Octrooirecht  

IEF 2196

De verzochte voeging

Rechtbank 's-Gravenhage, 14 juni 2006, Conor Medsystems Inc. tegen Angiotech Pharmaceuticals c.s.

Incidenteel vonnis over de voeging met een andere procedure en tot voeging als procespartij. Angiotech vordert dat de onderhavige zaak zal worden gevoegd met de bij de rechtbank 's-Gravenhage aanhangige zaak tussen Angiotech en haar licentienemer Boston Scientific en anderzijds Conor, waarin Angiotech een inbreukverbod op hetzelfde octrooi waar het in de onderhavige zaak om gaat wordt gevorderd.

De verzochte voeging wordt geweigerd, aangezien de zaken niet tussen dezelfde partijen speelt (slechts één van de octrooihouders treedt op) en de andere zaak niet is aangebracht binnen het versneld regime in octrooizaken. De vordering tot voeging van Boston Scientific wordt toegewezen.

Lees het vonnis hier

IEF 2189

Extra

- Kamerstuk 30550 XIII, nr. 6, 2e Kamer. Jaarverslag en slotwet Ministerie van Economische Zaken 2005; Lijst van vragen en antwoorden.
 
“Hier staat tegenover dat er een extra reductie  (administratieve lasten) is gerealiseerd van € 1,8 mln door de mogelijkheid om elektronisch octrooien aan te vragen.”

- Kamerstuk 30588, nr. 4, 2e Kamer. Vaststelling van een nieuwe regeling voor het hoger onderwijs en het onderzoek (Wet op het hoger onderwijs en onderzoek); advies Raad van State en nader rapport.

"De memorie van toelichting noemt als doel de creatie van economische en maatschappelijke meerwaarde, in de vorm van spin-offs en octrooien. (…) Het aantal universitaire octrooien geeft al jaren een teruglopende ontwikkeling te zien geeft (bron: NOWT-2005 rapport, figuur 4.16); uit de CBS innovatie-enquetes blijkt dat het belang van universiteiten als kennisbron voor innoverende bedrijven laag is, ook in internationaal opzicht en dat geldt ook voor het percentage samenwerkende innoverende bedrijven met een samenwerkingsverband met universiteiten (bron; NOWT-2005 rapport, resp. figuur 2.31 en tabel 2.29)."

IEF 2182

Van weinig waarde

Planet.nl bericht naar aanleiding van een artikel in Adformatie dat het Belgische AllisBlue zich beroept op een octrooi voor een koppeling van sms aan e-mail. Het bedrijf Telebranding in Berkel en Rodenrijs beweert dat het patent van weinig waarde is.

AllisBlue kan klanten een code laten sturen vanuit de sms waarna ze direct e-mail ontvangen met een aanbieding, elektronisch tijdschrift of een andere boodschap.

 (…) Maurits van Rijckevorsel, als manager mediaconcepten van  Endemol Nederland medeverantwoordelijk voor AllisBlue Nederland: "Het patent is belangrijk voor het Belgische moederbedrijf, maar in Nederland zijn we momenteel vooral bezig met de verkoop van de applicatie en dat loopt onverminderd goed."

Of Endemol deze overeenkomst heeft gesloten op grond van een vermeend patent of dat het slechts ging om de zakelijke toepassing van de technologie kan Endemol nu niet zeggen. Endemol zoekt dat uit.”

Lees hier meer.

IEF 2165

Mede-octrooihouder

Kamerstuk 27428, nr. 75, 2e Kamer. Beleidsnota Biotechnologie; Verslag algemeen overleg op 19 april 2006 over onder meer vereenvoudiging van de wet- en regelgeving Biotechnologie.

“De heer Ormel (CDA).Wat gebeurt er met de octrooirechten als er vooruitgang wordt geboekt in de ontwikkeling van een dergelijke (phytophtora-resistente) aardappel?

De minister merkt op dat voor de bestrijding van phytophtora bij aardappelen thans een van de meest kostbare en milieubelastende methoden wordt gebruikt. Daarom concentreert het ministerie van LNV zich in het ggo-onderzoek op resistentie tegen deze aardappelziekte. Het octrooirecht berust bij degenen die het onderzoek financieren. Voor het belangrijkste deel is dat het Rijk. Voor zover anderen aan dit onderzoek meedoen, zoals AVEBE of pootaardappelproefbedrijven, worden zij naar de mate van hun inbreng mede-octrooihouder.”

IEF 2161

Ondertussen in het FD

(Lang) citaat uit het FD van 06-06-06, p.1 en 3: "De Europese strijd tegen namaak en inbreuk op patenten stelt reders en transporteurs in de Rotterdamse haven in toenemende mate voor problemen. Zij krijgen te maken met stijgende kosten, omdat de douane steeds vaker ladingen vasthoudt wegens mogelijke schending van octrooien. Dat zeggen ondernemers in de Rotterdamse haven. De Vereniging Rotterdamse Cargadoors heeft deze week overleg met de douane om een oplossing te vinden voor de groeiende problematiek.

Volgens advocaten die zich met zaken van patentinbreuk bezighouden, gaat de manier waarop houders van octrooien opereren steeds meer klemmen. Als zij bij de douane claimen dat een bepaald product inbreuk maakt op hun patenten, houdt die deze goederen tegen zonder die claim te onderzoeken.



De douane heeft zelf niet de expertise om hierover te oordelen’, zegt Jasper Helder van de Rotterdamse vestiging van advocatenkantoor Simmons & Simmons. De eigenaar van de goederen moet vervolgens zelf voor de rechter bewijzen dat de claim van octrooi-inbreuk onterecht is. Dat kan leiden tot een lange en kostbare procedure. Al die tijd kan hij niets met zijn waren. En de blokkade kan het logistieke proces verstoren."

In de lange versie van het artikel op p.3 stelt naast Jasper Helder, ook Severin de Wit een alternatieve regeling voor, waarin rechterlijke toetsing vóór de inbeslagname plaats zou moeten vinden, in plaats van achteraf.

IEF 2156

Aldus schier onvermijdelijk

Rechtbank ‘s-Gravenhage, 6 juni 2006, KG ZA 04/938. Schultink tegen Estrad B.V.
 
Op 12 augustus 2004 heeft de voorzieningenrechter, gelet op de tegen het registratieoctrooi ingebrachte nietigheidsverweren, Estrad opgedragen een advies van het Bureau voor de Industriële Eigendom (het huidige Octrooicentrum) te overleggen omtrent de toepasselijkheid van de in artikel 75 lid 1 genoemde nietigheidsgronden. Het advies is door het Octrooicentrum op 18 mei 2005 uitgebracht.

In het tussenvonnis van 12 augustus oordeelde de rechter dat indien Schultink geen octrooischrift zou kunnen overleggen, hij de rechter diende te informeren omtrent de inhoud van het octrooi. Het door Schultink aangeleverde stuk bevat echter tekeningen die niet corresponderen met de tekst van de beschrijving. Ter zitting geeft de octrooigemachtigde aan dat het een vergissing betrof en dat de bijgevoegde tekeningen "inderdaad niet de tekeningen zijn die behoren bij het octrooi". Welke tekeningen dan wel bij het octrooi horen, is niet ter zitting gebleken.

Hoewel dit alles reeds tot niet ontvankelijkheid zou dienen te leiden, gaat de rechter hier nog niet toe over wegens proces economische redenen en draagt zij Estrad op bovengenoemd advies te vragen.

Hoewel Schultink in 2006 zijn octrooi nog steeds niet heeft overgelegd, wordt hij "van de aldus schier onvermijdelijke niet-ontvankelijkverklaring in zijn vordering gered door zijn wederpartij, nu Estrad het volledige octrooi wel heeft overgelegd".

Het octrooi op een "Niveauregeling voor vloeistofdoorvoer" moet volgens het onderzoek als geldig worden beschouwd  tenzij het door Estrad ingeroepen openbaar voorgebruik aannemelijk zou zijn. Estrad beroept zich op een aantal verklaringen die door Schultink betwist worden.  

De rechter oordeelt: "Gelet op die betwisting kan niet op voorhand van de juistheid van inhoud van de door Estrad overgelegde verklaringen worden uitgegaan. Een nader onderzoek -door het onder ede doen horen van de betreffende getuigen en het eventueel laten plaatsvinden van een tegen-getuigenverhoor is noodzakelijk. Voor een dergelijk onderzoek leent het kort geding zich niet. Die omstandigheid komt voor rekening van Estrad, en dat eens te meer nu zij heeft nagelaten een voorlopig getuigenverhoor te entameren waarvoor ruimschoots gelegenheid was, gelet op de sedert de behandeling van 5 augustus 2004 -waar zij voor het eerst een beroep op de betreffende verklaringen deed - verlopen tijd."
Het beroep van Estrad op openbaar voorgebruik wordt gepasseerd waarmee de geldigheid van het octrooi vaststaat.
De verbodsvordering van Schultink wordt door de rechter toegewezen aangezien door Estrad niet is betwist dat zij inrichtingen heeft vervaardigd en in het verkeer gebracht die inbreuk maken op het octrooi.

Lees het vonnis hier.

IEF 2150

Nagekomen

Nagekomen vrijdagmiddagbericht van het octrooicentrum (v/h het BIE): “In de Donald Duck van deze week wordt een stripverhaal herhaald uit 1949. Hierin lichten oom Donald en zijn neefjes met succes een schip door pingpongballetjes.

Op 4 november 1964 vroeg de Deen Karl Kroyer octrooi aan op het lichten van schepen met behulp van polystereen balletjes, die door een buis in het ruim van het schip werden gepompt. De aanvraag is echter nooit verleend, omdat het principe al beschreven stond in ... de Donald Duck! Zo blijkt maar weer dat fictie, mits het de uitvinding in detail beschrijft of laat zien, ook schadelijk voor de nieuwheid kan zijn.”

Lees het bericht ook hier.

IEF 2125

Fiscaal IE nieuws: Optionele octrooibox

In het Wetsvoorstel Werken aan Winst (Vpb 2007) wordt een nieuw fiscaal regime m.b.t. de belasting van inkomsten uit R&D-activiteiten voorgesteld. Wetsvoorstel en Memorie van Toelichting zijn bijgevoegd. Wie niet in het 'fiscale' wil duiken, een korte samenvatting: er wordt een optionele octrooibox gecreëerd. Indien de zelfontwikkelde immateriële activa (octrooien dus) hierin worden ondergebracht zal de winst op octrooien met (slechts) 10% belast worden.
 
Het is een van de speerpunten van het kabinetsbeleid om innovatie te stimuleren. De mogelijkheden van onder andere een box voor innovatie zijn dan ook onderzocht. In Werken aan winst is aangegeven dat een octrooibox een rol kan spelen bij de keuze waar nieuwe investeringen in R&D worden gedaan. Er is destijds vooral gekeken naar de Franse en Hongaarse regimes die formele royaltystromen tegen een laag tarief belasten. Deze regimes boden echter voor de Nederlandse situatie niet het gewenste evenwicht tussen de randvoorwaarden: aantrekkelijk voor het bedrijfsleven, stimulans voor meer innovatie, uitvoerbaar en budgettair beheersbaar. In Werken aan winst was daarom voorlopig prioriteit gegeven aan generieke tariefverlaging boven een octrooibox.

In de mondelinge en schriftelijke discussies die sindsdien hebben plaatsgevonden over Werken aan winst zijn vanuit de Tweede Kamer en vanuit het bedrijfsleven de positieve gevolgen van zo’n box voor het behoud van R&D voor Nederland met nadruk naar voren gebracht. Het kabinet meent in het hierna beschreven voorgestelde keuzeregime een aanpak te hebben gevonden die voldoende recht doet aan de genoemde randvoorwaarden. Bij het voorstel zijn elementen van bestaande regimes gecombineerd met een aantal elementen dat naar voren is gekomen bij de discussie over Werken aan winst.
 
In het voorstel komt de verplichting te vervallen om de voortbrengingskosten te activeren van zelfontwikkelde immateriële “activa”. Daarnaast wordt voorgesteld de Vpb-belastingplichtige de keuze te bieden om zelfontwikkelde immateriële activa waarvoor aan hem een of meer octrooien zijn verleend, onder te brengen in een box. Bij de keuze voor de box worden gemaakte voortbrengingskosten wel geactiveerd. De winst (de opbrengsten minus de afschrijving en eventueel andere kosten) die toerekenbaar is aan het zelfontwikkelde immateriële activum wordt belast tegen een tarief van 10%. Daarbij blijven de opbrengsten die aan het actief zijn toe te rekenen, niet beperkt tot formele royaltystromen zoals in het Franse en het Hongaarse regime.

Om het regime zo aantrekkelijk mogelijk te houden voor het bedrijfsleven is gekozen voor een economische benadering, waarbij alle opbrengsten die aan dat zelfontwikkelde immateriële activum zijn toe te rekenen in de box komen, en niet alleen opbrengsten die de vorm van royalty’s hebben. Op deze manier wordt beter aangesloten bij de praktijk waarin R&D niet alleen via de betaling van royalty’s wordt beloond. Dit voorkomt bovendien al dan niet gekunstelde omzettingen van andere inkomensstromen in royalty’s om van het lagere boxtarief te kunnen profiteren.
 
Zie wetsvoorstel hier.
 
Zie MvT hier.

IEF 2118

Softwarepatenten

Bericht op o.a. Arstechnica.com: "It appears that the European Commission has had a sudden change of heart on the issue of software patents. In its response (Microsoft Word document) yesterday to a question posed by a Polish European Parliament member, the EC said that the European Patent Office would not grant any more software patents and that any patents that have already been granted may now be challenged and overturned in court."

Lees hier meer.

IEF 2112

Concurrerende bollenplaatvloeren

Rechtbank Den Haag, 24 mei 2006, KG ZA 06-367 (bij vervroeging). Bubbledeck Nederland B.V. & Bubbledeck Belgium B.V. BA tegen Marmorith S.A. N.V.

Octrooirecht komt even ter sprake, maar het gaat gewoon over over ongeoorloofde concurrentie.

Bubbledeck en Marmorith zijn allebei producenten/leveranciers van betonvloeren. Partijen hebben in de periode 1999 - 2004 met elkaar samengewerkt, waarbij Marmorith optrad als producent van de door bollenplaatvloeren voor Bubbledeck. In die gevallen werd de verkoop en de technische voorbereiding van de productie verzorgd door Bubbledeck. Tussen partijen is nooit een algemene raamovereenkomst gesloten. Marmorith is in februari 2006 begonnen met de verkoop, productie en levering van haar eigen Airdeckvloeren.

 Bubbledeck verwijt Marmorith op onrechtmatige wijze gebruik te hebben gemaakt van informatie die zij tijdens en als gevolg van de samenwerking heeft verkregen. Hierdoor zou zij enkele projecten hebben kunnen binnen halen. Naar mening van Bubbledeck is in ieder geval het stelselmatig benaderen van prospekts, waarvan Marmorith door de samenwerking kennis had, onrechtmatig. Zij vordert een verbod aan Marmorith tot de verdere exploitatie van haar Airdeckvloeren, met enkele nevenvorderingen.

De voorzieningenrechter stelt voorop dat bij gebreke aan een raamovereenkomst met specifieke regelingen op het punt van mededinging, tussen partijen in beginsel het gemene recht ter zake van onrechtmatige mededinging van toepassing is. De zakelijke relatie tussen partijen brengt dan wel met zich mee dat onder omstandigheden het actief inzetten van marktkennis die verkregen is door die samenwerking niet geoorloofd is. Kennis die Marmorith heeft als een niet onbelangrijke zelfstandige aanbieder van prefabbouwelementen, waaronder prefabvloeren, mag zij bij gebreke van een contractuele regeling wel inzetten.

Marmorith heeft niet betwist dat zij kennis had van voornoemde projecten en van een groot aantal andere toekomstige bouwprojecten. Die kennis ontleende zij niet alleen aan de samenwerking maar ook aan haar kennis van de markt die zij bezat als zelfstandig aanbieder van prefab bouw elementen. Zij betwist evenwel uitdrukkelijk betrokkenen bij de twee genoemde projecten actief te hebben benaderd, zij stelt daarentegen dat zij is benaderd van de zijde

van de opdrachtgevers van die bouwprojecten. Nadat contact met haar was gezocht,heeft zij betrokkenen een prijsaanbieding gedaan waarop is ingegaan. Een en ander wordt door Marmorith tot in detail onderbouwd.

De Voorzieningenrechter oordeelt dat tegenover deze gedetailleerde explicatie van de kant van Marmorith omtrent de wijze waarop zij de opdrachten voor de twee genoemde bouwprojecten heeft binnengehaald, Bubbledeck niet kan volstaan met de enkele stelling dat door haar aangeleverde projecten door Marmorith actief zijn benaderd. Het door haar gestelde is dan ook onvoldoende aannemelijk geworden.

Volgens Bubbledeck is ook onrechtmatig het plaatsen van foto’s van Bubbledeckvloeren in de Airdeck brochure van Marmorith, het aanvragen door Marmorith van subsidie voor de ontwikkeling van Bubbledeckvloeren en het doen van uitingen door Marmorith dat haar vloeren alle noodzakelijke testen hebben ondergaan en voldoen aan de regelgeving omdat de Airdeck vloer hetzelfde zou zijn als de Bubbledeckvloer.

Ook met deze argumenten redt Bubbledeck het niet. Volgens de Voorzieningenrechter is het gebruik door Marmorith van “vergelijkende beeldmerken” in haar brochures onvoldoende vast komen te staan. Bij kennisneming van de brochure is immers geen enkele verwijzing naar Bubbledeckvloeren kenbaar. Terzake van de subsidie is de voorzieningenrechter van oordeel dat Bubbledeck onvoldoende heeft gesteld om aannemelijk te maken dat deze subsidie is aangewend voor de ontwikkeling van de Bubbledeckvloer en derhalve aan Bubbledeck zou moeten toekomen. Dat in de certificeringprocedure door Marmorith is verwezen naar de reeds gecertificeerde Bubbledeckvloer acht de voorzieningenrechter niet onrechtmatig.

Omdat Bubbledeck het “in strijd handelen met het patent door Marmorith” uitdrukkelijk niet tot inzet van deze procedure heeft gemaakt, laat de voorzieningenrechter al datgene wat partijen op dit punt hebben aangedragen onbesproken. De voorzieningenrechter merkt op dat hij daar ook toe gehouden is, omdat Bubbledeck als licentiehouder in beginsel niet zelfstandig, dat wil zeggen zonder de octrooihouder, een actie ter handhaving van haar octrooi kan instellen. Een en ander brengt tevens met zich mee dat de “patentrechtelijke” bezwaren van Bubbledeck niet kunnen meetellen bij de beoordeling van de onrechtmatigheid in mededingingsrechtelijke zin.

De onrechtmatigheid van het handelen van Marmorith is dus niet komen vast te staan, zodat de vorderingen van Bubbledeck worden afgewezen.

Lees het vonnis hier.