Merkenrecht  

IEF 9672

Gerecht EU 17 mei 2011, zaak T-207/08 (Corporación Habanos SA tegen OHIM - Tabacos de Centroamérika SL)

Indiaan of Aboriginal

Merkenrecht. Gemeenschapsmerk. Het beeld van een Indiaan of Aboriginal. Oppositieprocedure. Aanvraag communautair beeldmerk KIOWA en ouder nationaal beeldmerk COHIBA (2). Relatieve weigeringsgrond. Beroep op Art. 8 lid 1 onder b Vo. EG 207/2009 en lid 5 (bekend merk). Afwezigheid van verwarringsgevaar. Visueel en begripsmatig slechts in geringe mate overeenstemming. Geen bekend merk. Afwijzing van het beroep in zijn geheel.

62      Il résulte également de la jurisprudence que, en l’absence de toute similitude entre la marque antérieure et la marque demandée, la notoriété ou la renommée de la marque antérieure, l’identité ou la similitude des produits ou des services concernés ne suffisent pas pour constater le risque de confusion entre les marques en conflit (voir arrêt de la Cour du 2 septembre 2010, Calvin Klein Trademark Trust/OHMI, C‑254/09 P, non encore publié au Recueil, point 53, et la jurisprudence citée).

63      En l’espèce, il ressort de ce qui précède que les signes en conflit sont différents sur les plans visuel et conceptuel et qu’il n’existe qu’un faible degré de similitude phonétique entre eux. Les différences visuelles et conceptuelles qui les caractérisent suffisent toutefois à neutraliser leur faible similitude phonétique, car le mot « kiowa » possède une signification claire et déterminée, de sorte qu’elle peut être saisie directement par le public pertinent.

64      En conséquence, la chambre de recours n’a commis aucune erreur en considérant qu’il n’existe pas de similitude entre les marques en conflit de nature à amener le public pertinent, même hispanophone et faisant preuve d’un degré d’attention accru, à penser que les produits visés par les signes en conflit proviennent de la même entreprise ou, le cas échéant, d’entreprises liées économiquement.

Lees het arrest hier (link)

IEF 9671

Vzr. Rechtbank Amsterdam 17 mei 2011, KG ZA 11-491 (Jeanette S. h.o.d.n. Galerie Wijdemeren tegen Hans van M.)

De handelsnaam Galerie Wijdemeren

Met dank aan Marc de Boer, Boekx.

Handelsnaam. Merkdepot te kwader trouw. Samenwerking onder de naam Galerie Wijdemeren in de vorm van twee eenmanszaken. Gebruik oudere handelsnaam verbieden met een beroep op jonger merkrecht is niet mogelijk.

Toegewezen wordt verbod op openbaarmaking website en gebruiksverbod op de naam Galerie Wijdemeren. De gevorderde overdracht van de domeinnaam galeriewijdemeren.com wordt wegens onvoldoende spoedeisend belang afgewezen. Volledige toewijzing gevorderde proceskosten.

5.4 (...) op dit moment voldoende aannemelijk dat in een bodemprocedure zal worden geoordeeld dat S degene is die sind oktober 2005 feitelijk en rechtmatig de handelsnaam Galerie Wijdemeren voor haar handelsactiviteiten heeft gebruikt. Dat De B de handelsnaam in juli 2005 aan hem heeft overgedragen, zoals Van M stelt, doet daar niet aan af. Uit de gedingstukken blijkt niet dat hij daar gebruik van heeft gemaakt.

5.5 (...) De rechthebbende op een oudere handelsnaam kan het gebruik ervan in zijn gevestigde bedrijfsdebiet niet worden verboden met een beroep op een jonger merkrecht. Voldoende is komen vast te staan dat S de naam Galerie Wijdemeren vanaf oktober 2005 als handelsnaam heeft gevoerd. Eveneens is voldoende aannemelijk dat zij daarbij het logo gebruikte dat thans door Van M als beeldmerk is gedeponeerd. Gelet hierop heeft Van M dit beeldmerk naar voorlopig oordeel niet te goeder trouw gedeponeerd. Dat Van M stelt dat hij dit logo heeft ontworpen maakt dit niet anders. Nu niet is gebleken dat hij dat logo vóór het depot daarvan als beeldmerk zelf gebruikte, wordt er voorhans van uitgegaan dat hij het logo destijds voor, dan wel in opdracht van, S heeft gemaatk en dat zij ook daarop een ouder recht kan doen gelden.

Lees het vonnis hier (pdf).

IEF 9670

Gerecht EU 18 mei 2011, Zaak T-502/07 (IIC - Intersport International Corp. GmbH tegen OHIM - The McKenzie Corporation Ltd.)

McKinley is nog geen McKenzie

Merkenrecht. Gemeenschapsmerk. Oppositie. Aanvrage voor woordmerk McKENZIE klasse 18, 25 tegenover ouder woord- en beeldmerk McKINLEY (klasse 18, 20, 22 , 25 en 28) Relatieve weigeringsgrond. Wel voor gelijksoortige waren, maar verwarringsgevaar nauwelijks aanwezig: visueel zwakke, fonetisch enige en begripsmatig geen overeenstemming. Beroep op art. 8 lid 1 onder b Vo nr. 207/2009. Afgewezen.

27 With regard to the comparison of the goods, the Board of Appeal’s conclusion concerning the similarity of the goods at issue is not disputed in the present case. The Board of Appeal confirmed the reasoning and the conclusions of the Opposition Division, which had stated that the goods referred to in the trade mark application and certain goods covered by the earlier trade marks were identical or ‘very similar’, that the goods referred to in the trade mark application and other goods covered by the earlier trade marks were of average or weak similarity, and that the goods referred to in the trade mark application and other goods covered by the earlier trade marks were not similar. However, unlike the Opposition Division, it concluded that the ‘belts’ referred to in the trade mark application and the ‘articles of clothing’ covered by the earlier marks were ‘very similar’ or identical.

28      In addition, concerning the relevant public with reference to which the analysis of the likelihood of confusion must be carried out, it is not disputed that this is constituted by the ‘average Community consumer’.

Lees het arrest hier (link)

IEF 9669

Rechtbank Assen 18 mei 2011, LJN BQ4868 (Converse Inc en Kesbo Sport B.V. tegen Scapino B.V., gevoegde partij Sporttrading Holland B.V.)

Per ongeluk geautoriseerde schoenen

Met gelijktijdige dank aan Peter Claassen en Janneke Klompmakers, AKD.

Merkrecht. Woord- en beeldmerken "Converse", "Converse Chuck Taylor All Star", "All Star" en "Converse". Scapino heeft, door Sporttrading geleverde schoenen met deze merken verhandeld. Converse: Counterfeit en wanneer toch authentiek, dan kan Converse zich verzetten tegen de bodemprijzen. Uitputting. Strijd met 2.20 BVIE?

Drie categorieën schoenen in omloop: authentieke, counterfeit en counterfeit die per ongeluk geautoriseerd zijn voor de EU. Weliswaar verhandeling van counterfeit Converse schoenen, maar omdat die schoenen voor verkoop op de Europese markt door Converse zijn geautoriseerd, is de merkbescherming voor die schoenen uitgeput. Zonder nadere toelichting is het niet begrijpelijk waarom de verkoop van Converse schoenen door Scapino een inbreuk met zich meebrengt.

4.4.  (...). De rechtbank acht het om de hierna te bespreken redenen van belang om een onderscheid te maken tussen enerzijds counterfeit Converse schoenen in de zin dat deze schoenen niet-authentiek zijn en anderzijds counterfeit schoenen die volgens Converse niet-authentiek zijn maar die door Converse wel voor verkoop op de Europese markt zijn geautoriseerd.

4.6.  In de brief van 2 juli 2009 stelt de advocaat van Converse verder dat de onderzochte schoenen in drie categorieën kunnen worden verdeeld:
A. Authentic CONVERSE shoes
B. Counterfeit CONVERSE shoes
C. Counterfeit CONVERSE shoes that may be part of four shipments of shoes mistakenly authorized for sale in the EU

(...) 4.17.  Aldus staat de rechtbank voor de vraag of, als ervan moet worden uitgegaan dat Scapino Converse schoenen heeft verhandeld die volgens Converse geen counterfeit zijn, er toch sprake is van een merkinbreuk. Converse voert subsidiair aan dat dat het geval is, omdat de verhandeling van die schoenen door Scapino ernstig schadelijk is voor de exclusiviteit van de Converse merken. Wat Converse in dit verband stelt, berust naar het oordeel van de rechtbank op een onjuiste lezing van het door Converse in dit verband (onvolledig) aangehaalde arrest van het Europese Hof van Justitie van 23 april 2009, zaak nummer C-59/08 (Copad/Dior). In de zaak die tot dat arrest heeft geleid staat centraal dat een licentieovereenkomst niet werd nageleefd door een distributeur die waren leverde aan een onderneming die als discounter actief was. Converse stelt in deze zaak geen feiten waaruit volgt dat een licentieovereenkomst is geschonden. Dit brengt met zich dat zonder nadere toelichting die Converse niet geeft, niet begrijpelijk is waarom de verkoop van Converse schoenen door Scapino, in het licht van de concrete feiten en omstandigheden van dit geval, een inbreuk op de merkrechten van Converse met zich brengt. De rechtbank is daarom van oordeel dat Converse haar subsidiaire vordering niet laat rusten op een grondslag die die vordering kan dragen.

4.18.  In al wat de rechtbank hiervoor heeft overwogen ligt besloten dat niet blijkt dat Scapino inbreuk heeft gemaakt op de merkrechten van Converse. Dit brengt met zich dat evenmin blijkt dat Scapino het op de voet van art. 1019e Rv op 2 april 2009 gegeven inbreukverbod heeft overtreden en Scapino daarom dwangsommen heeft verbeurd.

4.19.  Het voorgaande leidt tot de slotsom dat de vorderingen van Converse zullen worden afgewezen.

Lees de uitspraak hier (link en pdf)

IEF 9663

Gerecht EU 17 mei 2011, Zaak T-7-10 (Diagnostiko kai Therapeftiko Kentro Athinon « Ygeia » AE tegen OHIM)

"Gezondheid" is niet onderscheidend

Merkenrecht. Gemeenschapsmerk. Hellisch woordmerk: υγεία (red. Grieks voor "gezondheid") voor geneesmiddelen. Vernietiging van beslissing kamer van beroep van OHIM houdende verwerping van het beroep tegen de beslissing van de onderzoeker die de inschrijving weigert. 

Absolute weigeringsgronden: afwezigheid van onderscheidend vermogen en beschrijvend, ook geen onderscheidend vermogen verkregen door gebruik (resp. beroep op schending van Art. 7 lid 1 b en c, en lid 3 Vo. EG nr. 207/2009). Gemeenschapsmerk is een autonoom systeem. Deel van relevante Griekse publiek is niet genoeg voor inburgering in de gehele unie. Klacht afgewezen.

30. S’agissant des « services médicaux » visés par la marque demandée, le mot « υγεία » ne fait que décrire directement et immédiatement, pour le public hellénophone, leur destination, à savoir le rétablissement de la santé. Par conséquent, la marque demandée renvoie, dans l’esprit du public pertinent, à la destination des services visés par elle et présente donc un caractère descriptif, au sens de l’article 7, paragraphe 1, sous c), du règlement no 207/2009, desdits services, ainsi que l’a constaté à juste titre la chambre de recours au point 10 de la décision attaquée.

32      Il convient de rappeler, à cet égard, que, selon une jurisprudence constante, le régime des marques communautaires est un système autonome, constitué d’un ensemble de règles et poursuivant des objectifs qui lui sont spécifiques, son application étant indépendante de tout système national (arrêt de la Cour du 25 octobre 2007, Develey/OHMI, C‑238/06 P, Rec. p. I‑9375, point 65). Par conséquent, le caractère enregistrable d’un signe en tant que marque communautaire ne doit être apprécié que sur le fondement des règles pertinentes du droit de l’Union. Dès lors, l’OHMI et, le cas échéant, le juge de l’Union, ne sont pas liés par une décision intervenue au niveau d’un État membre, admettant le caractère enregistrable de ce même signe en tant que marque nationale. Tel est le cas même si une telle décision a été prise en application d’une législation nationale harmonisée avec la première directive 89/104/CEE du Conseil, du 21 décembre 1988, rapprochant les législations des États membres sur les marques (JO 1989, L 40, p. 1) [abrogée par la directive 2008/95/CE du Parlement européen et du Conseil, du 22 octobre 2008, rapprochant les législations des États membres sur les marques (JO L 299, p. 25)], ou encore dans un pays appartenant à la zone linguistique dans laquelle le signe verbal en cause trouve son origine [arrêt du Tribunal du 27 février 2002, Streamserve/OHMI (STREAMSERVE), T‑106/00, Rec. p. II‑723, point 47].
(...)
51      La thèse contraire, selon laquelle il suffit de démontrer qu’une fraction significative du public hellénophone de l’Union, pris dans sa globalité, identifie grâce à la marque demandée les services visés par la demande d’enregistrement comme provenant de la requérante, ne saurait être accueillie.

62      Cette conclusion n’est remise en cause ni par l’utilisation du mot « υγεία » comme partie de la raison sociale de la requérante depuis 1973, ni par l’enregistrement du signe verbal « υγεία » en tant que marque nationale hellénique. En effet, aucun de ces deux éléments ne suffit à démontrer qu’une fraction significative du public hellénique perçoit un lien entre les services médicaux délivrés sous le signe υγεία et une entreprise déterminée.

Lees het gehele arrest hier (link)
Regeling: Verordening EG 207/2009, Richtlijn 2008/95/CE betreffende de aanpassing van het merkenrecht der lidstaten

IEF 9662

Gerecht EU 17 mei 2011, zaak -341/09 (Consejo Regulador de la Denomanicatión de Origin Txakoli de Álava/Bizkaia/Geteria tegen OHIM)

Oorsprongsbenaming en collectieve merk

Merkenrecht. Gemeenschapsmerk. Vernietiging van beslissing kamer van beroep van OHIM tot verwerping van beroep tegen beslissing van onderzoeker tot weigering van inschrijving van collectief woordmerk „TXAKOLI”.

Oorsprongsbenaming vs. beschrijving van de waar. Nauwe samenhang met Baskenland (mede door schrijfwijze), echter TXAKOLI is beschrijvend voor wijnsoort. Provincie-aanduiding is geografische oorsprongsbenaming. Beroep op foute toepassing van art. 7 lid 1 onder b(elk onderscheid vermogen), 66 lid 2 (collectieve merken en verbieden van derden) Vo. 207/2009 en discriminatiegronden, alle beroepen afgewezen op basis van art. 7 lid 1 onder c (tekens die dienen ter aanduiding van soort, etc.). OHIM neemt haar beslissingen volledig onafhankelijk van politiek.

Txakoli is ter aanduiding voor een wijnsoort. Oorsprongsbenaming is de provincie die volgt op deze aanduiding .

26      Was zunächst das Vorbringen anbelangt, mit dem die Kläger dartun wollen, dass der Begriff „Txakoli“ eine geografische Angabe sei, ist darauf hinzuweisen, dass selbst unter der Annahme, dass, wie die Kläger behaupten, dieser Begriff den Begriffen „Chacolí“ und „Txakolina“ gleichwertig ist, er ebenso wie diese nur ein ergänzender traditioneller Begriff im Sinne von Art. 23 der Verordnung Nr. 753/2002 und keine geschützte Ursprungsbezeichnung oder geschützte geografische Angabe ist. Die nach der Weinbauregelung anerkannten geschützten Ursprungsbezeichnungen sind „Txakoli de Álava“, „Txakoli de Bizkaia“ und „Txakoli de Getaria“ und enthalten neben dem Begriff „Txakoli“ den Namen einer Provinz oder eines bestimmten Ortes als eine Angabe, die auf die konkrete geografische Herkunft des in Rede stehenden Weins hinweist, wie dies Art. 52 Abs. 1 Unterabs. 2 der Verordnung (EG) Nr. 1493/1999 des Rates vom 17. Mai 1999 über die gemeinsame Marktorganisation für Wein (ABl. L 179, S. 1) – der der Verordnung Nr. 1234/2007 vorangegangenen Grundverordnung, auf der die Verordnung Nr. 753/2002 beruhte – gestattet, wonach die Mitgliedstaaten zulassen konnten, dass der Name eines bestimmten Anbaugebiets mit einer näheren Angabe u. a. zur Art des Erzeugnisses kombiniert wird.

53      Zunächst ist darauf hinzuweisen, dass die verschiedenen Instanzen des HABM und des Gerichts ihre Entscheidungen in voller Unabhängigkeit von politischen Stellungnahmen erlassen.

54      Sodann ist festzustellen, dass die Zurückweisung einer Markenanmeldung keine Auswirkungen auf das ausschließliche Recht zur Verwendung der Begriffe „Chacolí“, „Txakolina“ und sogar „Txakoli“ hat, über das die Kläger nach der Regelung für den Weinbau derzeit verfügen, und weder bewirkt, dass andere als diejenigen Marktteilnehmer, denen dieses Recht nach dieser Regelung zukommt, diesen Begriff verwenden dürfen, noch die Kläger daran hindert, die Einhaltung dieser Regelung einzufordern. In Anbetracht dieses Umstands hat es das Gericht nicht für angezeigt gehalten, die mündliche Verhandlung wiederzueröffnen und die oben in Randnr. 51 erwähnten Dokumente, die die Kläger nach der Schließung der mündlichen Verhandlung eingereicht haben, zu den Akten zu nehmen.

Lees het arrest hier (link)
Regelingen: Vo 753/2002 betreft de omschrijving, de aanduiding, de aanbiedingsvorm en de bescherming van bepaalde wijnbouwproducten, Verordening EG nr. 207/2009 inzake het Gemeenschapsmerk

IEF 9659

Memorandum of Understanding Anti-Counterfeit

Tussen rechthebbende en internetplatformen is een niet-bindende 'memorandum of understanding tegen online verkoop van namaakproducten' getekend.

Hieruit volgt een versterking en formalisering rondom het delen van informatie over internetgebruikers, inclusief het delen van 'key words' gerelateerd aan het opsporen van namaakproducten en informatie over recidivisten zodat rechthebbenden gemakkelijker kunnen optreden. Samenwerking op het gebied van 'Notice & Take Down' en wat daarna gebeurt.

Er zijn geen bepalingen opgenomen over consumentenbescherming, privacybepalingen of valse beschuldigingen. Daarbij is geen partij namens consumenten betrokken bij deze Memorandum.

Lees de Memorandum of Understanding hier (link)

IEF 9658

Gerecht EU 16 mei 2011, Zaak T-145/08 (Atlas Transport tegen OHMI - Atlas Air)

Bevoegdheid tot opschorten

In navolging van IEF 7270 en IEF 8373. Merkenrecht. Handelsnaamrecht. (Nietigheids)procedure over de geldigheid van het Benelux woord-/beeldmerk ATLAS AIR tegen Gemeenschapsmerk ATLAS. Indienen schriftelijke verklaring. Schorsing administratieve procedure. Gronden moeten schriftelijk, en niet door kamer nog eens worden herleid (59 Vo 40/94, thans 60 207/2009). Bevoegdheid opschorten is aanwezig. Gezien de lopende procedure bij Rechtbank 's -Gravenhage geen redenen om dat toe te wijzen. Klacht afgewezen.

41      Außerdem ergibt eine wörtliche Auslegung des am Ende von Art. 59 Satz 3 der Verordnung Nr. 40/94 verwendeten Ausdrucks „begründen“, dass der Beschwerdeführer vor der Beschwerdekammer schriftlich die Gründe darlegen muss, die für seine Beschwerde bestimmend sind. Es ist nicht Sache der Beschwerdekammer, durch Herleitungen diejenigen Gründe zu ermitteln, auf welche die bei ihr eingereichte Beschwerde gestützt wird. Der Schriftsatz des Beschwerdeführers muss es also ermöglichen, zu verstehen, warum dieser bei der Beschwerdekammer beantragt, die Entscheidung aufzuheben oder zu ändern.

67      Im Übrigen wird eine analoge Anwendung der Regel 20 Abs. 7 Buchst. c der Verordnung Nr. 2868/95 in einem Nichtigkeitsverfahren dadurch gerechtfertigt, dass sowohl das auf Art. 8 Abs. 1 Buchst. b der Verordnung Nr. 40/94 bezogene Widerspruchsverfahren als auch das Verfahren wegen eines relativen Nichtigkeitsgrundes gemäß Art. 52 Abs. 1 Buchst. a der Verordnung Nr. 40/94 die Prüfung der Verwechslungsgefahr zwischen zwei Marken zum Gegenstand haben und dass die Möglichkeit der Verfahrensaussetzung zur Effizienz dieser Verfahren beiträgt.

68. Die Beschwerdekammer ist somit befugt, ein Nichtigkeitsverfahren auszusetzen, wenn die Umstände dies rechtfertigen.

Lees het arrest (link en dossier
Artikel 59 van Verordening (EG) nr. 40/94 (thans artikel 60 van Verordening [EG] nr. 207/2009) - Artikel 20 § 7 van Verordening (EG) Nr. 2868/95

IEF 9657

WIPO Arbitration and Mediation Center. geschillenbeslechter 14 aprrl 2011, Zaaknr. DNL2011-0009 (Disney Enterprises Incorporated tegen Stichting Domain City, inzake disneyland.nl)

disneyland.nl = DISNEYLAND

Met dank aan Maarten Haak en Daniël Haije, Hoogenraad & Haak. Merkenrecht. Domeinnaamrecht. WIPO Geschillenbeslechting. Identitieke tekens DISNEYLAND tegen disneyland.nl tegen; beoordelen zonder .nl-toplevel domain. Merken zijn niet doorgehaald, verweerder heeft geen recht noch legitiem belang. voldoende aannemelijk dat verweerder ten tijde van registratie op de hoogte was van merken.

6.A. Hoewel het voor een volledige onderbouwing van een eis op de weg van de eiser ligt om bewijs van gebruik van de relevante merken in te dienen (ook indien die merken wereldwijd bekend zouden zijn), impliceert het feit dat dergelijk bewijs niet is ingediend nog niet dat er – zoals blijkbaar in casu door Verweerder betoogd – geen sprake zou zijn van geldigheid van de ingeroepen merkregistraties. Artikel 2.1 sub a onder I van de Regeling vereist dat een eiser gemotiveerd stelt dat de betreffende domeinnaam identiek is aan of verwarringwekkend overeenstemt met een “naar Nederlands recht beschermd merk”.

Met betrekking tot de vraag of de Domeinnaam identiek is aan of mogelijk verwarringwekkend overeenstemt met de Merken overweegt de Geschillenbeslechter als volgt. Op grond van vaste rechtspraak onder de Regeling dient het top level domein “.nl” bij de beoordeling van overeenstemming tussen merk en domeinnaam buiten beschouwing te worden gelaten (zie Roompot Recreatie Beheer B.V. v. Edoco LTD, WIPO Zaaknr. DNL2008-0008). De Geschillenbeslechter is zodoende van oordeel dat de Domeinnaam <disneyland.nl> identiek is aan de DISNEYLAND Merken van Eiser.

6.C. (...) het is (mede gezien de stellingen van Verweerder over het “Disney concern”) voor de Geschillenbeslechter voldoende aannemelijk dat Verweerder ten tijde van de registratie op de hoogte was van Eiser en van de Merken van Eiser.

Lees de Uitspraak (link en pdf). 

IEF 9655

Rechtbank &#039;s-Gravenhage 11 mei 2011, HA ZA 09-414 (G-STAR International c.s. B.V. tegen Pepsico Inc.)

Rechtbank 's-Gravenhage 11 mei 2011, HA ZA 09-414 (G-STAR International c.s. B.V. tegen Pepsico Inc.)

In navolging van eerdere G-Star - Pepsico INC uitspraken (IEF 7405, 7798, 8385).

Merkenrecht. Tussenvonnis. Marktonderzoek. Benoeming deskunige. Getuigenverhoor. Gemeenschapswoordmerk RAW tegen PEPSI RAW. G-Star werd in een eerder tussenvonnis toegelaten om de bekendheid van haar merk RAW, voor spijkerbroeken en als merk sec te bewijzen. Aanvullend bewijs is gecreërd door het doen van een marktonderzoek: Een deskundige wordt aangewezen en vraagstelling geformuleerd, zoals hieronder vermeld.

2.27. Het voorgaande leidt tot de tussenconclusie dat het in het tussenvonnis opgedragen bewijs dient te worden uitgebreid, zodat G-Star thans dient te bewijzen:
- dat het RAW merk en/of de G-STAR RAW merken zijn aan te merken als in de Gemeenschap c.q. de Benelux bekende merken;
- dat het publiek een verband legt tussen de in het tussenvonnis onder 2.4 en 4.12 weergegeven tekens en een of meer van deze merken;
- feiten en omstandigheden waaruit moet worden afgeleid dat ongerechtvaardigd voordeel wordt getrokken uit, of afbreuk wordt gedaan aan het onderscheidend vermogen van een of meer van deze merken.

Het deskundigeonderzoek

2.28. Gelet op de opvattingen van partijen als hiervoor weergegeven, zal de rechtbank de deskundige Van den Berg benoemen ter voorlichting over de bekendheid van de ingeroepen merken en een mogelijk door het publiek gelegd verband tussen tekens en merken. Aan de deskundige zal allereerst advies worden gevraagd over de vraagstelling aan het publiek, waarna onder verantwoordelijkheid van de deskundige een marktonderzoek kan worden verricht. De deskundige zal dit marktonderzoek moeten verrichten binnen de hierna geschetste randvoorwaarden.

2.28.1. In het Pago-arrest heeft het Hof van Justitie Oostenrijk aangemerkt als een aanmerkelijk gedeelte van het grondgebied van de Gemeenschap. De beperking van het marktonderzoek die G-Star voorstaat kan daarom worden gevolgd omdat moet worden aangenomen dat Nederland dan evenzeer kan worden aangemerkt als een aanmerkelijk gedeelte van het grondgebied van de Gemeenschap.

2.28.2. Het marktonderzoek/de marktonderzoeken word(t)(en) uitgevoerd onder 15 tot 40 jarigen waarbij het aantal respondenten wordt gesteld op 200.

2.28.3. Er is geen reden het marktonderzoek te beperken tot modebewust publiek. Het relevante publiek is het publiek waarop het merk is gericht. Afhankelijk van de aangeboden waar of dienst kan dat het grote publiek dan wel een meer specifiek publiek zijn. 4 De rechtbank ziet geen redenen aan te nemen dat de merken van G-Star, onder welke merken zij kleding tracht af te zetten, zich uitsluitend richten op een modebewust publiek.

2.28.4. Zoals in het tussenvonnis onder 4.35 overwogen is er voorts geen reden het onderzoek naar een mogelijk verband te beperken tot het publiek dat met de merken van GStar bekend is

2.32. De rechtbank heeft het voornemen aan de deskundige de navolgende opdracht te verstrekken. De deskundige wordt verzocht binnen de onder 2.28 geschetste randvoorwaarden marktonderzoek te (laten) doen ter beantwoording van de navolgende vragen:
1) zijn het RAW merk en de G-STAR RAW merken aan te merken als in de Gemeenschap c.q. de Benelux bekende merken?
2) legt het publiek een verband tussen de hiervoor genoemde merken en de door PepsiCo gebruikte tekens zoals weergegeven in het tussenvonnis onder 2.4 en 4.12?
3) is naar uw inzicht het onder 2.29 bedoelde tijdsverloop van belang voor de uit het onderzoek te trekken conclusies?

De deskundige wordt verzocht, alvorens zijn onderzoek te beginnen, eerst te adviseren welke vragen aan de respondenten zouden kunnen worden voorgelegd.

2.33. Het voorschot op de kosten van het deskundigenonderzoek bedraagt vooralsnog  € 3.250,- (deze kosten zijn exclusief de kosten van het marktonderzoek).

2.34. Nadat de rechtbank het advies van de deskundige heeft ontvangen, zullen partijen in de gelegenheid worden gesteld om daarop te reageren.

2.35. G-Star heeft ter zitting aangeboden tevens bewijs te leveren door middel van het horen van getuigen. Zij zal daartoe gelegenheid krijgen nadat het marktonderzoek heeft plaatsgevonden. G-Star verzoekt de rechtbank verder PepsiCo op grond van artikel 22 Rv. respectievelijk 1019 Rv. te gelasten om de namen te verstrekken van eerder door PepsiCo ingeschakelde reclamebureaus (althans de betrokken personen van die bureaus) en om alle marktonderzoeken over te leggen die vooraf zijn gegaan aan de introductie van Pepsi Raw. (…)

Lees het tussenvonnis hier (pdf)