Klassiekers  

IEF 12152

IE-Klassiekers handelsnaamrecht

HR 19 december 1927 (Lampe)
Rangorde handelsnamen: Partij die als nieuwkomer verwarring veroorzaakt.

 HR 24 januari 1936 (Blitz) (tip?)
Rechtmatig voeren van handelsnaam tegenover iedere derde.

HR 6 september 1962, BIE 1963, 59 (Schimmerling / Apollo Hotel)
Verzoekster voerde naast de naam Apollohuis niet ook de naam Apollohotel.

HR 28 maart 1963, BIE 1963, 49 (Dirna / Van der Zee; Bali)
Verwarring bij het publiek, rekening houden met alle omstandigheden: de aard,de plaats van ondernemingen en of dit gevaar in de hand werkt dan wel tegengaat.

HR 14 november 1975, BIE 1976, 26 (Janssen-Schellings B.V. / Jansen; De Assenburg)
De B.V. exploiteert een winkelcentrum, zij is voor het publiek geen detailhandel.

HR 6 januari 1967, BIE 1967, 43 (Raiffeissen- und Volksbanken / Centrale Raiffeisen-Bank; Raiffeisenbank)
Verwarring, indien'n deel van't publiek de indruk krijgt dat het bijkantoor te Zevenaar deel uitmaakt van de Centrale Raiffeissen-Bank.

HR 24 december 1976, BIE 1977, 72 (Tandem Kommunikatie Konsepten / Tendum Visuele Kommunikatie; Tandem/Tendum)
Het bestaan van een onderneming wordt aangenomen indien in een georganiseerd verband het oogmerk om materieel voordeel te behalen aanwezig is.

HR 11 februari 1977, BIE 1978, 23 (Van Kempen / Van de Wouw; Mosterdmanneke)
Het vervaardigen van mosterd door één man is een zó ongebruikelijk verschijnsel, dat de aanduiding 'het Mosterdmanneke' voldoende onderscheidend vermogen; dat hieraan niet in de weg staat dat de term mosterdman als een beroepsaanduiding kan worden beschouwd, waar juist de zeldzaamheid van deze wijze van beroepsuitoefening en deze beroepsaanduiding meebrengt dat bij het publiek verwarring te duchten is als deze aanduiding door twee ondernemingen in een zelfde gebied naar buiten wordt gebruikt.

HR 2 juni 1978, BIE 1978, 53 (Kooy-Zeist / Kooy-Enschede)
Niet uitgesloten is, ook indien plaats en ondernemingsgebied niet dezelfde zijn, toch verwarringsgevaar bestaat.

HR 9 februari 1979, BIE 1980, 34 (Diko Best B.V. / Dico B.V.)
De rechter is niet bevoegd te verbieden in de te voeren handelsnaam één of meer letters van het alfabet te gebruiken.

HR 18 januari 1980, BIE 1983, 84 (Churrasco / Blonk)
Niet aannemelijk dat de naam Churrasco dusdanig bekend is, dat de naam Charousko bij het publiek verwarring geeft.

HR 26 juni 1981,BIE 1982, 43 (G. IJskes en Zonen/Palen Jan IJskes; Heipalenhandel)
Woord(combinatie) aanmerken als het voeren van 'n handelsnaam indien de naam wordt gebruikt jegens het publiek.

HR 2 april 1982, IEF 12152 klassiekers handelsnaamrecht (Accountants- en Belastingadviesbureau)
Ideële motieven van een niet-commerciële stichting (Conclusie AG)

HR 29 maart 1985, BIE 1986, 33 (Van Maaren Brillen/C. van Maaren Optiek)
Geen schending art. 6 Hnw door de veroordeling van gerequestreerden de handelsnaam aldus te wijzigen.

HR 19 april 1985, BIE 1985, 43 (Consulair / Air Holland)
De strekking van de Handelsnaamwet, die mede beoogt nabootsing van handelsnamen tegen te gaan, verzet zich er evenwel tegen aan de naam waaronder een onderneming in dit stadium van haar bestaan naar buiten treedt, de bescherming van die wet te onthouden.

HR 6 december 1985 (Seaship/Sealiner)
De deskundigheid en de oplettendheid van dat publiek kan verschillen, afhankelijk van't soort onderneming.

HR 24 januari 1986, BIE 1986, 76 (Rudolf Huyser + Assoc. / Kamer van Koophandel en Fabrieken)
De stelling dat de uitzondering welke art. 4 lid 3 Handelsnaamwet maakt op het verbod van art. 4 lid 1, niet beperkt is tot de in lid 3 genoemde gevallen dat de handelsnaam en de onderneming afkomstig zijn van een v.o.f. of een c.v. die die handelsnaam heeft gevoerd niet in strijd met die wet.

HR 8 mei 1987, BIE 1987, 64 (Stichting Bouwcentrum/ Farmex Handelsmaatschappij)
Niet uitgesloten is dat latere omstandigheden een eerdere aanvankelijk rechtmatig gevoerde handelsnaam onrechtmatig zouden kunnen maken, doch alleen onder bijzondere bijkomende omstandigheden.

HR 29 juni 1990 (Matrix/Sebastopol) (tip?)

HR 25 november 1994, BIE 1996, 5 (Steenhouwerij P. Overkamp / Natuursteenbedrijf Ben Overkamp)
Verzoek tot wijziging handelsnaam niet ontvankelijk op grond van verjaring; in de periode van 1970 tot 1983 was er een onrechtmatige toestand als bedoeld in art. 3:314, lid 1 BW.

HR 13 september 1996, BIE 1997, 5 (Le Lido / Lido)
Gebruik ex art. 5 aanhef onder 3, (oud) BMW: merkgebruik door iemand die niet in naam, maar wel optreden met instemming van merk‑ of licentiehouder.

BenGH 20 december 1996, rolnr. A 95-2 (Europabank)
Gebruik in economisch verkeer van handelsnaam hangt af van de publieksopvatting.

HR 6 december 1996, BIE 1999, 52 (Ster Woningen / Stermij)
Hiervan uitgaande heeft zij vervolgens onderzocht of de beide handelsnamen, in hun geheel beschouwd, toch een zo grote gelijkenis vertonen dat het bedoelde gevaar te duchten is, maar op grond van de visuele en auditieve verschillen tussen de beide namen heeft zij geoordeeld dat dit niet het geval is.

HR 19 september 1997 (Gaswacht) (tip?)

HR 28 september 2001, LJN ZC3656 (Rowa / Hooters)
De aanduiding Hooters is in de bedoelde periode niet ‘gevoerd’ in de zin van art. 5 Hnw, niet op een zodanige wijze onder die naam naar buiten zijn getreden dat daardoor voor Rowa c.s. een recht op die handelsnaam is ontstaan.

HvJ EG 16 november 2004, zaak C-245/02 (Anheuser-Busch / Budvar)
TRIPs-overeenkomst, omvang van recht van merkhouder, beweerd gebruik als handelsnaam.

HR 14 januari 2005, LJN AR5403 (Ayk)
Indien de rechtbank onder 'de rechten' ook het recht op de handelsnaam 'Ayk Suncentre' (en het element 'Ayk') heeft verstaan, is rov. 6.4 van de tussenbeschikking onvoldoende gemotiveerd.


Heeft u een afschrift van een 'klassieker' die nog niet digitaal beschikbaar is, of meent u dat een andere inhoudsindicatie treffender is, tipt u dan de redactie: redactie@ie-forum.nl.

IEF 12146

IE-Klassiekers naburige rechten

HR 25 oktober 1996, IEF 12146 klassiekers naburige rechten (Pink Floyd/Rigu Sound)
WNR noemt geen territoir waarbinnen reproductie in het verkeer moet zijn gebracht. Parallelimport niet onrechtmatig.

HR 9 juni 2001, LJN AP0565 (SENA/NOS)
Begrip billijke vergoeding moet uniform worden uitgelegd; elke lidstaat stelt meest relevante criteria vast (HR-vragen).

HvJ EG 6 februari 2003, zaak C-245/00 (SENA/NOS)
Begrip billijke vergoeding moet uniform worden uitgelegd; elke lidstaat stelt meest relevante criteria vast (HvJ-arrest).

HR 28 november 2003, LJN AK3694 (SENA/VNKP)
Evenredige aanpassing. het door SENA gehanteerde forfaitaire systeem - een tarief, onafhankelijk van't aandeel dat niet-Rome-muziek uitmaakt van de ten gehore gebrachte muziek - kan niet op redelijkheid en billijkheid worden gebaseerd.

HR 28 mei 2004, LJN AA6180, NJ 2006, 375 (SENA/NOS)
Begrip billijke vergoeding moet uniform worden uitgelegd; elke lidstaat stelt meest relevante criteria vast (HR-arrest).

HR 14 juli 2005, zaak C-192/04; NJ 2006, 467 (LAB/SPRE; Lagardère)
In het geval van een uitzending als aan de orde in het hoofdgeding verzet richtlijn 93/83/EEG (...), zich er niet tegen dat voor de vergoeding voor het gebruik van fonogrammen niet alleen de wettelijke regeling geldt van de lidstaat op het grondgebied waarvan de uitzendende vennootschap is gevestigd, maar tevens de wettelijke regeling van de lidstaat waarin zich om technische redenen het grondstation bevindt dat de betrokken uitzendingen naar de eerste staat doorgeeft.  


Heeft u een afschrift van een 'klassieker' die nog niet digitaal beschikbaar is, of meent u dat een andere inhoudsindicatie treffender is, tipt u dan de redactie: redactie@ie-forum.nl.

IEF 12144

IE-Klassiekers databankenrecht

HR 22 maart 2002, LJN AD9138 (NVM/Telegraaf)
Gespecialiseerde zoekmachine, El Cheapo, maakt gebruik van op internet beschikbare informatie. Substantiële investering.

 

HvJ EG 9 november 2004, zaak C-203/02 (British Horseracing Board/William Hill)
Databank met gegevens over paardenrennen/wedstrijdlijsten. Verkrijging, controle of presentatie van inhoud van databank. (Niet-)substantieel deel van inhoud databank

HvJ EG 9 november 2004, zaak C-444/02 (Fixtures/OPAP)
Kalenders voetbalkampioenschappen. Begrip databank

HvJ EG 9 oktober 2008, zaak C-304/07 (Directmedia Publishing)
Opvraging: uit kwalitatief of kwantitatief oogpunt substantieel deel van de databank of niet-substantiële delen die door repetitief en systematisch karakter (een voor een beoordelen) hebben geleid tot de reconstructie van een substantieel deel.

HvJ EG 25 maart 2009, zaak C-545/07 (Apis/Lakorda)
Permanente en tijdelijke overname uit een elektronische databank van officiële juridische gegevens; aanwezigheid gegevens van fabrikant zijn een aanwijzing voor overname.


Heeft u een afschrift van een 'klassieker' die nog niet digitaal beschikbaar is, of meent u dat een andere inhoudsindicatie treffender is, tipt u dan de redactie: redactie@ie-forum.nl.

IEF 12132

IE-Klassiekers modellenrecht

BenGH 22 november 1985, rolnr. A 84-2 (Blanc de Bierges)
"Feitelijke bekendheid" is niet vereist om niet-nieuwheid van een modeldepot aan te nemen.

HR 31 mei 1991, BIE 1992, 15, m.nt. Ste (Borsumij/Stenman; raamuitzetters)
Onnodige nabootsing van't model van't geoctrooieerde product na afloop van een octrooi is niet in het belang van eerlijke mededinging.

BenGH 16 december 1991, rolnr. A 90-6 (Adidas/Coenraad & Triumph)
Model depot vereist slechts de geometrische kenmerken tezamen en contrasterende kleuraanduiding voor uitsluitend recht.

HR 10 maart 1995, BIE 1998, 63 (Van der Lans/Floral; Kinderkapperstoel)
Voortbrengsel samengesteld uit o.a. bekend voorwerp met andere gebruiksfunctie, kan voor modelbescherming vatbaar nieuw uiterlijk hebben.

HR 29 december 1995, BIE 1997, 66 (Decaux/Mediamax)
De maatstaf voor zowel inbreuk op het auteursrecht als modellenrecht is de vergelijking van totaalindrukken. Aan ontwikkelen nieuwe stijl of mode komt geen auteurs- of modelrecht toe.

HR 26 mei 2000, LJN AA5967 (Cassina/Sedeti; Jacobs)
Eis van een instandhoudingsverklaring is in strijd met het formaliteitenverbod van de Berner Conventie.

HR 11 mei 2001, LJN AB1558 (Vredestein/Ring 65)
Relevante publiek gevormd door consumenten en eindgebruikers.

HR 14 december 2001, BIE 2003, 5 (Maars/Nordprofil)
Het is aan de feitenrechter om aan de hand van omstandigheden van't geval te beoordelen of sprake is van feitelijke bekendheid.

HR 2 april 2004, LJN AO6893 (Jysk/Doréma)
Bij gebreke van het onderscheidend vermogen behoeft het hof op de vraag of in de gegeven omstandigheden verwarringsgevaar bestond, niet meer in te gaan.


Heeft u een afschrift van een 'klassieker' die nog niet digitaal beschikbaar is, of meent u dat een andere inhoudsindicatie treffender is, tipt u dan de redactie: redactie@ie-forum.nl. Leest u vooral ook het Overzicht modellenrechtpraktijk HvJ EU, een zogenaamd, continue bijgewerkt living document, over aanhangige procedures en de meer recente uitspraken, IEF 10424.

IEF 12134

IE-Klassiekers kwekersrecht

HR 22 mei 1955, BIE 1951, 70 (Spek’s Yellow)
Derden voortkwekingsmateriaal slechts in het verkeer brengen, als het voor de eerste maal als zodanig door de kweker in het verkeer is gebracht.

 

HR 20 januari 1961, BIE 1961, 27 (Sluis/Zwaan; Cherry Belle)
Tegen betaling voor proefneming verstrekken door de kweker van kleine hoeveelheid zaad is niet 'in het verkeer brengen'.

HR 7 mei 1971, BIE 1971, 70 (Handelsvereniging/Weston; Red Pontiac)
Een kweker heeft aan een door hem gewonnen aardappelras de naam „Red Pontiac" gegeven; deze naam is als benaming voor dit ras in het rassenregister ingeschreven op grond van een aanwijzing als bedoeld in art. 18, lid 1 sub b van de wet; daardoor is een mogelijk aan die kweker met betrekking tot die benaming voor gelijke of gelijksoortige waren toekomend recht op een merk van rechtswege vervallen.

HR 19 april 1974, BIE 1975, 28 (Sluis/Enkhuizer; Preresco)
Kwekersrecht alleen indien er eigenschap is, waardoor het ras zich duidelijk onderscheidt. Langer groen blijven is een van belang zijnde eigenschap.

HR 17 september 1982, BIE 1983, 40 (Hofstede/Visser; Hoblanche)
Wanneer niet kan worden vastgesteld, dat het door Durieux in Frankrijk in het verkeer gebrachte teeltmateriaal afkomstig is van't door Hofstede gewonnen product, komt de vraag aan de orde, of het andere ras van Durieux hetzij in Frankrijk aldus in het verkeer was gebracht, dat het algemeen bekend was geworden, hetzij die algemene bekendheid op andere gronden had verkregen.

HR 12 april 1985, BIE 1985, 56 (Van Winsen/vof Van Winsen&zonen; Elvira)
Het oprooien van de oorspronkelijk geleverde gladiolen bollen "Elvira" en uitplanten van de aan die knollen ontstane, nieuwe knollen in het nieuwe groeiseizoen, ten behoeve van de eigen professionele bloemproductie, betreft het teeltmateriaal voor gebruik in eigen bedrijf dat aan de voorafgaande toestemming van de houder van't kwekersrecht — op de oorspronkelijk geleverde bollen — is onderworpen; uitzondering op het zg. "farmer's privilege".

HR 23 februari 1990, BIE 1990, 99 (Verheijen/Enza Zaden; sla-ras Clarion)
In art. 40, lid 2 ZPW ligt voor kwekersrechtinbreuk niet het "desbewustheidsvereiste" van art. 43 Row. besloten. Verheijen Seeds had op eenvoudige wijze, verklaring van toeleverancier, kunnen aantonen dat het door haar verhandelde teeltmateriaal rechtmatig in het verkeer was gebracht.

HR 18 januari 2002, LJN AD4915 (Interplant/Oldenburger)
Als men de door Interplant gevorderde schade wil begroten aan de hand van concreet door Interplant geleden nadeel (de weg die Interplant zelf in deze zaak primair verdedigt), is inderdaad de door rechtbank en hof geaccepteerde tegenwerping dat er geen concreet nadeel was, bepaald aannemelijk.

HvJ EG 14 oktober 2004, zaak C-336/02 (STV/Brangewitz)
Gebruik van oogstproduct door landbouwers - Loonwerkers - Verplichting om aan houder van communautair kwekersrecht informatie te verstrekken.


Heeft u een afschrift van een 'klassieker' die nog niet digitaal beschikbaar is, of meent u dat een andere inhoudsindicatie treffender is, tipt u dan de redactie: redactie@ie-forum.nl.

IEF 12127

IE-Klassiekers octrooirecht

HR 20 juni 1930 (Philips/Tasseron)
In het verkeer brengen van lampen maken inbreuk op het octrooi; inbreuk begint niet eerst bij het in gebruik stellen van de lampen overeenkomstig haar bestemming.
HR 20 juni 1947, Bijblad IE 1947,nr. 10  (Koese)
Voorgebruik; bescherming zou waardeloos zijn indien voorgebruiker een uitvoeringsvorm, welke slechts nog op primitieve wijze was uitgewerkt, niet zou mogen vervolmaken of door een betere vervangen.
HR 30 juni 1950, BIE 1950, 77 (Perquin/Perfra)
Uit de Octrooiwet  art. 10 spreekt allerminst de zorg van de wetgever om te bereiken, dat de werknemer-uitvinder, al ware tevoren anders bedongen, vrijelijk over zijn uitvinding zal mogen beschikken.
HR 15 december 1950, BIE 1951,4 (Philips/Staat)
De cessionaris kan zich tegenover een derde op een niet-ingeschreven acte van overdracht beroepen, indien hij ten opzichte van die derde - op andere wijze dan door inschrijving - heeft doen blijken van de door hem verkregen rechten.
HR 6 april 1962, BIE 1962, 34 (Inlegzolen)
Indien het exploit wordt uitgebracht aan een afnemer, is voor de onrechtmatigheid niet voldoende, dat de in het exploit vervatte pretentie achteraf onjuist blijkt te zijn.
HR 16 november 1962, BIE 1963, 1 (Parke en Davis/Marsing)
Octrooihouder kan volstaan te stellen, dat de inbreukmaker de nieuwe stof in het verkeer heeft gebracht, zonder zich over de herkomst van die stof uit te laten; maar is verplicht zijn standpunt kenbaar te maken.

HR 1 mei 1964, BIE 1964, 47 (Probel/Parke en Davis)
Parke Davis is rechthebbende op octrooien voor werkwijzen ter bereiding van chlooramphenicol; Probe heeft deze stof in Nederland in het verkeer gebracht, omdat zij deze stof - na aankoop buiten Nederland - naar Nederlandse afnemers heeft verzonden en vervoerd.
HR 10 juni 1983, BIE 1984, 39 (Pfizer/Pharmon; doxycycline)
Verhandelen van een uit het buitenland geïmporteerd, aldaar op vorenstaande werkwijze verkregen voortbrengsel is niet onrechtmatig jegens de houder van't werkwijze-octrooi.
HvJ EG 15 november 1983, zaak 288/82 (Duijnstee/Goderbauer)
Onder geschil over de registratie of de geldigheid van octrooien valt niet een geschil tussen werkgever met zijn werknemer-uitvinder, betreffende de uit hun arbeidsverhouding voortvloeiende rechten op deze octrooien.
HR 22 juni 1984, BIE 1985, 27 (Mast/Avabel)
Verbonden bezwaar te ondervangen kan tot de uitvinding behoren, ook al is de reden waarom de werkwijze dat bezwaar ondervangt, bekend.
Europees Octrooibureau Grote Kamer van Beroep 5 december 1984, G 5/83, Official Journal EPO 1985, p. 64 (Tweede medische indicatie)
Tweede (en verdere) medische indicatie wordt niet uitgesloten van octrooibescherming.
HvJ EG 9 juli 1985, zaak 19/84 (Hoechst/Pharmon)
Uitputting van octrooirecht in geval van op een parallel octrooi verleende dwanglicenties.
HR 27 januari 1989, BIE 1989, 65 (Meyn/Stork; uithaalorgaan voor slachtvogels)
Beperking van de omschrijving in 't octrooischrift tot de daarin beschreven uitvoering brengt nog niet mee dat andere uitvoeringsvarianten buiten de bescherming vallen.
HR 9 november 1990, BIE 1991, 32 (Globe/Dupont)
Voor het oordeel dat't breisel van Dupont een uitwerking is van de beschermde uitvinding van Globe is terecht niet beslissend geacht dat de uitvinder aan deze uitvoering zelf niet heeft gedacht.
Europees Octrooibureau Onderzoeksafdeling 3 april 1992, OJ 1992, 588-593 (Harvard-Onco-muis)
Patentability of animals - animal and animal variety+ ordre public and morality.
HR 18 december 1992, BIE 1993, 81; NJ 1993, 735 (Medicopharma/ICI)
De onderzoekvrijstelling in de ROW is een restrictief te interpreteren die slechts van toepassing is als het onderzoek uitsluitend van zuiver wetenschappelijke aard is danwel enkel is gericht op enig de strekking van de octrooiwet verwezenlijkend doel, zoals het verder ontwikkelen der techniek. Het aanbod per advertentie om 't geneesmiddel na afloop van't octrooi te leveren maakt inbreuk.
HR 27 mei 1994, BIE 1995, 25 (Hupkens/Van Ginneken)
Art. 10 ROW ziet niet op de regel dat 't loon van de werknemer-uitvinder géén vergoeding voor gemis aan octrooi omvat; de vergoeding mag niet worden gesteld op 't geldelijk belang van de uitvinding.
HR 13 januari 1995, BIE 1995, 63 (Dreizler/Remeha; ARF-branders)
Hof heeft niet miskend dat bij de uitleg van de conclusie datgene waarin naar het wezen van de zaak de geoctrooieerde uitvinding bestaat een rol speelt.
HR 13 januari 1995, BIE 1995, 85; NJ 1995, 391 (Ciba Geigy/Oté Optics)
Gebrek aan duidelijkheid in het octrooischrift werkt daarbij in beginsel ten nadele van de octrooihouder.
HR 23 juni 1995, BIE 1997, 41 (Organon/ARS)
De in art. 55 lid 1 EOV bedoelde termijn van 6 maanden gaat niet terug vanaf de indieningsdatum, maar vanaf de voorrangsdatum.
HR 29 september 1995, BIE 1997, 21 (Generics/Smith Kline & French)
Indien spoedeisend belang terecht aangenomen is een verbod niet strijdig met geneesmiddelverordening.
HR 9 februari 1996, BIE 1996, 94 (Spiro/Flamco)
Toelaatbaarheid gedeeltelijke nietigverklaring octrooi en wijziging van't octrooischrift.
HvJ EG 23 januari 1997, zaak C-181/95 (Biogen/Smithkline)
ABC voor geneesmiddelen met meerdere basisoctrooien, voor elke houder van een basisoctrooi een ABC.
HvJ EG 12 juni 1997, zaak C-110/95 (Yamanouchi/Patent Office)
ABC. Draagwijdte van artikel 19.
HR 9 april 1999, BIE 2000, 31 (Epenhuijsen/Diversey I)
Het opwerpen van de nietigheid bij wege van verweer kan, doch kan niet leiden tot nietigverklaring octrooi.
HR 2 oktober 1998, BIE 2000, 58 (Generics/Smith Kline & French)
Beroep verworpen want een geneesmiddel mag na het verstrijken van't octrooi op de markt worden gebracht.
HR 16 februari 2001, BIE 2002, 26 (Van Egmond/Wiva)
Hof is niet verplicht om inlichtingen te vragen aan EOB of Bureau IE; verandering van woord 'is' in 'omvatten' is geen ongeoorloofde uitbreiding.
HvJ EG 10 mei 2001, zaak C-258/99 (BASF/BIE)
ABC voor gewasbeschermingsmiddelen: chemische elementen of verbindingen uit natuur of uit industrie, incl. verontreinigingen.
HR 2 november 2001, LJN AB2770 (British Telecom/KPN)
Welk tijdstip is maatgevend voor de kennis en het inzicht van de gemiddelde vakman.
HR 1 maart 2002, LJN AD7342 (TNO/Ter Meulen)
Of in het overeengekomen loon van verweerder een (billijke) vergoeding voor gemis aan octrooirechten is opgenomen.
HR 29 maart 2002, LJN AD8184 (Van Bentum/Kool)
Voor de door het Hof aangenomen zelfbeperking van [eiseres] bestond dus geen enkele reden en daarom zal ook de gemiddelde vakman niet aannemen dat [eiseres] redenen had voor een dergelijke zelfbeperking.
HR 31 oktober 2003, LJN AI0346 (Sara Lee/Intergro)
Het hof heeft zich uitgesproken over het ontbreken van't karakter van wezenlijk bestanddeel en dáártoe niet alleen overwogen dat de koffiebuil (als onderdeel van en samenstel) bekend was, maar voorts dat de houder voorzien van groeven conform de leer van't Amerikaanse octrooi, overeenkomstig de leer van't octrooi van Sara Lee gewijzigd dient te worden zonder dat enige maatregel met betrekking tot de koffiebuil vereist is, om de nadelen van de stand van de techniek (te weten het bypass-verschijnsel) te vermijden.
HvJ EG 11 december 2003, zaak C-127/00 (Hässle/Ratiopharm)
ABC. Begrip eerste vergunning voor in handel brengen in Gemeenschap; rechtsgevolgen van niet-inachtneming referentiedatum (art. 19).
HR 19 december 2003, LJN AF9714 (Roche/Primus)
Derhalve zoniet expliciet dan toch zeker impliciet kan worden afgeleid dat de Hoge Raad oordeelt dat artikel 16 lid 4 EEX de bevoegdheid van de Nederlandse rechter om te oordelen over een vordering tot verbod op inbreuk op een buitenlands octrooi niet in de weg staat.
HR 12 november 2004, LJN AP9663 (Impro/Liko)
De gemiddelde vakman zal concluderen, dat voor een goede werking van de inrichting volgens het Impro-octrooi een parallellogramhefbeweging essentieel is.
HR 9 september 2005, LJN AT3135 (Navcom/Philips)
De enkele omstandigheid dat de Technische kamer van beroep het octrooi in gewijzigde vorm in stand heeft gehouden, brengt geen wijziging.
HvJ EG 13 juli 2006, zaak C-4/03 (GAT/LuK)
Bevoegdheid van de Nederlandse rechter om te oordelen over een vordering tot verbod op inbreuk op een buitenlands octrooi.
HvJ EG 13 juli 2006, zaak C-539/03 (Roche/Primus)
Art. 6 EEX niet van toepassing op EU octrooi, inbreuk in elk van de lidstaten, divergenties zullen zich niet voordoen in gelijke gevallen.
HR 29 september 2006, LJN AU6098 (Bakel/Stork)
Geschil tussen octrooihouders over de vraag of een aanvrager van een Europees octrooi onrechtmatig handelt door niet alle mogelijke hem bekende informatie ter kennis van't EOB te brengen en of de houder van een door het EOB getoetst octrooi tegenover concurrenten wegens onjuiste pretentie onrechtmatig handelt indien de houder dit inroept terwijl dit naderhand wordt herroepen danwel vernietigd.
HR 22 december 2006, LJN AZ1081 (Dijkstra/Saier)
Buitenlandse houder van EU octrooi; een uit kunststof vervaardigde emmer met deksel, en een NL bedrijf over inbreuk maken op octrooi emmers met deksel.


Heeft u een afschrift van een 'klassieker' die nog niet digitaal beschikbaar is, of meent u dat een andere inhoudsindicatie treffender is, tipt u dan de redactie: redactie@ie-forum.nl. Leest u vooral ook het Overzicht octrooirechtpraktijk HvJ EU, een zogenaamd, continue bijgewerkt living document, over aanhangige procedures en de meer recente uitspraken, IEF 10736.