Merkenrecht  

IEF 8796

Percussiescholen

Rechtbank Arnhem, 21 april 2010, LJN: BM2158, Eisers tegen Gedaagden (Afrikaanse bastrommels)

Merkenrecht, beeldmerk, logo, handelsnaamrecht, Afrikaanse trommels. Kort vonnis waarin zelfs instrumenten zijn geanonimiseerd: “De [XX], ook bekend als [XXX], is volgens de door [gedaagde] overgelegde pagina van Wikipedia de algemene naam voor een categorie Afrikaanse basttrommels, die samen met de djembé vorm kregen in West-Afrika.”  Naar verwijzing gewijzigde vermelding op site levert geen merkgebruik op.

4.3.  [eis.2] en [eis.3] zijn ook geen houder van een woordmerk [XXX], hetwelk zich niet voor inschrijving leent, maar van een beeldmerk. De in dit beeldmerk in gewoon schrift opgenomen woorden ‘[naam]’ kan [eisers] niet als zodanig monopoliseren.

4.4. Ten aanzien van het wel voor bescherming in aanmerking komende logo in het beeldmerk, het figuurtje dat twee trommels vast houdt, overweegt de rechtbank als volgt.[gedaagde] heeft ter comparitie onweersproken gesteld, dat hij, na het eerste preprocessuele bezwaar van [eisers], en nog voor de dagvaarding, van zijn site [domeinnaam] een informatieve site heeft gemaakt met informatie over [XX]s in het algemeen en links naar percussiescholen.

(…) 4.6. [eisers] klaagt dat op deze pagina niet wordt verwezen naar haar gegevens. Zij heeft daar echter aan toegevoegd dat bezoekers ook niet verder kunnen doorklikken op de website en waarschijnlijk op de doodlopende website vastlopen.

4.7. Naar het oordeel van de rechtbank kan dit niet worden aangemerkt als gebruik in de zin van artikel 2.20 BVIE, waartegen de merkhouder zich kan verzetten, dit wil zeggen gebruik in het kader van een handelsactiviteit waarmee een commercieel doel wordt nagestreefd, dan wel gebruik waardoor ongerechtvaardigd voordeel wordt getrokken uit of afbreuk worden gedaan aan het onderscheidend vermogen of de reputatie van het merk.

4.8. Wat betreft het handelsnaamrecht, waarop [eisers] zich beroept, overweegt de rechtbank dat ook deze grondslag faalt omdat ter comparitie is gebleken dat [gedaagde] de aanduiding [XX] niet of niet meer gebruikt als handelsnaam, dit wil zeggen als naam ter identificatie van zijn onderneming. Hij gebruikt hiervoor de handelsnaam [handelsnaam].
Bovendien is de handelsnaam [handelsnaam] beschrijvend. Eventueel verwarringsgevaar in de zin van artikel 5 HNW kan niet kan worden toegeschreven aan deze soortaanduiding, waarbij meetelt dat de beide ondernemingen niet in dezelfde plaats zijn gevestigd, terwijl niet is gesteld of gebleken dat sprake is van een relevante interlokale naamsbekendheid van de muziekschool van [eis.1]

Lees het vonnis hier.

IEF 8789

Clearly unfounded

HvJ EU, beschikking van 15 januari 2010, zaak C-579/08 P, Messer Group GmbH teegn Air Products and Chemicals, Inc.

Merkenrecht. Oppositieprocedure tegen aanvragen woordmerken Ferromix, Inomix and Alumix o.g.v. oudere woordmerken FERROMAXX, INOMAXX and ALUMAXX (lasgassen). Hof wijst beroep tegen arrest Gerecht af. Opposities toegewezen. De complaints zijn allen ‘clearly unfounded’.

70. It is true that, according to settled case-law, the more distinctive the earlier mark, the greater will be the likelihood of confusion (see Lloyd Schuhfabrik Meyer, paragraph 20, and Waterford Wedgwood v Assembled Investments (Proprietary) and OHIM, paragraph 32). The Court has thus concluded that there may be a likelihood of confusion, notwithstanding a low degree of similarity between the trade marks, where the goods or services covered by them are very similar and the earlier mark is highly distinctive (see Waterford Wedgwood v Assembled Investments (Proprietary) and OHIM, paragraph 33 and case-law cited). However, that possibility cannot preclude a likelihood of confusion where the distinctive character of the earlier mark is weak.

Lees het arrest hier.

IEF 8788

Évoque une origine asiatique

Gerecht EU, 13 april 2010, zaak T-103/06, Esotrade, SA tegen OHIM / Antonio Segura Sánchez

Gemeenschapsmerk. Oppositieprocedure tegen aanvraag beeldmerk YoKaNa o.g.v. oudere nationale en Gemeenschapsbeeldmerken YOKONO (kleding). Oppositie toegewezen. 

40. Quant à la similitude conceptuelle des marques en conflit, il n’est pas contesté par la requérante que les mots « yokono » et « yokana » n’ont pas de signification conceptuelle claire pour le public pertinent. Il est cependant probable que le consommateur concerné leur attribue une origine asiatique. En effet, d’une part, la combinaison des lettres « y », « k » et « n » évoque une origine asiatique et, d’autre part, le rond de couleur rouge figurant dans la marque demandée évoque le drapeau japonais et l’étoile figurant dans la marque antérieure le drapeau chinois. Il s’ensuit que les marques en cause présentent un certain degré de similitude sur le plan conceptuel.

43. Cependant, en l’espèce, il y a lieu de considérer que, au regard de l’identité constatée entre les produits visés par les deux marques en cause, l’existence d’une similitude phonétique et d’une certaine similitude conceptuelle est suffisante pour conclure à l’existence d’un risque de confusion entre la marque antérieure et la marque demandée, et cela malgré les différences visuelles existant entre les signes en conflit.

Lees het arrest hier.

IEF 8786

A bulldog with a citrus fruit in front of it

Gerecht EU, 15 april 2010, zaak T-488/07, CaseCabel Hall Citrus Ltd tegen OHIM

Gemeenschapsmerk. Nietigheidsprocedure tegen Gemeenschapswoordmerk EGLÉFRUIT o.g.v. oudere Gemeenschaps- en nationale merken UGLI en ‘UGLI Fruit – but the affliction is only skin deep’. Verwarringsgevaar  niet aannemelijk.

50. Concerning the EGLÉFRUIT mark and the figurative mark ‘UGLI Fruit – but the affliction is only skin deep’, it can also not be considered that the Board of Appeal made an error of assessment in holding that there was no likelihood of confusion. As is apparent from the Board of Appeal’s correct assessment of the similarity of the marks, there are very clear visual differences between them, in particular as a result of the distinctive and dominant figurative element of the earlier mark, representing a bulldog with a citrus fruit in front of it. Similarly, there is no conceptual link between the marks at issue. On the contrary, as the Board of Appeal noted, in so far as the word ‘ugli’ in the earlier mark is likely to be associated with the English word ‘ugly’ by the relevant public, there would appear even to be a conceptual difference.

51. In those circumstances, despite the fact that the goods covered by the marks at issue are identical, the degree of phonetic similarity established, which concerns the descriptive word elements ‘fruit’ and, to a small extent, the elements ‘eglé’ and ‘ugli’, does not, in the present case and of itself, support the finding that there is a likelihood of confusion on the part of consumers of everyday consumer goods.

Lees het arrest hier.

IEF 8785

Beeldmerk hond

Gerecht EU, 20 april 2010,  zaak T-187/08, Rodd & Gunn Australia Ltd tegen OHIM

Gemeenschapsmerk. Beeldmerk hond. Mislukte vernieuwing registratie. Geen restitutio in integrum.

28. It is apparent from that provision that restitutio in integrum is subject to two conditions, first, that the party acted with all due care required by the circumstances and, second, that the non-observance of the time-limit by that party has the direct consequence of causing the loss of any right or means of redress (…)

30. In the present case, there is no need for the Court to rule on whether a non-professional representative can renew a Community trade mark, and therefore whether the proprietor of the mark exercised all due care required by the circumstances in that regard; it suffices to point out that, in any event, CPA did not exercise all due care required by the circumstances.

Lees het arrest hier.

IEF 8783

Van nature onrechtstreeks

Gerecht EU, 21 april 2010, zaak T-361/08, Peek & Cloppenburg tegen OHIM/ The Queen Sirikit Institute of Sericulture (Thailand),

Gemeenschapsmerk. Oppositieprocedure  tegen aanvraag beeldmerk Thai Silk o.g.v. ouder Duits nationaal beeldmerk dat vogel weergeeft (kleding). Oppositie afgewezen, geen verwarringsgevaar.

60. Zelfs indien het woordelement van het aangevraagde merk beschrijvend zou kunnen worden geacht, zoals verzoeksters aanvoeren, neemt dit niet weg dat het relevante publiek bij verwijzing naar dit merk uitsluitend het woordelement ervan zal uitspreken, en niet de term die overeenkomt met het in het beeldelement ervan voorgestelde dier, aangezien die overeenkomst van nature onrechtstreeks is, en in casu ook onzeker wat die term betreft, niettegenstaande de door verzoeksters aangevoerde rechtspraak, volgens welke het publiek een beschrijvend bestanddeel van een samengesteld merk niet beschouwt als het onderscheidende en dominerende bestanddeel van de door dit merk opgeroepen totaalindruk (…).

68. Hoewel de betrokken waren dezelfde zijn en er sprake is van een zwakke begripsmatige overeenstemming van de conflicterende tekens, heeft de kamer van beroep op goede gronden geconcludeerd dat de door de betrokken merken opgeroepen totaalindruk geen verwarringsgevaar kan creëren bij het relevante publiek.

Lees het arrest hier.

IEF 8782

Consumers

Gerecht EU, 21 april 2010, T-249/08, Coin SpA tegen OHIM / Dynamiki Zoi AE

Gemeenschapsmerk. Oppositieprocedure tegen aanvraag woordmerk FITCOIN o.g.v. oudere (inter)nationale en Gemeenschapsbeeldmerk ‘coin’. Gerecht vernietigt beslissing Kamer van Beroep: publiekscriterium onjuist toegepast.

24. (…)It follows that, in order to reject an opposition, it is necessary to establish that there is no likelihood of confusion on the part of the public throughout the territory in which the earlier mark/marks is/are protected.

25. The Board of Appeal thus erred in concluding that there was no likelihood of confusion by confining itself to an analysis of the similarity of the signs and the likelihood of confusion in relation solely to the Italian public, without taking account of the average consumer in the European Union with respect to the goods and services in Classes 16, 25, 28 and 35, of average German, Spanish, Hungarian and Slovenian consumers with respect to the services in Class 36, and of average German, Hungarian and Slovenian consumers with respect to the services in Class 41.

26. It follows that, by taking account only of earlier Italian marks and by finding that there was no likelihood of confusion on that basis alone, even though the applicant had, in support of its opposition, also invoked earlier trade marks enjoying protection outside Italy and covering goods and services which are essentially identical to those covered by the earlier Italian marks, the Board of Appeal breached Article 8(1)(b) of Regulation No 40/94.

Lees het arrest hier

IEF 8777

Op grond van het Vriendschapsverdrag

Rechtbank ’s-Gravenhage, 21 april 2010, HA ZA 09-1279, Go Fast Sports & Beverage Company c.s. tegen Go Fast Sports Benelux N.V.

Merkenrecht. Vonnis in incident. Zekerheid. “Go Fast USA is statutair gevestigd in de Verenigde Staten van Amerika. Bijgevolg is zij op grond van het Vriendschapsverdrag en het daarbij behorende Protocol vrijgesteld van het stellen van de in artikel 224 Rv bedoelde zekerheid. De incidentele vordering tot zekerheidstelling zal dan ook worden afgewezen.

Lees het vonnis hier.

IEF 8776

Een uitzonderlijke rechtshandeling met verstrekkende gevolgen

LJN: BL9877, Gerechtshof 's-Gravenhage , 30 maart 2010, Appellanten tegen The Polo/Lauren Company & The Timberland Company c.s. 

Merkenrecht. Verbintenissenrecht. Welke vennootschap is partij bij onthoudingsovereenkomst (verplichting zich te onthouden van merkinbreuk)? Onbevoegde vertegenwoordiging - schijn van bekrachtiging; verwerping verweren gericht tegen verschuldigdheid boete o.g.v. onthoudingsovereenkomst. Geen matiging boete wegens kwade trouw.

7. Het hof is van oordeel dat de omstandigheid dat [B], naar door [appellanten] is erkend, ook alleen in- en verkoopovereenkomsten sloot en sluit, geen (voldoende) reden is om aan te nemen dat door de [...]-vennootschappen de schijn is gewekt dat [B] ook (alleen) bevoegd was de onderhavige onthoudingsovereenkomst aan te gaan. Er is hier sprake van een uitzonderlijke rechtshandeling met verstrekkende gevolgen voor de te binden vennootschap, die niet vergelijkbaar is met de normale in- en verkoophandelingen.

8. Op grond van de hierna vermelde omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien, is het hof evenwel van oordeel dat door de […]-vennootschap(pen) de schijn van bekrachtiging van de onderhavige overeenkomst is gewekt. (…)Het hof is van oordeel dat SNB op grond van het uitblijven van een reactie op de toezending van kopieën van de brieven van 5 en 15 juni 2001 aan [...] en het niet inroepen van de onbevoegdheid in de conclusie van antwoord - maar in tegendeel het daarin uitgaan van binding aan de onthoudingsverklaring - redelijkerwijs mocht aannemen dat de […]-vennootschap namens welke [B] heeft getekend deze overeenkomst stilzwijgend heeft bekrachtigd.

Lees het arrest hier

IEF 8765

Door het jarenlange exclusieve gebruik

Rechtbank ’s-Gravenhage, 14 april 2010, KG ZA 10-371, Kortjacht B.V. tegen Dulon c.s.

Merkenrecht. Stukgelopen samenwerking. Producent van ‘de Radboudlijn’(watersport-schoonmaakmiddelen) stelt exploitatie te hebben overgedragen, nieuwe exploitant zegt distributieovereenkomst met eiser Kortjacht op, gesteld nieuwe distributeur deponeert woordmerk Radboud. 

Naar oordeel van de voorzieningenrechter is de distributieovereenkomst echter niet opgezegd en is bovendien het depot van het Radboud-beeldmerk op naam van distributeur Kortjacht niet ter kwader trouw verricht. Kortjacht kan als merkhoudster optreden tegen later woordmerk Radboud van nieuw aangewezen distributeur. In citaten:

Overeenkomst: 4.7. Naar voorlopig oordeel is een enkel stilzitten [door Kortjacht] na mededeling van contractsovername onvoldoende om de overname geldig te doen zijn. In dit geval komt daarbij dat Kortjacht niet heeft stil gezeten. (…) 4.8. Bij die stand van zaken is naar voorlopig oordeel geen sprake van een contractsovername. Dulon heeft de overeenkomst niet opgezegd. Dit betekent dat de verplichtingen uit hoofde van de distributieovereenkomst nog steeds liggen bij Dulon.

Merkenrecht: 4.14. Naar voorlopig oordeel is niet waarschijnlijk dat een vernietiging zal volgen. Tot 1 maart 2010 was er ook geen sprake was van een Radboud merk, althans niet voor waren in klasse 3. In de jaren daarvoor heeft Kortjacht exclusief waren onder het teken Radboud verhandeld. Deze waren werden op bestelling van Kortjacht door Dulon vervaardigd en met instemming van Kortjacht door Dulon van het Radboud teken voorzien. Het teken Radboud is door Kortjacht of Dulon niet gebruikt als handelsnaam, dat wil zeggen de naam waaronder een onderneming wordt gedreven. Het teken Radboud heeft zich door het jarenlange exclusieve gebruik door Kortjacht en de daaraan verbonden promotie en reclame inspanningen een plaats op de markt verworven. Het heeft daardoor voor Kortjacht een waarde gekregen die rechtvaardigt dat deze wordt veilig gesteld door inschrijving als merk. Een en ander heeft ook tal van jaren plaatsgevonden met instemming van Dulon. Dulon en Kortjacht waren immers, in de persoon van De Weerdt als gemeenschappelijke eigenaar, met elkaar verbonden.

4.15. Kortjacht kan zich dan ook als merkhoudster beroepen op haar uitsluitend recht op het merk Radboud en iedere derde die niet zijn toestemming heeft het gebruik van een teken dat gelijk is aan haar merk en gebruikt wordt voor de waren waarvoor het merk is ingeschreven verbieden.

4.16. Hieraan wordt niet afgedaan door het latere depot door NDC van het woordmerk Radboud. Dit woordmerk Radboud stemt overeen met het beeldmerk Radboud en is gedeponeerd voor dezelfde waren in klasse 3. Het woordmerk is nog niet ingeschreven. Bij die stand van zaken en gegeven hetgeen hierboven is overwogen met betrekking tot de geldigheid van het beeldmerk Radboud is niet aannemelijk dat het woordmerk Radboud een in te stellen oppositie zal overleven.

4.17. Door Dulon is het teken Radboud niet zonder toestemming van Kortjacht gebruikt. Voorzover het onder C.1 gevorderde ziet op Dulon zal dit worden afgewezen. NDC heeft zonder toestemming van Kortjacht waren in klasse 3 geproduceerd en daarop het merk Radboud aangebracht. Lazilas brengt deze waren in het verkeer. Het gevorderde onder C.1 zal derhalve worden toegewezen op de wijze als hieronder verwoord. Een dwangsom zal worden bepaald.

Lees het vonnis hier.