DOSSIERS
Alle dossiers

Rechtspraak  

IEF 677

Voorlopig geen getuigenverhoor

Rb. Alkmaar 14 juli 2005, beschikking inz. Machinefabriek Duyvis - Teckru (met dank aan Otto Swens van Steinhauser Hoogenraad)

Duyvis wil Teckru aanspreken wegens inbreuk op haar octrooi op een cacaoscheidingsmachine, maar wenst eerst middels een voorlopig getuigenverhoor onder andere uit te vinden wie zij van alle Teckru ondernemingen moet aanspreken. Het levert een interessante beschkking op over de ogenschijnlijke onverenigbaarheid van art. 187 Rv en art. 80 ROW. Het eerste artikel biedt de verzoeker de mogelijkheid een voorlopig getuigenverhoor te houden bij de rechter binnen wiens arrondissement de te horen getuigen woonachtig zijn. In casu zou dat Alkmaar zijn. Art. 80 ROW bepaalt echter dat de Haagse rechter exclusief bevoegd is in octrooikwesties.

De Alkmaarse rechter meent dat deze exclusieve bevoegdheid ook geldt voor voorlopige getuigenverhoren, ondanks het feit dat dergelijke verhoren niet genoemd staan in de opsomming van art. 80 ROW lid 1:

"3.4 (...) Het verzoek van Duyvis is immers gericht op het verkrijgen van informatie, met betrekking tot het vaststellen van inbreuk makende handelingen alsmede tegen welke partij een vordering kan worden ingesteld. Deze informatie moet er mede toe bijdragen dat een vordering tot handhaving van het octrooi, als bedoeld in art. 80, tweede lid onder a ROW 1995 jegens één of meerdere van de verweerders kan worden ingesteld." Lees  beschikking hier.

IEF 668

Oud maar vers

Drie al wat oudere uitspraken, maar vers op rechtspraak.nl:

Voorzieningenrechter Rechtbank 's-Gravenhage, 5 juli 2005, LJN: AT9530, KG 05/648. Moule d'Or tegen Krijn Verwijs. Octrooizaak, mosselen.

Ten processe zijn geen feiten of omstandigheden gesteld of gebleken waaruit op voorhand volgt dat de stellingen van gedaagden omtrent de door haar geschetste wijze waarop zij mosselen zal gaan verwerken als onjuist of ongeloofwaardig van de hand moeten worden gewezen. De enkele omstandigheid dat de opvoerhoppers mogelijk geschikt zijn om de mosselen daarin langer dan vijf à tien minuten te laten verblijven betekent nog niet dat zulks in de praktijk ook zal gebeuren, laat staan met enige regelmaat. Duidelijke aanwijzingen daarvoor volgen niet uit de door gedaagden voorgenomen productiewijze, zoals deze ter zitting aan de hand van tekeningen en foto's is toegelicht. En dat heeft weer tot gevolg dat niet is gebleken van duidelijke aanwijzingen voor een dreigende inbreuk op het octrooi. Met het begrip "enige tijd" als genoemde in het kenmerk van conclusie 1 van het octrooi kan immers niet zijn bedoeld een periode van vijf à tien minuten zoals door gedaagden beschreven, aangezien een dergelijke korte periode niet genoeg is om het effect van het octrooi, te weten het recupereren van de mosselen met als gevolg een langere levensduur, te bereiken. 13. Een en ander voert tot de slotsom dat aan de vordering van Moule d'Or de grondslag komt te ontvallen, zodat die vordering zal worden afgewezen. Lees vonnis.

Rechtbank 's-Gravenhage, 24 november 2004,  LJN: AR6382, 02/1450, 02/2335, 02/3007, 02/3008, 02/3010.  Merck tegen Astrazeneca. EP 'New pharmaceutical preparation for oral use.' Merck c.s. vorderen (na vermeerdering respectievelijk vermindering van eis) dat de rechtbank de octrooien nietig verklaart respectievelijk vernietigt (de rechtbank begrijpt telkens: "vernietigt") voor wat betreft Nederland, met kosten. Merck c.s. stellen daartoe - kort gezegd - dat de octrooien niet nawerkbaar zijn, toegevoegde materie bevatten, dat de prioriteit ten onrechte is ingeroepen alsmede dat zij nieuwheid en inventiviteit ontberen. AstraZeneca heeft geen argumenten naar voren gebracht waarom het octrooi gedeeltelijk in stand zou moeten worden gelaten volgens één of meer van de volgconclusies, zodat het gehele octrooi vernietigd dient te worden. Lees vonnis.

Rechtbank 's-Gravenhage, 19 oktober 2004, LJN: AR4400, KG 04/1058. Netcom tgen Network Solutions c.s. domeinnamen bulldog.com en buldog.com.

Het gaat in deze zaak in wezen om een geschil over het gebruik van domeinnamen. Dit geschil is conform het tussen de internetprovider en eiser toepasselijke reglement beslist door een arbiter, en wel ten nadele van eiser. De internetprovider heeft vervolgens op grond van de arbitrale beslissing de domeinnamen bulldog.com en buldog.com op naam van gevoegde partij 1gesteld. Eiser meent dat de internetprovider in strijd met haar eigen Service Agreement heeft gehandeld en haar eigen termijnregeling niet heeft nageleefd. Geschillen tussen de provider en eiser zijn volgens artikel 21 sub a van de Service Agreement voorbehouden aan de Amerikaanse rechter. Eiser beroept zich op bijlage A van de Service Agreement, artikel 7, waarin onder meer is opgenomen: "For any dispute with, or challenge by, a third party concerning or arising from your use of an domain name registered with or your use of our domain name registration services, you agree to submit subject matter jurisdiction....and the courts of your domicile" Network Solutions voert terecht aan dat het hier om een jurisdictieclausule gaat voor geschillen over domeinnaamregistratie met een derde en dat voor geschillen met de internet provider zelf de jurisdictieclausule van artikel 21 sub a van de Service Agreement geldt.  Lees vonnis.

IEF 630

hoog van de toren

Voorzieningenrechter rechtbank Haarlem, 12-07-2005, LJN: AT9175, KG nr. 114169/KG ZA 05-322. Pharmachemie tegen MSD c.s.  Wat vooraf ging: Bij vonnis in kort geding van 25 april 2005 heeft de voorzieningenrechter te Den Haag geoordeeld dat er een gerede kans bestaat dat een octrooi (en daarmee ABC) van MSD c.s. nietig wordt verklaard. Een Europees octrooi van MSD c.s. is door het Europese Octrooibureau herroepen. 

Op 7 juni 2005 heeft MSD c.s. 13 groothandels van de farmaceutische industrie aangeschreven met kort weergegeven de mededeling dat de onderneming Pharmachemie van het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen toestemming heeft verkregen om het geneesmiddel alendroninezuur 10 mg tabletten te exploiteren en dat Merck tegen deze registratie bezwaar zal aantekenen. MSD c.s. schrijft in dezelfde brief dat op haar geneesmiddel octrooirechten rusten en beschermd wordt door het ABC dat gelding heeft tot 14 april 2008. Op 21 juni 2005 heeft MSD c.s. nogmaals de 13 groothandels aangeschreven waarin zij iets meer uit de doeken doet over de status van de verschillende procedures.

Pharmachemie vordert in kort geding onder meer een verbod tot het doen van mededelingen zonder vermelding van voornoemd vonnis en herroeping, rectificatie in de vorm van een brief aan de groothandels en plaatsing van een advertentie in het Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde.

De voorzieningenrechter wijst de vorderingen grotendeels toe. De voorzieningenrechter doet dat onder meer onder verwijzing naar het arrest van het Hof te 's-Gravenhage van 12 september 1996 inzake Hoffmann-La Roche / Organon Teknika e.a. (BIE 1997/63), waarin is bepaald dat de zorgvuldigheid meebrengt dat, indien de octrooihouder derden kenbaar maakt dat een ander inbreuk op zijn octrooi maakt, hij hierbij tevens melding maakt van het andersluidende oordeel van de rechter en de afwijzing van de inbreukvordering. MSD c.s. hebben dit juist nagelaten.

Bovendien heeft MSD c.s. de onjuiste suggestie gewekt alsof haar medicijn onder meerdere octrooien zou vallen dan er daadwerkelijk zijn. Pharmachemie wil binnen enkele weken haar medicijn op de markt introduceren. Nu MSD c.s. de suggestie heeft gewekt dat Pharmachemie zonder meer inbreuk maakt op de exclusieve rechten van MSD heeft zij belang bij de gevraagde voorzieningen. Lees vonnis.

IEF 625

Zinderend slot zakloze zuiger zaak

Vandaag heeft de rechtbank Utrecht inzake Dyson/Philips, waarover IEForum reeds eerder berichtte, uitspraak gedaan.

De rechtbank oordeelde dat de uitlatingen van Philips inzake haar zakloze Marathon-stofzuiger ontoelaatbaar zijn, voor zover zij daarin claimt “dat de zuigkracht van de Marathon constant en/of op een gelijk niveau blijft. (…) Voorts heeft Dyson voldoende aannemelijk gemaakt dat de claims nog voorkomen op de website van Philips alsmede op het nog in de markt aanwezige materiaal. Onder deze omstandigheden ziet de voorzieningenrechter aanleiding om een verbod op te leggen, met dien verstande dat dit verbod zal worden beperkt tot claims waarin wordt gesteld dat de Marathon als eigenschap constante zuigkracht heeft (en claims die dit impliceren). Claims over de effectiviteit en duurzaamheid van de zuigkracht zijn daarvan uitgesloten, alsook claims over de initiële zuigkracht.” Lees hierhier het vonnis (met dank aan kmvs).

IEF 537

Uitstel (tot afstel?) van executie

Vers op rechtspraak.nl, het vonnis volgend op dit bericht dat Cordis Roden zou moeten sluiten:  Voorzieningenrechter Rechtbank Assen, 23 juni 2005, LJN: AT8164, 52213 / KG ZA 05-90. Cordis tegen Schneider.

Interessant vonnis. Mens verslaat Mammon, althans voorlopig. De Rechtbank Assen schorst de door Schneider aangevangen executie van het tussen partijen op 8 juni 2005 door de rechtbank ’s-Gravenhage gewezen vonnis, omdat de belangen van de Rodense werknemers die hun baan dreigen te verliezen opwegen tegen de eventuele financiële schade van Schneider. In het genoemde vonnis had de rechtbank ’s-Gravenhage Cordis onder meer verboden directe inbreuk te maken op Europees octrooi 0 650 740, in het bijzonder door onder de bescherming van dat octrooi vallende katheters (voor andere producten) in Nederland te vervaardigen, in te voeren, te leveren, te verkopen of in voorraad te hebben. Daarnaast was Cordis geboden producten terug te halen en een nog nader te bepalen schadevergoeding te betalen. Het vonnis mag nu niet geëxecuteerd worden totdat in hoger beroep in de zaak in Den Haag is beslist.

"In dit verband is nog relevant dat ook niet weersproken is dat na executie van het arrest van het Haagse Hof in de zaak Medinol/Cordis bij Cordis inderdaad 60 arbeidsplaatsen zijn verdwenen, terwijl nadien het octrooi, waar het om ging, door de Kamer van Beroep van het Europees Octrooibureau te Munchen is herroepen. De kosten van een bedrijfsverplaatsing zijn bovendien aanzienlijk. Voor een deel gaat het om schade, die achteraf onherstelbaar is. Uit het vonnis van de rechtbank ’s-Gravenhage blijkt niet dat met deze feiten rekening is gehouden.

Cordis heeft aldus een zeer zwaarwegend belang bij schorsing van de executie. Vergeleken bij het bovenomschreven belang van Cordis bij schorsing van de executie is het belang van Schneider bij onmiddellijke executie onvoldoende geconcretiseerd. Schneider heeft zich daarbij vooral beroepen op de belangen die in het algemeen zijn gemoeid bij een handhaving van het octrooirecht. Zij heeft onvoldoende aangegeven, waarom het in dit concrete geval zo urgent is, dat aan het reeds langere tijd bestaande gebruik van het betreffende octrooi door Cordis stante pede een eind wordt gemaakt. De financiële schade die Schneider ondervindt door mogelijk onterecht gebruik hangende het appel is bovendien makkelijker herstelbaar dan het verlies van arbeidsplaatsen bij onmiddellijke executie. Lees vonnis.

IEF 525

Klepmechanisme beertender geoctrooieerd

Vonnis voorzieningenrechter Rechtbank ’s-Gravenhage, KG ZA 05-444, 16-06-2005 (Heineken 5 liter vaatje). Deze uitspraak bevestigt weer eens het belang van het werk van uitvinders.

Octrooirecht. Heineken is in 1996 begonnen met de ontwikkeling van een 5 liter vaatje onder de codenaam Delft-project. Het project is nu voltooid en de uitvinder van het klepmechanisme eist nu alle octrooien op die gerelateerd zijn aan de Nederlandse octrooien 1008601, 1012802 en 1012921. Eiser is in deze octrooien als uitvinder vermeld. Hoe kan dat? Eiser is een uitvinder en is via zijn levenspartner in contact gekomen met Heineken. Heineken zag brood in de werkzaamheden van eiser en bood hem een arbeidsovereenkomst aan. Volgens de arbeidsovereenkomst moet de uitvinder aan Heineken kenbaar maken aan welke projecten hij werkte bij het aangaan van de overeenkomst en welke activiteiten hij verricht naast zijn werkzaamheden voor Heineken. Eiser heeft niet aan deze verplichtingen voldaan.

In de arbeidsovereenkomst is bovendien vastgelegd dat alle kennis en ideeën die binnen het dienstverband door de uitvinder worden ontwikkeld automatisch en rechtswege eigendom worden van de werkgever. In 1999 heeft de uitvinder aanspraak gemaakt op vergoeding van de door Heineken gebruikte, maar door hem voorafgaand aan zijn dienstverband aangedragen technologie. Na zware onderhandelingen hebben partijen overeenstemming bereikt, te weten de uitvinder ontvangt NLG 250.000 voor de overdracht van de intellectuele eigendomsrechten ten aanzien van de klep aan Heineken.

De uitvinder is toegestaan zijn rechten uit te oefenen buiten de bierindustrie. Partijen komen opnieuw overeen dat de uitvinder een overzicht moet geven van de projecten waaraan hij heeft gewerkt voorafgaand en buiten het dienstverband. Ook dit laat de uitvinder na. De vraag is nu wie heeft wat uitgevonden en welke rechten zijn overgedragen. De uitvinder eist nu alle octrooien op waarin een klepmechanisme voorkomt, omda hij deze allen zou hebben uitgevonden buiten dienstverband. Hoewel opeising in kortgeding niet mogelijk is, oordeelt de voorzieningenrechter dat er sprake is van een ordemaatregel die wel in kortgeding is toegestaan. Met gebruikmaking van het Haviltex-criterium oordeelt de voorzieningenrechter dat het maar zeer de vraag is of de uitvinder voorafgaand aan zijn dienstverband wel zoveel had uitgevonden als hij nu claimt. Dit is ook niet controleerbaar, omdat de uitvinder tot twee keer toe niet aan zijn verplichting heeft voldaan een overzicht te verschaffen van zijn werkzaamheden buiten dienstverband.

Lees het vonnis hier.

IEF 507

Octrooigeschil leidt tot banenverlies

"De Amerikaanse farmaceutische onderneming Johnson & Johnson moet van de FNV snel zorgen voor vervangend werk voor 150 tot 400 werknemers in Roden, nu dochter Cordis daar per direct geen stents meer mag maken. Het patent voor de stents berust volgens de rechter bij concurrent Boston. Cordis moet meteen stoppen met de productie na een uitspraak van de rechter in Den Haag. Scientific. Vandaag diende een kort geding bij de rechtbank in Assen. Cordis wil toestemming om de productie voort te zetten zolang geen uitspraak is gedaan in hoger beroep. Dat dient volgende week al in Den Haag."

Patentkwestie bedreigt banen bij Cordis in Roden

De Amerikaanse farmaceutische onderneming Johnson & Johnson moet snel zorgen voor vervangend werk in Roden nu dochter Cordis daar per direct geen stents (holle buisjes ter voorkoming van adervernauwing) meer mag maken.
Zo reageert FNV Bondgenoten op het dreigende verlies van 150 tot 400 banen in de Drentse fabriek. Cordis moet meteen stoppen met de productie na een uitspraak van de rechter in Den Haag. Het patent voor de stents berust volgens de rechter bij concurrent Boston Scientific.

De productielijnen worden schoongemaakt, werknemers met behoud van loon naar huis gestuurd. "Twee multinationals vechten met elkaar over de ruggen van werknemers en patiënten", constateert vakbondsbestuurder Jan Lutje.

Donderdag dient een kort geding bij de rechtbank in Assen. Cordis wil toestemming om de productie voort te zetten zolang geen uitspraak is gedaan in hoger beroep. Dat dient volgende week al in Den Haag.

In België heeft Cordis een vergelijkbare zaak gewonnen. "Als het mis gaat, zullen we eerst een open brief naar de grote bazen in Amerika sturen, met handtekeningen van de werknemers hier. Het Amerikaanse managent in Roden volgt wat ze daar zeggen. Dus moeten ze daar wel weten wat de sociale gevolgen hier zijn. Wij gaan voor behoud van werk", zegt Lutje.

Cordis in Roden is een groot, winstgevend bedrijf voor Johson & Johnson, met hoofdkantoor in New Brunswick (New Jersey).

Persbericht FNV

IEF 338

De verliezer wint

Hoge Raad, vrijdag 13 mei 2005, nr. C03/308HR, Octrooizaak tussen goede bekenden Cordis en  Medinol. Cordis wordt niet ontvankelijk verklaard, omdat Medinol zich in deze al volledig heeft overgegeven.

3.3 Uit het voorgaande blijkt dat Medinol zich herhaaldelijk en weloverwogen op het standpunt heeft gesteld dat Cordis c.s. belang bij het voortzetten van het cassatieberoep missen. Tegen de achtergrond van hetgeen Cordis c.s. hebben gesteld omtrent het belang bij voortzetten van het geding in cassatie, welke stelling erop neerkomt dat zodanig belang eerst ontbreekt indien Medinol tevens afstand doet van alle pretense aanspraken op verbeurde dwangsommen wegens niet nakomen van het bij het bestreden arrest opgelegde verbod, kan aan deze verklaring redelijkerwijze geen andere betekenis toekomen dan dat Medinol jegens Cordis c.s. onvoorwaardelijk en onherroepelijk afstand heeft gedaan van alle rechten die zij meent nog te kunnen ontlenen aan de bestreden uitspraak.

3.4 Mede in aanmerking genomen de door Medinol gedane toezeggingen ten aanzien van de proceskosten, brengt het in 3.3 overwogene mee dat Cordis c.s. geen belang meer hebben bij hun cassatieberoep, zodat zij daarin niet-ontvankelijk moeten worden verklaard. Lees arrest.

IEF 287

Raben vs. De Staat

De Rechtbank Den Haag heeft op 27 april jl. vonnis gewezen in een enigszins opmerkelijke octrooizaak tussen Raben, doe zich liet vertegenwoordigen door mr R. Moszcwicz, tegen het BIE (nu: Octrooicentrum Nederland) en de Staat der Nederlanden in de hoedanigheid van de Ministers van Vreemdelingenzaken en Intergratie en van Buitenlandse zaken.  

Raben heeft, ondanks een herinnering van het EOB, verzuimd om de taksen voor een Europese octrooiaanvrage tijdig te voldoen, waarna het EOB de octrooiaanvrage formeel als ingetrokken heeft beschouwd per november 1995. Raben vordert dat de Staat cs wordt veroordeeld om aan Raben terzake van zijn uitvinding alsnog een Nederlands octrooi op basis van de ROW 1995 te doen verlenen en deze te doen inschrijven in het Nederlandse octrooiregister, terwijl hij voor de uitvinding nooit een Nederlands octrooi heeft aangevraagd.

Raben heeft, ondanks een herinnering van het EOB, verzuimd om de taksen voor een Europese octrooiaanvrage tijdig te voldoen, waarna het EOB de octrooiaanvrage formeel als ingetrokken heeft beschouwd per november 1995. Raben vordert dat de Staat cs wordt veroordeeld om aan Raben terzake van zijn uitvinding alsnog een Nederlands octrooi op basis van de ROW 1995 te doen verlenen en deze te doen inschrijven in het Nederlandse octrooiregister, terwijl hij voor de uitvinding nooit een Nederlands octrooi heeft aangevraagd.

Volgens Raben is de kern van de zaak dat het EOB bij de behandeling en intrekking van zijn Europese octrooiaanvrage fouten heeft gemaakt, die de Haagse rechtbank in deze procedure tegen de Staat en het BIE recht behoort te zetten, mede nu het EOB immuniteit ontbeert. Raben neemt daarbij onder meer de opmerkelijke stelling in dat het EOB zou handelen als "gevolmachtigde" van het BIE en/of de Staat.

De rechtank wijst de vorderingen van Raben af omdat "niet valt in te zien dat de Staat cs zou kunnen worden veroordeeld tot het "rechtzetten" van de beweerdelijk door een derde - het EOB - jegens Raben bij zijn Europese octrooiaanvrage gemaakte fouten."

De stellingen van Moszcowicz getuigen van creativiteit en fantasie. Helaas raakte de rechtbank halverwege de draad kwijt.

lees vonnis

IEF 273

Ondertussen in Liechtenstein

Nog even een korte bespreking van het arrest van GvEA in de zaken C-207/03 en C-252/03, 21 april 2005, Novartis tegen UK Comptroller- General of Patents, Designs and Trademark / Min. EZ Frankrijk tegen Millenium Pharmaceuticals. Betreft prejudiciële vragen over de berekening van de duur van een aanvullend beschermingscertificaat.  Moet de datum van afgifte van een marktvergunning in Zwitserland, die automatisch in Liechtenstein (EER) wordt erkend, worden beschouwd als die van de eerste vergunning voor het in de handel brengen van een geneesmiddel in de EER? Ja, dat moet.

Verordening nr. 1768/92 strekt ertoe de lengte van de periode te compenseren die verloopt tussen de indiening van een aanvraag voor een octrooi op een geneesmiddel en de vergunning voor het in de handel brengen van dat geneesmiddel, door in bepaalde gevallen te voorzien in een aanvullende periode van octrooibescherming. De houder van zowel een octrooi als van een certificaat moet niet in aanmerking kunnen komen voor een uitsluitend recht van meer dan vijftien jaar in totaal vanaf de afgifte van de eerste VHB van het betrokken geneesmiddel in de EER. Wanneer zou zijn uitgesloten dat een door de Zwitserse autoriteiten verleende en automatisch door het Vorstendom Liechtenstein erkende VHB een eerste VHB in de zin van de verordening kan vormen, dan zou de duur van de aanvullende certificaten moeten worden berekend op grond van een later in de EER verleende VHB. Het tijdvak van vijftien jaar uitsluitend recht in de EER zou daarmee dreigen te worden overschreden. Lees arrest.