Merkenrecht  

IEF 19188

Mijlpaalarrest: Dior tegen Evora

Hoge Raad , IEF 19188; ECLI:NL:HR:1995:ZC1845 (Dior tegen Evora), https://ie-forum.nl/artikelen/mijlpaalarrest-dior-tegen-evora

Hoge Raad 20 oktober 1995, IEF 19188 ; ECLI:NL:HR:1995:ZC1845 (Dior/Evora) Dior Frankrijk ontwikkelt en produceert parfums en andere luxe cosmetische producten. Voor de verkoop van haar producten in landen buiten Frankrijk heeft zij alleenvertegenwoordigers aangewezen, waaronder Dior Nederland. Evenals andere alleenvertegenwoordigers van Dior Frankrijk in Europa maakt Dior Nederland voor de distributie van Dior-producten in Nederland gebruik van een systeem van selectieve distributie, dat inhoudt dat de Dior-producten slechts worden verkocht aan geselecteerde wederverkopers, die ertoe worden verplicht slechts te leveren aan eindafnemers. In de Benelux is Dior Frankrijk de enige rechthebbende op de beeldmerken Eau sauvage, Poison, Fahrenheit en Dune, met name voor parfums. Deze merken bestaan uit afbeeldingen van de verpakking waarin de flesjes met de aldus genoemde parfums worden verkocht. Dior Frankrijk is bovendien houder van het auteursrecht op deze verpakkingen en op de flesjes, alsook op de verpakkingen en de flesjes van de producten die onder de naam Svelte op de markt worden gebracht. Evora exploiteert onder de naam van haar dochteronderneming Kruidvat een grote keten van drogisterijwinkels. Hoewel de Kruidvat-winkels door Dior Nederland niet als distribiteur zijn aangewezen, worden er Dior-producten verkocht die Evora door middel van parallelimport betrekt. De rechtmatigheid van de wederverkoop van deze producten wordt in het hoofdgeding niet betwist. Tijdens de kerstactie 1993 bood Kruidvat de Dior-producten Eau sauvage, Poison, Fahrenheit, Dune en Svelte te koop aan en nam zij in haar reclamefolders een afbeelding van de verpakkingen en van de flesjes van enkele van deze producten op. De verpakkingen en flesjes uitsluitend werden in direct en duidelijk verband met het te koop aangeboden product en op een voor de wederverkopers in deze handelstak gebruikelijke wijze afgebeeld.

IEF 19187

Incidentele vorderingen tot verwijzing

Rechtbank Gelderland 18 mrt 2020, IEF 19187; ECLI:NL:RBGEL:2020:2480 (Eisers tegen gedaagden), https://ie-forum.nl/artikelen/incidentele-vorderingen-tot-verwijzing

Rechtbank Gelderland 18 maart 2020, IEF 19187; ECLI:NL:RBGEL:2020:2480 (Eisers tegen gedaagden) Vonnis in incident. Uniemerken en Benelux-merken. Handelsnamen, auteursrechten, misleidende reclame. De eiseressen (verweersters in het incident) hebben hun eis in de hoofdzaak vermeerderd. Over de eis zelf en over de toelaatbaarheid van de vermeerdering als zodanig, wordt hangende dit incident nog niet beslist. Verwijzing naar rechtbank Den Haag op grond van exclusieve bevoegdheid Uniemerken. Verwijzing (arbeidsrechtelijke) vorderingen naar de kamer voor kantonzaken van deze rechtbank.

IEF 19183

Artikel ingezonden door Jesse Hofhuis, Hofhuis Alkema Groen.

Analyse van arrest Gömböc

In 2015, Gömböc Kft. applied for the registration of a national Hungarian three-dimensional trademark for decorative items and toys. The sign was represented by a single view image of a homogenous stone-like object. This object is recognizable for the public in Hungary as a popular gadget that has the characteristic to always fall into the same position, which apparently is a mathematical discovery. The Hungarian Intellectual Property Office refused registration of the application on the basis that the shape of the good is necessary to obtain a technical result.

After the appeals were dismissed in first and second instance, Gömböc Kft. brought an appeal before the Kúria (Supreme Court of Hungary). The Supreme Court of Hungary raised three preliminary questions, asking the ECJ to clarify the interpretation the grounds of exclusion for signs that consist exclusively of the shape of goods that are necessary to obtain a technical result and that gives substantial value to the goods (Articles 3(1)(e)(ii) and (iii) Trade Mark Directive 2008/95 respectively).

Lees hier de hele samenvatting en analyse van het arrest Gömböc [IEF 19169] van kantoor Hofhuis Alkema Groen.

IEF 19182

HvJ EU: merkgebruik door ontvangst van kogellagers

HvJ EU 30 mei 2020, IEF 19182; ECLI:EU:C:2020:341 (Kogellagers), https://ie-forum.nl/artikelen/hvj-eu-merkgebruik-door-ontvangst-van-kogellagers

HvJ EU 30 april 2020, IEF 19182, IEFbe 3072; ECLI:EU:C:2020:341 (Kogellagers) In deze zaak gaat het om een geding tussen A en B over een tegen B ingestelde vordering wegens merkinbreuk. In 2011 heeft B, een in Finland woonachtige natuurlijke persoon, een partij van 150 kogellagers uit China ontvangen. Deze lagers, die een totale massa van 710 kg hadden, worden gebruikt als reserveonderdelen in transmissiemechanismen, generatoren en motoren alsook bij de bouw van bruggen en trams. Zij waren voorzien van een teken dat overeenstemt met het internationale woordmerk INA, waarvan A houder is voor onder meer “lagers”. Nadat de partij kogellagers op naam van B was ingeklaard, is deze door hem afgehaald bij het douane-entrepot op de luchthaven van Helsinki. Van daaruit heeft B de partij kogellagers naar zijn woning meegenomen. Enkele weken later zijn de lagers overgedragen aan een derde met het oog op uitvoer ervan naar Rusland. B heeft als vergoeding voor die diensten een slof sigaretten en een fles cognac ontvangen. De vraag is of B gebruik maakt van een merk in het economische verkeer in de zin de zin van artikel 5 lid 1 van de Merkenrichtlijn.

De hoogste Finse rechter heeft hierover prejudiciële vragen gesteld aan het HvJ EU. Het HvJ EU oordeelt dat van gebruik in het economisch verkeer sprake is. De prejudiciële vragen worden als volgt beantwoord:

IEF 19177

Uitspraak ingezonden door Bert Gravendeel, Fruytier Lawyers in Business.

HMS is rechthebbende op Beneluxmerk

Rechtbank Amsterdam 29 jan 2020, IEF 19177; ECLI:NL:RBAMS:2020:2123 (Galipoglu Hidromas tegen HMS), https://ie-forum.nl/artikelen/hms-is-rechthebbende-op-beneluxmerk

Rechtbank Amsterdam 29 januari 2020, IEF 19177; ECLI:NL:RBAMS:2020:2123 (Galipoglu Hidromas en HMS) Deze zaak gaat over twee bedrijven die allebei hydraulische pompen produceren en door dezelfde Turkse familie zijn opgericht. Tussen deze bedrijven is een geschil ontstaan over het deponeren en gebruiken van een rechthoekig logo en een rond logo als beeldmerk en over het gebruiken van de naam 'Galipoglu Hidromas'. Ook het handelen in bepaalde landen, het verstrekken van bedrijfsinformatie en het doen van bepaalde uitlatingen staan ter discussie. Partijen hebben tegengestelde standpunten ingenomen over de invloed van de ontwikkelingen in Turkije na de mislukte staatsgreep in 2016 op deze zaak. Volgens HMS staat dit aan de basis van het geschil omdat de Turkse staat de macht heeft gegrepen bij haar dochter Galipoglu Hidromas. Volgens Galipoglu Hidromas is HMS in Nederland een concurrerend bedrijf onder gebruikmaking van dezelfde merken gestart en gaat het hier enkel om een merkenrechtelijke kwestie. In conventie wordt het gevorderde afgewezen, in reconventie wordt voor recht verklaard dat HMS rechthebbende is op het Beneluxmerk 1003756.

IEF 19169

HvJ EU geeft uitleg van richtlijn 2008/95

HvJ EU 23 apr 2020, IEF 19169; ECLI:EU:C:2020:296 (Gömböc), https://ie-forum.nl/artikelen/hvj-eu-geeft-uitleg-van-richtlijn-2008-95

HvJ EU 23 april 2020, IEF 19169, IEFbe 3067; ECLI:EU:C:2020:296 (Gömböc) Gömböc heeft een aanvraag gedaan voor inschrijving van een driedimensionaal teken als merk voor siervoorwerpen (overkoepelend en siervoorwerpen van glas en keramiek) en speelgoederen in Hongarije bij het Bureau voor IE. Het Bureau heeft deze aanvraag op basis van een weigeringsgrond in de Hongaarse Merkenwet afgewezen. De inschrijving als speelgoed is geweigerd omdat het teken een vorm is die noodzakelijk geacht wordt voor de technische uitkomst van Gömböc, wat de keuzevrijheid van concurrenten zou beperken. Met betrekking tot het merk als siervoorwerp stelt het Bureau dat siervoorwerpen worden uitgesloten van merkregistratie als ze uitsluitend bestaan uit de vorm, en de Gömböc ontleent zijn opvallende verschijningsvorm aan het ontwerp. Het verzoek om een prejudiciële beslissing betreft de uitlegging van artikel 3, lid 1, onder e), ii) en iii), van richtlijn 2008/95/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2008 betreffende de aanpassing van het merkenrecht van de lidstaten (PB 2008, L 299, blz. 25).

Beantwoording van de prejudiciële vragen:

IEF 19167

Uitspraak ingezonden door Lars Bakers, BINGH Advocaten.

Geen aanspraak op terugbetalen van depotbedrag

Rechtbank Amsterdam 22 apr 2020, IEF 19167; (Mimex tegen Pip), https://ie-forum.nl/artikelen/geen-aanspraak-op-terugbetalen-van-depotbedrag

Rechtbank Amsterdam 22 april 2020, IEF 19167; C/13/66S023 / HA ZA 19-418 (Mimex tegen Pip) Geschil tussen een licentiegever en haar voormalig licentienemer, met betrekking tot de beëindiging van de merkenlicentie. Mimex is een onderneming in de verkoop van gelicenseerde producten. Pip houdt zich bezig met het ontwerpen en verkopen van producten met logo's en merken waarvan zij licentiehouder is. Mimex stelt onder meer dat uit de tussen partijen gesloten depot-overeenkomst volgt dat Pip het depotbedrag van € 150.000,00 moet terugbetalen als de licentieovereenkomst eindigt. De vorderingen worden afgewezen. De vaststellingsovereenkomst moet zo worden uitgelegd dat de partijen daarbij zijn overeengekomen dat Mimex -  na betaling van de afkoopsom van € 600.000,00 door Pip -  geen aanspraak meer kan maken op terugbetaling van het depotbedrag van € 150.000,00 door Pip.

IEF 19165

Uitspraak ingezonden door Tobias Cohen Jehoram, De Brauw Blackstone Westbroek en Herwin Roerdink en Sophie Janssen, Vondst Advocaten.

BBIE verliest bij Hoge Raad

Hoge Raad 24 apr 2020, IEF 19165; ECLI:NL:HR:2020:790 ((BBIE tegen Universiteit van Amsterdam)), https://ie-forum.nl/artikelen/bbie-verliest-bij-hoge-raad

HR 24 april 2020, IEF19165; ECLI:NL:HR:2020:790 (BBIE tegen Universiteit van Amsterdam) In cassatie op [IEF 18164]. Beroep van Benelux-Bureau tegen het bevel van het hof tot inschrijving van het merk AMSTERDAM UNIVERSITY voor merchandise. Art. 81 lid 1 RO. Merkenrecht. In de kern klaagt het Bureau dat het hof heeft miskend dat het teken beschrijvend is en op basis van Europese jurisprudentie niet tot het oordeel had kunnen komen dat het teken voldoende onderscheidend is, zie de Conclusie [IEF 18909]. Het beroep wordt verworpen.

De Hoge Raad heeft de klachten over de beschikking van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die beschikking. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

IEF 19161

Horloges zijn zonder toestemming de EER binnengebracht

Rechtbank Den Haag 15 apr 2020, IEF 19161; ECLI:NL:RBDHA:2020:3417 (Armani tegen ITG), https://ie-forum.nl/artikelen/horloges-zijn-zonder-toestemming-de-eer-binnengebracht

Rechtbank Den Haag 15 april 2020, IEF 19161; ECLI:NL:RBDHA:2020:3417 (Armani tegen ITG) Armani is een modehuis en beschikt over verschillende intellectuele eigendomsrechten, waaronder Uniewoord-(/beeld)merken geregistreerd voor uurwerken en tijdmeetinstrumenten. ITG is een Nederlandse groothandel in uurwerken en sieraden. In een brief van 27 februari 2019 heeft de Nederlandse Douane Armani's merkgemachtigde geïnformeerd over de vasthouding / schorsing van de vrijgave van horloges. ITG heeft inbreuk gemaakt op het Uniemerk van Armani op grond van art. 9 lid 2 sub a UMVO bij ontbreken van toestemming van de merkhouder om goederen de EER binnen te brengen. De in het kader van APV-procedure verkregen informatie is niet onrechtmatig verkregen en mag worden gebruikt in onderhavige inbreukprocedure.

IEF 19160

Geen toestemming van de merkhouder om handhavend op te treden

Rechtbank Den Haag 8 apr 2020, IEF 19160; ECLI:NL:RBDHA:2020:3286 (Silk Cosmetics tegen White Sea), https://ie-forum.nl/artikelen/geen-toestemming-van-de-merkhouder-om-handhavend-op-te-treden

Rechtbank Den Haag 8 april 2020, IEF 19160; ECLI:NL:RBDHA:2020:3286 (Silk Cosmetics tegen White Sea) Verstek. Merkinbreuk. Vorderingen worden afgewezen omdat niet gesteld of gebleken is dat de sublicentiehouder de vorderingen met toestemming van de merkhouder heeft ingesteld.