DOSSIERS
Alle dossiers

Onrechtmatige daad  

IEF 9746

Kleinerende schrijfwijze

Vrz. Rechtbank Arnhem 25 mei 2011, LJN BQ7149 (Uitgeverij Boreaal b.v. tegen ThiemeMeulenhoff b.v. & Stichting Schriftontwikkeling, c.s.)

Onrechtmatige publicatie over schrijfmethode. Geen misleidende mededeling of ongeoorloofde vergelijkende reclame: schrijfleermethode wordt op onjuiste, badinerende en kleinerende wijze neergezet terwijl hiervoor geen enkele noodzaak bestond. Geschil tussen uitgevers van schrijfmethoden. Rectificatie. Aanbieden plaatsing tegenartikel heft geen rectificatie op.

Misleidende mededeling / ongeoorloofd vergelijkende reclame 4.3. Het meest verstrekkende verweer van ThiemeMeulenhoff c.s. is dat de methode Schrift in het artikel niet wordt genoemd en ook niet anderszins duidelijk herkenbaar is. De methode Schrift wordt volgens hen in de gewraakte publicatie niet direct of indirect aangeboden of aangeprezen en ook niet op misleidende of ongeoorloofde wijze vergeleken met de methode Novoskript van Boreaal, zoals Boreaal stelt. De publicatie valt daarom niet binnen het bereik van de artikelen 6:194 en 6:194a BW.

4.10.  Het voorgaande betekent dat niet kan worden verwacht dat een groot deel van de lezers van JSW, met name basisschoolonderwijzers, de mededelingen over de werkwijze met ophaal vanaf de grondlijn, de verdere ‘cues’ en letteranalyses, inclusief de daarbij getoonde voorbeeldletters kan herleiden tot de methode Schrift. Er kan daarom niet worden gesproken over mededelingen over de methode Schrift in de zin van artikel 6:194 BW of van reclame voor de methode Schrift in de zin van artikel 6:194a BW. Het zal zo zijn dat de door [gedaagde sub 4] en [gedaagde sub 4] in JSW besproken voorkeurswerkwijze ook ten grondslag ligt aan de mede door hen ontwikkelde methode Schrift, maar dat maakt het voorgaande niet anders.

Oneerlijke handelspraktijk

4.13. (...) wordt geoordeeld dat voor een beroep op deze regelgeving, net als voor een beroep op de artikelen 6:194 en 6:194a BW, vereist is dat er sprake is van communicatie, een voorstelling van zaken of een uiting die rechtstreeks verband houdt met de verkoopbevordering, verkoop of levering van een product aan consumenten. De publicatie moet dus rechtstreeks verband houden met een verkoopbevordering van de methode Schrift. Dit volgt uit de in artikel 6:193a lid 1 sub d BW opgenomen definitie van ‘handelspraktijk’. Bij de bespreking van het beroep van Boreaal op de artikel 6:194 en 6:194a BW is al geoordeeld dat dat beroep niet slaagt omdat onvoldoende aannemelijk is dat de lezers van JSW in de publicatie een mededeling over of reclame-uiting voor de methode Schrift zullen herkennen. Op grond van dezelfde overwegingen kan een beroep op de regelgeving over oneerlijke handelspraktijken in dit geval ook niet slagen. De vorderingen zullen dus ook niet op grond van deze bepalingen kunnen worden toegewezen.

4.25.  Er is voldaan aan het vereiste voor het opleggen van een rectificatie, te weten dat de beperking op de vrijheid van meningsuiting is voorzien bij wet, in dit geval artikel 6:162 en 6:167 BW. De door Boreaal voorgestelde rectificatie is echter ruimer en verstrekkender dan op grond van de bovenstaande conclusie van de voorzieningenrechter redelijk is te achten. Hetgeen hiervoor over artikel 10 EVRM is overwogen rechtvaardigt een rectificatie die proportioneel is aan het na te streven doel. Dit betekent dat een rectificatie in hetzelfde vakblad als waarin de publicatie stond proportioneel wordt geacht, dus in de papieren versie. Een rectificatie in Het Onderwijsblad wordt buitenproportioneel geacht, omdat dit blad, zoals ThiemeMeulenhoff c.s. terecht stellen, een veel grotere oplage heeft. Nu is weersproken en niet is gebleken dat de publicatie in zijn geheel digitaal is verschenen op www.thiememeulenhoff.nl of op www.stichtingschtiftontwikkeling.nl, wordt rectificatie op die websites te verstrekkend geacht. Ook een brief aan alle abonnees gaat verder dan het effect dat is bereikt met de publicatie. De veroordeling tot rectificatie zal worden versterkt met een dwangsom.

4.26.  In de rechtspraak is aanvaard dat ook een uitgever kan worden aangesproken voor een door hem openbaar gemaakte publicatie of uiting. De aansprakelijkheid van de uitgever is gelegen in de openbaarmaking. Hij hoeft daarbij geen kennis te hebben gehad van de inhoud van de publicatie. De veroordeling tot rectificatie zal daarom ook aan ThiemeMeulenhoff worden opgelegd. Daaraan staat niet in de weg dat ThiemeMeulenhoff heeft aangeboden dat Boreaal een tegenartikel mocht plaatsen. 

Lees de uitspraak hier (link / pdf)
6:162 e.v., 6:193 e.v., 6:194 e.v. BW, EVRM

IEF 9730

DomJur uitspraken

Op Domjur.nl staan Nederlandse uitspraken en rechtspraak met betrekking tot domeinnamen. In het bijzonder .nl-domeinnamen. Een overzicht van de recente zeven uitspraken.

Rechtbank Almelo 16 maart 2011, LJN BP8981, IEF 9499, DomJur 2011-670 (Montage.nl) link

Handelsnaam. Eiseres is onderneming  die verkoop en installatie kozijnen, schuifpuien, dakkapellen etc. uitvoert. Verweerder is [W]Monatge Benson, houder van de domeinnaam [W]montage.nl. Eiseres vordert overdracht van de domeinnaam. Art. 5 Hnw,  gelijkluidendheid van beide handelsnamen, ondernemingsaard nagenoeg gelijk en geringe afstand tot elkaar, gevaar voor verwarring.

Geen verbod eigen naam als handelsnaam te voeren, art. 5 HnW staat zo'n verbod wel toe. Handelsnaam staken en registratie doorhalen.


Rechtbank Amsterdam, 24 maart 2011, IEF 9493, DomJur 2011-671 (Koninklijke Wegener N.V. c.s tegen Telegraaf Media ICT B.V. c.s.) link

Domeinnaam. Merk. Onrechtmatige daad. Eiseres Wegener en gedaagde Telegraaf, beiden actief als uitgever van kranten en mediaonderneming. DichtbijMedia Beneluxwoordmerk. Geen inbreuk merk, Wegener is dominant, niet dichtbij en media. Ook meent de voorzieningenrechter dat er geen sprake is van een inbreuk op de handelsnaam van Wegener (art. 5 Hnw). Niet iedere commercieel gebruikte domeinnaam kan als een handelsnaam worden aangemerkt. Dit geldt alleen voor domeinnamen die tevens een handelsonderneming aanduiden. Afwijzing vorderingen.


Rechtbank Almelo 2 maart 2011 DomJur 2011-672 (Technisch Personeel Oost B.V. tegen Twenteflex B.V.) link

Merkenrecht. Onrechtmatige daad. Eiseres TPO, detacheringbureau voor technisch personeel en Benelux beeldmerk. Twenteflex domeinnaam technischpersoneeloost.nl. Gebruik van domeinnaam, die gelijk of nagenoeg gelijk is aan de handelsnaam van een derde, die met die handelsnaam een zekere bekendheid heeft verworven, teneinde daardoor bezoekers door te linken naar de eigen website, jegens die derde onrechtmatig is.

ipv Werkelijke schade, wenst TPO dat de rechtbank de schade schat op de voet van artikel 6:97 BW. TPO heeft echter geen bruikbare aanknopingspunten verschaft voor de schatting. De door TPO gestelde omzetdalingen kunnen allerlei andere oorzaken hebben gehad. Daarmee is het verband tussen de gestelde omzetverliezen en de gepleegde inbreuk op de handelsnaam onvoldoende gesteld.

Vzr. Rechtbank Groningen 1 april 2011, LJN BP9907, DomJur 2011/673 (hotelkamerveiling b.v. tegen hotelveiling.nl b.v.) link

Handelsnaam. Onrechtmatige daad. Hotelkamerveiling, online veilen van hotelarrangementen. De voorzieningenrechter constateert dat de in geding zijnde handelsnamen louter uit beschrijvende elementen bestaan en dat niet aannemelijk is geworden dat deze door langdurig gebruik zijn ingeburgerd. De handelsnaam van eiseres getuigt niet van een grote originaliteit, waardoor deze geen (grote) onderscheidingskracht heeft verworven. Onvoldoende aannemelijk is geworden dat eiseres een gerechtvaardigd beroep op de bescherming van artikel 5 Hnw kan doen. Door haar handelsnaam geheel en al samen te stellen uit beschrijvende elementen, heeft eiseres het risico genomen dat andere bedrijven gebruik maken van een handelsnaam met dezelfde beschrijvende woorden. Afwijzing van vorderingen. 

Vzr. Rechtbank Groningen 8 april 2011, IEF 9544, DomJur 2011-674 (Previtas Nederland B.V. tegen Liv Oost B.V.) link

Handelsnaam. Contractuele geschillen. Eiseres is Previtas Nederland, gespecialiseerd in gewichtsmanagement. Previtas BV is een soortgelijke onderneming en heeft in concernverband samengewerkt met Previtas Nederland. Previtas BV in handen van Liv Holding - naamsverandering Liv Oost. Handelsnaam Previtas behoort aan Previtas Nederland. Uitdrukkelijke bepaling in akte van levering handelsnaam uitgesloten. Art. 6:248 lid 1 BW en aanvullende werking redelijkheid en billijkheid moet worden aangenomen dat Previtas Nederland het gebruik van de Handelsnaam heeft mogen voortzetten.

Inbreuk als omschreven in artikel 5 Hnw oplevert. Het belang van Liv Oost bij de domeinnaamregistratie weegt op geen enkele wijze op tegen het belang van Previtas Nederland bij de spoedige overdracht daarvan. De voorzieningenrechter wijst de vorderingen toe en stelt dat de domeinnaam moet worden overgedragen.

WIPO Arbitration and Mediation Center 18 maart 2011, DNL2010-0079, DomJur 2011-675 (BAMw tegen Zesbee B.V.) link

Handelsnaam. Eiser is Stichting Beroepsregister van Agogisch en Maatschappelijk werkers (BAMw). De stichting heeft als doel het beheer van het beroepsregister. Verweerder is Zesbee B.V., een communicatiebureau en houder van de domeinnaam bamw.nl. BAMw vordert overdracht van de domeinnaam. Naar het oordeel van de geschillenbeslechter stemt de domeinnaam van verweerder verwarringwekkend overeen met de naam van eiser. BAMw is ook als verkorte naam geregistreerd in het Handelsregister. Ook heeft verweerder geen recht of legitiem belang bij de domeinnaam. Overdracht wordt bevolen.

WIPO Arbitration and Mediation Center 21 maart 2011, DNL2011-003, DomJur 2011-676 (Nutri-Akt B.V. tegen Edoco) link

Merkenrecht. Geen verweer. Eiser is Nutri-Akt, een uitzendbureau gespecialiseerd in de voedings- en gezondheidssector. Verweerder is Edoco, die de domeinnaam nutriakt.nl heeft geregistreerd. Geen verweerschrift ingediend. Verwarringwekkende overeenstemming met woordmerk Nutri-Akt nu domeinnaam vrijwel identiek is. Geen recht of legitiem belang, te kwader trouw geregistreerd en gebruik (verwijzing naar parkingpage met verwijzingen naar uitzendbureaus). Commercieel gewin beoogd, verwarring bij het publiek. Edoco was al bij vijf soortgelijke zaken betrokken. Overdracht wordt bevolen.

IEF 9722

Spaarrente van 4% niet oneindig

Rechtbank Amsterdam 18 mei 2011, LJN BQ6506 (Stichting Misrekening tegen ING Bank N.V.)

Oneerlijke handelspraktijk. ING/Postbank vermeldt in Folder niet uitdrukkelijk dat 4% rente op de Toprekening een variabele rente is. Onjuiste informatie, dan wel essentiële informatie niet verstrekt althans deze op onduidelijke wijze verstrekt. Verklaring voor recht gevraagd om schadevergoeding voor spaarder te verkrijgen. Omdat het voor de gemiddelde consument duidelijk moet zijn geweest dat spaarrente van 4% niet oneindig zou duren, daarbij in Handleiding en op website en ook in voorwaarden staat dat rente variabel is. Vorderingen worden afgewezen.

4.9.  In dit geval gaat het om informatie die betrekking heeft op de rente die zal worden vergoed op een spaarrekening. Anders dan de Stichting is de rechtbank met ING van oordeel dat het voor de gemiddelde consument - zeker vanaf het najaar van 2008 tegen de achtergrond van de mondiale kredietcrisis - duidelijk moet zijn geweest dat de aangeboden spaarrente van 4% niet tot in lengte van dagen ongewijzigd zou blijven, maar dat de hoogte daarvan ook afhankelijk zou kunnen zijn van zich wijzigende marktomstandigheden. Verder geldt dat alle spaarders, nadat zij de Toprekening hadden aangevraagd, de Handleiding hebben ontvangen waarin onder het kopje “over rente” wordt meegedeeld dat het te ontvangen rentepercentage is vermeld op het afschrift en dat het meest actuele rentepercentage is te vinden op de website van Postbank. Bij de Handleiding hebben de spaarders ook de Voorwaarden Toprekening ontvangen waarin uitdrukkelijk is vermeld dat de op de Toprekening te ontvangen rente variabel is en eenzijdig door de bank kan worden gewijzigd.

4.10.  De rechtbank is gelet op deze omstandigheden van oordeel dat, hoewel de in de Folder, de begeleidende brief en op de website opgenomen informatie over de te vergoeden rente op zichzelf genomen niet duidelijk is, de gemiddelde consument desondanks, op basis van de toegezonden Handleiding en de Voorwaarden Toprekening over voldoende informatie over de aard en omvang van de te vergoeden rente heeft kunnen beschikken om een geïnformeerd besluit te nemen al dan niet op de Toprekening te gaan sparen. Daarbij is van belang dat van de gemiddelde consument mag worden verwacht dat hij kennis neemt van de aan hem verstrekte informatie. Dit geldt in dit geval temeer ten aanzien van de informatie over de rente indien, zoals de Stichting betoogt, juist de na zes maanden te vergoeden rente en niet de bonus rente van 4,75%, voor de spaarders van doorslaggevende betekenis was voor de beslissing al dan niet een Toprekening af te sluiten.

Dit alles tezamen genomen met de omstandigheid dat het de spaarders na ontvangst van de Handleiding en de Voorwaarden geheel vrij stond binnen 14 dagen de overeenkomst te ontbinden en het hen ook overigens steeds geheel vrij stond hun geld niet op de Toprekening te storten dan wel daar weer van af te halen, leidt tot de slotsom dat door ING geen essentiële informatie is weggelaten of verborgen is gehouden, waardoor de spaarders een besluit over een overeenkomst hebben genomen of hebben kunnen nemen dat zij anders niet hadden genomen.

Lees het vonnis hier (link / pdf). 
6:193b, 193c, 193d en 193j Burgerlijk Wetboek

IEF 9720

Niet weerhouden feiten te publiceren

Gem. Hof 16 april 2011, LJN BQ6343 (Diario N.V. tegen Minister)

Aruba. Persrecht. Vrijheid van meningsuiting. Rectificatie. Betreft beperking van de uitingsvrijheid. In krantenartikel wordt minister beschuldigd van corruptie. De minister eist rectificatie. Het Hof is van oordeel dat de beschuldiging onvoldoende door feitenmateriaal wordt ondersteund. De eer en goede naam van de minister zijn geschonden. Het recht op eer en goede naam weegt in dit geval zwaarder dan het recht op vrijheid van meningsuiting.

4.7 Alles overwegend is de uitkomst van de te maken belangenafweging dat het recht op eer en goede naam van [minister] in dit geval zwaarder weegt dan het recht op vrijheid van meningsuiting van Diario en [appellant sub 2]. Gezien de vitale rol van publieke waakhond die de pers heeft in een democratische samenleving op grond van de jurisprudentie van het EHRM dient de vrijheid van Diario en [appellant sub 2] om te publiceren over een ernstige misstand als de corruptie van een minister te worden gewaarborgd. De toegewezen vordering tot rectificatie strekt er niet toe Diario en [appellant sub 2] ervan te weerhouden feiten te publiceren over genoemde kwesties. Echter, [minister] hoefde de beschuldiging dat zij corrupt is in de “Editiorial” van 12 januari 2010 niet te “incasseren”, ook niet als in aanmerking wordt genomen dat deze beschuldiging betrekking had op haar ministerschap, en niet op haar privéleven. Daarbij heeft het Hof voorts meegewogen het gebrek aan inkleding van de beschuldiging, nu deze in het oog springend in de kop is geplaatst en in stellige bewoordingen is geformuleerd (“Sin ningun duda: Marisol ta corupto!”).

Lees de uitspraak hier (link / pdf).
6:162 Burgerlijk Wetboek

IEF 9685

Rechtbank Arnhem 4 mei 2011, LJN BQ5280 ( Satellite "Partner In Kleinschalige Kinderopvang" B.V. tegen Stichting Kinderopvang Op De Boerderij)

Opzegging duurzame en exclusieve samenwerking

Rechtbank Arnhem 4 mei 2011, LJN BQ5280 ( Satellite "Partner In Kleinschalige Kinderopvang" B.V. tegen Stichting Kinderopvang Op De Boerderij)

Merkenrecht. Opzegging duurzame en exclusieve samenwerkingsovereenkomst. De stichting is aansprakelijk voor de als gevolg van de abrupte opzegging geleden schade. Geen onrechtmatige handelingen met betrekking tot tariefwijziging, benadering licentiehouders, benaderen van leveranciers en medewerkers voor beëindiging licentie, onbevoegd vlaggen bestelling, effectueren conservatoire beslagen. Tot slot geen merkinbreuk op het Beneluxmerk 'Verenigde Agrarische Kinderopvang'.

Vordering Ib: verklaring voor recht in verband met benaderen licentiehouders

5.6.  Satellite heeft als verweer aangevoerd dat zij met medeweten van de Stichting de ondernemers – die zij zelf had geacquireerd, aan wie zij zelf factureerde en haar diensten leverde, aan wie zij haar omzet ontleende en met wie zij de contacten onderhield – heeft benaderd om haar relatie met hen voort te zetten. Satellite stelt terecht dat geen (rechts)regel haar op zichzelf verbiedt om de door haar geacquireerde ondernemers te benaderen om de relatie met haar voort te zetten. De Stichting heeft niet gemotiveerd gesteld waarom dit anders zou zijn. Het verweer van Satellite slaagt en de vordering van de Stichting moet worden afgewezen.

Vordering Id: verklaring voor recht in verband met inbreuk op merkrecht

5.10.  De Stichting vordert een verklaring voor recht dat Satellite onrechtmatig jegens haar handelt respectievelijk heeft gehandeld door inbreuk te maken op het merkrecht van de Stichting – althans op enig ander aan de Stichting toebehorend intellectueel eigendomsrecht – door het gebruik van de aanduiding “Verenigde Agrarische Kinderopvang” en/of “VAK” op haar website en bij haar communicatie met derden in relatie tot berichtgevingen omtrent kinderopvang op de boerderij alsmede door bij derden de indruk te wekken dat Satellite in de plaats zou zijn getreden voor de vroegere “Verenigde Agrarische Kinderopvang (VAK)”.

5.11.  Satellite heeft als verweer terecht aangevoerd dat de door haar gehanteerde verwijzing naar de Verenigde Agrarische Kinderopvang/VAK op haar website en in haar communicatie met derden niet is aan te merken als een inbreuk op het merkrecht of een ander intellectueel eigendomsrecht van de Stichting. Het logo van de VAK staat niet vermeld op de website van Satellite, in ieder geval niet op de door de Stichting overgelegde uitdraaien van die website (productie 30 bij conclusie van antwoord in conventie/eis in reconventie). Gesteld noch gebleken is dat het logo elders op de website wel staat afgebeeld. Satellite heeft voorts gemotiveerd betoogd dat zij op haar website uitsluitend aan haar samenwerking met de VAK heeft gerefereerd om aan te geven wat haar professionele achtergrond is. Zij betwist dat zij zich als de rechtsopvolgster van de VAK heeft geprofileerd. De enkele verwijzing door de Stichting naar de e-mail van Satellite van 12 december 2009 aan de licentiehouders (zie onder 2.22) is onvoldoende om het tegendeel uit af te leiden. Weliswaar staat in die e-mail vermeld: “Deze overeenkomst is gebaseerd op de continuïteit van de dienstverlening zoals jullie die van Satellite (de VAK) gewend zijn”, maar zonder nadere onderbouwing, die ontbreekt, kan uit die passage niet de conclusie worden getrokken dat Satellite daarmee bij de ondernemers de indruk heeft gewekt dat zij de rechtsopvolgster is van de VAK. Ook uit de e-mails van de leveranciers Radius Nederland en AKTA van januari 2010 aan de Stichting (zie onder 2.28 en 2.29) waarin zij refereren aan de VAK, kan dit zonder nadere onderbouwing, die ontbreekt, niet worden opgemaakt. Tegenover het verweer van Satellite heeft de Stichting aldus haar vordering onvoldoende concreet onderbouwd, zodat deze moet worden afgewezen.

Lees het vonnis hier (link en pdf).

IEF 9668

Rechtbank Dordrecht 18 mei 2011, LJN BQ4771 ([eiseres] tegen Gemeente Papendrecht)

Ontbinding schenking kunstcollectie

Schenking. Kunstcollectie aan Gemeente Papendrecht. Wanprestatie ter zake van bewaren, beheer en niet tentoonstellen in museum De Rietgors. Schade door vochtig depot en geslonken collectie door bezuinigingen. Ontbinding schenking. Reconventionele vordering tot wijziging van overeenkomst: ook in Dordrecht tentoonstellen, teruggave kunstwerken van [eiser]  aan gemeente Papendrecht. Schenking is geen wederkerige overeenkomst (6:265 en 261 lid 2 BW). Tussenvonnis. Volledige inventarisatie van de collectie en uiteenzetting intreden van en genomen maatregelen tegen schade bevolen. Houdt iedere nadere beslissing aan.

3.2.  De gemeente Papendrecht handelt in strijd met de schenkingsvoorwaarden door de kunstcollectie niet goed te bewaren, niet goed te beheren en de niet binnen de gemeente Papendrecht tentoon te stellen:
-de kunstcollectie is niet onder de juiste klimatologische omstandigheden binnen de gemeente Papendrecht bewaard. Er is sprake van aantasting door vocht, schimmel en zilvervisjes. Dit blijkt uit taxaties uit 2005 en 2009. Hierdoor is ernstige schade ontstaan en is er gerestaureerd. De gemeente Papendrecht erkent dat zij financieel niet in staat is om de kunstcollectie deugdelijk te beheren.
-de omvang van de kunstcollectie is geslonken. De kunstcollectie was in haar geheel circa € 3.106.907 waard. Een deel van de kunstcollectie, met een waarde van circa € 775.000, is verdwenen. De kunstcollectie is niet gescheiden gehouden van de kunstcollectie van het inmiddels wegens bezuinigingen gesloten museum de Rietgors. Het is niet duidelijk welke kunstobjecten zijn geruild en hoe de verzameling zich heeft uitgebreid door koop, ruil en schenking. Van de 124 voorwerpen porselein en ceramiek die sinds 1972 zijn geschonken zijn er nog maar 33 over. Een duidelijke administratie of catalogus van de kunstcollectie ontbreekt. Niet duidelijk is welke transacties hebben plaats gevonden.

-de kunstcollectie wordt sinds 2001 niet meer in haar geheel in de gemeente Papendrecht ten toon gesteld. Volgens de schenkingsbedingen moest de kunstcollectie bijeen blijven in de bungalow van [erflater], die speciaal was gebouwd om de kunstcollectie in onder te brengen. Eventueel mocht de gemeente Papendrecht de kunstcollectie in haar geheel overbrengen naar een passend gebouw in de gemeente Papendrecht, zoals een cultureel centrum. Hieruit volgt weliswaar niet met zoveel woorden dat er een expositieplicht bestaat, maar dit is wel de strekking van het beding. De gemeente Papendrecht is voornemens om de kunstcollectie onder te brengen bij het stadsdepot van de gemeente Dordrecht terwijl de naslagwerken dan aan de bibliotheek Papendrecht ter beschikking zullen worden gesteld. Volgens de schenkingsvoorwaarden is het niet toegestaan om de kunstcollectie ergens anders dan in de gemeente Papendrecht onder te brengen.

5.1.  De gemeente Papendrecht vordert, kort gezegd, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
-de schenkingsovereenkomsten te wijzigen in die zin dat de kunstcollectie naast Papendrecht ook mag worden ondergebracht in Dordrecht;
-teruggave door [eiseres] van enige kunstwerken die onderdeel uitmaken van de schenkingsovereenkomsten maar die niet aan de gemeente Papendrecht zijn overhandigd. De gemeente Papendrecht stelt daartoe het volgende.

(...)
7.2.  De regeling inzake ontbinding van een overeenkomst wegens een tekortkoming in de nakoming (art. 6:265 BW) vindt toepassing op wederkerige overeenkomsten. Een schenking is op zich geen wederkerige overeenkomst, nu bij een schenking op slechts één der partijen een verbintenis rust. In dit geval rust niet op slechts één der partijen een verbintenis. Tegenover de schenkingen heeft de gemeente Papendrecht zich, blijkens de tekst van de eerste schenkingsakte, verplicht tot koop van de bungalow van [erflater]. Daarnaast heeft de gemeente Papendrecht het bewaren, beheren en tentoonstellen (van welke omvang dan ook) op zich genomen. Daarom zijn de onderhavige schenkingen, waarvan nog niet valt in te zien dat deze los van elkaar mogen worden gezien, mede te kwalificeren als wederkerige overeenkomsten, althans is minst genomen sprake van een rechtsbetrekking die strekt tot het wederzijds verrichten van prestaties, zodat in dit geval de bepalingen omtrent wederkerige overeenkomsten in beginsel van overeenkomstige toepassing zijn (art. 6:261 lid 2 BW).

7.11.  De vordering tot afgifte door [eiseres] van enige kustvoorwerpen is niet goed onderbouwd. De stelling dat enige kunstwerken in 2005 niet traceerbaar waren voor de gemeente Papendrecht betekent nog niet dat het dan [eiseres] moet zijn die deze kunstwerken in bezit heeft. De gemeente Papendrecht maakt niet (goed) duidelijk dat zij deze kunstvoorwerpen nooit in haar bezit heeft gehad. Dit had wel van de gemeente Papendrecht verwacht mogen worden, nu zij zelf al erkent dat er van deze kunstcollectie enige kunstvoorwerpen ontbreken die zij wél in haar bezit heeft gehad. Er zijn bovendien nogal wat jaren gelegen tussen de schenkingen in de jaren zeventig en de pas in 2005 geconstateerde vermissingen.

8.1.  beveelt de gemeente Papendrecht ex art. 22 Rv. om op de schriftelijke rolzitting van 15 juni 2011 een akte te nemen met daarin de volgende informatie:
- een volledige inventarisatie van de kunstcollectie, inclusief de vermelding welke kunstvoorwerpen zijn verkocht, op welke datum, en welke kunstvoorwerpen daar tegenover ter verduurzaming van de kunstcollectie zijn aangekocht (de informatie bedoeld in rov. 7.6);
-een onderbouwing van haar standpunt ten aanzien van de drie werken waarvan de aanwezigheid niet kon worden verantwoord in 2009 (de informatie bedoeld in rov. 7.6);
-een uiteenzetting wanneer de gemeente Papendrecht de schade aan de collectie heeft ontdekt, welke maatregelen zij toen heeft genomen om de schade te herstellen en schade in de toekomst te voorkomen en binnen welke termijn zij dat heeft gedaan (de informatie bedoeld in rov. 7.7);

8.2.  houdt iedere nadere beslissing aan. 

Lees het tussenvonnis hier (link en pdf)

IEF 9651

Rechtbank Amsterdam 4 mei 2011, LJN BQ4254 ([A] tegen Noordkaap TV Producties B.V. & SBS Broadcasting B.V.)

Vrijheid om te bepalen hoe...

Rechtbank Amsterdam 4 mei 2011, LJN BQ4254 ([A] tegen Noordkaap TV Producties B.V. & SBS Broadcasting B.V.)

Rechtspraak.nl: Portretrecht. Televisieuitzending niet onrechtmatig jegens hulpverlener in het alternatieve (jeugd)hulpverleningscircuit.  De uitingsvrijheid van Noordkaap c.s. omvat niet alleen de vrijheid een volgens haar bestaande misstand binnen het circuit van alternatieve (jeugd)hulpverlening in de uitzending aan de kaak te stellen, maar ook de vrijheid te bepalen op welke wijze zij dat doet(r.o.4.8). Nadat tussen [A] en “Iris” een afspraak voor een ontmoeting is gemaakt, verschijnt [B] daarbij en confronteert hij [A] op de openbare weg met de inhoud van ondermeer de chatsessies en de beelden via de webcam. Artikel 10 EVRM prevaleert boven 6:162 BW

4.6.  [A] wordt in de uitzending opgevoerd als voorbeeld van een hulpverlener uit het alternatieve hulpverleningscircuit. Daarbij wordt grensoverschrijdend gedrag van [A] jegens “Iris” in beeld gebracht. [A] wordt echter niet beschuldigd van pedofilie. Evenmin is [A] in de uitzending, anders dan hij stelt, zodanig in beeld gebracht dat hij voor het grote publiek herkenbaar was. Het overigens niet nader onderbouwde beroep van [A] op zijn portretrecht is reeds daarom ongegrond. Het verwijt van [A] aan Noordkaap c.s. dat zijn getoonde account op de website gratisadviseurs.nl en de beelden uit interviews op Youtube naar hem herleidbaar waren, legt – ook indien het juist zou zijn – onvoldoende gewicht in de schaal. Verder heeft [A] zelf op zijn voor derden toegankelijke Hyves-pagina de dag na de uitzending geschreven dat hij het onderwerp was van de uitzending. De omstandigheid dat bekend is geworden dat [A] de in de uitzending opgevoerde hulpverlener was, kan, in dat licht bezien, Noordkaap c.s. niet zonder meer worden verweten.

4.7.  Op zichzelf genomen is juist dat, zoals [A] stelt, hij door “Iris” “privé” is benaderd via zijn Hyves-pagina en niet met een hulpvraag in zijn hoedanigheid als hulpverlener. Dat blijkt ook uit de uitzending zelf en is voor het publiek van de uitzending derhalve ook duidelijk. Voor beoordeling van de (on)rechtmatigheid van de uitzending is dat, anders dan [A] kennelijk meent, niet van betekenis. [A] afficheert zichzelf als hulpverlener voor ouders die betrokken zijn in geschillen met overheidsinstanties zoals bureau jeugdzorg. Dat hij in de uitzending wordt aangeduid als hulpverlener is dan ook gerechtvaardigd. In het veld dat [A] als hulpverlener betreedt zijn – per definitie – ook (de belangen van) minderjarigen betrokken. In dat licht bezien bestaat er dan ook een directe relatie tussen het in de uitzending getoonde grensoverschrijdend gedrag van [A] jegens “Iris” en zijn activiteiten als hulpverlener, ook nu er geen hulpverleningsrelatie was tussen [A] en “Iris”. 

4.8.  De uitingsvrijheid van Noordkaap c.s. omvat niet alleen de vrijheid een volgens haar bestaande misstand binnen het circuit van alternatieve (jeugd)hulpverlening in de uitzending aan de kaak te stellen, maar ook de vrijheid te bepalen op welke wijze zij dat doet. Bij de wijze van inkleding van de uitzending heeft Noordkaap er voor gekozen om [A] als geanonimiseerd voorbeeld op te voeren van een hulpverlener die actief is in het circuit van alternatieve (jeugd)hulpverlening en waar voor gewaarschuwd dient te worden. Dat is gelet op het gedrag van [A] jegens “Iris” ook gerechtvaardigd. Dat Noordkaap c.s. gebruikt heeft gemaakt van een gefingeerd personage en dat in de uitzending het seksueel geladen gedrag van [A] jegens deze 14-jarige “Iris” wordt getoond (inclusief de beelden die via de webcam van [A] zijn verkregen) en dat [A] in de uitzending met zijn grensoverschrijdend gedrag jegens “Iris” wordt geconfronteerd, maakt niet dat Noordkaap c.s. de grenzen van de jegens [A] in acht te nemen zorgvuldigheid heeft overschreden.

4.9.  Uit het voorgaande volgt dat de afweging van de wederzijdse belangen, in het kader van artikel 10 lid 2 EVRM en artikel 6:162 BW, in het voordeel van de door artikel 10 beschermde vrijheid van meningstuiting van Noordkaap c.s. uitvalt. Er is geen plaats voor het oordeel dat de uitzending, ook gelet op het belang van de bescherming van [A]s persoonlijke levenssfeer, onrechtmatig is.

4.10.  De vorderingen van [A] zullen derhalve worden afgewezen.

Lees het vonnis hier (link en pdf).

IEF 9642

BBIE 19 april 2011, oppositienr. 2004705 (Nauta & Nauta beheer B.V. tegen Majid Katiraee Far)

Onrechtmatig voordeel: niet bij het Bureau

Merkenrecht. Woord/beeldmerk DESQ en DESQ tegen woord/beeldmerk DREAMDESQ. Oppositiebeslissing. Identieke waar, maar uitsluitend oppositie voor klasse 20, kan bij indiening van argumenten de draagwijdte van oppositie niet meer uitbreiden. 'Dream' is aanprijzende hoedanigheid of eigenschap. Begripsmatig overeenstemmend, visueel beperkte overeenstemming. Auditief zekere mate van overeenstemming door het weinig onderscheidende karakter van het eerste woordbestanddeel van het bestreden teken. Gevaar voor verwarring, depot wordt niet ingeschreven.

Verweerder trekt onrechtmatig voordeel; hiervoor is gang naar de rechter obv 2.3 sub c BVIE nodig, dit kan niet bij het Bureau.

31. Opposant heeft bij het indienen van zijn oppositie zich uitsluitend gebaseerd op de waren in klasse 20 van de ingeroepen rechten. In zijn argumenten baseert hij zich tevens op de overige warenklassen. Aangezien opposant op het oppositieformulier zich slechts op een deel van zijn waren heeft gebaseerd, kan hij bij de indiening van zijn  argumenten de draagwijdte van deze oppositie niet meer uitbreiden.

42. Zoals dit ook het geval is voor de Nederlandse vertaling “droom” en de Franse vertaling “rêve” van het woordbestanddeel “dream”, kan deze toevoeging als een aanprijzende hoedanigheid worden gezien, daar het ook kan duiden op iets dat opmerkelijk is voor diens schoonheid, uitmuntendheid, of aangename eigenschap (zie Merriam-Webster Online).


48. In dit kader moet worden opgemerkt dat het woordelement van het ingeroepen recht, in dezelfde afwijkende schrijfwijze met de in het oog springende letter q op het einde, identiek voorkomt in het bestreden teken en het daar bovendien een zelfstandige en onderscheidende visuele plaats blijft innemen door het onder elkaar schrijven van de twee woordelementen, het gebruik van een andere kleur en het hiervoor vermelde weinig onderscheidend karakter van het eerste woord. 

62. Opposant stelt dat verweerder onrechtmatig voordeel wil trekken door aan te leunen bij zijn merk (zie supra, punt 20). Dit argument kan echter  in een oppositieprocedure niet baten, daar de wetgever er uitdrukkelijk heeft voor gekozen om de oppositieprocedure bij het Bureau te beperken tot de gronden vermeldt in artikel 2.14 juncto 2.3, sub a en b BVIE. Indien opposant een beroep wil doen op artikel 2.3, sub c BVIE dient hij hiervoor de gang naar de rechter te maken.

Lees de beslissing hier (link en pdf)

IEF 9641

Cour d'appel de Paris 3 mei 2011, 10/19845 (Syndicat National de l'Edition Phonographique (S.N.E.P.) tegen Google France/ INC)

Automatische suggestie zoekopdrachten

Auteursrecht. Muziek. Zoekmachine Google. Verzoek SNEP (op basis van Loi Hadopi: L336-2 du code de la propriété intellectuelle) om bij automatische suggestie in het kader van zoekopdrachten de woorden "torrent", "megaupload" en "rapidshare" te verwijderen. Aanvullen van een zoekopdracht geschiedt op basis van algoritme van zoekbegrippen in zoekopdrachten van andere gebruikers.

Dat filesharingsites het mogelijk maken bestanden met auteursrechtelijk beschermde muziek zonder toestemming uit te wisselen, maakt de sites op zichzelf nog niet illegaal. Het is het gebruik van de bestanden door de internetgebruikers dat onrechtmatig kan worden. Google kan niet verantwoordelijk worden gehouden voor de inhoud van illegale bestanden.

Het filteren en onderdrukken van de automatische aanvulsuggestie zal illegaal downloaden waarschijnlijk niet voorkomen, omdat downloaden het gevolg is van een vrijwillige handeling van de internetgebruiker. Ondanks onderdrukken van suggestie blijft de litigeuze inhoud toegankelijk. Verzoek tot filtering wordt afgewezen.

Considérant que la suggestion de ces sites ne constitue pas en elle-même une atteinte au droit d'auteur dès lors que d'une part les fichiers figurant sur ces sites ne sont pas tous nécessairement destinés à procéder à des téléchargements illégaux ;  qu'en effet, l'échange  de fichiers  contenant  des  oeuvres protégées notamment musicales sans autorisation ne rend pas ces sites en eux-mêmes illicites ; que c'est l'utilisation qui en est faite par ceux qui y déposent des fichiers et les  utilisent qui  peut  devenir illicite ;  que, d'autre part,  la suggestion automatique de ces sites ne peut générer une atteinte à un droit d'auteur ou à un droit voisin  que si  l'internaute  se rend sur le site suggéré et  télécharge un phonogramme protégé  et figurant en fichier  sur ces sites  ; que les  sociétés GOOGLE ne peuvent être tenues pour responsables du contenu éventuellement illicite des fichiers échangés figurant sur les sites incriminés ni des actes des internautes recourant au moteur de recherche ; que le téléchargement de tels fichiers suppose un acte volontaire de l'internaute dont les sociétés GOOGLE ne peuvent être déclarées responsables;

Considérant de plus que le fait que les sociétés GOOGLE aient procédé à une opération de filtrage des suggestions ne signifie pas qu'elles ont acquiescé à la demande et reconnu leur responsabilité ; que la suppression des termes « torrent », « rapidshare » et « mageupload » rend simplement moins facile la recherches de ces sites pour les internautes qui  ne les  connaîtraient pas  encore ; qu'elle  n'empêche pas  ceux qui les  connaissent de les  trouver en tapant directement leur nom sur le moteur de recherche ;qu'en tout état de cause, ce filtrage et cette suppression de la suggestion n'est pas de nature à empêcher le téléchargement illégal de phonogrammes ou d'oeuvres protégées par le SNEP dès  lors qu'un tel téléchargement résulte d'un acte volontaire et  réfléchi de l'internaute ; qu'en effet, le contenu litigieux reste accessible en dépit de la suppression de la suggestion ;

Considérant qu'en conséquence,  il n'y a pas lieu d'examiner la demande  de suppression ou d'interdiction sollicitée par le SNEP dès lors que l'atteinte à un droit d'auteur ou un droit voisin  occasionné par  le contenu  d'un service de communication au public en ligne n'est pas démontré. 

Lees de uitspraak hier (pdf).

Eerdere beslissing: Ordonnance  du 10 Septembre 2010 -Tribunal de Grande Instance de PARIS - RG n° 10/53985 [redactie ontvangt graag deze uitspraak]

IEF 9613

Rechtbank Breda 4 mei 2011, LJN BQ3993 HA ZA 08-2127 (gedaagde tegen DJ Tiësto c.s.)

8 maten tonenschema overeenstemmend²

Update: het pleidooi is ons toegestuurd door Michiel de Jong met goedkeuren van mr. Y. Moszkowicz, Vissers & Moszkowicz.

Auteursrecht. Muziek. Muziekstuk "Swiwal" is geen werk in de zin van art. 1 Aw. 8 maten overeenstemmend tonenschema "Elements of Life" en "Swiwal". Swiwal stemt met deze 8 maten op zijn beurt overeen met het tot het publieke domein behorende "Sarabande" van Händel. Zodanige bewerking dat sprake is van eigen oorspronkelijk karakter? De bewerking bestaat uit het toevoegen van elementen die kenmerkend zijn voor een bepaalde stijl van Dance-muziek, echter stijl, mode of trend, niet voor auteursrechtelijke bescherming in aanmerking komt. Bij gebreke van auteursrecht, ook geen persoonlijkheidsrechten. Onrechtmatige daadsactie reputatieschade door DJ Tiësto c.s. - afgewezen.

Klik voor een vergelijking op film hier.

3.1 (..) e. In de periode tot medio 2003 zijn muziekstukken openbaar gemaakt waarin het dominante tonenschema van “Sarabande” voorkomt. Het gaat om filmmuziek uit 1975 van Barry Lyndon, de trailer van de film Tomb Raider Legend, de trailer van de film Pride & Prejudice, de muziek bij een Levi’s commercial uit 2002 en het Dance-nummer “Sarabande/Classical Trance” van [gedaagde 3] van medio 2003.

3.9. Aan de orde is dan of [eiser] het betreffende tonenschema van 8 maten, met inachtneming van het in 3.8. overwogene, zodanig heeft bewerkt dat geoordeeld kan worden dat het stuk als gevolg van die bewerking een eigen oorspronkelijk karakter heeft verkregen en het persoonlijk stempel van de maker is gaan dragen. Voor zover die bewerking heeft bestaan uit het toevoegen van elementen die kenmerkend zijn voor een bepaalde stijl van Dance-muziek, merkt de rechtbank vooraf op dat een stijl, mode of trend, niet voor auteursrechtelijke bescherming in aanmerking komt. Derhalve moet worden onderzocht of - mede gelet op mode, trend of stijl op het onderhavige terrein van Dance-muziek – voldoende afstand van het tonenschema van Sarabande is genomen en op een voldoende eigen wijze uiting is gegeven aan de vigerende mode, trend of stijl op het gebied van Dance-muziek (HR 29 december 1995, Decaux/Mediamax; Stadsmeubilair).

3.10. Het tonenschema van de 8 maten uit “Swiwal” is reeds vóór eind 2003 meermalen gebruikt in openbaar gemaakte muziekstukken waarbij de makers door “Sarabande” van Händel zijn geïnspireerd. Verwezen wordt naar de onder 3.1. sub e genoemde muziekstukken. In het bijzonder geldt dat ook voor de Dance-uitvoering “Sarabande/Classical Trance” die [gedaagde 3] heeft gecomponeerd en medio 2003 heeft uitgebracht. De rechtbank stelt op grond van productie 7, pagina 6, vast dat “Sarabande” en “Sarabande/Classical Trance” in de 8 betreffende maten voor wat betreft het tonenschema overeenstemmen. [eiser] heeft het tonenschema in de 8 maten naar het oordeel van de rechtbank niet zodanig bewerkt dat aan de eis is voldaan dat dat stuk als gevolg van die bewerking een eigen oorspronkelijk karakter heeft en het persoonlijk stempel van de maker draagt. De drumbeat van basedrum en snare die [eiser] heeft gebruikt heeft [gedaagde 3] reeds vóór hem gebruikt zodat oorspronkelijk karakter ontbreekt. Bovendien is deze drumbeat aan te merken als een stijlkenmerk van Dance-muziek. Deze beat maakt dat het betreffende nummer het 4/4 tempo en ritme dat in de Dance-muziek wordt gebruikt krijgt. Deze beat komt dan ook veelvuldig in dance-nummers voor. De synthesizer strings die [eiser] in “Swiwal” op de achtergrond in dezelfde toonsoort als de dominante synthesizerpartij heeft gebruikt, komen ook al in het muziekstuk van [gedaagde 3] voor. Dit gebruik van strings kan dan evenmin een oorspronkelijk karakter aan de 8 maten in “Swiwal” geven. Het op voormelde wijze toevoegen van synthesizer strings op de achtergrond komt bovendien in veel Dancenummers voor. Dit gebruik kan dan naar het oordeel van de rechtbank eveneens worden aangemerkt als een stijlkenmerk. Wat betreft de dominante synthesizerpartij geldt tot slot dat [gedaagde 3] de tonen in de melodielijn aldus heeft bewerkt dat tonen in de 8 maten staccato worden herhaald. [eiser] heeft de tonen in de melodielijn bewerkt met een “Swing Waltz” modus c.q. arpeggiator (een elektronicatechniek in een synthesizer) waardoor eveneens noten in de 8 maten staccato worden herhaald. Het onderscheid met de bewerking van [gedaagde 3] is gering terwijl het resultaat behalve door de invoer in de synthesizer van het niet beschermde tonenschema wordt bepaald door de techniek van de synthesizer. Op deze wijze kan het desbetreffende deel van 8 maten geen oorspronkelijk karakter verkrijgen.

3.20. De rechtbank stelt vast dat [eiser] in zijn uitingen geen beledigingen heeft geuit of grove bewoordingen heeft gebruikt. De toonzetting van de uitingen is mild.

Lees de uitspraak hier (link en pdf)