Auteursrecht  

IEF 7541

Auteursrecht op internet

Kamervragen van het lid Vendrik (GroenLinks) aan de staatssecretaris van Economische Zaken over de Anti-Counterfeiting Trade Agreement. (Ingezonden 6 november 2008).

Vraag 5: Wist u dat er onder andere wordt beoogd de niet-commerciële delen van bestanden strafbaar te stellen?
 
Antwoord: (...)  Er zijn nog geen (concept)teksten in het ACTA-proces ingebracht over het onderdeel handhaving van het auteursrecht op internet. De Nederlandse inzet omtrent strafrechtelijke handhaving in het kader van ACTA is dat deze niet verder zou moeten gaan dan het strafrechtelijke handhavingsniveau zoals opgenomen in artikel 61 TRIPS (..) Daarin gaat het enkel om de maatregelen die getroffen kunnen worden in geval van een inbreuk, niet om de criteria aan de hand waarvan wordt bepaald of er sprake is van een inbreuk. (...)

Daar waar ACTA voorstellen doet voor het treffen van maatregelen in geval van specifieke vormen van inbreuk, zal een dergelijk voorstel door ons op zijn merites worden beoordeeld en daarbij zal uitgegaan worden van de beschermingsomvang van de verschillende intellectuele-eigendomsrechten, zoals die in bestaande verdragen van de World Intellectual Property Organisation en in het TRIPS-Verdrag is geregeld.

Lees hier alle vragen en antwoorden.

IEF 7545

Dat zij en haar lot niet vergeten worden

Vzr. Rechtbank Breda, 3 februari 2009, LJN: BH1712, Eiser tegen de stichting Stichting Abot Kamay en gedaagde, h.o.d.n. Oriental Decorations.

Portretrecht in zaak over onrechtmatige publicatie. Artikel 21 van de Auteurswet beschermt de geportretteerde en diens nabestaanden. Van schending van het portretrecht is i.c. echter geen sprake. Wel moet de stichting de publicatie van het boek over een Nuenense arts en zijn overleden vrouw staken. Daarnaast verbiedt de rechter een aantal publicaties over het boek en de arts op internet. 

“4.4. Artikel 21 van de Auteurswet beschermt de geportretteerde en diens nabestaanden, door via een wettelijke zorgvuldigheidsnorm een vergaande aanspraak te geven tegen publicatie. In beginsel is sprake van een redelijk belang van de geportretteerde om zich tegen de openbaarmaking van zijn portret te verzetten, indien deze openbaarmaking inbreuk maakt op zijn recht op privacy. Of van een dergelijke inbreuk sprake is, hangt af van de omstandigheden van het geval, met name van de aard en de mate van intimiteit waarin de geportretteerde is afgebeeld, terwijl ook het karakter van de foto en de context van de publicatie van belang kunnen zijn.

[eiser] heeft het lichaam van Bebe Paña tweemaal heimelijk begraven en gedurende vier jaar verborgen gehouden. [eiser] heeft door dit respectloos gedrag jegens Bebe Paña het recht als nabestaande verwerkt, verloren, om zijn eigen belangen te laten meewegen in dit verband. Alleen de belangen van Bebe Paña, van haar nagedachtenis, spelen een rol. In dit geval gaat het om normale foto’s van Bebe Paña, en aan te nemen valt dat zij zou wensen dat zij en haar lot niet vergeten worden. Publicatie van deze foto’s is dus niet onrechtmatig.

Ten aanzien van [zoon eiser] geldt dat hij minderjarig is. [eiser] treedt niet in rechte op namens de minderjarige maar alleen voor zichzelf. Bovendien zou ingevolge artikel 1:349 BW, op straffe van niet-ontvankelijkheid, het instellen van de vordering namens de minderjarige slechts mogelijk zijn met toestemming van de kantonrechter. Tenslotte heeft [eiser] geen reëel belang bij de vordering aangezien de publicatie een babyfoto van [zoon eiser] betreft en [zoon eiser] inmiddels 8 jaar oud is zodat hij niet meer van die foto zal worden herkend.”

Lees het vonnis hier.

IEF 7540

Haarkristallen

Haarkristalle, Boven Jems, onder Hollywood NailsVzr. Rechtbank ’S-Gravenhage, 3 februari 2009, KG ZA 08-1524, Jems B.V. tegen Hollywood Nails Gmbh.

Auteursrecht. Gemeenschapsmodellenrecht. Slaafse nabootsing. Haarkristallen. Eiser stelt dat gedaagde inbreuk maakt op haar Gemeenschapsmodelrecht op de door haar ontworpen haarkristallen en op haar auteursrechten op het ontwerp van de verpakking van de haarkristallen (afbeeldingen in het vonnis). De Voor- en achterkant van de verpakking worden separaat beoordeeld.

De modelrechtelijke vordering wordt afgewezen, de haarkristallen van Hollywood Nails wekken een andere algemene indruk dan het ingeschreven model. Wel maakt de achterkant van de verpakking van gedaagde inbreuk op het auteursrecht van eiser, de overeenkomstige totaalindrukken rechtvaardigen het vermoeden dat sprake is van ontlening (ook omdat gedaagde beschikte over een monster van de haarkristallen van eiser). Voor wat betreft de voorkant van de verpakking heeft gedaagde wel voldoende afstand genomen van het ontwerp van eiser.

De stelling dat er sprake is van slaafse nabootsing van het product, de combinatie van haarkristallen en de verpakking, is onvoldoende gemotiveerd.  De proceskosten worden gecompenseerd.

Modelrecht haarkristallen: "4.4. Met inachtneming van het vorenstaande moet voorshands worden geoordeeld dat de haarkristallen van Hollywood Nails een andere algemene indruk wekken dan het ingeschreven model. De kroon van het haarkristal van Hollywood Nails vertoont facetten in een trapeziumvorm, terwijl de kroon van het ingeschreven model geheel andere, ogenschijnlijk gebogen facetten vertoont, deels uitlopend in een puntvorm. Daarnaast heeft de stopper van het haarkristal van Hollywood Nails de vorm van een piramide, terwijl de stopper van het ingeschreven model de vorm van een prisma heeft (of naar de stelling van Jems hoornvormig is). Het haarkristal van Hollywood Nails maakt geen inbreuk op het Gemeenschapsmodel van Jems. De stelling van Hollywood Nails dat dit model nietig zou zijn kan dus onbesproken blijven.

Auteursrecht verpakking: 4.7. Voorshands moet worden geoordeeld dat de achterkant van de verpakking van Hollywood Nails bij de gebruiker dezelfde totaalindruk wekt als de achterkant van de verpakking van Jems. De beide achterkanten (hieronder afgebeeld) worden gedomineerd door witte rechthoekige vlakken, afgebeeld tegen een donkere achtergrond, alsmede een overzicht van de kleuren, waarin de haarkristallen verkrijgbaar zijn. Dat Hollywood Nails, zoals zij aanvoert, tekst aan de verpakking heeft toegevoegd, geen gebruik maakt van pijltjes in de witte vlakken, grotere afbeeldingen heeft opgenomen, meer van de haarstreng toont, vijf in plaats van vier haarkristallen toont, de witte vlakken links en niet rechts heeft geplaatst, de kleuren boven en niet naast de witte vlakken heeft geplaatst en een ander lettertype dan Jems heeft gebruikt, zijn ondergeschikte verschillen die niet leiden tot een andere totaalindruk. De overeenkomstige totaalindrukken rechtvaardigen het vermoeden dat sprake is van ontlening. Aangezien Hollywood Nails ook niet heeft betoogd dat van ontlening geen sprake is en het vermoeden derhalve niet heeft weerlegd, moet voorshands worden geoordeeld dat zij wat de achterkant van de verpakking betreft inbreuk op het auteursrecht van Jems maakt. Het terzake gevorderde verbod is op de hierna vermelde wijze toewijsbaar.

4.8. Vast staat dat Hollywood Nails een monster van de haarkristallen van Jems heeft verkregen en vooralsnog is aannemelijk dat zij zich bij het ontwerp van haar eigen verpakking door de verpakking van Jems heeft laten inspireren. Voor wat betreft de voorkant van de verpakking heeft zij echter naar voorlopig oordeel voldoende afstand genomen van het ontwerp van Jems. De voorkant van de verpakking van Jems heeft een overwegend lichte achtergrond met boven en onder een donker vlak, terwijl de voorkant van de verpakking van Hollywood Nails een donkere achtergrond heeft. De tekstweergave aan de bovenzijde van de verpakking van Hollywood Nails is geheel anders en het lichte vlak waarop de haarkristallen zijn aangebracht ontbreekt. Verder toont de verpakking van Hollywood Nails het daarop afgebeelde fotomodel tot de taille, terwijl de verpakking van Jems slechts het gezicht en de hals van een fotomodel toont. De beide voorkanten wekken aldus niet dezelfde totaalindruk.

Slaafse nabootsing: 4.10. Met inachtneming van deze maatstaf staat hetgeen hierboven met betrekking tot de gestelde inbreuk op het auteursrecht op de voorkant van de verpakking is overwogen ook aan de toewijzing van de vorderingen in de weg voor zover zij zijn gebaseerd op slaafse nabootsing van het product, waaronder Jems de combinatie van haarkristallen en de verpakking verstaat. Voor zover Jems zich heeft willen beroepen op de stelling dat (ook) uitsluitend het haarkristal slaafs is nagebootst, heeft zij die stelling onvoldoende gemotiveerd. Jems heeft niet bestreden dat het haarkristal dat zij op de markt brengt, anders dan haar Gemeenschapsmodel, de vorm heeft van de welbekende Swarovski diamant. Dat deel van het haarkristal kan dus niet bijdragen aan het door Jems geclaimde eigen gezicht in de markt. De vorm van de stopper die aan dat gezicht zou moeten bijdragen wordt door Hollywood Nails bovendien niet nagevolgd.

4.11. Gelet op het toe te wijzen verbod om inbreuk te maken op het auteursrecht van Jems op de achterkant van de verpakking, heeft Jems geen belang meer bij een afzonderlijke beoordeling van de vraag of sprake is van een slaafse nabootsing van de achterkant. De voorzieningenrechter zal de vorderingen in zoverre afwijzen. 

4.15. Nu beide partijen over en weer op belangrijke punten in het ongelijk zijn gesteld, ziet de voorzieningenrechter aanleiding om de proceskosten te compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.”

Lees het vonnis hier.

IEF 7538

Dat belang behoeft niet spoedeisend te zijn

Vzr Gerechtshof ’s-Gravenhage, 23 december 2008, LJN: BH1275, Appellante,  h.o.d.n. Desi Promotions tegen Geïntimeerde, h.o.d.n. Roshan Video- Cd & Dvd World

Auteursrecht. Bollywoodflm Aap Ka Surroor (Jouw Bedwelming). Geen spoedeisend belang in hoger beroep met betrekking tot de inbreuk, omdat gedaagde zijn onderneming heeft gestaakt.

Omdat er echter wel belang is bij de beoordeling van de proceskostenveroordeling in eerste aanleg en dat  belang niet spoedeisend behoeft te zijn, komt het hof toch tot een inhoudelijke beoordeling, zij het dat die beoordeling plaats vindt naar de omstandigheden ten tijde van het wijzen van het bestreden vonnis (ex tunc).

Het hof concludeert dat de voorzieningen terecht zijn afgewezen. Onvoldoende is gebleken dat Bollywood Zone rechthebbende was ten aanzien van de aan eiser Desi Promotions overgedragen rechten, waaronder de bevoegdheid om de auteursrechten terzake van de Film op eigen naam te handhaven.

 “10 (…) Gelet op het feit dat de Voorzieningenrechter niet over deze stukken [last tot handhaving – IEF] beschikte en het hof ex tunc dient te toetsen (zie r.o. 5), komt daaraan echter geen betekenis toe. Uitgaande van de stukken waarover de Voorzieningenrechter beschikte, waaronder het Memorandum of Understanding, komt zijn voorlopige oordeel niet voor vernietiging in aanmerking. Immers, uit die stukken blijkt niet van een door de rechthebbende aan Bollywood Zone gegeven last om het auteursrecht op de Film op eigen naam te handhaven.

11. Ten overvloede overweegt het hof dat, ook indien de in hoger beroep overgelegde stukken in aanmerking worden genomen, niet voldoende aannemelijk is geworden dat Bollywood Zone van de rechthebbende de vereiste bevoegdheid tot handhaving heeft gekregen. In dit verband is het volgende van belang.

12. Partijen zijn het er - uiteindelijk - over eens dat [X] de oorspronkelijk rechthebbende op de Film is. De producties 3 (tweede) en 4 bij memorie van grieven betreffen documenten ten aanzien van een overdracht van rechten door M/S. [Y] Movie Culture (hierna: Y) aan Adlabs. Desgevraagd heeft Desi Promotions ter terechtzitting bij het hof verklaard dat [X] “onderdeel” is van de eerstgenoemde vennootschap. Nu Roshan dat heeft betwist en bovendien niet duidelijk is geworden hoe deze relatie, mede met het oog op de auteursrechten met betrekking tot de Film, moet worden geduid, komt aan genoemde verklaring evenwel geen betekenis toe en is niet komen vast te staan dat aan [Y] auteursrechten ten aanzien van de Film toekomen. Om die reden is eveneens onvoldoende aannemelijk geworden dat Adlabs - aangeduid als licentieneemster - rechten (waaronder een bevoegdheid tot handhaving) ten aanzien van de Film heeft verkregen; hetzelfde geldt voor Bollywood Zone en Desi Promotions.

(…)

17. Gelet op het voorgaande zal het vonnis waarvan beroep worden bekrachtigd en Desi Promotions worden veroordeeld in de proceskosten, door Roshan in hoger beroep gemaakt. Nu geen verweer is gevoerd tegen de bij productie 3 bij memorie van antwoord verantwoorde proceskosten en deze het hof niet onredelijk voorkomen, zal het hof deze, gelet op het bepaalde in artikel 1019h Rv., dienovereenkomstig toewijzen.

Het hof bekrachtigt het vonnis waarvan beroep en veroordeelt Desi Promotions in de kosten van het hoger beroep, tot op heden aan de zijde van Roshan begroot op € 600,- aan verschotten en € 5.756,63 aan salaris advocaat.

Lees het arrest hier. Vonnis Rechtbank Den Haag,  28 september 2007:  IEF 4798.

IEF 7528

Uniek akkoord

Persbericht FOBID: “Uniek akkoord tussen bibliotheken en rechthebbenden. Digitalisering erfgoedcollecties dichterbij.
 
Bibliotheken, archieven en musea hebben recentelijk met rechthebbenden een akkoord bereikt over het digitaliseren en ter beschikking stellen van hun erfgoed collecties. De organisaties van Bibliotheken (FOBID) en rechthebbenden (VOI©E) zijn dat overeengekomen in de commissie Digiti©E (Digitalisering Cultureel Erfgoed) die is ingesteld bij de ondertekening van een Intentieverklaring bij de opening van Amsterdam Wereldboekenstad in april 2008. Het akkoord betekent een belangrijke doorbraak in de discussie over de auteursrechtelijke aspecten van digitalisering van collecties in bibliotheken en archieven.
 
Voor zover bekend is dit wereldwijd de eerste overeenkomst van deze aard tussen bibliotheken en rechthebbenden. In veel andere landen breekt men zich het hoofd over de vraag hoe moet worden omgegaan met de rechten van onvindbare rechthebbenden, de zogenaamde ‘verweesde werken’. Als de nu in Nederland geaccepteerde regeling wordt nagevolgd in andere Europese landen, zou dat een geweldig effect kunnen hebben op beschikbaarheid van recentere werken in de Europeana-bibliotheek.

Rechthebbenden

Bibliotheken en archieven beheren grote collecties die vanuit cultuurhistorisch oogpunt van belang zijn. De ontwikkeling van digitale technologie maakt het in principe mogelijk die collecties voor een groot publiek toegankelijk te maken via internet. De Europese Commissie heeft onlangs de digitale Europese bibliotheek Europeana gelanceerd, die gehost wordt door de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag. Het overgrote deel van de tot nu toe gedigitaliseerde documenten dateert evenwel van voor de 20e eeuw. De belangrijkste reden voor die beperking is dat jongere werken nog beschermd worden door het auteursrecht, waardoor ze alleen gedigitaliseerd en verspreid mogen worden met toestemming van de rechthebbende(n). De zoektocht naar rechthebbenden is tijdrovend en dus kostbaar, en bovendien kunnen veel rechthebbenden in de praktijk niet worden gevonden. Veel bibliotheken beginnen er daarom niet eens aan.
 
In bovengenoemde Intentieverklaring spraken de belanghebbende partijen al uit dat zij dit probleem onderkennen en dat ze het gezamenlijk willen oplossen. De jongste overeenkomst voorziet daar nu in.
 
Kees Holierhoek, voorzitter van de auteursrechtorganisatie Lira en voorzitter van de werkgroep digitale rechthebbenden: ‘Ik ben heel blij met deze overeenkomst. Voor ons is belangrijk dat het auteursrecht wordt gerespecteerd. Dat is hier gebeurd. Tegelijk is een belangrijk obstakel verwijderd voor het toegankelijk maken van teksten en foto’s. Auteurs, freelancejournalisten, fotografen en uitgevers houden een vetorecht als ze niet mee willen doen. En als ze wel mee willen doen, kunnen ze aanspraak maken op een vergoeding bij beschikbaarstelling buiten de gebouwen van de instelling’.
 
Essentie

De essentie van het akkoord is dat bibliotheken van de vertegenwoordigende organisaties van vrijwel alle rechthebbenden onder voorwaarden toestemming krijgen om hun collecties, voor zover die behoren tot het Nederlandse culturele erfgoed en voor zover het werken betreft die niet meer commercieel verkrijgbaar zijn, te digitaliseren en in hun eigen gebouwen beschikbaar te maken voor het publiek ten behoeve van onderwijs en onderzoek. Zij hoeven daarvoor geen vergoeding te betalen zolang de beschikbaarstelling beperkt blijft tot de eigen gebouwen van de instelling.
 
Zodra de gedigitaliseerde werken op bredere schaal beschikbaar worden gesteld, bijvoorbeeld door middel van ‘remote access’ of via internet, moet daarvoor afzonderlijk toestemming worden verkregen en moet een nader overeen te komen vergoeding worden betaald, waarover in de Commissie Digiti©E tussen partijen principeafspraken kunnen worden gemaakt. Maar ook in dat geval kan de speurtocht naar individuele rechthebbenden door bibliotheken achterwege blijven, omdat collectieve beheersorganisaties als Lira en Pictoright die taak over zullen nemen.
 
De organisaties van rechthebbenden stellen op korte termijn een zogenaamd Meldpunt Digitalisering in, waar bibliotheken en archieven hun voorgenomen projecten kunnen aanmelden en met rechthebbenden in contact kunnen treden over de realisering daarvan.
 
Individuele rechthebbenden kunnen overigens altijd bezwaar maken tegen het digitaliseren en beschikbaarstellen van hun werken. De bibliotheken en archieven moeten dan de beschikbaarstelling beëindigen. De praktijk leert overigens dat er weinig bezwaar wordt gemaakt.
 
Martin Bossenbroek, waarnemend Algemeen Directeur van de Koninklijke Bibliotheek: ‘Dit akkoord is zonder meer een doorbraak. Voor bibliotheken als de KB die als kerntaak hebben erfgoedcollecties van nationaal belang te beheren en beschikbaar te stellen is dit heel goed nieuws. Het akkoord regelt de digitalisering en beschikbaarheid van de gedigitaliseerde collecties in ons eigen gebouw. Dat is nog maar een eerste stap, want we willen die gedigitaliseerde collecties natuurlijk ook online beschikbaar kunnen stellen. Ik zie de grote winst van dit akkoord dan ook in het begrip van alle belanghebbende partijen voor elkaars standpunten en argumenten. Met een dergelijke constructieve opstelling moet het ook mogelijk zijn goede vervolgafspraken te maken over de beschikbaarstelling via internet’.
 
Klik hier voor meer informatie de tekst van een Verklaring van de organisaties van rechthebbenden:

 

IEF 7523

Lijfsdwang wordt afgewezen

Rechtbank ’s-Gravenhage, 28 januari 2009, HA ZA 07-2125, Stichting de Thuiskopie tegen X h.o.d.n. Mediadisc.

Auteursrecht. Thuiskopievonnis. Geen betaling thuiskopievergoeding en schending onnthoudingsverklaring.

4.6. Uit het vorenstaande volgt dat X de onthoudingsverklaring van 17 november 2005 opnieuw heeft geschonden. Dit betekent dat hij, gelet op de inhoud van die verklaring en de nadien op 31 maart 2006 geaccepteerde verhoging van het boetebedrag tot € 100,00 per in strijd met de onthoudingsverklaring verhandelde drager, gehouden is tot betaling (…). Nu de Thuiskopie haar vordering uitdrukkelijk heeft beperkt tot een bedrag van € 150.000,00, komt slechts dit laatste bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van de dagvaarding, voor toewijzing in aanmerking. De vordering sub 1 van het petitum zal dan ook integraal worden toegewezen.

4.8. Gelet op het feit dat X informatiedragers heeft verkocht terwijl hij niet kan aantonen dat de thuiskopievergoeding ten aanzien van die informatiedragers is betaald en hij evenmin kan aantonen wie de fabrikant of importeur van die informatiedragers is, heeft de Thuiskopie belang bij en recht op een verbod (…). Het verbod zal dan ook worden beperkt tot verhandeling van blanco informatiedragers als hierna te melden. De ter versterking van de nakoming van het verbod gevorderde lijfsdwang wordt afgewezen. Daartoe geldt dat een dergelijke sanctie in zaken als de onderhavige als disproportioneel moet worden gekwalificeerd.

4.12. X zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure. Het door de Thuiskopie gevorderde bedrag van € 17.074,00 exclusief BTW is door X niet betwist, zodat dat bedrag zal worden toegewezen. De rechtbank gaat ervan uit dat de gevorderde beslagkosten in dit bedrag zijn verdisconteerd.”

Lees het vonnis hier.

IEF 7522

Niet voor het publiek toegankelijk

Rechtbank ’s-Gravenhage, 28 januari 2009, HA ZA 06-2844, NORMA tegen Vereniging NLKabel (voorheen VECAI) en diverse kabelaars en IRDA tegen NORMA en kabelaars.

Auteursrecht. Kabeldoorgifte is geen secundaire openbaarmaking. “Een uitleg waarbij artikel 14a WNR ook ziet op een primaire openbaarmaking zou contra legem zijn.

Vonnis in procedure van de collectieve belangenorganisaties Norma en Irda tegen de Nederlandse kabelexploitanten. Norma en Irda vorderden een vergoeding voor de kabeldoorgifte van de prestaties van uitvoerende kunstenaars opgenomen in televisieprogramma’s. Norma en Irda baseerden zich daarbij op (aansluitingscontracten gebaseerd op) artikel 14a lid 1 WNR dat bepaalt dat met betrekking tot ‘heruitzending’ (de nabuurrechtelijke tegenhanger van secundaire openbaarmaking in het auteursrecht) het naburige recht alleen kan worden uitgeoefend door collectieve belangenorganisaties zoals Norma en Irda.

De Haagse Rechtbank is van oordeel (dat niet betwist of onvoldoende gemotiveerd weersproken is) dat alle kabeldoorgifte door gedaagden (inmiddels) plaatsvindt op basis van een rechtsreeks door de omroep aangeleverd signaal dat niet voor het publiek toegankelijk is (ov. 4.1). Om die reden is volgens de rechtbank sprake van ‘uitzenden’ en niet van ‘heruitzenden’ (van een voorafgaande primaire uitzending) in de zin van artikel 14a lid 1 WNR. Omdat Norma en Irda alleen rechten vertegenwoordigen ten aanzien van dergelijk ‘heruitzenden’, worden  alle vorderingen afgewezen. Aan de beantwoording een aantal andere interessante, gecompliceerde, vragen (zoals de verhouding tot het wettelijke vermoeden van overdracht) komt de Rechtbank Den Haag niet toe.

“4.1. Bij de beoordeling van het verweer van Vecai en de kabelaars moet allereerst worden vastgesteld dat door Norma en Irda niet is betwist dat de omroepen het signaal rechtstreeks aan de kabelexploitant leveren, welk signaal niet voor het publiek toegankelijk is. Norma en Irda hebben bovendien niet, althans onvoldoende gemotiveerd, gesteld dat dit voor uitzendingen in een deel van de relevante periode in het verleden en/of voor een deel van de door de kabelaars aangeboden uitzendingen anders is. Zij stellen daarentegen slechts dat het regime van de artikelen 14a e.v. WNR van toepassing is op iedere openbaarmaking, waaronder naar hun mening ook dient te worden verstaan het voor de eerste maal voor het publiek beschikbaar maken van een speciaal daartoe enkel aan de kabelexploitant ter beschikking gesteld signaal. De onderhavige beoordeling zal zich daarom beperken tot de situatie waarin de omroepen een niet voor het publiek toegankelijk signaal rechtstreeks aan de kabelexploitanten leveren.

(…)

4.4. Omdat in de door Vecai en de kabelaars geschetste situatie – aanlevering door de omroepen van een niet voor het publiek toegankelijk signaal rechtstreeks aan de kabelaars per satelliet of door middel van een vaste verbinding – niet kan worden gesproken van het verspreiden van programma’s, is die aanlevering niet aan te merken als uitzenden door de omroep. Dit betekent dat de daarop volgende verspreiding van de programma’s door de kabelaars niet is aan te merken als heruitzenden, maar als uitzenden in de zin van de WNR. Van het gelijktijdig uitzenden in de hiervoor bedoelde zin is immers geen sprake. Niet alleen de wet is op dit punt duidelijk. Ook de Memorie van Toelichting biedt geen ruimte voor een andere uitleg.

(…)

4.6. Norma heeft bij pleidooi nog gesteld dat zij zich (ook) tegen de primaire openbaarmaking kan verzetten omdat dit verbodsrecht haar door de bij haar aangesloten uitvoerende kunstenaars is overgedragen. Nadat dit door Vecai en de kabelaars was tegengesproken heeft Norma erkend dat dit recht niet expliciet wordt genoemd in de onder 2.2 weergegeven overeenkomst maar die overdracht zou uit de strekking van de overeenkomst volgen. Deze stelling is te vaag om te worden onderzocht en wordt om die reden verworpen. In het midden kan daarom blijven of, zoals gesteld door Vecai en de kabelaars, in geval van een filmwerk dit recht als regel door de uitvoerende kunstenaar aan de producent wordt overgedragen of door de werking van artikel 45d Aw geacht wordt aan de producent te zijn overgedragen.

1019h proceskosten, kort weergegeven: Norma:  €25.000,- (afspraak partijen), proceskosten Irda: €1130,- (liquidatietarief wegens bezwaar en geen deugdelijke onderbouwing proceskosten).

Lees het vonnis hier.

IEF 7520

Het belang van de informatievoorziening

Gerechtshof Amsterdam, 27 januari 2009, zaaknummer 200.010.745/01 KG, De Rooij tegen Hollandse Hoogte B.V. (met dank aan Fulco Blokhuis, Boekx).

Auteursrecht. Portretrecht. Hoger beroep in de zaak over de stockfoto van een hardlopende moeder. (De Hollandse Hardloopster, IEF 6302). Eiseres is zonder haar toestemming gefotografeerd en gedaagde, het stockfotobureau Hollandse Hoogte, heeft deze foto zonder toestemming van eiseres op haar website (databank met foto's) geplaatst. Hollandse Hoogte heeft de foto in licentie gegeven aan de Consumentenbond, die de foto paginagroot in de Consumentengids heeft geplaatst bij een artikel over mp3-spelers (klik op afbeelding voor vergroting).

Het Gerechtshof Amsterdam bekrachtigt het vonnis waarvan beroep. Blijkens het arrest heeft Hollandse Hoogte aan eiseres meegedeeld dat zij heeft besloten om de foto niet meer op te nemen in de database, ‘uit begrip voor uw persoonlijke argumenten’, waardoor het vereiste spoedeisend belang ontbreekt. Bovendien wordt volgens het hof door publicatie en exploitatie van de foto geen inbreuk gemaakt op het portretrecht van eiseres.

“Het belang van de informatievoorziening brengt mee dat berichtgeving zoals hier aan de orde moet kunnen worden voorzien van illustratiemateriaal, zoals foto's van de werkelijkheid. Het is daarbij onvermijdelijk dat foto's van toevallige passanten worden gepubliceerd. De foto waar het in dit geding om gaat, is neutraal. Ook kan - objectief gezien - niet worden gezegd dat de foto op enigerlei wijze compromitterend of diskwalificerend is of een zodanig effect heeft.”

“4.3 Het hof overweegt voorts het volgende. Het is op zichzelf begrijpelijk dat De Rooij-Van den Boogaard - op grond van haar persoonlijke keuzes - bezwaar heeft tegen publicatie van de foto als hier aan de orde. In het midden kan blijven of dit - in dit geval - een redelijk belang oplevert op grond waarvan zij zich op de voet van artikel 21 Auteurswet 1912 tegen (verdere) openbaarmaking kan verzetten. Haar belang weegt hier naar het voorlopig oordeel van het hof niet op tegen het door Hollandse Hoogte ingeroepen belang op informatievoorziening. Het hof licht dit toe.

Het belang van de informatievoorziening brengt mee dat berichtgeving zoals hier aan de orde moet kunnen worden voorzien van illustratiemateriaal, zoals foto's van de werkelijkheid. Het is daarbij onvermijdelijk dat foto's van toevallige passanten worden gepubliceerd. De foto waar het in dit geding om gaat, is neutraal. Ook kan - objectief gezien - niet worden gezegd dat de foto op enigerlei wijze compromitterend of diskwalificerend is of een zodanig effect heeft.

De foto is slechts geëxploiteerd door deze in licentie te koop aan te bieden voor - zoals Hollandse Hoogte het formuleert - redactionele doeleinden. De foto en de wijze waarop deze op de website en vervolgens in de Consumentengids is gepubliceerd hebben ook niet de strekking tot aanbeveling van enig product of dienst. Dat voor de licentie (mede ten behoeve van de maker van de foto) wordt betaald, maakt dit niet anders.

Dit een en ander betekent dat de inbreuk op het recht van De Rooij-Van den Boogaard op eerbiediging van haar persoonlijke levenssfeer in ieder geval niet zo ernstig is dat voormeld belang van de informatievoorziening daarvoor moet wijken.

Het voorgaande brengt reeds mee dat de voorzieningenrechter de vorderingen terecht - met verwijzing van De Rooij-Van den Boogaard in de kosten - heeft afgewezen.”

Lees het arrest hier.

Op andere blogs:
NVJ (Wel of geen inbreuk op portretrecht)

IEF 7519

Go fast again

Go Fast!Nota bene: Voor wie al dacht dat de eind vorige week vrijgegeven ‘Go Fast’ ex parte beschikking wat merkwaardig aandeed: dat gevoel was juist. Per abuis is de verkeerde beschikking rondgemail. De juiste beschikking is hieronder weergegeven. Het verzoek blijkt toch gedeeltelijk te zijn toegewezen. 

Rechtbank ’s-Gravenhage, ex parte beschikking van 8 december 2008,  KG RK 08-2154, Go Fast Sports & Beverage Company.

Auteursrecht. Merkenrecht. Verzoeker Go Fast stelt dat voormalige distributeur zelf een energy drink op de markt brengt die sterk gelijken op de energy drink van verzoeker. De rechtbank wijst verzoek toe waar het het merkenrecht betreft:

Bevoegdheid: “2.1. De Nederlandse rechter heeft krachtens artikel 93 lid 5 [plaats van inbreuk – IEF]  van de Verordening (EG) 40/94 van de Raad van 20 december 1993 inzake het Gemeenschapsmerk (hierna te noemen: “GMVo”) rechtsmacht voor zover het verzoek ziet op de gestelde inbreuk op de Gemeenschapsmerken in Nederland. Voor zover een verbod is gevraagd op inbreuk op deze rechten buiten Nederland ontbreekt rechtsmacht (...).

2.2. Voor zover het verzoek is gebaseerd op inbreuk op de aan verzoeksters toekomende auteursrechten op het logo op de blikjes energydrink is de Nederlandse rechter bevoegd daarvan kennis te nemen, aangezien gerekwestreerde sub 1 in Nederland is gevestigd en tussen het verzoek jegens gerekwestreerde sub 1 enerzijds en het verzoek jegens gerekwestreerde sub 2 anderzijds een band zoals bedoeld in artikel 6 aanhef en onder 1 EEX bestaat.

2.3. Het op de gestelde inbreuk op het handelsnaamrecht gebaseerde verzoek is slechts gericht tegen gerekwestreerde sub 2. De Nederlandse rechter heeft ten aanzien van dat verzoek krachtens het bepaalde in artikel 5 lid 3 EEX rechtsmacht, doch uitsluitend voor zover het verzoek betrekking heeft op een verbod op inbreuk op het handelsnaamrecht van verzoeksters in Nederland. De Nederlandse rechter heeft geen rechtsmacht met betrekking tot de gestelde inbreuk op het handelsnaamrecht buiten Nederland.

Merkenrecht: (…) 2.6. De voorzieningenrechter constateert dat de op de door gerekwestreerden aangeboden blikjes energydrink aangebrachte en op de website met domeinnaam luckytime. nl geplaatste tekens gelijk zijn aan dan wel overeenstemmen met de aan verzoeksters toebehorende Gemeenschapsmerken en daarenboven in het economisch verkeer voor dezelfde waren worden gebruikt als waarvoor de Gemeenschapsmerken zijn ingeschreven. Gelet op hetgeen in het verzoekschrift is aangevoerd is voldoende aannemelijk dat uitstel onherstelbare schade voor verzoeksters zal veroorzaken. Het verzoek zal worden toegewezen op de wijze zoals hierna is verwoord.

Auteursrecht & handelsnaamrecht: 2.7. Het verzoek zal overigens worden afgewezen, omdat het niet in overeenstemming wordt geacht met de aan een ingrijpende maatregel als een ex parte verbod te stellen hoge eisen in het bijzonder ten aanzien van de aannemelijkheid van het bestaan van en/of de gestelde inbreuk op het auteursrecht en het handelsnaamrecht.”

Lees de beschikking hier.

IEF 7509

De werkelijke plaatser

Rechtbank Amsterdam, sector Kanton, 21 januari 2009, CV 08-20893, Eisers S. & D. tegen Stichting Maroc.nl (vonnis via blog Arnoud Engelfriet, Internetrecht / Ius Mentis)

Auteursrecht. Portretrecht. Eisers (fotograaf en ouder) maken bezwaar tegen het plaatsen van een door eiser S.  gemaakte foto van het kind van eiser D. op het forum van website Maroc.nl. De foto is geplaatst door een gebruiker van het forum. De vorderingen worden afgewezen.

Niet de website maar de gebruikers hebben het auteursrecht geschonden. De forumbeheerder is niet ‘van iedere verantwoordelijkheid ontslagen’, maar het gaat te ver om van een forumbeheerder te verlangen dat hij voorafgaand aan plaatsing iedere forumbijdrage tevoren op dergelijke aspecten controleert, dan wel het plaatsen van afbeeldingen volledig onmogelijk maakt. Wel mag van een forumbeheerder 'een alerte houding' worden verwacht en daarvan was i.c. wel degelijk sprake.  (1019h?) proceskosten: €50,00).

“4. Als niet betwist staat vast dat de door S. gemaakte foto van de dochter van D. zonder toestemming van S. en/of D. op het forum van Maroc is geplaatst. Aangenomen moet worden dat die plaatsing feitelijk is gebeurd door twee vooralsnog anoniem gebleven gebruikers van het forum. Onjuist is de kennelijke stelling van S. en D. dat door het voeren van een openbaar forum op het internet Maroc in dat geval geacht moet warden degene te rijn die de foto heeft geplaatst, waarmee de schending van het auteursrecht/portretrecht al gegeven zou zijn. Degenen die de foto's hebben geplaatst en daardoor de betreffende rechten hebben geschonden zijn de betreffende gebruikers van het forum.

5. De onder 4 gegeven conclusie maakt niet dat Maroc als forumbeheerder van iedere verantwoordelijkheid voor eventuele auteurs-/portretrechtelijke schendingen door de gebruikers van het forum is ontslagen, maar het gaat - mede gelet op doel en functie van een forum als discussieruimte voor gebruikers - te ver om, zoals S. en D. bepleiten, teneinde bedoelde schendingen door gebruikers te voorkomen, van een forumbeheerder te verlangen dat hij voorafgaand aan plaatsing iedere forumbijdrage tevoren op dergelijke aspecten controleert, dan wel het plaatsen van afbeeldingen volledig onmogelijk maakt. Wel mag van een forumbeheerder een alerte houding worden verwacht in het tegengaan van dit soort plaatsingen op zijn forum. De forumbeheerder dient daartoe ongewenste bijdragen als waarvan hier sprake is op eerste aanmaning te verwijderen en ook de mogelijkheid tot het doen van zulke aanmaningen te faciliteren, alsmede desgevraagd medewerking te verlenen aan het achterhalen van de identiteit van de werkelijke plaatser van auteursrechtelijk beschermd materiaal.

Niet is gebleken dat Maroc hierin in gebreke is gebleven. Immers, onbetwist is gebleven dat Maroc de mogelijkheid heeft gecreëerd voor iedere bezoeker om on-line de beheerder te waarschuwen met betrekking tot de inhoud van forumbijdragen, van welke mogelijkheid S.  en/of D. geen gebruik hebben gemaakt.

Voorts staat onvoldoende vast dat de bij dagvaarding overgelegde brieven van S. en D. aan Maroc van 14 april en 10 mei 2008 geadresseerd aan een voormalig vestigingsadres van Maroc deze hebben bereikt, nu Maroc de ontvangst ervan betwist, daarbij stellende dat rij in deze periode nog wel de post van dit oude adres ophaalde. Daarbij komt dat niet (voldoende) is betwist dat ten tijde van datering van die brieven het juiste adres op de website van Maroc en in de registers van de Kamer van Koophandel werd vermeld, zodat S. en D. voldoende gelegenheid hadden om achter het juiste adres te komen. Dat zij zijn afgegaan opde gegevens van SIDN, maakt dit niet anders, daar zij niet voldoende uitleggen waarom zij zonder nadere controle zouden mogen afgaan op de door die organisatie verstrekte gegevens.

Dat betekent dat er voor de beoordeling van moet worden uitgegaan dat pas met de dagvaarding Maroc door S. en D. in kennis is gesteld van de vermeende schendingen van het auteurs/portretrecht op de foto in kwestie. S. en D. hebben niet betwist dat Maroc daarna de gewraakte bijdragen terstond heeft verwijderd. Voor wat betreft het achterhalen van de identiteit van de plaatsers van de gewraakte bijdragen geldt dat niet is gesteld dat S. en D. Maroc daarin om medewerking hebben gevraagd, zodat ook hierin Maroc niet tekort is geschoten.

6. Het voorgaande betekent dat de vordering van S. en D. wordt afgewezen.

7. Gelet op de uitkomst van de procedure worden S. en D. veroordeeld in de proceskosten. Nu Maroc niet bij procesgemachtigde heeft geprocedeerd zijn deze in beginsel te stellen op nihil. Voor de persoonlijke verschijning op eerstdienende dag is evenwel een bedrag van € 50,00 aan reis- en verletkosten toewijsbaar.”

Lees het vonnis hier.