Merkenrecht  

IEF 4482

Eerst even voor jezelf lezen

Gerechtshof Amsterdam, 26 juli 2007, rolnummer 2125/04. Ajax Brandbeveiliging B.V. tegen Ansul B.V. (Met dank aan  Ernst-Jan Louwers, Louwers Advocaten)

Na uitspraken van het Hof Den Haag, de Hoge Raad en het HvJ EG in de langslepende zaak tussen Ajax en Ansul, bekrachtigt het Hof Amsterdam alsnog het vonnis in eerste instantie van de rechtbank Rotterdam van 18 april 1996.

“Naar het oordeel van het hof leveren de stellingen van Ansul voldoende aanknopingspunt op om te aanvaarden dat zij in de jaren 1989-1994 normaal gebruik heeft gemaakt van haar merk Minimax (…) en dat dit gebruik als ‘werkelijk’ gebruik kan worden bestempeld."

Lees het arrest hier.

IEF 4481

De zeven verschillen

7s.JPGWaar komt toch de leer van de 7 verschillen vandaan? In de NRC-serie “In de zomer ligt het geld op straat” duikt de dwaalleer op aan het Scheveningse strand.

“(…) Naast zonnebrillen, te koop voor 10 tot 35 euro, verkoopt Van der Vlis nu veel voetbalshirts met namen van beroemde clubs en spelers. Dat is allemaal nep, maar als er zeven verschillen zijn met het origineel mag het. De fabrikanten wijzigen dan heel slim het lettertype, een naadje en het logo een beetje, en dan kan ik ze verkopen. Alle spullen worden in de groothandel gekocht, Van der Vlis importeert niet zelf. (NRC 26 juli 2007)."

IEF 4469

Een foutje is niet goed genoeg

Voorzieningenrechter Rechtbank Amsterdam, 2 augustus 2007, Rolnummer KG ZA 07-1259, Adani tegen Odmedical B.V. (Met dank aan Hidde Koenraad, Steinhauser Hoogenraad)

Toewijzing van voorlopige voorzieningen wegens schending van een vaststellingsovereenkomst en inbreuk op het merk- en auteursrecht van Adani. Handelen te kwader trouw. Vaststellingsovereenkomst met betrekking tot intellectueel eigendomsrecht, proceskostenveroordeling.

In 1999 bracht Adani onder de naam CONPASS een lichaamsscanner op de markt. Deze scanner wordt gebruikt op onder meer vliegvelden en in gevangenissen voor het detecteren van wapens, plastic explosieven, diamanten en drugs. In september 2005 heeft Adani het beeldmerk CONPASS ingeschreven en in juni 2006 ook het woordmerk. Ook Odmedical, een concurrerende onderneming, bracht een lichaamsscanner op de markt. Tussen Adani en Odmedical ontstond vervolgens een conflict over de (mogelijke) inbreuk op het merk- en auteursrecht van Adani ten aanzien van de lichaamsscanner CONPASS. Om aan dit conflict een einde te maken, sloten de partijen op 8 september 2006 een vaststellingsovereenkomst waarin Odmedical het merk- en auteursrecht van Adani erkende en verklaarde zich te zullen onthouden van inbreuk daarop.

 

Na het sluiten van de vaststellingsovereenkomst bood Odmedical echter op internationale beurzen ter promotie van haar lichaamsscanner, de SOTER RS security, een CD-ROM aan waar testrapporten, certificaten, vergunningen, afbeeldingen en overige documenten op stonden, die betrekking hadden op de CONPASS-lichaamsscanner. Deze documenten stonden ook op de website van Odmedical, evenals afbeeldingen welke met de CONPASS-scanner waren gemaakt. Hierdoor, stelde Adani, handelde Odmedical in strijd met de vaststellingsovereenkomst, maakte zij inbreuk op haar merk- en auteursrechten en kon haar handelen tevens worden aangemerkt als misleidende en ontoelaatbare vergelijkende reclame als bedoeld in de artikelen 6:194 en 6:194a BW.

Odmedical verweerde zich door te stellen dat zij alle informatie die zij op haar website had geplaatst, simpelweg was vergeten weg te halen. Helaas kon door die slordigheid de dealer van Odmedical in Dubai, TSSS, de informatie op een CD-ROM branden en stond zo informatie over de CONPASS-scanner en de SOTER RS-scanner door elkaar. Er kon echter niet gesproken worden van vergelijkende reclame, meende Odmedical. Het betrof slechts een beperkte oplage van enkele tientallen cd’s. Bovendien vond Odmedical, dat zij niet aansprakelijk kon worden gesteld voor het handelen van haar dealer. Als er al sprake zou zijn van tekortkomingen in de nakoming van de vaststellingsovereenkomst, dan waren die tekortkomingen zo gering dat Adani hierop in rechte geen beroep kan doen. Er was sprake van een stommiteit aan de zijde van Odmedical en dat had voor Adani amper gevolgen, laat staan dat zij hierdoor schade had geleden.

De voorzieningenrechter oordeelt anders. Aan de hand van de door Adani in het geding gebrachte prints van zowel de website als van de CD-ROM, is voldoende aannemelijk geworden dat Odmedical het (beeld)merk CONPASS had gebruikt, alsmede afbeeldingen van de CONPASS-bodyscanner. Het logo van Odsecurity stond afgebeeld op de CD-ROM. Ook bleek uit de prints dat de “Certificats/Reports/Approvals” van de CONPASS-bodyscanner waren opgenomen op de CD-ROM ter promotie van de SOTER RS-bodyscanner en dat afbeeldingen gemaakt met de bodyscanner van Adani ter promotie van de bodyscanner van Odmedical werden gebruikt.

De rechter oordeelt: “De reden die Odmedical heeft opgegeven om de gewraakte gegevens op haar website te zetten en dus voor het publiek kenbaar te maken, is immers hoogst ongeloofwaardig en in elk geval zo slordig en ondoordacht dat die vermeldingen als kwade trouw zijn te kwalificeren. (...) Juist omdat partijen reeds eerder een geschil hadden over de auteurs- en merkenrechten en om die reden een vaststellingsovereenkomst hadden gesloten, mag van Odmedical extra zorgvuldigheid worden verwacht, waar het betreft het inbreuk maken op de auteurs- en merkenrechten van Adani. Deze zorgvuldigheid – die er onder meer uit dient te bestaan dat zij haar distributeurs strak in de hand dient te houden – is door haar niet in acht genomen. Derhalve zal eveneens voorbij worden gegaan aan het verweer van Odmedical dat het haar niet kan worden aangerekend wat haar distributeurs (met name TSSS) zoal doen.”

Tot slot voert Odmedical, in verband met de proceskostenveroordeling, aan dat het hier gaat om overtreding van de vaststellingsovereenkomst, en niet om inbreuk op het intellectueel eigendomsrecht. “Aan het verweer dat het hier een andersoortig geschil betreft, te weten een geschil over een vaststellingsovereenkomst, zal worden voorbijgegaan aangezien de kern van die overeenkomst bestaat uit bescherming van de intellectuele eigendomsrechten van Adani.”

Lees het vonnis hier.

 

IEF 4468

Een vordering van onbepaalde waarde

nike swoosh.jpgRechtbank Amsterdam, 25 juli 2007, HA ZA 06-4041. Nike International Ltd. tegen gedaagde. (Met dank aan Ilan de Vré, Kennedy Van Der Laan).

Bevoegdheidsincident in auteursrecht- en merkinbreuk procedure. Geschil over de vraag of de sector civiel, dan wel de sector kanton bevoegd is kennis te nemen van een vordering van onbepaalde waarde.

 

Gedaagde vordert bij incidentele conclusie dat de rechtbank sector civiel zich onbevoegd verklaart en dat de procedure wordt doorverwezen naar de sector kanton, omdat volgens gedaagde de vorderingen van Nike gezamenlijk een lagere waarde vertegenwoordigen dan € 5.000,--.

De rechtbank volgt deze stelling niet. “2.5. (…) Nu aldus niet vaststaat op hoeveel inbreuk makende goederen de vordering betrekking heeft, betreft het hier een vordering van onbepaalde waarde en zijn er geen duidelijke aanwijzingen dat de vordering geen hogere waarde dan € 5.000,-- vertegenwoordigt. De sector civiel van deze rechtbank is dan ook bevoegd om de vordering van Nike in behandeling te nemen.”

Lees het vonnis hier.

IEF 4465

Eerst even voor jezelf lezen

1- Rechtbank ’s-Gravenhage, 31 juli 2007, KG ZA 07-01. Tang Frères SA c.s. tegen Heuschen & Schrouff Oriental Foods Trading BV c.s.

Kort geding, merkinbreuk. Lees het vonnis hier.

2- Rechtbank Rotterdam, 30 juli 2007, LJN: BB0755. Hasbro Inc. c.s. tegen Simba Toys GMBH & CO.KG.

Kort geding. Schending auteursrecht speelgoed pony's door Duitse vennootschap in Nederland. Lees het vonnis hier.
 

IEF 4462

Een gepretendeerd merkrecht

Rechtbank Maastricht, 25 juli 2007, HA ZA 07-474. Brauerei C.&A. Veltins GMBH & CO. tegen Future Necessities B.V. (Met dank aan Michael Gerrits en Marieke Coumans, De Gier & Stam).

Opmerkelijk vonnis in het incident, waarin de rechtbank gedaagde verbiedt om gedurende de procedure in de hoofdzaak rechtsmaatregelen te treffen op basis van haar merkinschrijving.

Bierbrouwerij Veltins vordert in de hoofdzaak de vervallenverklaring van het merk “V+” van Future Necessities (FN). Veltins heeft bij dagvaarding de rechtbank tevens verzocht een voorlopige voorziening te treffen ex artikel 223 Rv, die inhoudt dat het FN gedurende de behandeling van de procedure in de hoofdzaak verboden is rechtsmaatregelen te treffen (zoals het entameren van een kort geding) op basis van haar inschrijving van het merk “V+”.

FN heeft in haar conclusie van antwoord in het incident aangegeven, dat zij hangende de behandeling van de procedure in de hoofdzaak geen voorlopige voorziening zal vragen, dan wel een kort geding te starten op grond van haar merkrechten. FN heeft daarbij aangegeven zich het recht voor te behouden om door middel van een eis in reconventie in de hoofdzaak een vordering jegens Veltins in te stellen.

In het incident stelt de rechtbank voorop dat FN de vordering van Veltins tot het treffen van een voorlopige voorziening slechts in die zin heeft betwist, dat zij deze vordering te ruim geformuleerd acht. “3.1.(…) De rechtbank begrijpt de door Veltins ingestelde incidentele vordering evenwel zo dat Veltins heeft gevorderd dat FN wordt verboden om gedurende de behandeling van de bodemprocedure op basis van haar merkrecht een rechtsmaatregel te treffen die tot een ander al dan niet voorlopig oordeel leidt dan een (eind)oordeel in deze bodemprocedure (daaronder derhalve te verstaan: conventie en eventuele reconventie).(…)”
De rechtbank geeft hiermee de reikwijdte van de incidentele vordering aan en wijst erop dat een eventuele reconventionele vordering in de hoofdzaak hier niet onder valt.

De incidentele vordering wordt toegewezen. De rechtbank “verbiedt FN, voor de duur van deze procedure en behoudens een eventueel in deze procedure in te stellen vordering in reconventie, welke rechtsmaatregel dan ook jegens Veltins, welke direct of indirect verband houdt met het door FN gepretendeerde merkrecht op het merk “V+”, althans verband houdt met enig gepretendeerd recht van intellectueel intellectueel eigendom ter zake, te treffen, voort te zetten en/of te handhaven”.

Lees het vonnis hier.


 

IEF 4461

Indruk van een wc-bril deksel

kandoo.jpgGerechtshof ’s-Gravenhage, 12 juli 2007, rekestnummer R05/519. The Proctor & Gamble Company tegen BBIE.

Merkenrecht. Weigering vormmerk. Geen significante afwijking van de norm of van wat in de betrokken sector gangbaar is.

P&G heeft een (navulbare) verpakking van geïmpregneerde doekjes als vormmerk gedeponeerd bij het Bureau. Het Bureau heeft de inschrijving van het depot geweigerd. Het gedeponeerde teken zou geen onderscheidend vermogen hebben voor de waren waarvoor het is gedeponeerd.

Een merk heeft onderscheidend vermogen indien het zich leent om de waar waarvoor de inschrijving wordt aangevraagd, als afkomstig van een bepaalde onderneming te identificeren en dus om deze waar van die van andere ondernemingen te onderscheiden (vgl. HvJ EG 4 mei 1999, zaken C-108/97 en C-109/97, Windsurfing Chiemsee). Hieruit volgt dat een eenvoudige afwijking van de norm of van wat in de betrokken sector gangbaar is, niet voldoende is om als merk te kunnen gelden. Een merk daarentegen dat op significante wijze afwijkt van de norm of van wat in de betrokken sector gangbaar is en derhalve zijn essentiële functie als herkomstaanduiding vervult, heeft wel onderscheidend vermogen (vgl. HvJ EG 12 februari 2004, zaak C-218/01, Henkel).

P&G is van mening dat de verpakking in kwestie zich onderscheidt door (i) de brede ribbe in lichtere kleur aan de onderzijde van de verpakking, (ii) de lichtere kleur en de vorm van de deksel, (iii) de afwijkende gekleurde drukknop, en (iv) de als de deksel van een wc-bril uitgevoerde vorm van de verpakking. Deze niet alledaagse vorm zou volgens P&G significant afwijken van die van andere verpakkingen die ten tijde van het depot op de relevante markt beschikbaar waren.

Het Hof volgt P&G niet in haar betoog. Volgens het Hof is er geen sprake van een significante afwijking en zal het publiek gelet op het bestaande aanbod van verpakkingen aan dergelijke vormen gewend zijn. Het in aanmerking komende publiek zal de door P&G gedeponeerde vorm niet als merk herkennen.

Dat dezelfde verpakking wel door het OHIM als merk is aanvaard doet niet ter zake. Het hof dient elk verzoek op zijn eigen merites te beoordelen (vgl. HvJ EG 12 februari 2004, C-363/99, Postkantoor).

Lees de beschikking hier.

IEF 4437

Eerst even voor jezelf lezen

Gerechtshof ’s-Gravenhage, 12 juni 2007, rekestnummer R05/519, The Proctor & Gamble Company tegen BBIE.

Hof oordeelt anders dan OHIM: (Navulbare) verpakking (in de vorm van een WC-bril) voor geïmpregneerde doekjes. Heeft geen onderscheidend vermogen, geen significante afwijking.

Lees de beschikking hier.

IEF 4435

Del Snol (2)

In aansluiting op eerdere berichten dat Modeketen Henk ten Hoor na sommatie door D-reizen T-shirts met de opdruk 'Costa del snol' uit de winkels zou hebben gehaald (hier en hier), melden diverse media nu dat medewerker van D-reizen toch nog een T-shirt heeft aangetroffen met de gewraakte achter- en voorkant (DD-reizen). Dit leidde tot een kort geding in Assen. 

Volgens een bericht van het ANP heeft de rechter de partijen zover gekregen een schikking te treffen. Onderdeel van de schikking is het vernietigen van de 4500 nog niet verkochte T-shirts en een schadevergoeding van €2500, over te maken aan een door D-reizen te betalen goed deel.

Lees hier meer.  

 

IEF 4434

Techniek ten behoeve van navigatie

BBIE Beslissing inzake oppositie van 12 juli 2007, no. 2000465. Opposant Navteq Corporation tegen Centavos B.V.

Oppositie van Navteq op basis van NAVTEQ, NAVTECH ON BOARD en NAVTOOLS tegen aanvrage NAVTURK afgewezen. Geen verwarringsgevaar aangenomen, ondanks soortgelijkheid van waren en enige mate van overeenstemming tussen de merken. Seriemerk-argument niet geaccepteerd; bekendheid merk NAVTEQ niet aangetoond.

70. (...) Ondanks het feit dat de door deze merken aangeduide waren deels identiek, deels soortgelijk zijn aan de voorhet aangevraagde merk opgegeven waren, kan niet tot het bestaan van verwarringsgevaar worden geconcludeerd. Gezien het feit dat de totaalindruk van de merken voor de consumenten een betekenis heeft, is het van minder belang dat de merken met hetzelfde element beginnen. Gezien de betekenis, zullen de consumenten de verschillen in de merken opmerken en zal het publiek niet menen dat de merken van dezelfde onderneming afkomstig zijn.

71. Bovendien is de grootste mate van overeenstemming naar mening van het Bureau te vinden op het fonetische vlak en de mate van fonetische overeenstemming van twee merken is van ondergeschikt belang bij waren die gewoonlijk aldus in de handel worden gebracht dat het relevante publiek bij de aankoop het merk ervan visueel waarneemt (arrest BASS, GEA T-292/01, 14 oktober 2003). Dit is het geval met de betrokken waren, men zoekt in reclameblaadjes en op Internet naar de navigatieapparatuur, wijst deze vervolgens aan bij de gespecialiseerde elektronicazaak en monteert deze in het blikveld in de auto.

Interessant is nog het oordeel van het Bureau over het seriemerk argument dat Navteq aanvoert: nu zij de merkregistraties voor NAVTEQ, NAVTECH ON BOARD en NAVTOOLS heeft, zou het intrinsiek onderscheidend vermogen van de merken groter zijn. Onder verwijzing naar het Bainbridge arrest (GvEA , T-194/03) wijst het Bureau dit argument af:

63. Het Bureau is van mening dat op basis van de drie registraties niet gesproken kan worden van een seriemerk. Het gebruik van de merken zoals dat gebleken is uit het bijgevoegde bewijsmateriaal toont geen gebruik van het merk NAVTOOLS aan. Er wordt slechts gebruik gemaakt van de variaties NAVTEQ en NAVTECH. De variaties beginnen weliswaar met hetzelfde voorvoegsel, maar dit voorvoegsel heeft een zeer zwak intrinsiek onderscheidend vermogen. Het variëren op de elementen TEQ/TECH springt dan naar de mening van het Bureau meer in het oog.

Lees beslissing hier.