Antwoord prejudiciële vragen over uitleg uitdrukking "passende schadeloosstelling" Handhavingsrichtlijn

HvJ EU 12 september 2019, IEF 18690; C‑688/17 (Bayer Pharma tegen Richter Gedeon) Octrooirecht. Prejudiciële vragen in zaak [IEF 17498]. Verzoekster (Bayer Pharma) heeft vorderingen ingesteld tot o.a. afgifte van een verklaring voor recht dat verweersters inbreuk maken op haar octrooi. De rechtbank heeft de behandeling van deze inbreukvorderingen opgeschort in afwachting van de onherroepelijke beslissing in de procedure tot nietigverklaring. De rechter in tweede aanleg heeft het octrooi bij uitspraak van 20.09.2016 onherroepelijk nietig verklaard. Gelet op de onherroepelijke nietigverklaring van het octrooi heeft de verwijzende rechter de inbreukvordering van verzoekster bij onherroepelijk vonnis van 30.062017 afgewezen. Beide verweersters hebben gevorderd dat de rechtbank verzoekster verplicht tot vergoeding van de met de voorlopige maatregelen toegebrachte schade. Gevorderd wordt een vergoeding voor het verlies aan inkomsten, voor promotiekosten in verband met de marktintroductie van de producten en voor overige immateriële schade, vermeerderd met rente.
Tussen partijen in het onderhavige geding is een discussie ontstaan over de uitlegging van artikel 9(7) van richtlijn 2004/48. Het verschil van inzicht betreft de vraag of deze bepaling een materieelrechtelijke inhoud heeft en zo ja, wat die materieelrechtelijke inhoud dan is.