DOSSIERS
Alle dossiers

Rechtspraak  

IEF 28

Octrooirecht

Een zodenbemester is het onderwerp van het kortgeding van de Voorzieningenrechter Rechtbank ‘s-Gravenhage van 19 oktober 2004. Eiseres, Veenhuis Machines B.V., is rechthebbende op twee Nederlandse octrooien (nr.192183 en nr.1011803) en een Europees octrooi (nr. 1044592). Veenhuis heeft een zodenbemester verkocht aan Vreba Equipment B.V., die op haar beurt een dergelijke zodenbemester heeft laten (na)maken. Deze heeft zij verkocht aan een derde. Maakt deze zodenbemester inbreuk op de octrooirechten van Veenhuis?

De Voorzieningenrechter verklaart Veenhuis niet ontvankelijk voor zover haar vorderingen zijn gegrond op het Nederlandse octrooi nr. 192183 en het Europese octrooi nr. 1044592. Veenhuis heeft nagelaten het Nederlandse octrooi volledig over te leggen en de Nederlandse vertaling van het Europese octrooi. De rechter is van oordeel dat er geen sprake is van een octrooi-inbreuk omdat de verwijderbare messen als genoemd in het kenmerk van conclusie 1 van het octrooi niet terugkomen in het litigieuze exemplaar. Opvallend is dat de zodenbemester van Vreba wel is voorzien van gaten waar de verwijderbare messen kunnen worden geplaatst. Een beroep op merkinbreuk ketst af vanwege uitputting. Het onderdeel waarop het merk is geplaatst, is met toestemming van Veenhuis rechtmatig in het verkeer gebracht.

https://zoeken.rechtspraak.nl/zoeken/dtluitspraak_print.asp?popup=true&searchtype=ljn&ljn=AR4399&u_ljn=AR4399

IEF 17

Octrooirecht

Arrest Hoge Raad: Eerste Kamer, 12 november 2004, Nr. C03/162HR. In de zaak van:Impro Ltd tegen Liko Ab. Impro is houdster van het Nederlandse octrooi 190.471 voor een inrichting voor het oprichten van een patiënt vanuit een stoel of andere zetel naar een in hoofdzaak staande positie. Liko Nederland B.V. brengt in Nederland op de markt sta-opliften. Het hof heeft zijn oordeel dat de Sabina niet als een inbreukmakend equivalent van het Impro-octrooi moet worden beschouwd, erop gebaseerd dat van de Sabina niet kan worden gezegd dat zij met haar (langere) hefarm in wezen hetzelfde resultaat als door het Impro-octrooi wordt beoogd, op in wezen dezelfde wijze bewerkstelligt. Dit in hoge mate met feitelijke waarderingen verweven oordeel is niet onbegrijpelijk of anderszins onvoldoende gemotiveerd in het licht van het in het bestreden arrest gegeven oordeel dat de Sabina een langere hefarm heeft dan het Impro-octrooi beschrijft en dat bij het oprichten van de patiënt door de Sabina geen parallellogramhefbeweging optreedt. De daartegen gerichte klachten kunnen daarom niet tot cassatie leiden. Lees arrest 1. Lees arrest 2.