DOSSIERS
Alle dossiers

Publicaties & Noten  

IEF 1599

Stellingen: Het merkdepot te kwader trouw

Op 1 december 2005 promoveerde mr. Alexander Tsoutsanis aan de Universiteit Leiden op zijn proefschrift Het merkdepot te kwader trouw.

De stellingen bij het proefschrift luiden als volgt:

1. Weten van eerder conflicterend merkgebruik en toch dat merk op eigen naam  deponeren, is de kern van de merkenrechtelijke maatstaf van kwade trouw. 
 (Zie nrs. 526-532)

2. Het willens en wetens afkijken en deponeren van andermans eerder in het buitenland  gebruikte merkteken, kan niet via § 3-2D MRL worden verboden, en geldt krachtens  die bepaling niet als ‘te kwader trouw’. Andersluidende opvattingen in de Benelux,  Duitsland, Italië, het Verenigd Koninkrijk, Ierland, Spanje en Oostenrijk zijn daarom  onjuist, en in strijd met hun implementatiekeuze om alleen het territoriaal bepaalde §  3-2D MRL en niet het extraterritoriale § 4-4G MRL te implementeren.
(Zie m.n. nrs. 25-30, 225-226, 258-260, 555-559)

3. Andersluidende nationale  bepalingen die feitelijk overeenkomen met het  beoordelingskader en de ratio van § 3-2D en § 4-4G MRL zijn ontoelaatbaar.  Dergelijke nationale normconcurrenten zijn in strijd met de (beoogde) limitatieve  opsomming in de Merkenrichtlijn en moeten worden afgeschaft; onder meer in  Duitsland, Frankrijk, Griekenland, Spanje, Finland en Zweden.
 (Zie m.n. nrs. 503, 590)

4. De Benelux moet § 4-6A en B BMW vervangen door een letterlijke implementatie van  § 3-2D en § 4-4G MRL.
 (Zie nrs. 591-597)

5. De typische Benelux opvatting in § 4-6A en B BMW om alleen ‘normaal voorgebruik  te goeder trouw’ in aanmerking te nemen bij de beoordeling van kwade trouw, is  onjuist, is onnodig beperkend en past niet bij het in nr. 583 voorgestelde  beoordelingskader van kwade trouw.
 (Zie m.n. nrs. 532, 572, 583)

6. De in Winner Taco gewezen regel van het Benelux-Gerechtshof dat deponerende  voor-voorgebruikers nooit te kwader trouw kunnen zijn, is onjuist.
 (Zie nr. 126)

7. Letterlijke implementatie van richtlijnen helpt implementatiegebreken voorkomen,  geeft alle betrokkenen duidelijkheid (what you see is what you get) en garandeert in  beginsel richtlijnconformiteit.
 (Zie nr. 500)

8. § 5 lid 5 Merkenrichtlijn verzuimt zich (ten onrechte) te beperken tot  inbreukmakend gebruik in het handelsverkeer.
 (Zie A. Tsoutsanis, Bijblad bij de Industriële Eigendom 2003 p. 5-10 en European Intellectual  Property  Review 2006/2 (te verschijnen)).
 
9. Nu het Tilburgse (studenten)bedrijf ‘Unigear’ de naam ‘Leiden University’ op 5  februari 2001 (te kwader trouw!?) als merk heeft gedeponeerd, moet de Universiteit  Leiden (uiterlijk) voor 5 februari 2006 een gerechtelijke procedure tot  nietigverklaring starten, bij gebreke waarvan haar vordering mogelijk is verjaard en  Tilburgers voortaan geld (kunnen) verdienen aan de naam en faam van Leiden.

10. Waar de uitzondering de uitzondering blijft, blijft de regel als regel de regel.

De promotiecommissie bestond uit: mr. D.W.F. Verkade (promotor), prof. mr. D.J.G. Visser (referent), prof. mr. S.M. Bartman, jhr. prof. mr. J.L.R.A. Huydecoper, prof. mr. Ch.E.F.M. Gielen en prof. mr. J.H. Spoor. Het proefschrift is verkrijgbaar bij Kluwer.

IEF 1555

Ondertussen in Gramsbergen (3)

Korte noot prof. mr. D.J.G. Visser bij Rechtbank Zwolle, 20 juli 2005. LJN: AU6956. Stichting Beeldrecht tegen Gemeente Hardenberg. De zaak betrof een nieuwe "huisstijl" van het gemeentenieuws (afbeelding huisstijl hier, vonnis hier).

Dit gebruik van een afbeelding van een gedeelte van een beeldengroep van mevrouw Nelleke Allersma is nog beoordeeld onder de oude tekst van art. 18 Aw. De rechtbank Zwolle-Lelystad oordeelt m.i. terecht dat in casu geen sprake is van een "hoofdvoorstelling". Ook onder de nieuwe tekst van art. 18 Aw zou dit m.i. (a fortiori) mogen, aangezien het beeld wordt afgebeeld "zoals het zich aldaar bevindt", in de vorm van een foto. Natekenen van het beeld ten behoeve van een logo of huisstijl, zou onder oud en nieuw recht vermoedelijk niet mogen". DJGV.

IEF 1513

Pittoresk (4)

Een tweede reactie op de zaak van de Pittoreske Buitenplaats en de noot van prof. mr D. J.G. Visser (Rechtbank Rotterdam, 3 januari 2006, LJN: AU9212. Eisers tegen Fortis Bank N.V.). Onderstaande overwegingen zijn afkomstig van Vivien Rörsch, advocate bij De Brauw Blackstone Westboek, Den Haag.

Is het gebruik van een afbeelding van een huis zonder toestemming van de gerechtigden in een brochure over hypotheken onrechtmatig? Onder omstandigheden kan dat het geval zijn, aldus de rechter van de Rechtbank Rotterdam, sector kanton, in het vonnis van 3 januari 2006. Hierop volgde kritiek van prof. Mr D.J.G. Visser. Hij zou het vreemd vinden als een eigenaar van een bouwwerk zich wel zou kunnen verzetten tegen dit soort gebruik, terwijl een architect dat nu niet (meer) kan.

Visser gaat er ten onrechte van uit dat een architect zich - sinds de recente wijziging van artikel 18 Aw - niet meer tegen dit soort gebruik zou kunnen verzetten. De beperking in artikel 18 Aw is door het wegvallen van de voorwaarde dat het bouwwerk niet de hoofdvoorstelling van de afbeelding mag vormen, niet ineens veel ruimer geworden.

Uit de wetsgeschiedenis blijkt duidelijk dat de nieuwe bepaling niet meebrengt dat de afbeelding van het architectonische werk onafhankelijk van het straats- of stadsbeeld mag worden geëxploiteerd zonder toestemming van de maker. Dit impliceert overigens niet dat de beperking wel van toepassing is zodra er enkele omgevingsfactoren (beetje water, riet, bomen en lucht) op de afbeelding zichtbaar zijn. Je kunt je dus afvragen of de Rechtbank te Leeuwarden in de zaak met betrekking tot de Leguaan-woningen niet aan het doel van de beperking voorbij is gegaan. Het is immers goed verdedigbaar dat gebruik van een afbeelding van een architectonisch werk waarbij de omgeving van ondergeschikte betekenis is, onder omstandigheden afbreuk kan doen aan de normale exploitatie van een werk, waarbij de belangen van de rechthebbende onredelijk worden geschaad. Kortom: een architect zou zich mogelijk kunnen verzetten door een beroep te doen op de drie-stappen-toets.

Bovendien is het niet juist om een koppeling te maken tussen het recht van de architect en het recht van eisers. Al zou de architect zich in dit geval niet op grond van de Auteurswet kunnen verzetten tegen het gebruik van de afbeelding, dan gaat daar nog geen negatieve reflexwerking van uit. Het geschil heeft geen betrekking op een specifieke situatie die de wetgever bewust buiten de omschrijving van de Auteurswet heeft laten vallen. Het gaat hier om het recht van de eigenaar waarop de Auteurswet helemaal geen betrekking heeft. Het onrechtmatige daadsrecht en het Auteursrecht bieden verschillende beschermingsregimes, die naast elkaar bestaan, en elkaar over en weer aanvullen.

Ook Mr. Bruinhof schreef een reactie op het Rotterdamse vonnis. Hij begroet dat met instemming omdat redenen van "eigendom" en "privacy" kunnen meebrengen dat toestemming gevraagd moet worden. Ook die visie deel ik niet. De overweging van de rechter dat eisers veel tijd en moeite aan de woning hebben besteed zonder dat daar noemswaardige verdiensten tegenover hebben gestaan, is weinig relevant. De bestede tijd en moeite komen immers ten goede aan het woongenot van eisers. Bovendien wordt niet duidelijk in hoeverre de exploitatiebelangen van eisers onevenredig zijn aangetast door publicatie van de foto. Nu het huis niet naar eisers te traceren is, zie ik daarnaast niet in waarom een afbeelding van het huis een inbreuk op de persoonlijke levensfeer zou vormen. Dit zou anders zijn als de kwestie betrekking zou hebben op ontoegankelijke plaatsen zoals het interieur van het huis of de vijver in de achtertuin. Nu gaat het echter om het aangezicht van het huis dat vanaf de openbare weg gewoon met het blote oog zichtbaar is.

In beginsel ben ik het dus eens met Visser dat het vonnis van de Rotterdamse Rechtbank tot een onjuist resultaat leidt. Toch kan ik me voorstellen dat omstandigheden die wel betrekking hebben op de commerciële exploitatie of persoonlijke levensfeer, in een ander geval onrechtmatigheid kunnen meebrengen. Daar doet het wel of niet ontbreken van het recht van de architect dus niet aan af. VR

Eerdere berichten (Visser en Bruinhof) hier. Lees het vonnis hier).

IEF 1321

Convergentie

Proefschrift Alexander Tsoutsanis, 'Het merkdepot te kwader trouw'

"Wanneer merkdeposanten wel en niet te kwader trouw zijn, was vroeger onduidelijk en dat is het eigenlijk vandaag nog steeds. Een direct antwoord daarop laat zich niet vinden in de Merkenrichtlijn en Gemeenschapsmerkenverordening, en ik ook (nog) niet door het Hof van Justitie van de EG gegeven. Als gevolg daarvan bestaan er in de rechtspraak van de lidstaten grote verschillen in de beoordeling wanneer een merkdepot wel of niet te kwader trouw is; [...] Het is ongelukkig dat één rechtsbegrip uit één en dezelfde richtlijn in het verenigd Europa zo verschillend wordt uitgelegd, juist ook omdat de Merkenrichtlijn een harmonisatierichtlijn is, die nationale uitlegverschillen in lidstaten beoogt te verkleinen. Met zoveel divergentie is convergentie geboden, en in ieder geval een uitdaging. Dit boek probeert daarom een aanzet tot convergentie te geven, en beoogt een sluitend antwoord te formuleren op de vraag wanneer een merkdepot volgens Europees merkenrecht te kwader trouw geoordeeld zou moeten worden."

Lees de inhoudsopgave, inleiding en samenvatting van het proefschrift hier.

IEF 1279

Revolutie

In een artikel in de Volkskrant van afgelopen zaterdag, 25 november (bijlage Het Betoog, pagina 5), pleit Joost Smiers in een paginagroot artikel voor de gehele afschaffing van het auteursrecht. Het auteursrecht zou uiteindelijk alleen maar de Bill Gates' van deze wereld rijker maken, terwijl de armlastige kunstenaar eigenlijk ook wel zonder auteursrechtelijke bescherming af kan. Bovendien meent Smiers dat het auteursrecht onze vrijheid van meningsuiting aantast en onze fantasie aan banden legt.

Joost Smiers is auteur van Arts Under Pressure. Promoting Cultural Diversity in the Age of Globalization. Aangenomen mag worden dat hij er geen bezwaar tegen heeft als u zijn artikel, dat vooralsnog alleen ter betaling is in te zien op de website van de Volkskrant, binnenkort onder eigen naam ergens anders publiceert.

Zie hier voor eerdere berichtgeving op IEForum over een publicatie van Joost Smiers. 

IEF 1232

Waar ligt de grens?

K.J. Koelman, noot bij Rechtbank Arnhem, 21 september 2005 (Tellegen/Codemasters). Verschenen in AMI 2005, p. 204-207.

"Maar een rechter die zich gaat bezighouden met de vraag of een werk waarde toevoegt aan het product waarin het is opgenomen, begeeft zich op glad ijs. Zou art. 18a Aw er eveneens aan in de weg staan dat een fotograaf optreedt tegen gebruik van een foto in een boek waarin ook honderden foto’s van anderen staan, indien de uitgever kan aantonen dat het boek evengoed verkoopt zonder die foto – en de fotograaf bovendien al genoeg heeft verdiend met het werk? Dat zou een opmerkelijke ontwikkeling zijn. Waarschijnlijk is echter iedereen het er over eens dat bijvoorbeeld een ontwerper die een stoel heeft ontworpen die op een van de foto’s voorkomt, niet moet zeuren, behalve misschien als het een fotoboek is over stoelontwerpen. (...) Maar waar ligt de grens? Waarom de fotograaf betalen en niet de ontwerper? Zou de architect van het stadion wél kunnen optreden tegen gebruik ervan in het spel – als Ajax zich tenminste diens rechten evenmin heeft laten overdragen?" Lees de hele noot hier en het vonnis hier.

IEF 1231

Koelman schrijft door

K.J. Koelman, noot bij Vzr. Rb. Den Haag 16 september 2005 (Stichting Thuiskopie/Opus), AMI 2005, p. 207-211. Tips voor de bewuste consument:

"Het kan echter nog goedkoper, zo blijkt uit deze uitspraak: als een Nederlandse consument de onbespeelde dvd’s of cd’s via internet bestelt bij een Duitse aanbieder die ze vervolgens per post laat bezorgen, hoeft er helemaal geen heffing te worden betaald. In Duitsland hoeft namelijk geen heffing te worden afgedragen, omdat de dragers niet op de plaatselijke (Duitse) markt worden gebracht. En de rechter oordeelt nu dat er in Nederland evenmin een partij kan worden aangewezen die moet betalen."

"Gedaagde verweerde zich met het argument dat een partij die via internet opnamemedia aan Nederlandse consumenten verkoopt niet als ‘importeur’ in de zin van de Auteurswet heeft te gelden en dat hij daarom geen opgave- en/of betalingsplicht heeft. Met enige tegenzin honoreert de voorzieningenrechter dit verweer. Hij schrijft allereerst dat gedaagde civielrechtelijk en volgens het gezonde verstand als importeur van de waar moet worden gezien. Maar uit de toelichting bij de Auteurswet kan worden afgeleid dat de minister niet de verkoper, maar de consument die de dragers via internet bestelt en naar zich laat opsturen als ‘importeur’ beschouwt. [...] De rechter heeft zichtbaar moeite met dit resultaat, maar moet toegeven dat voldoende twijfel is gezaaid over de uitkomst van een bodemprocedure. Hij kan de vordering daarom niet toewijzen."
Lees de hele noot hier en het vonnis hier.

IEF 1210

Buma.eu

Artikel Kamiel Koelman, gepubliceerd in AMI 2005, p. 191-196: Op naar de Euro-Buma(s): de Aanbeveling van de Europese Commissie over grensoverschrijdend collectief rechtenbeheer. In juli 2005 publiceerde de Europese Commissie een studie waarin zij haar plannen uiteenzet over de toekomst van het collectieve beheer van rechten voor online muziekgebruik.

De Europese Commissie wil het collectieve beheer van rechten voor online muziekgebruik flink op de schop nemen, maar beperkt zich vooralsnog tot de niet dwingende soft-law van een Aanbeveling. Het is moeilijk te voorspellen waartoe het zal leiden, indien alle aanbevelingen zouden worden gevolgd. Vooral (grote) muziekuitgevers en platenmaatschappijen zouden er waarschijnlijk van profiteren. Het is minder aannemelijk dat individuele auteurs en artiesten baat hebben bij de regels van de Aanbeveling, maar mogelijk is dit wel. Of online muziekgebruikers straks beter af zijn valt te betwijfelen. Lees gehele artikel hier.

IEF 1204

Vreemde bedgenoten (5)

Reactie Dirk Visser op Vreemde bedgenoten (4): Laat Minister Pechtold nu ook al nota’s, rapporten en beleidsstukken door externe adviseurs opstellen "naar het ontwerp en onder leiding en toezicht" van zijn eigen ambtenaren?

Hoewel letterlijk genomen niet volledig onjuist is onderstaande passage uit de Nota van Minister Pechtold naar aanleiding van het verslag bij het Voorstel Wet implementatie richtlijn inzake hergebruik van overheidsinformatie( Kamerstuk 2005-2006, 30188, nr. 6 2e Kamer) toch wel enigszins misleidend omdat een cruciale voorwaarde uit artikel 6 Aw niet wordt genoemd:

“Bij door externen opgestelde nota’s, rapporten en beleidsstukken bezit de overheid het auteursrecht, wanneer de stukken onder leiding en toezicht van de overheid tot stand zijn gebracht ingevolge artikel 6 van de Auteurswet. Die stukken mogen op grond van artikel 15b van de Auteurswet verder worden verspreid, tenzij de overheid het auteursrecht nadrukkelijk heeft voorbehouden. Bij stukken die niet onder leiding en toezicht van de overheid tot stand zijn gebracht, zoals door externen vervaardigde onderzoeksrapporten, rust het auteursrecht niet bij de overheid”.

Artikel 6 Auteurswet is alleen van toepassing indien het werk niet alleen onder “onder leiding en toezicht” maar ook “naar het ontwerp van een ander” is vervaardigd.

Het lijkt weinig aannemelijk dat er veel “nota’s, rapporten en beleidsstukken” door externen “naar het ontwerp” (in auteursrechtelijke zin) van de overheid worden opgesteld. Waarom zou de overheid daar immers externen voor inschakelen? Heeft diezelfde Minister Pechtold niet net zelf verkondigd dat er minder adviescommissies moeten komen en dat ambtenaren meer zelf moeten beslissen?

Artikel 6 zal dan ook vermoedelijk zeer zelden op “nota’s, rapporten en beleidsstukken” door externen voor de overheid opgesteld van toepassing zijn. Na de voorgestelde wijziging van art. 15b Aw zal de overheid zich het auteursrecht dus meestal afzonderlijk (door middel van een daar toe bestemde akte) moeten laten overdragen, alvorens ze desgewenst via het nieuwe art. 15b in het publieke domein te kunnen brengen.

IEF 1176

Koelman publiceert parallel

MGM vs Grokster – AKA Auteursrecht vs Techniek: Op 27 juni j.l. wees de Amerikaanse federale opperrechter het zogenoemde Grokster-arrest. Het Supreme Court oordeelt dat de p2p-providers Streamcast en Grokster aansprakelijk kunnen worden gehouden voor inbreuken die gebruikers van hun p2p-programma’s maken, omdat is bewezen dat deze p2p-programma-aanbieders hun product verspreidden met het oogmerk auteursrechtinbreuk te bevorderen. Deze bijdrage analyseert de uitspraak en de mogelijke gevolgen ervan. Met name wordt aandacht besteed aan de vraag of en in hoeverre auteursrechthebbenden de technische ontwikkeling kunnen beïnvloeden. Kunnen zij een veto uitspreken over de introductie van nieuwe technieken? (Computerrecht 2005, p. 247-254). Lees hele noot hier.

Noot bij Rb. Leeuwarden 25 mei 2005 (Openbaar onderwijs Zwolle/Pendula): Het heeft meer dan een decennium moeten duren, maar nu is er dan toch een uitspraak waarin een beroep op de interoperabiliteitsbepaling van artikel 45m Aw uitdrukkelijk wordt gehonoreerd. Helaas slaat de rechtbank de plank volledig mis en had hij het beroep moeten afwijzen. Op de servers van de application service provider (ASP) Pendula draait een administratief programma waarin allerlei gegevens van Zwolse scholen staan opgeslagen. De scholen willen overstappen naar een ander programma. De gegevens moeten daartoe worden omgezet in het format van het nieuwe programma en dit gaat het makkelijkst door een klein programmaatje – een zogeheten ‘script’ – te draaien op een computer waarop Pendulas programma is geïnstalleerd. De scholen vorderen dat Pendula het script op haar servers draait en de gegevens in het resulterende format aanlevert. De rechter oordeelt dat de scholen op grond van artikel 45m Aw gelijk moeten krijgen. Maar dat is onjuist. (Computerrecht 2005, p. 263-266). Lees hele noot hier.