visionvale cs een nieuwe uitgever moeten hebben gecontracteerd en dat terugbetaling aan Playlogic moet hebben plaatsgevonden.

4.15 De voorgaande vragen vergen een nader onderzoek en eventuele bewijslevering. Daarvoor leent het kort geding zich niet. Uit het hiervoor overwogene volgt dat met onvoldoende mate van zekerheid kan worden vastgesteld dat Visionvale cs zich jegens derden ten onrechte als rechthebbenden afficheren. Derhalve slagen de grieven I en III. De vorderingen van Playlogic zijn niet toewijsbaar. De overige grieven behoeven geen afzonderlijke behandeling meer.

4.16 Voor een vergoeding van de volledige proceskosten op grond van artikel 1019h Rv is geen plaats, nu het geschil primair niet ziet op een inbreuk op een intellectueel eigendomsrecht, maar op de vraag bij welke partij op welk moment het auteursrecht berust.

Lees het arrest hier.

Een bodemprocedure is aanhangig bij de rechtbank te Amsterdam.

IEF 8065

Zeepdispenser maakt inbreuk op koffiezetapparaat

Senseo - ZeepseoVzr. Rechtbank Arnhem, beschikking van 14 juli 2009, Koninklijke Philips Electronics N.V. tegen ALDI (met dank aan Claudia Zeri, Howrey).

Ex parte beschikking. Modellenrecht Auteursrecht. Eiser Philips maakt op grond van het aan haar toekomende model- en auteursrecht m.b.t. het Senseo koffiezetapparaat succesvol bezwaar tegen door de ALDI verhandelde electronische zeeppompjes (Zeepseo?).

Het verzoekschrift stelt o.a.: “12. De kenmerken die door Aldi zijn overgenomen in de vormgeving van haar product zijn bovendien geen van allen technisch bepaald. Het gaat hier om puur esthetische kenmerken, die opzettelijk zijn overgenomen teneinde aan te haken op de bekendheid van de Senseo. De ontwerper heeft, niettegenstaande een grote ontwerpvrijheid, geen onafhankelijke creatie op de markt gebracht, en in plaats daarvan gekozen om alles wat de Senseo qua vormgeving interessant maakte, over te nemen. Hiermee heeft Aldi geprofiteerd van de creativiteit van het ontwerp van de Senseo, en is dit dan ook het enige waar haar product (meer)waarde aan ontleent. “
 
De voorzieningenrecht wijst de vorderingen grotendeels toe: “Het gevorderde onder C wordt afgewezen omdat schending van art. 6:162 BW geen aanspraak op een voorziening ex art, 1019e Rv geeft. Het gevorderde onder A en B [ieder aanbod te staken, en te verbieden om op enigerlei wijze in Nederland en het overige gedeelte van de Benelux betrokken te zijn bij inbreuk – IEF] zal worden toegewezen, met dien verstande dat het gevorderde onder A en B    aldus wordt samengevoegd dat na het woord "Model" in onderdeel A de woorden "althans m.b.t. de auteursrechten van verzoekster" worden ingevoegd. Dit om te voorkomen dat één gebeurtenis, waarbij zowel sprake is van schending van een modelrecht als van een auteursrecht, zou leiden tot verbeurte van twee dwangsommen. De dwangsommen zullen worden beperkt tot een maximum van in totaal EUR 250.000,00.

Lees de beschikking hier. Oorspronkelijk verzoekschrift (met duidelijke afbeeldingen) hier.

IEF 8058

Auteursbeschermde muziekwerken

Rechtbank Amsterdam, 9 juli 2009, KG ZA 09-1213 SR/PvV, Vereniging Buma & Stichting Stemra tegen Stichting Commerciële Omroep Exploitatie ZuidHolland (SCOEZH) & Fresh FM (met dank aan Marina Benassi, Buma Stemra).
 
Auteursrecht. Webcasting gericht op Nederland. Geschil tussen Buma en Fresh FM, volgens Buma ‘een tegendraadse omroep’, over het betalen van Buma-vergoedingen voor radio, webcasting en feesten. De rechtbank oordeelt dat Fresh FM m.b.t. de radiouitzendingen inmiddels geen betalingsachterstand meer heeft en daarmee dus geen inbreuk maakt op de het Buma-repertoire (‘auteursbeschermde muziekwerken’), maar dat zij door haar webcasting, ondanks, of beter: door de huidige, overeenkomst met PRS, en op enkele feesten nog wel zonder toestemming werken van bij de Buma aangesloten auteurs openbaar maakt of heeft gemaakt.

4.4. Ten aanzien van de webcasting wordt overwogen dat niet is betwist dat op de 9 muziekkanalen op de website van Fresh FM muziekwerken van bij Buma c.s. aangesloten auteurs zijn te horen. Evenmin is in geschil dat het openbaar maken en verveelvoudigen van die muziekwerken niet valt onder de bij de overeenkomst van 18 juni 2008 verleende toestemming. Voor zover Fresh FM c.s. zich voor die toestemming beroept op de licentie die door PRS voor webcasting is verleend wordt op grond van de gedingstukken vastgesteld dat door PRS aan Fresh FM c.s. alleen een licentie is verleend voor het grondgebied van het Verenigd Koninkrijk. Voor webcasting gericht op Nederland, waarvan in het onderhavige geval naar voorlopig oordeel sprake is nu bezoekers van de desbetreffende website in het Nederlands worden uitgenodigd om de muziekkanalen te beluisteren en niet is betwist dat de reclame op de muziekkanalen eveneens in het Nederlands is, is door PRS derhalve geen toestemming verleend. Bij gebreke van enige toestemming voor het gebruiken van de muziekwerken via de webcasting. is het gevorderde verbod tot het openbaar maken van die muziekwerken toewijsbaar.

4.5. Nu Fresh FM c.s. niet beschikt over een toestemming voor het gebruiken van de auteursbeschermde muziekwerken via webcasting zal tevens het voorschot op de daarmee samenhangende schadevergoeding worden toegewezen. Het in dat verband door Buma c.s. gevorderde bedrag van  €1.392.40 komt niet onjuist voor. Aan deze veroordeling zal evenwel de voorwaarde worden verbonden dat Fresh FM  c.s. dit bedrag niet aan Buma c.s. is verschuldigd indien zij binnen twee weken na de betekening van dit vonnis aan Buma  c.s.. aantoont dat PRS, met terugwerkende kracht vanaf mei 2009, ook een licentie verleend heeft voor webcasting door Fresh FM  c.s. gericht op Nederland en dat de voor die licentie verschuldigde vergoeding aan PRS is voldaan. Voor deze voorwaarde wordt aanleiding gezien nu van de zijde van Buma c.s.. ter terechtzitting is verklaard dat zij er geen bezwaar tegen heeft indien Fresh FM c.s. een en ander met PRS zou regelen.

4.6. Ook voor de feesten in het kader van het 10-jarige bestaan van Fresh FM c.s. geldt dat niet betwist is dat daaraan dj's meewerken die zijn aangesloten bij Buma  c.s. en dat voor het openbaar maken van hun muziek toestemming van Buma c.s.. is vereist. Evenmin is in geschil dat het openbaar maken van die muziek niet valt onder de bij overeenkomst van 18 juni 2008 verleende toestemming. Ook daarvoor is dus een aanvullende toestemming vereist.

Lees het vonnis hier.

IEF 8056

Het functioneren van alle toezichthouders

Kamerstukken II 2008/09, 24095, nr. 245. Frequentiebeleid; Motie die ertoe strekt rol en functioneren toezichthouders telecommunicatie en media in kaart te brengen, en mogelijkheden tot samenwerking en fusie te verkennen

Motie van de leden Van Dam en Elias: Overwegende, dat de markten voor telecommunicatie en media steeds sterker convergeren;overwegende, dat convergentie van het toezicht op deze markten dan ook voor de hand zou liggen; constaterende, dat het kabinet er desondanks voor kiest alles bij het oude te laten;

overwegende, dat er meerdere toezichthouders actief zijn op de markten voor telecommunicatie en media, zoals de OPTA, het Commissariaat voor de Media, het Agentschap Telecom, het College van Toezicht Auteursrecht en anderen;

verzoekt de regering een brief waarin de rol en het functioneren van alle toezichthouders op het gebied van telecommunicatie en media in kaart worden gebracht en waarin de mogelijkheden van nauwere samenwerking en op langere termijn fusie van toezichthouders op dit gebied worden verkend

Lees de motie hier.

IEF 8055

Google moet in de mediawet?

Kamerstukken I 2008/09, 31804, nr. C. Wijziging van de Mediawet 2008 in verband met onder meer de erkenning en de financiering van de publieke omroep; Memorie van antwoord

De leden van de PvdA-fractie vragen wat de mening van de regering is over het artikel «Google moet in de Mediawet» van Henk Blanken in de Volkskrant van 2 mei 2009.

"In zijn artikel wijst Henk Blanken erop dat Google steeds duidelijker een mediabedrijf is. Hij sluit daarbij aan op een bredere discussie over de rol van dit bedrijf op het gebied van de omgang met auteursrecht en de persoonlijke levenssfeer. Dit zijn onderwerpen die alle mediabedrijven raken maar die niet in de Mediawet 2008 geregeld zijn. De Mediawet 2008 kent verschillende regimes: veel regels voor de publieke omroep,een minimumregeling ter invullen van de verplichtingen uit de Europese mediarichtlijn voor commerciële omroepen en beperkte steun voor de stimulering van de gedrukte media. In het wetsvoorstel ter implementatie van de richtlijn Audiovisuele mediadiensten dat thans in de Tweede Kamer in behandeling is, wordt hieraan een regime voor omroepachtige (niet-lineaire) mediadiensten toegevoegd. Of Google onder het bereik van de voorgestelde wettelijke bepalingen komt te vallen, zal te zijner tijd duidelijk worden, mede aan de hand van de rol die Google zelf in redactioneel opzicht bij zijn diensten vervult. Ik stel dus vast dat het artikel belangrijke vragen aansnijdt, maar geen vraagstukken of problemen behandelt die een onmiddellijke vertaling op het terrein van de Mediawet 2008 vergen."

Lees hier meer.

IEF 8054

Een herdruk

Kamerstukken II 2008/09, 29838, nr. 19H. Auteursrechtbeleid; Rapport van het onderzoek door de werkgroep Auteursrecht uit de vaste commissies voor Justitie en voor Economische Zaken

"De sommatie van internetdienstverlener en website aanbieder Mininova is geen aanleiding voor de werkgroep auteursrechten om het rapport auteursrechten te rectificeren.  Op één punt van het rapport wordt een verduidelijking aangebracht. Dat is onder meer de reden waarom een herdruk van het rapport is gemaakt."

Lees hier de herdruk van het rapport.  Lees hier de brief aan Mininova.  

 

IEF 8052

Een bloemmotief met onderliggend kantmotief

Vzr. Rechtbank Assen, 8 mei 2009, LJN: BJ1803, Colorful Licences Holding B.V. & Curator Oilily B.V. tegen Adventure Bags B.V.

Auteursrecht. Dessins. Eerst even voor jezelf lezen. "Vraag of auteursrechten zijn overgedragen wordt bevestigend beantwoord. Inbreuk op auteursrechten. Verweer dat dessin al bestond is ongeloofwaardig, zodat sprake is van oorspronkelijk karakter. Ontwerp bloemmotief met onderliggend kantmotief moet als persoonlijk stempel van de maker gezien worden. Voorts sprake van slaafse nabootsing, nu gedaagde voor ander dessin had kunnen kiezen." Liquidatietarief. 

2.7.  Oilily en Colourful Licenses Holding hebben bij de voorzieningenrechter te Den Haag een verzoekschrift ex artikel 1019e Rv. ingediend. Bij beschikking d.d. 1 april 2009 (IEF 7865) heeft de voorzieningenrechter Kruidvat onder meer bevolen de inbreuken op de auteursrechten en overige rechten van Colorful Licenses Holding en Oilily op het in het verzoekschrift aangeduide dessin (overeenkomend met het in de dagvaarding in dit geding aangeduide dessin) onmiddellijk na betekening van de beschikking te staken en gestaakt te houden. Kruidvat heeft daarop de verkoop van de tassen gestaakt.

2.8.  Op 1 april 2009 hebben Oilily en Colourful Licenses Holding Adventure Bags een sommatie gezonden waarin een onthoudingsverklaring, een recall, vernietiging van de resterende tassen, afdracht van de gemaakte winst en vergoeding van juridische kosten is gevraagd. Adventure Bags heeft geweigerd hieraan te voldoen.

Overdracht auteursrechten: 4.2.  (…) De voorzieningenrechter is van oordeel dat uit het geheel van de overgelegde verklaringen en akten (…) voldoende blijkt dat de auteursrechten berusten bij Colorful Licenses Holding. Dat in de akte d.d. 29 februari 2008 alleen wordt gesproken over “andere immateriële activa” doet daaraan niet af, nu tussen partijen bekend was welke activa daaronder vielen en beide partijen behoren tot hetzelfde conglomeraat van BV’s. De betwisting van de licentie van Oilily gaat evenmin op. Colorful Licenses Holding en de curator van Oilily stellen dat Oilily over een licentie beschikt. De licentieverlening is vormvrij. De jarenlange samenwerking tussen Colorful Licenses (Holding) en Oilily en het feit dat Oilily artikelen met de print waarom het hier gaat verkoopt, zijn naar voorlopig oordeel voldoende aanwijzing dat Oilily over de gestelde licentie beschikt.

Inbreuk auteursrechte"n: 4.3.  Eisers beroepen zich op auteursrechtelijke bescherming van het dessin. Colorful Licenses B.V. heeft de print in 2006 laten ontwerpen door [ontwerpster].
Voor het ontstaan van een auteursrecht is vereist dat het werk een eigen oorspronkelijk karakter heeft en het persoonlijk stempel van de maker draagt (o.a. HR 4 januari 1991, NJ 1991, 608, Van Dale/Romme en HR 30 mei 2008, C07/131 HR, Endstra tapes).
Adventure Bags stelt zich op het standpunt dat geen sprake is van een eigen oorspronkelijk karakter. Het is hoogst onwaarschijnlijk dat [ontwerpster] het dessin medio 2006 heeft ontworpen, nu het dessin al eind 2005 bestond en door derden werd verhandeld. Zij beroept zich op een verklaring van [derde] van de firma Armi E Bagagli, die bevestigt dat hij in 2005 het artikel E0321 in een hoeveelheid van 5000 stuks van Gain Source Ind heeft afgenomen, met een foto van een tas met de betreffende print, en een factuur van Gain Source waarop 5000 stuks van art. nr. E0321 vermeld staan.
De voorzieningenrechter is voorshands van oordeel dat de verklaring van [derde] in het licht van de uitvoerige verklaring van de ontwerpster [ontwerpster] ongeloofwaardig is. De voorzieningenrechter is met eisers eens dat niet duidelijk is wie [derde] en de firma Armi E Bagagli zijn en welke belangen zij en Gain Source hebben. Geconcludeerd wordt dan ook dat er wel sprake is van een eigen oorspronkelijk karakter.

4.4.  Adventure Bags betwist daarnaast het persoonlijk stempel van de maker. Zij stelt dat er slechts sprake is van toepassing van een bepaalde stijl die niet tot auteursrechtelijk werk voert. Volgens haar moet de mode c.q. stijl hier worden gezien als het gebruik van een Paisley-achtig dessin dat bestaat uit uitbundig kleurgebruik met bloemmotief en draaiingen van het bloemmotief. 
De voorzieningenrechter is voorshands van oordeel dat hier wel degelijk sprake is van een persoonlijk stempel van de maker. [ontwerpster] combineert een door haar ontworpen bloemmotief met een onderliggend kantmotief, hetgeen als persoonlijk stempel gezien moet worden. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is geen sprake van een variant op het Paisley-motief. Uit de overgelegde producties van internetsites blijkt ook dat het publiek de print ook herkent als een Oilily-dessin.

4.5.  Adventure Bags voert tenslotte in dit verband nog aan, dat geen sprake is van ontlening, omdat zij de tassen heeft betrokken van haar leverancier uit Hong Kong en die leverde de tassen al eerder aan derden. Zoals hiervoor al is overwogen acht de voorzieningenrechter het niet aannemelijk dat de leverancier van Adventure Bags tassen met hetzelfde ontwerp als dat van [ontwerpster] leverde voor 2006. Er is derhalve voldoende komen vast te staan dat er sprake is van ongeoorloofde verveelvoudiging en ontlening.

Slaafse nabootsing: 4.6.  (…) Naar voorlopig oordeel is daarvan in dit geval sprake. Adventure Bags had voor een ander dessin kunnen kiezen, zodat de tassen niet in deze mate op die van Oilily leken.

Verbodsdicta in algemene bewoordingen: 4.7.  Nu in het bovenstaande voldoende is komen vast te staan dat sprake is van een inbreuk op auteursrechten en slaafse nabootsing zijn de vorderingen van eisers voor toewijzing vatbaar. Zij hebben voldoende aannemelijk gemaakt een spoedeisend belang te hebben bij de vorderingen en door de verkoop van de inbreukmakende tassen schade te lijden. Adventure Bags stelt dat het onder A. geformuleerde verbod te ruim is geformuleerd. Verbodsdicta in algemene bewoordingen zijn echter door de Hoge Raad geaccepteerd (vgl. Spoor/Verkade/Visser, Auteursrecht, § 11.12) en de voorzieningenrechter is van oordeel dat voor een dergelijk verbod in casu aanleiding is.

Lees het vonnis hier

IEF 8049

De kleine waarheid

Rechtbank ’s-Gravenhage, 8 juli 2009, HA ZA 06-711, De Acteur tegen Bridge Rights B.V.

Acteursrecht. Billijke vergoeding auteursrecht en naburige rechten.  Eiser, de begin dit jaar overleden acteur Wil van Selst, heeft een rol gehad (als Jan Griffioen) in de televisieserie De Kleine Waarheid, uitgezonden vanaf december 1970 en in 2005 op DVD uitgebracht door gedaagde Bridge. Inzet van deze procedure is de hoogte van een door Bridge aan de Acteur  te betalen billijke vergoeding. De gevorderde vergoeding wordt gematigd tot het bedrag dat oorspronkelijk door gedaagde aan eiser was geboden.

“Aan de grondslag van de betalingsverplichting hebben partijen weinig woorden gewijd. (…) Voorshands gaat de rechtbank ervan uit dat partijen het oog hebben op de Wet op de naburige rechten (Wnr) en gelet op de daarin onder artikel 4 opgenomen verwijzing naar het filmrechtregime van de Auteurswet (Aw), de artikelen 45a tot en met 45g Aw, met name de onder 45d Aw bedoelde billijke vergoeding.”

4.7. De Acteur wil zich vergelijken met een acteur met een hoofdrol. Naar oordeel van de rechtbank is dat niet juist. Een acteur die in niet meer dan 2 van 26 afleveringen optreedt kan in de serie als geheel niet als een hoofdrolspeler worden aangemerkt. Wellicht was de bijdrage van de Acteur in de bedoelde twee afleveringen aanzienlijk, hij stelt 50 minuten aan het woord te zijn geweest, maar dat maakt hem in de serie niet tot hoofdrolspeler, zelfs niet tot de speler van een middenrol op welke positie de Acteur zich ter comparitie terugtrok. Nu de acteur overigens niet heeft gesteld waarom zijn rol in De Kleine Waarheid als een hoofdrol of middenrol moet worden aangemerkt en daarnaast weinig heeft gesteld omtrent de omvang van zijn rol in Hamelen, bieden de door de Acteur voor Hamelen ontvangen betalingen onvoldoende aanwijzing voor de “marktwaarde” van de Acteur.

4.8. Ter onderbouwing van haar uitgangspunt sub f heeft Bridge een overzicht van door Bridge betaalde vergoedingen voor het uitbrengen op DVD van de series Q&Q, Stille Kracht, Willem van Oranje en Van Oude Mensen overgelegd. De rechtbank ontleent aan dit document dat Bridge onderscheid maakt tussen bijrol, grote rol en hoofdrol, daarnaast onderscheidt Bridge de positie van de auteur/regisseur/uitvoerende producent en de positie van omroep/producent.

(…)

4.10. Naar oordeel van de rechtbank is het passend voor de bepaling van de redelijke vergoeding de markt in aanmerking te nemen. (…) De Acteur heeft niet toegelicht welk gewicht zijn rol in Hamelen was, hij heeft geen informatie verschaft omtrent de omvang van de cast en de bijdrage van medeacteurs en de door hen ontvangen vergoedingen. Voor de rechtbank blijft over als kenbron van de markt het door Bridge gegeven overzicht.

4.11. Door de Acteur is dit overzicht bestreden omdat het afkomstig is van slechts één speler op de markt. De rechtbank zal zich niettemin richten naar dit overzicht. Het stond De Acteur vrij meer of andere markt gegevens over te leggen, dat heeft hij evenwel nagelaten. Onbestreden is ook dat in de relevante periode Bridge de belangrijkste aanbieder was van televisieseries op dvd.

4.12. Hierboven is al overwogen dat de rol van de Acteur in de gehele serie De Kleine Waarheid moet worden gekwalificeerd als een bijrol. De verstrekte gegevens leren dat de vergoeding voor een bijrol bestaat uit een lumpsum en niet een royalty gerelateerd aan de omvang van de verkoop. De lumpsum voor een bijrol varieert van € 150 tot € 500, waarbij een lager bedrag wordt betaald naarmate het aantal medewerkers groter is. Het aantal medewerkers van de serie De Kleine Waarheid is groot. Naar oordeel van de rechtbank is dan ook een vergoeding van € 250 – zoals door Bridge aangeboden – voor medewerking in een bijrol, als marktconform en bij afwezigheid van andere aanknopingspunten ook als redelijk aan te merken. De rechtbank weegt mee dat hetzelfde bedrag is aangeboden als redelijke vergoeding aan andere acteurs die hebben meegewerkt aan twee, drie of vier afleveringen van de televisieserie De Kleine Waarheid en dat deze andere acteurs dat bedrag hebben geaccepteerd.

4.14. Bij deze stand van zaken kan de Acteur nauwelijks als de in het gelijk gestelde partij worden aangemerkt. De rechtbank acht het passend de kosten van de procedure te compenseren des dat partijen de eigen kosten dragen.

De rechtbank veroordeelt Bridge tot betaling aan de Acteur van € 250, te vermeerderen met de wettelijk rente vanaf 6 juli 2005 tot de dag van algehele voldoening.

Lees het vonnis hier.

IEF 8048

De constatering is juist, maar de conclusie niet

 

IM HoningpotjeGerechtshof ’s-Hertogenbosch, 7 juli 2009, zaaknr. HD 103.003.078, Famille Michaud Apiculteurs S.A. tegen Graham Packaging Company B.V. (met dank aan Charles Gielen, NautaDutilh)

Auteursrecht. Eindarrest in de Franse honingpotjeszaak. Hof vernietigt het vonnis waarvan beroep. Internationaal modeldepot Michaud (afbeelding) nietig voor de Benelux, maar wel inbreuk op het auteursrecht van Michaud.

In het tussenarrest (Hof DB, 14 oktober 2008, IEF 7179, AMI-noot Mireille van Eechoud (IViR) hier) heeft het hof de stelling van Michaud dat Barrault als ontwerper van het honingpotje heeft te gelden voorshands bewezen geacht behoudens tegenbewijs van de kant van Owens en Owens overeenkomstig haar bewijsaanbod tot dit tegenbewijs toegelaten:

10.7 Volgens Owens blijkt uit dit arrest [Cour de appel de Rion – IEF] dat er in Frankrijk geen auteursrecht op het honingpotje was en is, zodat Barrault ook geen auteursrecht kon overdragen en Michaud geen auteursrecht overgedragen kan krijgen, Naar het oordeel van het hof is de constatering van Owens dat dit arrest inhoudt dat er in Frankrijk geen auteursrecht op het honingpotje rust juist, maar is de conclusie die zij daaraan verbindt niet juist.

10.8 Onderscheiden dienen te worden het bestaan van het auteursrecht en de overdracht ervan. Zoals in het tussenarrest van 14 oktober 2008 overwogen dient de vraag of in Nederland voor het honingpotje een beroep kan worden gedaan op de door de Auteurswet toegekende bescherming, naar Nederlands recht beantwoord te worden (r.o. 7.8) . Beoordeeld naar Nederlands recht komt het honingpotje in beginsel voor auteursrechtelijke bescherming in aanmerking (r.o. 7.21). Hieraan doet het arrest van het Cour d'appel de Riom niet af, omdat daarin de vraag naar Frans recht wordt beantwoord. De vraag of het auteursrecht van Barrault is overgegaan naar Michaud dient naar Frans recht beoordeeld te worden; deze vraag is in het tussenarrest van 1 4 oktober 2008 bevestigend beantwoord (r.o. 7.22). Gesteld noch gebleken is dat de door het hof aangenomen overdracht beperkt was tot rechten in Frankrijk en niet mede rechten elders, met name in Nederland, omvatte . Ook hieraan doet het arrest van het Cour d'appel de Riom niet af, omdat daaromtrent in dat arrest niets is bepaald. Aan dat arrest kunnen derhalve niet de consequenties worden verbonden die Owens eraan verbonden wil zien. Kort gezegd: voor Frankrijk viel er (kennelijk) niets over te dragen, voor Nederland wel.

10.11 Het vorenstaande betekent dat Michaud zich tegenover Owens kan beroepen op het auteursrecht op het honingpotje. Wat de beoordeling van het oorspronkelijk karakter en persoonlijk stempel van h e t honingpotje van Michaud betreft heeft het hof in het tussenarrest van 14 oktober 2008 verwezen naar het rapport van prof. Jacobs. (r.o. 7.20) . Hierin is de karakteristieke vorm, bezien van onder naar boven, als volgt omschreven: (…).” Naar het oordeel van het hof is hiermee een adequate omschrijving gegeven van de auteursrechtelijk beschermde trekken van het honingpotje, welke omschrijving aansluit bij de overige door Michaud overgelegde producties met betrekking tot de vormgeving van het honingpotje. Hetgeen van de kant van Owens hierover naar voren is gebracht doet hier niet aan af. Voor het hof vormt deze omschrijving het uitgangspunt bij de beantwoording van de vraag of Owens met de door haar op de markt gebrachte houders inbreuk maakt op het auteursrecht van Michaud.

10.12 Hiervan uitgaande wordt deze vraag bevestigend beantwoord, Zowel de doorzichtige houders als de gele PET-fles van Owens, afgebeeld in het  vonnis waarvan beroep onder 3.3.g en h, bieden een totaalindruk die geheel overeenstemt met die van het honingpotje van Michaud (zonder de Eaton-dop die buiten het auteursrecht van Michaud valt ) . Dat ligt ook voor de hand aangezien de uitvoering ven de houders die Owens produceert voortvloeit uit het honingpotje van Michaud. Die totaalindruk is niet afhankelijk van het formaat of de inhoud van de houder/het honingpotje. Zoals het hof bij gelegenheid van het pleidooi in hoger beroep heeft kunnen vaststellen geldt in alle gevallen dat de totaalindrukken overeenstemmen, waarbij de verschillen die het gevolg zijn van het verschil in formaat van ondergeschikte betekenis zijn en in ieder geval niet afdoen aan de overeenstemmende totaalindruk. Hetzelfde geldt voor de overige door Owens aangevoerde detailverschillen.

10.13 De slotsom is dat Owens met haar houders inbreuk maakt op het aan Michaud toekomende auteursrecht op het honingpotje.

Lees het arrest hier