DOSSIERS
Alle dossiers

Onrechtmatige publicaties  

IEF 13357

Geen rectificatie noch spreekverbod oud-medewerkers christelijke leefgemeenschap

Rechtbank Overijssel 20 december 2013, ECLI:NL:RBOVE:2013:3376 / 3377 (Stichting De Terebint I en II)
Mediarecht. Onrechtmatige publicatie. Arbeidsrecht - geheimhouding. De Terebint is een christelijke leefgemeenschap, die hulp biedt aan mensen met persoonlijke kwesties en levensproblemen. [eiseres] is sinds jaar en dag bestuurder van De Terebint. Gedaagde I is omstreeks 1981 als cliënt gaan wonen bij De Terebint en in 2008 in dienst getreden met een geheimhoudingsbeding, deze is overeekomst is per januari 2012 opgezegd. Gedaagde II is in dienst van De Terebint pleegouder geweest. Gedaagden hebben medewerking verleend aan een reeds uitgezonden reportage van het EO-programma “De Vijfde Dag”. Naast gedaagden zijn zes andere oud-bewoners dan wel oud medewerkers aan het woord geweest.

De kort gedingrechter oordeelt dat oud-medewerkers van de christelijke leefgemeenschap De Terebint hun uitlatingen niet hoeven te rectificeren en legt hen geen spreekverbod op. De vorderingen tot schadevergoedingen van ruim €100.000 en €90.000 euro wijst de rechter af.

In 3376:

4.12. De Terebint c.s. heeft de vorderingen sub c en d kennelijk gegrond op aansprakelijkheid uit zowel onrechtmatige daad als overtreding van het geheimhoudingsbeding uit de arbeidsovereenkomst.

4.14. Voor zover schadevergoeding wordt gevorderd uit hoofde van overtreding van het geheimhoudingsbeding uit de arbeidsovereenkomst wordt het volgende overwogen. Tussen partijen is niet in geschil dat in de arbeidsovereenkomst tussen De Terebint en [gedaagde] een geheimhoudingsbeding is opgenomen. De Terebint heeft zich op het standpunt gesteld dat een redelijke uitleg van het geheimhoudingsbeding meebrengt dat het ook geldt voor de periode na het einde van de arbeidsovereenkomst. [gedaagde] heeft hier tegenin gebracht dat in het geheimhoudingsbeding niet is opgenomen dat het beding ook doorwerkt na het einde van de arbeidsovereenkomst. Partijen verschillen over de uitleg van het geheimhoudingsbeding, waarvoor nadere bewijsvoering nodig is. Daarvoor leent een kort geding zich naar zijn aard niet.
Voorzover er vanuit dient te worden gegaan dat het geheimhoudingsbeding ook geldt voor de periode na het einde van de arbeidsovereenkomst, heeft De Terebint, gezien de stelling van [gedaagde], onvoldoende aannemelijk gemaakt dat de uitlatingen van [gedaagde] zien op de arbeidsperiode 2008-2011. Tevens heeft De Terebint slechts in zijn algemeenheid aangegeven dat de uitlatingen van [gedaagde] in strijd met het geheimhoudingsbeding zijn; zij heeft echter nagelaten aan te geven welke specifieke uitlating daarmee strijdig is.
4.15. Gezien het vorenstaande is de voorzieningenrechter van oordeel dat geen sprake is van overtreding van het geheimhoudingsbeding zodat de vordering uit schadevergoeding zal worden afgewezen.

In 3377:

4.14. Voor zover schadevergoeding wordt gevorderd uit hoofde van overtreding van het geheimhoudingsbeding uit de arbeidsovereenkomst wordt het volgende overwogen. Door De Terebint is een arbeidsovereenkomst overgelegd die niet is ondertekend. Volgens [gedaagde] is deze arbeidsovereenkomst nooit door hem ondertekend, aangezien hij het niet eens was met de gang van zaken op De Loot en met de inhoud van deze overeenkomst. De Terebint heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat er tussen haar en [gedaagde] een geheimhoudingsbeding is overeengekomen. De stellingen van De Terebint dat het geheimhoudingsbeding toch geldt omdat [gedaagde] daartegen niet geprotesteerd heeft dan wel omdat [gedaagde] naar het beding gehandeld heeft, zijn onbegrijpelijk.

IEF 13354

Citeren uit dagboek moeder Marianne Vaatstra auteursrechtelijk niet toegestaan

Vzr. Rechtbank Noord-Holland 18 december 2013, ECLI:NL:RBNHO:2013:12499 (Dagboek moeder Marianne Vaatstra)
Auteursrecht. Citaatrecht. Onrechtmatige publicaties. Dagboek moeder Marianne Vaatstra. Eiseres, de moeder van Marianne Vaatstra, hield tussen diens moord in mei 1999 en de arrestatie in november 2012 van Jasper S. een dagboek bij. Gedaagden hadden dat dagboek in handen gekregen en waren van plan passages daaruit op te nemen in een door hen te schrijven boek. Vordering van eiseres tot publicatie van (passages uit) haar dagboek in dat boek wordt toegewezen.

Het dagboek is een auteursrechtelijk beschermd werk. Aan eiseres, als maker van dat werk, komt het uitsluitend recht toe om het dagboek openbaar te maken en te verveelvoudigen. Eiseres heeft geen toestemming verleend voor de door gedaagden gewenste publicatie van (passages uit) het dagboek. Dat eiseres niet heeft geprotesteerd tegen eerdere openbaarmakingen daarvan op de website van gedaagde en gebruik van de inhoud in toespraken, impliceert nog geen toestemming tot publicatie in een boek. De publicatie van dat boek als zodanig is weliswaar toegestaan, maar het weergeven van (citaten uit) het dagboek van eiseres is dat niet.

Volgt toewijzing van daarop gerichte vorderingen en afwijzing van het anderszins gevorderde (straat- en contactverbod, voorschot op schadevergoeding) wegens gebrek aan deugdelijke onderbouwing.

[eiseres] is maker
4.6. Dat [eiseres] de auteur van het dagboek is, staat buiten kijf. Tegenover betwisting hebben [gedaagden] niet aannemelijk gemaakt dat de latere, getypte en digitale, versies in zodanige mate van de handgeschreven versie verschillen dat ze (niet als ongeautoriseerde verveelvoudigingen maar) als zelfstandige werken moeten worden beschouwd, zodat [eiseres] voorshands als de maker van alles versies moet worden beschouwd. Het is dan ook [eiseres] die het auteursrecht op deze versies heeft.

Geen toestemming
4.8. [eiseres] heeft dit bestreden. Volgens haar impliceert het feit dat zij uit het dagboek heeft geciteerd of doen citeren in enkele toespraken en dat zij op de hoogte was van het gebruik van passages daaruit op de website van [gedaagde sub 1] nog niet dat zij toestemming heeft gegeven voor publicatie van het dagboek, of van passages daaruit, in een door [gedaagden] uit te geven boek. Van een ondubbelzinnige en ongeclausuleerde toestemming voor gebruik van (passages uit) haar dagboek als voorgenomen, in een uit te geven boek, is geen sprake geweest. Integendeel: [gedaagde sub 1] heeft in de uitzending van het radio-programma ‘Talk to Myra’ zelf laten weten dat [eiseres] hem telefonisch gezegd heeft “Doe alsjeblieft niets met mijn dagboek want dat zou mijn doodsteek zijn”.

4.10. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft [eiseres] geen toestemming verleend voor de door [gedaagden] gewenste publicatie van (passages uit) het dagboek. Indien en voor zover in de terbeschikkingstelling van het dagboek door [eiseres] aan [naam vriendin] al een toestemming tot openbaarmaking daarvan zou liggen besloten, omvat die niet ook de toestemming tot publicatie daarvan in een boek. Daar komt bij dat [gedaagde sub 1] niet heeft bestreden dat hij in de uitzending van het radio-programma ‘Talk to Myra’ heeft laten weten dat [eiseres] hem telefonisch gezegd heeft “Doe alsjeblieft niets met mijn dagboek want dat zou mijn doodsteek zijn”.

4.11. Voor zover in het betoog van [gedaagden] besloten ligt dat zij de in het boek op te nemen passages niet ontlenen aan het dagboek, maar aan andere werken, te weten de door [eiseres] zelf gehouden kersttoespraak én de namens haar door [naam vriendin] uitgesproken speech in Den Haag, faalt dat betoog eveneens. [gedaagden] hebben ter zitting aangegeven dat de toespraken in opdracht en met medewerking van [eiseres] en onder gebruikmaking van (passages uit) haar dagboek zijn vervaardigd. Naar uit de toelichting van [gedaagden] ter zitting volgt, waren die toespraken bedoeld om de gedachten van [eiseres] te verwoorden.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter rust het auteursrecht op beide toespraken onder die omstandigheden bij [eiseres]. Dat de toespra(a)k(en) zijn geschreven c.q. geredigeerd door [gedaagde sub 1] en/of [naam kennis] doet daaraan niet af. Op grond van artikel 6 Aw wordt degene naar wiens ontwerp en onder wiens leiding en toezicht een werk tot stand is gebracht als de maker van dat werk aangemerkt.

Geen citaatrecht
Voor zover het beroep op het citaatrecht ziet op ontlening van citaten aan het dagboek zelf, veronderstelt het ingevolge artikel 15a lid , aanhef en sub 1 Aw een voorafgaande rechtmatige openbaarmaking. Daarvan is hier hooguit sprake voor zover het de twee toespraken betreft. Gegeven de aard van die openbaarmaking – een toespraak, niet een gedrukte publicatie – en het tijdstip daarvan – toen een dader van de moord nog niet was gevonden – kan het publiceren van (naar aan te nemen valt) aanzienlijke delen van deze toespraken in de context van een boek, dat blijkens de titel gewijd is aan het dagboek van [eiseres], zonder daartoe verkregen toestemming niet met een beroep op het citaatrecht worden gerechtvaardigd.
4.12. Het vorenstaande leidt tot de slotsom dat [gedaagden] geen toestemming heeft voor openbaarmaking van (passages uit) het dagboek ten behoeve van publicatie daarvan in het uit te geven boek van [gedaagden], zodat de vorderingen – voor zover die gericht zijn op een verbod daarvan – als volgt toewijsbaar zijn.

De voorzieningenrechter
5.1. beveelt [gedaagden] om binnen twee dagen na betekening van dit vonnis alle bij [gedaagden] in bezit zijnde (papieren en digitale versies van) het dagboek aan (de raadsman van) [eiseres] in persoon te overhandigen onder afgifte van een ontvangstbewijs,
5.2. verbiedt [gedaagden] om de inhoud van het dagboek, danwel delen daarvan, op enigerlei wijze te openbaren, en beveelt om de reeds gepubliceerde kopieën van (passages uit) het dagboek van de website www.rechtiskrom.wordpress.com te (doen) verwijderen en verwijderd te houden,
5.3. beveelt [gedaagden] om binnen twee dagen na betekening van dit vonnis ieder artikel, bericht of melding waaruit het voornemen blijkt om de inhoud van het dagboek, danwel delen daarvan, te openbaren van de website www.rechtiskrom.wordpress.com te (doen) verwijderen en verwijderd te houden,
5.4. beveelt [gedaagden] om binnen twee dagen na betekening van dit vonnis, bovenaan op de ‘homepage’ van de website www.rechtiskrom.wordpress.com, met lettertype Times New Roman, grootte 11, althans duidelijk leesbaar, melding te maken van de inhoud van dit vonnis door deze zonder opiniërend bijschrift integraal te vermelden,

Op andere blogs:
Recht is krom (Geen verbod op uitgifte boek “Het verboden dagboek van Maaike Vaatstra”, geen 50.000 euro smartengeld, geen verbod op facebook page, geen contactverbod)

IEF 13353

Onderzoeksjournaliste hoeft beschuldigingen pedofilie niet offline te halen

Vzr. Rechtbank Amsterdam 18 december 2013, ECLI:NL:RBAMS:2013:8660 (Paradijs voor Pedo’s)
Mediarecht. (Geen) onrechtmatige perspublicaties. Social media. Rechtspraak.nl: Journaliste hoeft haar publicaties waarin zij beschuldigingen uit over seksueel misbruik van minderjarigen niet van het internet te verwijderen. Evenmin wordt het haar verboden in de toekomst dergelijke artikelen te publiceren. Dit heeft de voorzieningenrechter geoordeeld in een kort geding dat tegen de journaliste was aangespannen door de Nederlandse eigenaar van een hotel in Ghana.

3.1. [eiser] vordert – kort gezegd – en na wijziging van eis het volgende:
1. [journaliste] te verbieden om [eiser] nog langer in publicaties en/of in sociale media in verband te brengen met pedofilie, corruptie, bedreiging en/of andere misdrijven, zonder te beschikken over (een) vonnis(sen) waaruit een en ander blijkt, of bescheiden van het Openbaar Ministerie, waaruit blijkt dat [eiser] wordt vervolgd, op straffe van een dwangsom van € 50.000,- per overtreding;
2.    [journaliste] te gebieden om al haar publicaties in sociale media inzake de vermeende pedofilie, verkrachting, bedreigingen en/of andere misdrijven gepleegd door [eiser] te (doen) verwijderen, op straffe van een dwangsom van € 50.000,- per overtreding;
3. [journaliste] te veroordelen tot betaling aan [eiser] van € 10.000,- (of een ander in goede justitie vast te stellen bedrag) als voorschot op de door [eiser] geleden materiële en immateriële schadevergoeding;
4. [journaliste] te gebieden een rectificatie te plaatsen op haar blog, website en in sociale media, alsmede een persbericht uit te brengen met de navolgende tekst: (...)

4.5. (...) Van een journalist hoeft niet te worden verwacht dat hij – zoals in een strafrechtelijke procedure – wettig en overtuigend bewijs levert, zij het dat beschuldigingen niet lichtvaardig mogen worden gedaan. Dat laatste is hier niet het geval. Dat in dit kort geding wordt geoordeeld dat [journaliste] over voldoende feitenmateriaal beschikte om tot publicatie over te mogen gaan, betekent niet dat vaststaat dat [eiser] zich aan seksueel misbruik heeft schuldig gemaakt. De vraag of dit het geval was, kan en hoeft in dit kort geding niet te worden beantwoord.

4.8. Gezien de onder 4.7 weergegeven producties is de voorzieningenrechter ook hier van oordeel dat de beschuldigingen aan het adres van [eiser] zoals opgenomen in de artikelen van 8 oktober 2013 en 8 november 2013 voldoende steun vonden in het op dat moment beschikbare feitenmateriaal. Gezien de inhoud van deze producties wordt het voorshands niet lichtvaardig geacht om [eiser] corruptie en bedreiging te verwijten. In de gegeven omstandigheden mocht [journaliste] persoonlijk verslag doen van haar eigen ervaringen en van hetgeen zij heeft vernomen van haar contacten en bronnen. Zij mocht voorts vraagtekens plaatsen bij de veranderde opstelling van het Ghanese openbaar ministerie dat [eiser] eerst wel en daarna niet vervolgt, terwijl hiervoor naar haar mening geen duidelijke reden aanwezig is. [journaliste] mocht bovendien – ondanks de bezwaren hiertegen van [eiser] – in de bewuste artikelen opnemen dat het strafrechtelijk onderzoek naar [eiser] zou zijn heropend. Uit de brief van 28 november 2013 (zie 3.2) die door [eiser] in het geding is gebracht valt immers af te leiden dat de sluiting van het strafrechtelijk heronderzoek tegen [eiser] is heroverwogen naar aanleiding van een petitie van [journalist B], een onderzoeksjournalist uit Ghana (productie 52 van [journaliste]). Dit is weliswaar niet hetzelfde als een heropening van het strafrechtelijk onderzoek, maar dit verschil wordt bij de beoordeling onvoldoende relevant geacht. Dit leidt dan ook wederom tot de conclusie dat de hiervoor onder 4.1 genoemde belangenafweging in het voordeel van [journaliste] uitvalt en dat ook de publicatie van de artikelen van 8 oktober 2013 en 8 november 2013 niet onrechtmatig is jegens [eiser].

De voorzieningenrechter
5.1. weigert de gevraagde voorzieningen,
5.2. veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van [journaliste] tot op heden begroot op € 1.658,00,

 

 

Op andere blogs:
Mediareport (Onderzoeksjournalist Sanne Terlingen wint kort geding van Limburgse miljonair)

IEF 13342

Onthouden van verspreiden uitlatingen over oud-patroon

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 10 december 2013, ECLI:NL:GHARL:2013:9444 (beschuldigen oud-patroon)
Day 183, Experiment 24: Relentlessly pursuing the secret of Dr. HouseIn het kort: Mediarecht. Onthouden van doen van uitlating. Bekrachtiging en uitbreiding van verbod om de oud-patroon (advocaat) publiekelijk te beschuldigen van dubieuze gedragingen en alcohol- en drugsmisbruik. Het vonnis waarvan beroep zal worden bekrachtigd. Appellante zal aanvullend worden veroordeeld tot het zich onthouden van verspreiding van uitlatingen gelijk aan of vergelijkbaar met de uitlatingen zoals zij in haar e-mail.

3.5. Op 5 september 2012 heeft [geïntimeerde] aangifte gedaan van smaad en laster. Deze aangifte bevat onder meer de volgende passage:
‘Direct diezelfde dag kreeg ik om 21.59 uur een mail verzonden door [appellante] met daarin allerlei tenlasteleggingen, dat ik een alcohol- en drugsverslaving zou hebben, contacten heb met de maffia, dat ik strikt persoonlijke en vertrouwelijke stukken naar buiten heb gebracht, dat ik post zou hebben geopend, gekopieerd en vernietigd. Het is allemaal lariekoek. Deze mail heeft zij verzonden naar de politie, toezicht advocatuur, de HOVJ, de AG, de deken en dus openlijk verspreid. Ik heb bij Meester P.A.M. Manning, deken van de orde van advocaten arrondissement Zwolle/Lelystad, geïnformeerd en hij heeft deze mail daadwerkelijk ontvangen. Ik ga ervan uit dat de rest deze mail dan ook heeft ontvangen.’
7.3. Nu het feitenmateriaal waarop [appellante] haar betwisting (dat zij onrechtmatig jegens [geïntimeerde] heeft gehandeld) baseert, hetzelfde is als in dit kort geding, zal het hof zijn beslissing afstemmen op die van de bodemrechter in het vonnis van 30 oktober 2013. Daartoe is des te meer reden nu, zoals blijkt uit de door [geïntimeerde] ter gelegenheid van het pleidooi overgelegde producties 37 tot en met 41, alle tot nu toe door de Raad van Discipline te Zwolle-Lelystad c.q. het ressort Arnhem-Leeuwarden behandelde klachten tegen [geïntimeerde], betreffende de onderhavige beschuldigingen, ongegrond zijn verklaard. Een en ander impliceert dat de grieven in het principaal appel geen doel treffen, zodat het vonnis van de voorzieningenrechter in zoverre dient te worden bekrachtigd.
8.1 [geïntimeerde] heeft (als productie 42 bij zijn akte ter gelegenheid van het pleidooi) een column overgelegd van de journalist [journalist]. [journalist] geeft in die column aan dat hij contact heeft gehad met een advocate, door hem aangeduid als A., zulks naar aanleiding van een e-mail bericht van deze advocate aan Advocatie, een publieke nieuwssite over de advocatuur. Advocate A. vertelde hem een "wild verhaal" over haar voormalige werkgever advocaat B. Advocate A. betichtte advocaat B. van het witwassen van Braziliaans drugsgeld via zijn derdenrekening, het zich laten betalen in cocaïne en het gebruiken van drugs en drank onder werktijd, het zich onnodig grievend uitlaten over cliënten. Ook zou hij haar gedwongen hebben in rechte te liegen en post- en e-mailverkeer hebben gemanipuleerd. [journalist] geeft in zijn verklaring aan dat een collega (een journalist van de Volkskrant) door dezelfde advocate is benaderd, maar er uiteindelijk niets mee heeft gedaan omdat hij het verhaal niet "hard" had kunnen krijgen. Ook [journalist] is niet tot publicatie overgegaan.
Dictum
Het gerechtshof, rechtdoende in hoger beroep:
bekrachtigt het kort geding vonnis d.d. 5 oktober 2012, waarvan beroep;
veroordeelt [appellante] zich te onthouden van verspreiding van uitlatingen gelijk aan of vergelijkbaar met de uitlatingen zoals zij die in haar e-mail bericht van 20 augustus 2012 heeft gedaan, meer in het bijzonder uitlatingen waarbij een verband wordt gelegd tussen [geïntimeerde], respectievelijk zijn praktijkvennootschap enerzijds en een alcohol- en/of drugsverslaving anderzijds, alsmede uitlatingen waarbij direct of indirect wordt gesteld of gesuggereerd dat [geïntimeerde] banden heeft met de Braziliaanse maffia, het drugscircuit, dan wel uitlatingen waarin hij beschuldigd wordt van het uiten van dreigementen richting [appellante] en/of haar familieleden, schending van het briefgeheim en/of valsheid in geschrifte en/of diefstal, een en ander op straffe van een dwangsom van € 25.000,-- voor iedere overtreding van dit gebod;

Op andere blogs:
Advocatie (Hof: ex-advocate moet haar mond houden over voormalig patroon)

IEF 13346

Artikel met sensatiebeluste ondertoon en opruiend karakter onrechtmatig jegens dochter en echtgenote

Rechtbank 13 november 2013, ECLI:NL:RBAMS:2013:7390 (fotostudio tegen Telegraaf)
Mediarecht. Fotostudio. Onrechtmatig artikel. Rechtspraak.nl: Op 7 april 2010 verschijnt een artikel in de Telegraaf onder de kop “[titel]” met als subkop: “[subtitel]”. Het artikel heeft betrekking op een fotostudio van een fotograaf uit Rotterdam. De voorzieningenrechter heeft in 2011 geoordeeld dat het artikel onrechtmatig is jegens de fotograaf, waarna de Telegraaf en de fotograaf een minnelijke regeling hebben getroffen.

In deze procedure verzoeken de dochter en de echtgenote van de fotograaf (althans de curator nu hun eenmanszaken failliet zijn), die beide een eenmanszaak dreven in dezelfde fotostudio, een verklaring voor recht dat De Telegraaf ook jegens hen onrechtmatig heeft gehandeld. Het verweer van De Telegraaf dat het artikel niet onrechtmatig is jegens dochter en echtgenote omdat zij niet genoemd worden in het artikel en omdat het voor De Telegraaf niet voorzienbaar was dat zij daar werkzaamheden uitoefenden, wordt verworpen door de rechtbank. Het artikel bevat onjuistheden en wekt de suggestie dat er op de locatie van de fotostudio seksueel aanstootgevende handelingen worden verricht. De fotostudio wordt door het artikel op een sensatiebeluste ondertoon in een negatief daglicht geplaatst en heeft een opruiend karakter. Het was te verwachten dat er door het artikel negatieve reacties zouden volgen, hetgeen ook is gebeurd. De fotograaf en de dochter en echtgenote waren daardoor gedwongen om gedurende enige tijd het pand te verlaten. De normoverschrijding door de Telegraaf is daarmee ook jegens dochter en echtgenote onrechtmatig.

De rechtbank
5.1. verklaart voor recht dat dat De Telegraaf met het op 7 april 2010 verschenen artikel in de Telegraaf met de kop: ‘[titel]’, het op de website www.telegraaf.nl gepubliceerde artikel [subtitel]’ en het via www.telegraaf.mobi gepubliceerde bericht ‘[subtitel]’ onrechtmatig heeft gehandeld jegens [naam 1 + naam 2],
5.2. veroordeelt De Telegraaf tot vergoeding van de door [naam 1 + naam 2] geleden en nog te lijden schade zoals omschreven in rechtsoverweging 4.9., te betalen aan de curator, nader op te maken en te vereffenen bij staat,
5.3. veroordeelt De Telegraaf in de proceskosten aan de zijde van de curator, tot op heden begroot op € 1.478,17,

IEF 13303

Partijvoorzitter PvdA geen grens overschreden jegens Europarlementariër

Vzr. Rechtbank Amsterdam 29 november 2013, ECLI:NL:RBAMS:2013:7922 (Europarlementariër Merkies tegen PvdA)
Mediarecht. Rechtspraak.nl: De voorzieningenrechter heeft vandaag de vorderingen van Europarlementariër Judith Merkies tegen de PvdA en partijvoorzitter Spekman, afgewezen. Merkies had rectificatie geëist van uitlatingen die Spekman deed in het Radioprogramma Tros Kamerbreed en in een e-mail aan de partijleden. Spekman zei daarin dat het partijbestuur Merkies aanrekent dat zij geen prioriteit heeft gegeven aan terugbetaling van een deel de dagvergoedingen van het Europarlement, waartoe zij als inwoonster van Brussel volgens een interne Gedragscode van de PvdA verplicht is, en dat dit een rol heeft gespeeld bij de beslissing haar niet als kandidaat toe te laten voor het lijsttrekkerschap. Merkies vindt de kritiek onterecht, omdat de Commissie Naleving Gedragscode onlangs nog heeft geoordeeld dat zij conform de regels en integer heeft gehandeld. Volgens de rechter neemt dat niet weg dat de handelwijze van Merkies, die als politica een dikkere huid moet hebben dan een ‘gewone’ burger, mag worden bekritiseerd. De partijvoorzitter heeft daarbij geen grenzen overschreden.

2.16. Op 24 oktober 2013 heeft de Beroepscommissie het bezwaar van [eiseres] ongegrond verklaard en geoordeeld dat het partijbestuur in redelijkheid tot de beslissing heeft kunnen komen dat [eiseres] niet voldoet aan het profiel van lijsttrekker en dat zij dus niet als kandidaat-lijsttrekker moet worden toegelaten.

2.17. Op 25 oktober 2013 heeft [eiseres] de volgende tekst (voor zover hier van belang) op haar website geplaatst: “Einde kandidaatstelling als lijsttrekker PvdA Europees parlement. Het partijbestuur heeft mij laten weten mij niet toe te laten tot de interne ledenraadpleging voor het lijsttrekkerschap van de PvdA bij de Europese verkiezingen. Doorslaggevend bij de beslissing is de negatieve visie van het partijbestuur op de samenwerking binnen de huidige eurodelegatie. Mij is duidelijk geworden, dat hierachter de uitdrukkelijke wens schuil gaat om schoon schip te maken en te komen met een geheel nieuwe delegatie. (…) Het mag duidelijk zijn dat ik de beslissing van het partijbestuur ten zeerste betreur. (…) Binnen de huidige reglementen zijn zulke selectiebesluiten een bevoegdheid van het partijbestuur. Ik zal mij dan ook neerleggen bij deze beslissing. Uiteraard blijf ik voor mijn partij beschikbaar als kandidaat voor een volgende termijn. Recente mediaberichten rondom de naleving van de interne PvdA gedragscode voor leden van het Europees Parlement hebben niet geleid tot dit besluit van het partijbestuur. Immers, de Commissie Naleving Gedragscode, binnen de PvdA belast met het toezicht op deze door de PvdA vrijwillig opgemaakte regels, heeft reeds in haar verslag en in de toelichting hierop aangegeven dat ik integer en in overeenstemming met de afgesproken gedragsregels heb gehandeld.”

4.3. De uitlatingen waartegen [eiseres] zich verzet, zijn uitlatingen over haar functioneren als politicus, althans uitlatingen die daar in elk geval mee samenhangen. Zij zullen dan ook in die context worden bezien. [gedaagde 2] heeft daarbij terecht aangevoerd dat uitgangspunt is dat een politicus over een dikkere huid zal moeten beschikken dan een (anonieme) ‘gewone’ burger, aangezien de politiek bij uitstek een terrein is dat het algemeen belang raakt en waarbij debatten in de openbaarheid worden gevoerd. Politici dienen er daarom op bedacht te zijn dat zij publiekelijk op hun handel en wandel worden aangesproken en verantwoording dienen af te leggen. Stevige kritiek, ook in de media, zullen zij in beginsel dan ook moeten (kunnen) verduren. Daarbij is van belang dat politici ook meer dan gewone burgers in de gelegenheid zijn om (via de media) in het openbaar hun weerwoord te laten klinken. Ook [eiseres] heeft van die gelegenheid, zo blijkt uit diverse nieuwsberichten (zoals genoemd in 2.24), gebruik gemaakt.

4.4. Voorts is van belang dat de uitlatingen die [eiseres] gerectificeerd wenst te zien, zijn aan te merken als waardeoordelen en niet als feitelijke constateringen. Op zichzelf staat het een ieder vrij een waardeoordeel te geven, wat echter niet wegneemt dat ook een dergelijk oordeel onrechtmatig kan zijn, bijvoorbeeld als dit een ernstige beschuldiging bevat die geen steun vindt in de feiten.

4.5. [eiseres] heeft met name bezwaar tegen de uitingen van [gedaagde 2] over de wijze waarop zij is omgegaan met de terugbetaling van (2/3e van) de door haar ontvangen dagvergoedingen van het Europees Parlement, omdat daarbij ten onrechte de suggestie zou zijn gewekt dat zij niet integer is en heeft gesjoemeld met declaraties.

Op andere blogs:
Mediareport

IEF 13288

TROS mag oude en nieuwe beelden uitzenden, al dan niet herkenbaar

Rechtbank Midden-Nederland 12 november 2013, ECLI:NL:RBMNE:2013:5935 (eiseres tegen TROS Opgelicht)
Uitspraak mede ingezonden door Vivienne Sinaasappel en Bertil van Kaam, Van Kaam advocaten.
Mediarecht. Portretrecht. Geen afzonderlijk recht op hoor en wederhoor. Eiseres vordert dat een item van het programma Tros Opgelicht niet wordt uitgezonden. De rechter wijst de vordering af.

Van eiseres wordt op verschillende momenten opnamen gemaakt door een cameraploeg van de Tros, waarbij onder meer gebruik is gemaakt van een verborgen camera. Eiseres vertelt: “Dus ben ik in mijn oude patroon gevallen. Ik ben naar [bedrijf] gegaan. Heb daar een auto gekocht die ik helemaal niet kon betalen. Voor 138.000 euro.”

Gelet op het door de Tros gestelde doel en de strekking van het programma alsmede de besproken inhoud over het item over eiseres, acht de voorzieningenrechter de door eiseres gestelde belangen (portretrecht / privacy) niet van zodanig gewicht dat de voormelde belangenafweging (vrijheid van meningsuiting) met zich brengt dat de Tros de oude en nieuwe beelden niet mag uitzenden, waaronder ook het herkenbaar in beeld brengen van eiseres. Ook het feit dat er opnames van eiseres met een verborgen camera zijn gemaakt leidt niet tot een ander oordeel.

4.3. Voor het antwoord op de vraag welk recht - het recht op vrije meningsuiting of het recht op privacy - zwaarder weegt, moeten de wederzijdse belangen worden afgewogen. Welke van deze belangen, die in beginsel gelijkwaardig zijn, de doorslag behoort te geven hangt af van de concrete omstandigheden van het geval. Op grond van vaste jurisprudentie dient eenzelfde belangenafweging te worden gemaakt indien een beroep wordt gedaan op het portretrecht van artikel 21 Aw (HR 5 oktober 2012, ECLI:NL:HR:2012:BW9230).

4.4. Er bestaat daarbij geen afzonderlijk recht op hoor en wederhoor, zoals [eiseres] lijkt te betogen. Het recht op wederhoor dient te worden meegenomen bij de wederzijdse belangenafweging in verband met de vraag of het recht op vrijheid van meningsuiting bescherming behoeft. Weliswaar vindt de voorzieningenrechter het zeer voorstelbaar dat [eiseres] tijdens de voor haar volstrekt onverwachte confrontatie met een cameraploeg op 22 oktober 2013 niet direct ten volle gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid tot het geven van een weerwoord, dit laat echter onverlet dat [eiseres] nadien, al dan niet via haar advocaat, alsnog de gelegenheid had kunnen nemen om te reageren op hetgeen haar werd verweten. Dit heeft zij niet gedaan. Ook ter zitting is door [eiseres] er slechts op gewezen dat haar geen wederhoor is gegund.

4.5. Het belang van [eiseres] is dat zij niet dient te worden blootgesteld aan meer publiciteit dan voor het onderwerp van het item strikt noodzakelijk is.

4.7. Door de Tros is naar voren gebracht dat [eiseres] sinds de uitzendingen 2009 en 2011 is doorgegaan met oplichtingspraktijken, waarvan bedrijven en particulieren op grotere schaal dan in 2009 en 2011 de dupe zijn geworden. In dit verband wijst de Tros op een Land Rover van € 138.000,00 en een woonhuis van € 398.000,00 waarvan de verkopers (bijna) de dupe zijn geworden van oplichting (mede) door [eiseres].

4.11. Uit de hiervoor genoemde bloemlezing ontstaat het door de Tros geschetste beeld dat [eiseres] sinds de eerste uitzending in 2009 met enige regelmaat de spil is in situaties waarbij derden door haar handelwijze (ernstig) worden gedupeerd. Tevens wordt het beeld bevestigd dat [eiseres] zich recentelijk mede richt op een meer kwetsbare groep mensen in de Nederlandse samenleving en dat zij haar eigen betrokkenheid en verantwoordelijkheid ten onrechte bagatelliseert. Ook lijkt het ‘werkterrein’ van [eiseres] zich niet (meer) te beperken tot een bepaald deel van Nederland en maakt zij gebruik van valse namen.

4.13. Gelet op het door de Tros gestelde doel en de strekking van het programma alsmede de hiervoor besproken inhoud over het item over [eiseres], acht de voorzieningenrechter de door [eiseres] gestelde belangen niet van zodanig gewicht dat de voormelde belangenafweging met zich brengt dat de Tros de oude en nieuwe beelden van [eiseres] niet mag uitzenden, daaronder begrepen het [eiseres] herkenbaar in beeld brengen. Reden waarom het gevorderde dient te worden afgewezen.

4.14. Ook het feit dat er opnames van [eiseres] met een verborgen camera zijn gemaakt leidt niet tot een ander oordeel. Weliswaar is het uitzenden van dergelijke beelden slechts in uitzonderlijke gevallen toelaatbaar, een ieder moet er immers op vertrouwen dat geen misbruik wordt gemaakt van vertrouwen dat hem of haar aan een ander wordt geschonken, maar onvoldoende aannemelijk is geworden dat het door de Tros beoogde doel zonder dit middel had kunnen worden bereikt. De voorzieningenrechter acht gelet op de wijze waarop [eiseres] tijdens de mondelinge behandeling heeft geantwoord op de aan haar gestelde vragen voldoende aannemelijk geworden dat [eiseres], indien zij in het openbaar bevraagd zou worden naar haar handelswijze, slechts zou zwijgen, ontkennen of een ander de schuld geven, zoals door de Tros betoogd.
IEF 13273

Vara dient uitzending te rectificeren vanwege zwaar en emotioneel aanzetten van item

Rechtbank Amsterdam 20 november 2013, HA ZA 13-316; ECLI:NL:RBAMS:2013:9951 (Pretium tegen Omroepvereniging VARA)
Uitspraak ingezonden door Thijs van den Heuvel, Bird & Bird. Mediarecht. Wederhoor. Rectificatie. Zie eerder Pretium-zaken. Pretium is een telecomaanbieder en werft abonnees middels telemarketing. VARA heeft in haar consumentenprogramma KASSA aandacht besteedt aan de klachten die zij over Pretium ontving. Pretium heeft van het recht op wederhoor ruimschoots gebruik gemaakt, maar het is aan Vara om te beoordelen of zij niet meer tot uitzenden mocht overgaan. Door in het begin van het item zwaar aan te zetten door erop te wijzen dat mevrouw na de verhuizing tot aan haar dood van telefoondiensten verstoken is gebleven, heeft Vara met haar uitzending onrechtmatig gehandeld.

Zij dient in scrollende tekst, in een goed leesbare letter, en tegelijkertijd op normale toon in een rustig tempo uitgesproken een rectificatie uit te zenden. Vara wordt bevolen om de uitzending te verwijderen uit de diverse media waarop de uitzending is te zien en die Vara direct of indirect beheert.

4.3. Anders dan Pretium Telecom is de rechtbank van oordeel dat niet gezegd kan worden dat Pretium een behoorlijk recht op wederhoor is onthouden. Zowel in het interview met Y als in de namens Pretium Telecom aan Vara gezonden correspondentie heeft Pretium Telecom voorafgaande aan de uitzending ampel de gelegenheid gehad op de voorgenomen uitzending te reageren en zij heeft van die gelegenheid ook ruimschoots gebruik gemaakt. Dat Vara door de reactie van Pretium Telecom niet is overtuigd en de uitzending heeft doorgezet doet niet af aan de omstandigheid dat Pretium Telecom de gelegenheid tot wederhoor heeft gekregen. Het was in beginsel aan Vara om te beoordelen of hetgeen Pretium Telecom heeft aangevoerd van dien aard was dat zij in redelijkheid niet meer tot het uitzenden mocht overgaan.

4.5. Naar het oordeel van de rechtbank heeft Vara de grenzen van hetgeen betamelijk is overschreden waar het de zaak van X betreft.

Vara heeft er voor gekozen de betreffende zaak in het begin van het item zwaar aan te zetten door er een en ander maal op te wijzen dat X na de verhuizing tot aan haar dood van telefoondiensten verstoken is gebleven. Die boodschap is sterk emotioneel beladen door in het begin van de uitzending nicht Y te tonen op de begraafplaats van haar tante, waarbij geboorte- en sterfdatum van X in beeld worden gebrachte en stemmige muziek ten gehore wordt gebracht. In de context van een uitzending over vermeende misstanden bij Pretium Telecom kan redelijkerwijze door de kijker daaruit geen andere indruk worden gekregen dan dat Pretium Telecom ervoor verantwoordelijk is dat X in haar laatste dagen contact met de buitenwereld heeft moeten ontberen, omdat Pretium Telecom bij de verhuizing van de telefoonaansluiting steken heeft laten vallen.

Lees de uitspraak (pdf/html)

IEF 13272

Over de doden niets dan goeds

R.J.F. Wigman, Over de doden niets dan goeds, IEF 13272.
Een redactionele bijdrage van Roland Wigman, Versteeg Wigman Sprey advocaten.
Schrijvers en filmmakers komen regelmatig in botsing met mensen die menen dat hun eer en goede naam door een publicatie is aangetast. De jurisprudentie is talrijk. Maar hoe zit het met de eer en goede naam van overledenen? In dit artikel een onderzoek naar de vraag of er misschien andere regels gelden wanneer er sprake is van de aantasting van de goede naam van een overledene. De recente droefenis en boosheid  van de kinderen De Kom over de wijze waarop vader Anton de Kom wordt geportretteerd in de roman De man van veel en Peter Koelewijn's procedure (IEF 13247)  tegen schrijver A.F.Th. van der Heijden over diens beweerdelijke schending van de goede naam van de moeder van Koelewijn in de roman De Helleveeg tonen aan dat de goede naam van een overledene gevoelig ligt.

Dit artikel is sterk ingekort, lees de volledige bijdrage hier.

Op basis van de in dit artikel aangehaalde jurisprudentie kom ik tot de conclusie dat voor de vraag of een publicatie over een overledene onrechtmatig is, in ieder geval de volgende overwegingen een (aanvullende) rol spelen.

Tijdsverloop: hoe langer geleden de overledene leefde en de beschreven gebeurtenissen plaatsvonden, hoe minder snel eventuele fouten in de weergave zullen leiden tot onrechtmatigheid van de publicatie.

Intentie: indien de schrijver geen intentie had om een (historisch) juist beeld over de gebeurtenissen te schetsen, zal ook minder snel sprake zijn van een onrechtmatige publicatie.

Verwachtingen: ook als er bij het publiek geen verwachtingen worden gewekt, bijvoorbeeld in de zin van de juistheid van de geschetste gebeurtenissen (en dat is kennelijk per definitie het geval indien sprake is van fictie), zal minder snel sprake zijn van onrechtmatigheid.

Overeenstemmende feiten: hoe minder feiten uit de werkelijkheid overeenstemmen met de beschreven gebeurtenissen of personen, des te minder snel zal sprake zijn van onrechtmatigheid.

Tot slot
Niet alle aspecten van publicaties over overledenen zijn hiervoor aan bod gekomen. Zo kan er ook sprake zijn van een portretrecht (of beter een recht van de nabestaanden op het portret van de overlevenden).  Het redelijk belang nodig voor het tegengaan van de publicatie van het portret zal veelal gelegen zijn in de privacybescherming van de overledene, dan wel een commercieel belang van de nabestaanden. Voor de mogelijke vorderingen van nabestaanden (verbod op verdere publicatie, recall, rectificatie en schadevergoeding) wordt verwezen naar de relevante literatuur.

Geïnteresseerden in de rechten van overledenen verwijs ik voorts graag naar het prachtige artikel Rights of the Dead van Kirsten Rabe Smolensky in Hofstra Law Review.

Roland Wigman

IEF 13247

In roman 'De helleveeg' wordt familie niet op diffamerende wijze neergezet

Vzr. Rechtbank Amsterdam 15 november 2013, ECLI:NL:RBAMS:2013:7557 (Peter Koelewijn tegen Uitgeverij De Bezige Bij B.V. en  A.F.Th. van der Heijden)
Uitspraak ingezonden door Jacqueline Schaap en Patty de Leeuwe, Klos Morel Vos en Schaap.
Eiser is een bekende Nederlandse zanger/songwriter/producent en had rond 1960 de hit 'Kom van dat dak af'. Gedaagde is auteur de roman 'De helleveeg', waarin wordt beschreven dat boven een viswinkel een aborteuse werkzaam is. De ouders van eiser hadden op desbetreffend adres een viswinkel. Boven die viswinkel heeft zich nimmer een abortuspraktijk bevonden, het gezin woonde er zelf. Eiser stelt nu dat gedaagde (en zijn uitgever) zich grievend heeft uitgelaten over eiser en zijn familie. Eiser vordert rectificatie en schadevergoeding.

De voorzieningenrechter stelt dat toewijzing van de vordering een beperking van de vrijheid van meningsuiting inhoudt en dat een dergelijke beperking kan als dit bij wet is voorzien én noodzakelijk in een democratische samenleving. De uitingsvrijheid die hier aan de orde is, omvat de artistieke expressievrijheid van de auteur van een roman, waarbij sprake is van fictie. De voorzieningenrechter oordeelt dat eiser of zijn familie niet op diffamerende wijze in de roman wordt neergezet. De familie wordt praktisch niet genoemd en er worden ook geen banden tussen de abortuspraktijk en de viswinkel gesuggereerd. Er valt niet uit te sluiten dat de minder nauwkeurige lezer de familie met illegale abortuspraktijken zou kunnen associëren, maar daarmee is nog niet gezegd dat de lezers zullen denken dat de moeder van eiser de abortussen daadwerkelijk zelf heeft uitgevoerd. De voorzieningenrechter weigert de gevraagde voorzieningen.

De beoordeling
4.4 Van belang is dat de in het geding zijnde uitingen onderdeel zijn van een roman en niet van een perspublicatie in de krant of een vergelijkbaar nieuwsmedium. De uitingsvrijheid die hier aan de orde is omvat dan ook tevens de artistieke expressievrijheid van de auteur. Kenmerk van een roman is dat geen sprake is van een getrouwe beschrijving van de werkelijkheid, maar (in elk geval in overwegende mate) van fictie. De lezer zal zich daarvan terdege bewust zijn. Dat in een roman waargebeurde feiten of bestaande personen kunnen worden gebruikt om bijvoorbeeld een bepaald tijdsbeeld neer te zetten, doet daar op zichzelf niet aan af. Het publiek zal aan uitlatingen (van personages) in een roman een ander gewicht toekennen dan aan uitingen van bijvoorbeeld een journalist of wetenschapper.

De vorderingen van [eiser ] dienen tegen die achtergrond te worden bezien.

4.5. Het voorgaande neemt niet weg dat uitingen in een roman die zijn geplaatst tegen de achtergrond van bestaande personen en gebeurtenissen een andere beoordeling kunnen vergen dan uitingen waarvan zonder meer duidelijk is dat deze aan de verbeelding van de auteur ontspruiten. Ook de uitingsvrijheid van de romanschrijver is in dat geval niet onbegrensd. Ook het (fictieve) verhaal van de romanschrijver kan onder omstandigheden onrechtmatig zijn, bijvoorbeeld als dit wordt gedaan in een context die voor ‘waar gebeurd’ kan worden gehouden, waarbij beschuldigingen worden geuit die de goede naam van iemand aantasten, terwijl een feitelijke basis daarvoor ontbreekt. Ook [gedaagde 2] zelf lijkt die opvatting toegedaan, nu zijn verweer onder meer is gestoeld op de stelling dat van (onnodig) grievende beweringen geen sprake is en hij ter zitting ook heeft verklaard dat hij de moeder van [eiser ] nooit als aborteuse in de roman zou hebben laten figureren.

4.8 Niet is in geschil dat nergens in de roman staat dat de moeder van [eiser ] de aborteuse is. De aborteuse is immers het ‘wijfje’ met de zomerkennel voor honden en dat is overduidelijk een andere persoon dan de moeder van [eiser ]. De moeder van [eiser ] wordt als personage alleen opgevoerd als de vrouw die aan de ik-persoon in de roman een gerookte paling geeft en hem zegt dat hij de kop niet hoeft op te eten. Niet gesteld of gebleken is dat die passage een grievende connotatie heeft. De familie [eiser ] speelt in de roman geen enkele rol, behalve dat de praktijk van ‘het wijfje’ is gesitueerd boven de viswinkel. De gemiddelde lezer zal zich niet realiseren dat in werkelijkheid zich boven de viswinkel alleen het woonhuis van het gezin [eiser ] bevond, zodat de stelling van [eiser ] dat aldus gesuggereerd wordt dat de praktijken van de aborteuse met instemming dan wel medeweten van de familie [eiser ] plaatsvonden – gesteld al dat men de romanfiguur van de aborteuse als ‘echt’ zou kunnen ervaren – niet kan worden gevolgd. Ook overigens bevat de roman geen enkele suggestie dat de familie [eiser ] op enige wijze weet had van of betrokken was bij de praktijken van de aborteuse boven de viswinkel.

De opvatting dat [eiser ] of zijn familie op diffamerende wijze in de roman wordt neergezet, wordt dan ook niet gedeeld.

4.9. Wel moet aan [eiser ] worden toegegeven dat niet valt uit te sluiten dat de minder nauwkeurige lezer de familie [eiser ] met de illegale abortuspraktijken zou kunnen associëren. Dat dit in enkele gevallen zelfs daadwerkelijk is gebeurd, heeft [eiser ] aannemelijk gemaakt met (de aanvankelijke tekst van) het blog van Foxx en de website Scholieren.com, waarop een verkeerde aanname (moeder [eiser ] was de aborteuse) is gedaan. Daarmee is echter nog niet gezegd dat de lezers daarmee zullen denken dat de moeder van [eiser ] die abortussen zelf daadwerkelijk (‘in het echt’) heeft uitgevoerd. Ook Foxx plaatst daarbij een vraagteken. (‘Behalve (misschien) de abortussen.’) Hoewel dit zeker door de familie [eiser ] als een pijnlijke vergissing van ‘Foxx’ en de leerling op de scholierenwebsite zal worden ervaren, is voldoende aannemelijk dat de lezer zich zal (blijven) realiseren dat het hier om een roman gaat, waarbij enkele feitelijke gebeurtenissen worden vermengd met fictieve gebeurtenissen zoals bedacht door de auteur.

Lees de uitspraak hier:
Rechtspraak.nl (link)
Rechtspraak.nl (pdf)

Op andere blogs:
Hoogeraad & Haak De helleveeg voor de rechter