DOSSIERS
Alle dossiers

Beslag  

IEF 15142

Bewijsbeslag niet opgeheven tot is beslist over afgifte/inzagerecht

Vzr. Rechtbank Gelderland 27 mei 2015, IEF 15142; ECLI:NL:RBGEL:2015:4710 (Mas Coatings tegen PPG Industries)
Bewijs. Procesrecht. Afwijzing van de vordering tot opheffing van het bewijsbeslag. Gedaagden hebben er belang bij dat bewijsmateriaal veilig gesteld blijft totdat is beslist of zij recht op afgifte of inzage daarvan hebben. Het belang van eiseressen om dat te voorkomen weegt daartegen niet op. De voorzieningenrechter verbiedt gebruik te maken van de beslagen documentatie anders dan ten behoeve van bewijsvoering door PGG.

De voorzieningenrechter
5.1. verbiedt PPG c.s. hoofdelijk, anders dan ten behoeve van de bewijsvoering door PPG c.s. in het onderhavige geschil met MAS c.s., gebruik te maken van alle documentatie en onderzoeks- en/of analysegegevens met betrekking tot de in beslag genomen monsters die zij reeds hebben vergaard en/of opgesteld of nog zullen vergaren en/of opstellen,
5.2. veroordeelt MAS c.s. hoofdelijk, met dien verstande dat indien en voor zover de één betaalt ook de ander daardoor is bevrijd in de proceskosten, aan de zijde van PPG c.s. tot op heden begroot op € 1.429,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de veertiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.3. veroordeelt MAS c.s. hoofdelijk, met dien verstande dat indien en voor zover de één betaalt ook de ander daardoor is bevrijd, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat MAS c.s. niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
IEF 14905

Geen conservatoir beslag op EU-merken via Nederlandse rechter

Vzr. Rechtbank Amsterdam 26 januari 2015, IEF 14905; ECLI:NL:RBAMS:2015:2221 (Herman Jansen Beverages tegen Di Fiorito)
Procesrecht. Merkenrecht. Tot het verlenen van verlof voor het leggen van conservatoir beslag op de merkenrechten die staan ingeschreven in het merkenregister van het Office for Harmonization in the Internal Market, welke gevestigd is in Alicante, Spanje, is de Nederlandse voorzieningenrechter niet bevoegd. Verzoekster zal het beslag op de merkenrechten die staan ingeschreven in het merkenregister van het Office for Harmonization in the Internal Market te Alicante dan ook volgens de daarvoor in Spanje geldende regels moeten leggen. Verlof tot leggen van conservatoir beslag op bij het BBIE ingeschreven merken wordt wel verleend.

Beoordeling:

De competentieregeling van artikel 700 Rv schept de bevoegdheid om in Nederland conservatoir beslag te leggen. Een overeenkomstig dat artikel gegeven verlof tot beslaglegging kan naar zijn aard niet buiten Nederland ten uitvoer worden gelegd.

Beslissing:

Verleent verzoekster verlof om ten laste van gerekwestreerde conservatoir beslag te leggen op de in het verzoekschrift vermelde merkenrechten, welke zijn ingeschreven in het merkenregister van het Benelux-Bureau voor de Intellectuele Eigendom (BBIE), onder vaststelling van het bedrag waarvoor het verlof wordt verleend, met inbegrip van rente en kosten waarin gerekwestreerde zal kunnen worden veroordeeld [...].
IEF 14792

Mogelijk vragen aan HR over rechtmatig belang en rechtsbetrekking

Hof Arnhem-Leeuwarden 24 februari 2015, IEF 14792; ECLI:NL:GHARL:2015:2103 (Synthon tegen Astellas)
Octrooirecht. Procesrecht. Bewijs 1019b en 843a Rv. Astellas is houdster van EP0661045 B1 voor een ‘Hydrogelpreparaat met aanhoudende afgifte’, zij heeft inzage gekregen in de relevante documentatie IEF 12305. Met haar grieven komt Synthon onder meer op tegen de door de voorzieningenrechter gehanteerde maatstaf voor het beoordelen van het voor inzage volgens de artikelen 843a jo. 1019a Rv vereiste rechtmatige belang en de rechtsbetrekking. Het hof stelt voor de navolgende prejudiciële vragen over artikel 1019b en 843a Rv aan de Hoge Raad te stellen:

1. aan welke maatstaf dient ten minste te worden voldaan voor het aannemen dat ‘verzoeker [die] voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat er inbreuk op zijn recht van intellectuele eigendom is gemaakt of dreigt te worden gemaakt’ in de zin van artikel 1019b Rv?
2. aan welke maatstaf dient ten minste te worden voldaan voor het aannemen van een ‘rechtsbetrekking waarin hij of zijn rechtsvoorgangers partij zijn’ zoals vereist voor toewijzing van een vordering uit hoofde van artikel 843a Rv, indien die rechtsbetrekking bestaat uit een verbintenis uit onrechtmatige daad wegens inbreuk op een recht van intellectuele eigendom?
3. geldt in gevallen waarin het beslagen bewijsmateriaal waarin inzage of waarvan afschrift wordt gevorderd dient ter staving van de vraag of in technische zin inbreuk wordt gemaakt op een recht van intellectuele eigendom enerzijds, en in gevallen waarin het beslagen bewijsmateriaal waarin inzage of waarvan afschrift wordt gevorderd dient ter staving van bijvoorbeeld de vraag door wie, in welk land en in welke omvang de gesteld inbreukmakende handelingen worden verricht anderzijds, dezelfde maatstaf?
4. indien het antwoord op de derde vraag negatief luidt, aan welke maatstaf dient dan in genoemde respectieve gevallen ten minste te worden voldaan voor het aannemen van een ‘rechtsbetrekking waarin hij of zijn rechtsvoorgangers partij zijn’ zoals vereist voor toewijzing van een vordering uit hoofde van artikel 843a Rv?
IEF 14595

Inzage in documentselectie voor de beslagene

Vzr. Rechtbank Noord-Nederland 8 oktober 2014, IEF 14595; ECLI:NL:RBNNE:2014:6775 (Voith tegen Econvert)
Bewijsbeslag. De voorzieningenrechter veroordeeld Econvert om Voith inzage te verlenen in en afschrift te geven van de bescheiden die zijn geïnspecteerd. In hoger beroep: Documentselectie was niet door beslagene vooraf ingezien; IEF 14500.

De voorzieningenrechter veroordeelt in conventie Econvert en [A] om binnen 3 werkdagen na de betekening van dit vonnis Voith c.s. inzage te verlenen in en afschrift te verschaffen van alle bescheiden die in het kader van het in deze dagvaarding genoemde bewijsbeslag door de deurwaarder zijn geselecteerd op de term "R2S" én visueel zijn geïnspecteerd (de "ultra-ultra kleine doos"),

en in reconventie: veroordeelt Voith c.s. binnen drie dagen na dit vonnis, alle in het kader van het op 20 augustus 2014 gelegde bewijsbeslag verkregen informatie - ongeacht of de informatie in digitale vorm is verkregen of op enige andere gegevensdrager staat - te (laten) vernietigen voor zover deze niet de "ultra ultra kleine doos" betreft,
IEF 14500

Documentselectie was niet door beslagene vooraf ingezien

Hof Arnhem-Leeuwarden 16 december 2014, IEF 14500 (Econvert tegen Voith Paper)
Beslag. Zie eerder kort geding - bewijsbeslag. Appellant(n) waren voormalige werknemers en zijn op grond van de arbeidsovereenkomst tot geheimhouding verplicht, ongeacht of de informatie geheim was of de daarvan uitmakende werken, waaronder de door Voith c.s genoemde technische 3D AutoCAD tekeningen en modellen, auteursrechtelijk beschermd zijn. Inzage van door de deurwaarder gemaakte selectie van documenten waarbij de beslagene niet de kans heeft gekregen de selectie vooraf in te zien, is strijdig met artikel 843a Rv. Op grond van artikel 843a lid 2 Rv bepaalt het hof de wijze van inzage.

2.24 Voith c.s. stellen dat hun rechtmatig belang ligt in het feit dat zij nader bewijs nodig hebben voor hun stelling dat [appellant 2] na zijn dienstverband gedetailleerde technische documentatie van Voith c.s. met betrekking tot R2S-reactor onder zich heeft gehouden en met Econvert heeft gedeeld. Voith c.s. verwijten [appellant 2] en Econvert dat zij met gebruik van die documentatie zich aanzienlijke investeringen in onderzoek en ontwikkeling hebben bespaard. Dit leidt volgens Voith c.s. tot schending van de arbeidsovereenkomst door [appellant 2], onrechtmatige daad door [appellant 2] en Econvert en auteursrechtinbreuk. (...)

2.25
Het hof overweegt als volgt. Voor [appellant 2] geldt, zoals de voorzieningenrechter met juistheid heeft aangenomen en waartegen Econvert c.s. ook niet hebben gegriefd, dat hij op grond van artikel 13 lid 1 van zijn arbeidsovereenkomst met Voith B.V gehouden was alle informatie van Voith c.s. geheim te houden en dus niet met Econvert te delen, ongeacht of de informatie geheim was en ongeacht of de daarvan uitmakende werken, waaronder de door Voith c.s genoemde technische tekeningen en modellen, auteursrechtelijk beschermd zijn. Kern van zaak is de vraag of [appellant 2], zoals Voith c.s. stellen en waaraan Econvert c.s. in hun grieven voorbij gaan, de van Voith c.s. afkomstige technische tekeningen en modellen die hij nog in zijn bezit had, ten onrechte heeft gedeeld met Econvert.

2.26
Naar het oordeel van het hof moet om de volgende redenen voorshands worden aangenomen dat die vraag in bevestigde zin kan worden beantwoord.(...)

2.28(...)
De vraag of Econvert c.s. door het gebruik van de technische documentatie van Voith c.s. tevens inbreuk maken op de auteursrechten van Voith c.s., behoeft thans niet te worden beantwoord. Die vraag komt pas aan de orde indien blijkt dat Econvert de tekeningen en modellen van de R2S-reactor van Voith c.s. heeft gebruikt (gekopieerd en bewerkt) voor haar IR-reactor.

Dictum:

- veroordeelt Econvert en [appellant 2] om binnen drie dagen na betekening van dit arrest toe te staan en te gedogen dat de in de inleidende dagvaarding genoemde deurwaarder, zo nodig bijgestaan door de daarin genoemde ICT-deskundige, inzage neemt in de "ultra ultra kleine doos" en daaruit aan de hand van de zoekterm R2S en een visuele inspectie alle technische tekeningen en 3D AutoCAD modellen van de R2S-reactor selecteert en de (email)-correspondentie tussen [appellant 2] en Econvert waarmee bedoelde tekeningen en modellen zijn uitgewisseld;

Op andere blogs:
KluwerPatentBlog

IEF 14478

Oorsprongsverklaring Flipper Delta-anker op zichzelf onvoldoende bewijs

Vzr. Rechtbank Den Haag 15 december 2014, IEF 14478 (Anker Advies Bureau tegen Marine Equipment Services)
Merkenrecht. Bewijs. Inzage in documentatie toegewezen. Partijen zijn actief op de markt voor scheepsankers, AAB doet dat onder het merk FLIPPER DELTA, MES als 'MES Dolphin'. MES geeft een kwaliteitscertificaat met oorsprongsverklaring af met omschrijving Delta Flipper. Door het afgeven van de oorsprongsverklaring gebruikt MES in haar hoedanigheid als leverancier (aan derde) het teken Delta Flipper in stukken voor zakelijk gebruik. Echter de oorsprongsverklaring op zichzelf is onvoldoende voor merkinbreuk nu deze per abuis is afgegeven zonder na te gaan of de ankers zijn geleverd aan Jan de Nul, hetgeen niet het geval is zoals later is gebleken.

AAB krijgt ex 843 lid 2 Rv onder voorwaarden inzage. De deskundige dient te onderzoeken of de in beslag genomen documentatie het vermoeden van aanbod/verkoop onder de naam Flipper Delta ondersteunt.

4.9. MES stelt immers dat zij de oorsprongsverklaring van 4 oktober 2013 per abuis heeft afgegeven zonder na te gaan of zij wel de betreffende ankers aan Jan de Nul heeft geleverd, hetgeen niet het geval is, zo is later gebleken uit onderzoek van de eigen administratie en navraag bij Jan de Nul, zo stelt zij. Ter onderbouwing van haar stelling verwijst zij naar de verklaring die Jan de Nul heeft gegeven, waarin staat dat de naam ‘Anker, Delta Flipper’ in haar administratie is gebruikt als soortnaam die voor de gebruikers van de administratie duidelijk maakt van welk type het anker is maar niet van welke producent. Voorts is de naam ‘Anker, Delta Flipper’ door Jan de Nul voor-ingevuld op de oorsprongsverklaring die aan MES en aan AAB is gestuurd. Tot slot verwijst MES naar de email van Jan de Nul van 19 november 2014 waarin staat dat na verder onderzoek naar de herkomst van de ankers met objectnummers JDN 5-011 en JDN 5-116 is gebleken dat deze niet bij MES zijn besteld.

4.10. Zonder nadere bewijslevering, waarvoor in een kort geding geen ruimte is, kan de voorzieningenrechter op basis van het voorgaande niet vaststellen of MES al dan niet genoemde twee ankers onder het teken Delta Flipper heeft aangeboden. Dat AAB op zich terecht stelt dat de juistheid van de afgegeven oorsprongsverklaring voor rekening en risico komt van MES, dat MES in de print screens van de administratie van Jan de Nul ook als leverancier van genoemde ankers staat vermeld en dat MES nog een tweede oorsprongsverklaring heeft afgegeven aan Jan de Nul voor dezelfde ankers maar dan met vermelding ‘MES Dolphin’ hetgeen in strijd is met haar latere stelling dat zij genoemde ankers helemaal niet heeft geleverd aan Jan de Nul, maakt dit niet anders.

4.13. De slotsom luidt dat merkinbreuk door MES naar voorlopig oordeel (vooralsnog) niet aannemelijk is geworden. Het gevorderde stakingsbevel en de gevorderde rectificatie en opgave zal worden afgewezen.

Dictum: II. De deskundige dient te onderzoeken of de in beslag genomen documentatie het vermoeden ondersteunt dat MES onder de namen Delta Flipper of Flipper Delta in de periode vanaf 4 oktober 2008 tot 23 oktober 2014 (het moment van het beslag) ankers heeft aangeboden en/of geleverd aan Jan de Nul of andere partijen;

Lees de uitspraak hier (pdf /html)

IEF 14464

Inzage in bescheiden om licentievergoeding te bepalen

Rechtbank Den Haag 10 december 2014, IEF 14464 (RITM tegen Kosmed)
RITM vordert in de hoofdzaak betaling van €224.000 aan licentievergoedingen en meewerking van overdracht Gemeenschapsmerk SCENAR. De incidentele vordering ex 843a Rv tot inzage in bescheiden om de verkoop van Scenar-producten en dus de hoogte van de vordering op Kosmed uit hoofde van de opgezegde licentieovereenkomst vast te stellen, wordt toegewezen.

Rechtsbetrekking
4.5. Gelet op de licentieovereenkomst tussen RITM en Kosmed is de vereiste rechtsbetrekking tussen partijen gegeven. Dat de licentieovereenkomst inmiddels door opzegging is beëindigd, doet daar niet aan af omdat met de opzegging niet de verplichting is komen te vervallen tot betaling van de verschuldigde licentievergoedingen. Evenmin is in dit verband van belang dat de door partijen overeengekomen wijze van rapporteren in de loop van tijd zou zijn gewijzigd.
Bescherming van vertrouwelijke informatie
4.6. RITM heeft geen recht op andere bescheiden dan die zien op het aantal verkochte Scenar Producten. Aan de bezwaren van Kosmed zoals hiervoor vermeld onder 3.4 en 3.5 wordt tegemoet gekomen door de bewaarder te gelasten slechts inzage te verschaffen in bescheiden die zien op de verkoop van Scenar Producten waarbij alle gegevens over de afnemers van die producten uit die bescheiden dienen te worden verwijderd. Voor zover de bewaarder daartoe niet bereid of in staat is, zal op vordering van (een van) partijen een onafhankelijke derde worden benoemd die met de selectie van de bescheiden en verwijdering van de gegevens zal worden belast. Het staat partijen vrij de bewaarder informatie te verschaffen waarmee de betreffende bescheiden kunnen worden geselecteerd. Partijen zijn echter niet bevoegd de bewaarder instructies te geven. De kosten die zijn gemoeid met de werkzaamheden van de bewaarder komen vooralsnog voor rekening van RITM.
IEF 14408

Na bereikte maximum aan dwangsommen, nieuwe dwangsommen

Vzr. Rechtbank Den Haag 21 november 2014, IEF 14408 (eBenefits tegen VG beheer)
Procesrecht. Dwangsommen. Voorzetting van executie. In kort geding werd eBenefits bevolen het verveelvoudigen en openbaarmaken van het computerprogramma EblPro te staken en opgave te doen middels een registeraccountant [IEF 9930]. Na diverse gedingen [IEF eBenefits] vordert eBenefits opheffing van de beslagen en staking executiemaatregelen. De voorzieningenrechter wijst de vorderingen in conventie af. Aangezien het bereikte maximum aan verbeurde dwangsommen is bereikt wordt er een nieuwe dwangsom verbonden aan eerder vonnis van €2.500 per (gedeeltelijke) overtreding met nieuwe maxima.

4.4. Hoewel niet is uitgesloten dat er na 1 januari 2011 geen nieuwe gebruikers / afnemers van EblPro zijn geweest, zoals eBenefits thans blijkens haar opgave stelt, is die stelling wel in strijd met hetgeen de bestuurder van eBenefits zelf eerder in een kort geding heeft verklaard zoals door de rechtbank in het vonnis overwogen en met de onder meer op die verklaring gebaseerde vaststelling door de rechtbank dat eBenefits niet aan de opgaveverplichting onder 5.3 van het kort geding vonnis van 11 juli 2011 heeft voldaan door niet de bij haar bekende klantgegevens op te geven. Gelet daarop dienen hoge eisen te worden gesteld aan de juistheid en volledigheid van de opgave die is bevolen onder 5.3 van het vonnis. Aan die hoge eisen voldoen de overzichten en het accountsrapport al niet omdat deze uitsluitend zijn gebaseerd op verkoopfacturen terwijl een dergelijke beperking geenszins uit het vonnis volgt, integendeel. Uit de context van het vonnis en het bevel onder 5.3 volgt dat de opgave gebaseerd dient te zijn op de informatie die eBenefits ter beschikking staat, zoals haar administratie, uit de relevante periode en de accountant ter verificatie van de opgave ook toegang dient te krijgen tot al die informatie. In het bevel worden als mogelijk relevante documenten genoemd overeenkomsten, facturen, correspondentie en administratie, maar het bevel sluit niet uit dat ook andersoortige documenten relevant kunnen zijn. Ook had de accountant ter verificatie van de opgave toegang tot de krachtens de beschikking van 1 april 2011 in beslag genomen documentatie nu onder 5.4 in het vonnis is bevolen dat eBenefits en de bewaarder op eerste verzoek daarin inzage dienen te verlenen.

4.8. De slotsom is dat eBenefits voorshands niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij met de overzichten en het accountantsrapport heeft voldaan aan het bevel onder 5.3. van het vonnis. Er is dan ook geen aanleiding om de gevorderde opheffing van de beslagen en staking van (verdere) executie toe te wijzen.

4.13. eBenefits heeft niet betwist dat bij die stand van zaken de aan dit bevel verbonden dwangsom tot het bepaalde maximum van € 100.000,- is verbeurd, zoals VGB stelt. Als prikkel voor de nakoming zal de voorzieningenrechter een nieuwe dwangsom verbinden aan het opgavebevel onder 5.3 en dan ook aan het samenhangende bevel aan de bewaarder en eBenefits onder 5.4 van het vonnis als nader in het dictum bepaald. Daarbij zal die dwangsom ingaan op een termijn van twee maanden na betekening van dit vonnis ten einde eBenefits in de gelegenheid te stellen de bevolen opgave te voldoen.

4.14. Gelet op het door VGB gestelde bereikte maximum aan verbeurde dwangsommen ziet de voorzieningenrechter ook aanleiding om een nieuwe dwangsom te verbinden aan het inbreukverbod onder 5.1 van het vonnis, als nader in het dictum bepaald.
IEF 14304

Geen documentinzage over klimaatcel zonder redelijk vermoeden octrooiinbreuk

Rechtbank Den Haag 22 oktober 2014, IEF 14304 (Plantlab tegen Deliscious c.s.)
Uitspraak ingezonden door Rutger van Rompaey, Van Benthem & Keulen. Zie eerder IEF 13454. Plantlab is houdster van NL 2002091 voor een "Systeem en werkwijze voor het telen van een gewas in een althans ten dele geconditioneerde omgeving". Met Deliscious c.s. heeft Plantlab samengewerkt. Plantlab vordert ex 843a Rv inzage en afgifte van documenten over de klimaatcel. Er is geen redelijk vermoeden van octrooiinbreuk. Uit een gepresenteerde uiting kan niet worden geconcludeerd dat de LED-verlichting van de klimaatcel is ingericht om een van een omgevingstemperatuur afwijkende bladtemperatuur aan het blad van het gewas op te leggen. De incidentele vordering wordt afgewezen.

4.6. In dit incident kan in het midden blijven of conclusie 1 van NL 091 geldig is, omdat er geen sprake is van een redelijk vermoeden van inbreuk op die conclusie. De rechtbank is van oordeel dat er onvoldoende grond is voor een redelijk vermoeden dat in de inrichting van gedaagden het kenmerk “bladverwarmingsmiddelen […] die in staat en ingericht zijn om een van een omgevingstemperatuur afwijkende bladtemperatuur aan het blad van het gewas op te leggen” wordt toegepast. Volgens Plantlab blijkt de aanwezigheid van dit kenmerk in de klimaatcel van Deliscious c.s. uit een opmerking van Certhon in het tijdschrift Onder Glas van augustus 2011 en een opmerking van Deliscious c.s. in een video voor het programma Koplopers. Uit de daaruit geciteerde opmerkingen die Plantlab aanhaalt, komt naar voren dat Deliscious c.s. in haar klimaatcel gebruik maakt van LED-verlichting die bij het verlichten veel warmte afgeeft. Volgens Plantlab fungeert die LED-verlichting daarom tevens als bladverwarmingsmiddel. Volgens Plantlab kan met die LED-verlichting een van de omgevingstemperatuur afwijkende bladtemperatuur worden opgelegd. Zij onderbouwt dit met het volgende citaat van Certhon uit hetzelfde artikel in Onder Glas:

“Aan de ene kant van de cel staat een luchtbehandelingskast. Die zuigt lucht uit de cel en verwarmt of koelt deze. Ook be- of ontvochting is mogelijk en het CO2-niveau kan worden bijgesteld. […] De behandelde lucht wordt vervolgens aan de andere kant van de cel weer ingeblazen.”

4.7. Naar voorlopig oordeel kan uit dit citaat niet worden geconcludeerd dat de LED-verlichting (die volgens Plantlab fungeert als bladverwarmingsmiddel) in staat en ingericht is om een van een omgevingstemperatuur afwijkende bladtemperatuur aan het blad van het gewas op te leggen, zoals conclusie 1 voorschrijft. Bovendien is vooralsnog onvoldoende gemotiveerd dat met de in het citaat beschreven luchtbehandelingskast een van de omgevingstemperatuur afwijkende bladtemperatuur kan worden opgelegd. Dat de luchtbehandelingskast tot wezenlijk hetzelfde resultaat zal leiden als de bladverwarmingsmiddelen volgens conclusie 1 is daarmee vooralsnog onvoldoende gemotiveerd. Van een inbreukmakende equivalent kan naar voorlopig oordeel daarom evenmin sprake zijn.
IEF 14301

Vordering vrijgifte toekomstige vasthouding identieke Loom Boards afgewezen

Vzr. Rechtbank Den Haag 8 oktober 2014, IEF 14301 (PMS International Group tegen Choon's Design)
Uitspraak ingezonden door Sabin Tigu en Timme Geerlof, Ploum Lodder Princen. Choon's is houdster van gemeenschapsmodel 2382853-002 voor een loom board waarop ontwerpen van gekleurde elastiekjes kunnen worden gemaakt en houdster van gemeenschapswoordmerk RAINBOW LOOM. Er is conservatoir derdenbeslag gelegd op een zending. PMS vordert het vrijgeven van de zending en een bevel aan Choon's om de Douane bij toekomstige vasthouding te berichten dat Loom Boards die identiek zijn aan het PMS-product onmiddellijk vrij te geven. Slechts onder uitzonderlijke omstandigheden wordt een verbod om uit de APV voortvloeiende rechten uit te oefenen gegeven. De vorderingen worden afgewezen.
Lees verder