DOSSIERS
Alle dossiers

Rechtspraak  

IEF 5804

Publiciteit inzake tandverzorging

gebit.gifHvJ EG, 13 maart 2008, in zaak C-446/05, prejudiciële vragen in de Belgische strafzaak tegen Ioannis Doulamis.

Artikel 81 EG, gelezen in samenhang met de artikelen 3, lid 1, sub g, EG en 10, tweede alinea, EG, staat niet in de weg aan een nationale wet die reclame inzake tandverzorging verbiedt.

Doulamis wordt vervolgd onder meer omdat hij in een telefoongids reclame heeft gemaakt voor het Tandheelkundige laboratorium Jean DOULAMIS en voor de Tandheelkundige kliniek Jean DOULAMIS, wat de Belgische wet van 15 april 1958 verbiedt. De reclameadvertenties zijn respectievelijk in de pagina’s betreffende tandheelkundige laboratoria en in die betreffende tandheelkundige klinieken geplaatst. Deze advertenties bevatten objectieve informatie, zoals de aangeboden diensten, het adres, het telefoonnummer en de openingsuren van de twee praktijken.

Volgens de verwijzende rechter is het niet uitgesloten dat de bepalingen van de wet van 15 april 1958 het vrije handelsverkeer tussen de lidstaten kunnen belemmeren, voor zover zij de verwezenlijking van de doelstellingen van een eenheidsmarkt tussen de staten in gevaar kunnen brengen. Het Hof oordeelt anders.

Uit niets blijkt dat de wet van 15 april 1958 een mededingingsregeling of een besluit van ondernemingen bevoordeelt, begunstigt of vastlegt. Uit de verwijzingsbeslissing blijkt evenmin dat de betrokken lidstaat de verantwoordelijkheid voor het nemen van besluiten tot interventie op economisch gebied aan particuliere marktdeelnemers zou hebben gedelegeerd in plaats van zijn eigen regels te laten gelden.

Zelfs in de veronderstelling ten slotte dat Doulamis, als eigenaar van een tandheelkundige kliniek, kan worden gekwalificeerd als „onderneming” in de zin van artikel 81 EG (…), blijkt uit de verwijzingsbeslissing niet dat er in casu sprake is van een overeenkomst tussen ondernemingen, een besluit van een ondernemersvereniging, of een onderling afgestemde feitelijke gedraging die de handel tussen de lidstaten ongunstig kan beïnvloeden en die ertoe strekt of ten gevolge heeft dat de mededinging binnen de gemeenschappelijke markt wordt verhinderd, beperkt of vervalst.

Het Hof verklaart voor recht : “Artikel 81 EG, gelezen in samenhang met de artikelen 3, lid 1, sub g, EG en 10, tweede alinea, EG, staat niet in de weg aan een nationale wet, zoals de wet van 15 april 1958 betreffende de publiciteit inzake tandverzorging, die eenieder en tandverzorgers verbiedt in het kader van een vrij beroep of een praktijk voor tandverzorging op welke wijze ook reclame inzake tandverzorging te maken.”

Lees het arrest hier.

IEF 5559

Eerst even voor jezelf lezen

Rechtbank Amsterdam, 7 februari 2008, KG ZA 07-2481 WT/PvV, IRDA tegen Norma & Sena. (met dank aan Marcel Bunders, Hellingman Bunders Advocaten).

“”4.9. Gelet op het voorgaande moet het belang van IRDA om in de concurrentie om de gunst van de deelnemende kunstenaars gevrijwaard te blijven van onjuiste en onrechtmatige berichtgeving over IRDA, haar posities en prestaties zwaarder wegen dan het belang van Norma en Sena bij hun aanspraak op vrijheid van meningsuiting. De vordering tot het doen staken van de hiervoor als onrechtmatig geoordeelde mededelingen zal worden toegewezen.

Lees het vonnis hier.

Rechtbank ’s-Gravenhage, 8 februari 2008, LJN: BC3893, de vennootschap onder firma [X] tegen de Staat der Nederlanden (Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport).

Samenvatting Rechtspraak.nl: Eisers exploiteren een bedrijf in de verkoop van elektronische sigaretten De IGZ (Inspectie voor de gezondheidszorg) heeft eisers meegedeeld dat de minister van Volksgezondheid de elektronische sigaret op de Europese agenda wil zetten om de status van de elektronische sigaret in de EU-landen goed onderling af te stemmen. Tot die tijd mag, voorlopig uitgaande van de veronderstelling dat het om een geneesmiddel gaat waarvoor geen handelsvergunning is afgegeven, voor de elektronische sigaret geen enkele vorm van reclame meer worden gemaakt. Ter beoordeling is of gedaagde onrechtmatig handelt door eisers te verbieden reclame te maken voor hun product. De voorzieningenrechter komt tot de conclusie dat niet kan worden geoordeeld dat gedaagde niet in redelijkheid kon beslissen dat eisers hun reclameactiviteiten moeten staken.  

Lees het vonnis hier.

Rechtbank Amsterdam, 6 februari 2008,  LJN: BC3781, Koninklijke hoogheden tegen Audax B.V. cs.

Samenvatting Rechtspraak.nl: Plaatsing in weekblad Party van foto's van Prinses Maxima en twee van haar dochters op een openbaar strand onrechtmatig bevonden. Niet in alle situaties is toestemming van betrokkenen of de Rijksvoorlichtingsdienst nodig. In dit geval leverden de foto's echter geen bijdrage aan enig publiek debat. Privacy-belangen wegen hier zwaarder dan het recht op vrije meningsuiting. Dit ook nu de foto's op een openbaar strand zijn genomen; het betrof namelijk een privé-activiteit van Prinses Maxima en twee van haar dochters. Wegens inbreuk op portretrecht immateriële schadevergoeding van € 3.000,- toegewezen. Echter geen sprake van veelvuldige inbreuken op het privéleven; verbod voor de toekomst daarom niet aan de orde.”

Lees het vonnis hier.

IEF 5553

De betekenis van voordeel

sun50.gifRechtbank Amsterdam, 10 januari 2008, LJN: BC1642, Reckitt Benckiser (The Netherlands) B.V. tegen Unilever Nederland B.V.

Wel gemeld, nog niet samengevat. Misleidende reclame. 50% meer of 1/3 minder? “+50% gratis ” kan ook betekenen dat “van de totale hoeveelheid tabletten (39 of 24) er 13 (of 8) gratis zijn, wat 50% is van de resterende hoeveelheid, te weten van 26 (16) tabletten”.

Calgonit wordt al enige tijd te koop aangeboden met 50% extra tabletten in de verpakking. De vaatwastabletten worden verkocht tegen dezelfde prijs als voorheen. Reckitt, de producent van Colgonit, gebruikt de claim “+50% gratis” op haar verpakking.

Unilever springt daar op in: zij brengt ook een verpakking van haar vaatwasmiddel, Sun, op de markt met de tekst “+50% gratis”. Maar in plaats van 50% extra tabletten in de verpakking te doen, heeft Unilever het aantal tabletten “deelbaar door drie gemaakt en de prijs voor de standaardhoeveelheid tabletten verminderd met ongeveer een derde. Concreet betekent dat, dat zij voor de Sun tabletten Hydrofilm het aantal tabletten per verpakking heeft verlaagd van 40 naar 39 en de prijs van  € 5,79 naar € 3,79.” Het prijsvoordeel voor de consument is in beide gevallen hetzelfde, namelijk dat ongeveer 2/3 van de oude prijs per tablet wordt betaald.

Volgens Reckitt is er sprake van misleidende reclame. De rechter is echter van mening dat er geen sprake is van misleidende reclame, omdat het prijsvoordeel bij beide partijen gelijk is en omdat  “+ 50% gratis” volgens de rechter niet hoeft te betekenen dat aan de oude hoeveelheid tabletten 50% is toegevoegd.

“4.4. (…) Echter, “+50% gratis” hoeft, anders dan Reckitt heeft betoogd, niet per definitie te betekenen dat er 50% aan de oude voorraad is toegevoegd. De consument kan de aanbieding ook zo begrijpen als Unilever het heeft weergegeven, namelijk dat van de totale hoeveelheid tabletten (39 of 24) er 13 (of 8) gratis zijn, wat 50% is van de resterende hoeveelheid, te weten van 26 (16) tabletten. In die zin is de claim van Unilever niet minder waar dan die van Reckitt en levert deze geen misleiding op. Het teken “+” wordt in dat geval opgevat in de eveneens voor dat teken gebruikelijke betekenis van “voordeel”. (…)”

Daarnaast heeft Reckitt vooralsnog niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij door de actie van Unilever schade heeft geleden in de vorm van omzetverlies. Integendeel zelfs, uit de in het geding gebrachte grafieken blijkt veeleer dat het marktaandeel van Reckitt, ondanks de introductie van de Dreft vaatwasmachinetabletten, ten opzichte van begin 2007 is toegenomen, terwijl dat van Unilever licht is gedaald. Van de weergegeven omzetschommelingen in de loop van 2007 is niet op voorhand komen vast te staan dat deze samenhangen met de Sun actie, mede gezien de gemotiveerde betwisting daarvan door Unilever.

Unilever hoeft het gebruik van de claim “+50% gratis” voor Sun vaatwasmachinetabletten niet te staken.

Lees het vonnis hier.

IEF 5526

Een vergissing

Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 22 januari 2008, LJN: BC2420 (Stichting Postwanorder tegen Otto B.V.

Wel gemeld, nog niet samengevat. Reclamerecht. Overeenkomstenrecht. Geen geldig aanbod te koop aangeboden lcd tv voor 99 euro. Ontvangstbevestiging is geen opdrachtbevestiging. Het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch bekrachtigt het vonnis waarvan beroep (lees dat vonnis hier).

Otto heeft naar voorlopig oordeel van het Hof voldoende aannemelijk gemaakt dat sprake is van een vergissing (oneigenlijke dwaling) en in dat verband genoegzaam aangetoond dat door een fout in haar computersysteem de bij de wandsteun behorende prijs abusievelijk als koopprijs bij de lcd tv is vermeld (r.o. 4.9).

Het verzenden van een opdrachtbevestiging betekent niet dat Otto haar wil heeft bevestigd. Het betreft hier geen ‘opdrachtbevestiging’ doch enkel een ontvangstbevestiging (r.o. 4.11). Daardoor heeft Otto ook niet afstand gedaan van haar recht op zich op artikel 3:33 BW te beroepen of dat sprake is van rechtsverwerking (r.o. 4.12). Daarnaast is niet naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar dat Otto zich beroept op 3:33 BW (r.o. 4.13). Er is geen koopovereenkomst tot stand gekomen op grond van artikel 3:33 omdat aannemelijk is dat de verklaring van Otto niet in overeenstemming is met haar wil.

Bij de vraag of consumenten gerechtvaardigd mochten vertrouwen op de verklaring van Otto (3:35 BW) dient te worden uitgegaan van de gemiddeld geïnformeerde consument, waarvan verwacht mag worden dat hij zich tevoren globaal heeft georiënteerd op de prijzen van lcd tv’s. Door de wijze van aanbieden van de lcd tv moet de consument begrijpen dat sprake is van een vergissing, omdat hij weet, althans behoort te weten dat prijzen van vergelijkbare lcd tv’s variëren van ca. € 700,00 tot ongeveer € 1.300,00 (r.o. 4.16).

Het verschil in prijs is volgens het Hof zo aanzienlijk dat er in ieder geval reden is tot twijfel. Ingeval van twijfel omtrent de juistheid van de prijs dient de consument dienaangaande nader onderzoek te verrichten (artikel 3:11 BW). Een dergelijk onderzoek is niet bezwaarlijk. Een van de voordelen van internet is nu juist dat de consument betrekkelijk eenvoudig, want vanachter de pc, kan achterhalen welke prijzen voor dezelfde of vergelijkbare lcd tv’s door andere dienstverleners worden gehanteerd. Ook een eenvoudig telefoontje naar de klantenservice van Otto zou hebben volstaan. Kortom: ook bij twijfel hadden de consumenten kunnen én moeten weten dat de door Otto vermelde prijs een vergissing was (r.o. 4.17). Daarbij is niet van belang dat Otto de lcd tv gedurende zeven dagen aanvankelijk voor een prijs van € 99,90, na drie dagen gewijzigd in een prijs van € 99,00, op haar website te koop heeft laten staan (4.18) noch dat tot tweemaal toe een bevestiging is verstuurd (r.o. 4.19).

De voorlopige conclusie van het hof is dat de aanvaarding van het aanbod bij gebreke van een met de verklaring overeenstemmende wil en bij gebreke van gerechtvaardigd vertrouwen aan de kant van de consumenten niet leidt tot gebondenheid van Otto.

Lees het arrest hier.

 

IEF 5491

Welke medicijnen u moet slikken

Rechtbank ’s-Gravenhage, 20 december 2007, KG 07/1490, Vereniging Zorgverzekeraars Nederland c.s. tegen Koninklijke Nederlandse Maatschappij ter bevordering der Pharmachemie.

Wel gemeld, nog niet samengevat. Vereniging Zorgverzekeraars Nederland is de brancheorganisatie van alle zorgverzekeraars in Nederland. KNMP is de overkoepelende beroeps- en brancheorganisatie van apothekers.

De KNMP heeft in meerdere media door middel van een campagne haar ongenoegen kenbaar gemaakt met betrekking tot het preferentiebeleid van sommige zorgverzekeraars. Naar haar mening gaan sommige zorgverzekeraars op de stoel van de arts en apotheker zitten door uit oogpunt van kostenbesparing voor te schrijven welke medicijnen wel en welke niet vergoed worden. Consumenten worden door de KNMP verwezen naar zorgverzekeraars die er volgens haar dit beleid er niet op nahouden.

De Vereniging voor Zorgverzekeraars c.s. eisen in kort geding een verbod op de voorlichtingcampagne van de KNMP. Het is volgens eiseressen niet de taak van de KNMP om consumenten te adviseren over verzekeringen. Bovendien wordt door middel van deze campagne volgens eiseres onjuiste en misleidende informatie verstrekt, hetgeen onrechtmatig is jegens eiseressen.

De Voorzieningenrechter overweegt dat ter beoordeling is of de KNMP bij het voeren van voormelde campagne onrechtmatig heeft gehandeld jegens eiseressen, meer in het bijzonder of de reclmae-uitingen van gedaagde kunnen worden beschouwd als misleidend in de zin van artikel 6:194 BW. De KNMP heeft niet betwist dat het hier gaat om een vorm van reclame die in de uitoefening van een beroep of bedrijf is gedaan. Bij de beoordeling geldt als uitgangspunt volgens de Voorzieningenrechter dat het ingevolgde artikel 6:195 BW aan de KNMP is om de juistheid van de in de uiting vervatte stellingen of suggesties aannemelijk te maken.

De Voorzieningenrechter gaat mee in de stelling van eiseressen dat van de tekst ”Deze zorgverzekeraars schrijven niet voor welke medicijnen u moet slikken” een onjuist en misleidend beeld uitgaat, namelijk dat de andere zorgverzekeraars dat wel doen, terwijl alleen artsen medicijnen voorschrijven en niet de zorgverzekeraars. Gedaagde heeft het misleidende karakter van deze uiting niet kunnen weerleggen, aldus de Voorzieningenrechter.  Bovendien oordeelt de Voorzieningenrechter dat de informatie in de campagne niet volledig is nu (onder meer) niet wordt gesproken over het feit dat ook de verzekeraars met een preferentiebeleid de door de arts voorgeschreven medicijnen vergoeden. Per werkzame stof vergoeden zij echter alleen een beperkt aantal producten. Die informatie ontbreekt in de campagne. Ook is (onder meer) de suggestie onjuist dat per 1 januari 2008 ten aanzien van de vergoedingen iets zal veranderen onjuist, omdat het preferentiebeleid al sinds juli 2005 wordt uitgevoerd.

De onjuiste en onvolledige informatie aangevuld met het advies om over te stappen naar een andere zorgverzekeraar is naar voorlopig oordeel van de Voorzieningenrechter misleidend. De vorderingen van eiseressen (een verbod en rectificatie) worden grotendeels toegewezen.

Lees het vonnis hier.

IEF 5490

De werkzame stof

Vzr. Rechtbank Maastricht, 10 januari 2008, KG ZA 07-481, Sanofi Aventis Netherlands B.V. tegen Pharmachemie B.V. (met dank aan Willem Hoorneman, CMS Derks Star Busmann).

Wel gemeld, nog niet samengevat. Overtreding geneesmiddelenregelgeving door concurrent. Correctie Langemeijer wordt niet aangenomen.

Sanofa is een onderneming die zich bezighoudt met onder meer de verhandeling en distributie van geneesmiddelen. Pharmachemie als onderdeel van het wereldwijde Teva-concern is een producent van generieke geneesmiddelen en een rechtstreekse concurrent van Sanofa.

Sanofa heeft geconstateerd dat Pharmachemie zonder registratie voor geneesmiddelen met de werkzame stof oxaliplatine aan de in inkoopgroepen georganiseerde ziekenhuisapotheken offertes heeft uitgebracht voor geneesmiddelen met de werkzame stof oxaliplatine. Pharmachemie handelt aldus Sanofa hierdoor in strijd met de wet- en regelgeving voor geneesmiddelen en geneesmiddelenreclame en eveneens onzorgvuldig en onrechtmatig jegens Sanofa door op deze wijze een onrechtmatige commerciële voorsprong ten opzichte van Sanofa te verkrijgen.

Als meest verstrekkende verweer voert Pharmachemie aan dat de norm waarvan Sanofa beweert dat die is geschonden niet strekt tot bescherming tegen schade die zij als concurrent meen te hebben geleden. Met andere woorden, volgens Pharmachemie is niet voldaan aan het relativiteitsvereiste van artikel 6:163 BW. 

De Voorzieningenrechter volgt Pharmachemie in haar verweer. Onder verwijzing naar HR 10 november 2006, LJN: AY9317 (AstraZeneca/Menzis), een arrest van het Hof Amsterdam van 21 september 2006, de wetsgeschiedenis en Richtlijn 2001/83 oordeelt de Voorzieningenrechter dat artikel 40 en 84 van de Geneesmiddelenwet waarop Sanofa zich beroept dienen ter bescherming van de volksgezondheid en niet ter bescherming van een (monopolie)positie op de markt voor geneesmiddelen. Deze bepalingen strekken niet tot voorkoming van de door Sanofa beweerdelijk geleden schade.

Volgens de Voorzieningenrechter kan er alleen sprake zijn van aansprakelijkheid van Pharmachemie als de schending van de regels door Pharmachemie bijdraagt tot het oordeel dat een zorgvuldigheidsnorm is geschonden die wel bescherming biedt tegen de beweerdelijke schade van Sanofa (zie r.o. 3.4 van het reeds aangehaald arrest van de Hoge Raad van 10 november 2006). Echter, Sanofa heeft geen concrete omstandigheden genoemd op grond waarvan de Voorzieningenrechter gehouden zou zijn aansprakelijkheid aan de zijde van Pharmachemie aan te nemen op basis van de correctie Langemeijer. De enkele stelling dat er schade is, is daartoe onvoldoende.

Lees het vonnis hier.

IEF 5474

Eerst even voor jezelf lezen

Gerechtshof ’s-Hertogenbosch, 29 januari 2008, Red Bull Gmbh tegen Winters B.V. & Smart Drinks Ltd. (met dank aan Sven Klos, Klos Morel Vos & Schaap).

"6.4 In het incidenteel arrest heeft het hof in het kort de kwestie waar het in deze zaak over gaat weergegeven, te weten het bezwaar van Red Bull tegen het 'afvullen' van blikjes frisdrank door Winters in door Smart Drinks aangeleverde blikjes met daarop tekens die volgens Red Bull overeenstemmen met een aantal door Red Bull voor (fris)- dranken ingeschreven merken.

6.10 Het hof overweegt hierover het volgende. In dit geval worden de lege blikjes met daarbij behorende afsluitdoppen met alle daarop voorkomende tekens, versieringen en teksten door Smart Drinks samen met het extract voor de frisdrank aan Winters aangeleverd. Winters vult de blikjes overeenkomstig de aanwijzingen/recepten van Smart Drinks met een bepaalde hoeveelheid van het extract, vult dit aan met water en zonodig koolzuur en sluit de blikjes. Vervolgens worden de gevulde blikjes weer aan Smart Drinks ter beschikking gesteld, die deze vervolgens naar landen buiten de Benelux exporteert.

6.11 Bij deze werkwijze kan niet worden gezegd dat Winters de tekens op de blikjes aanbrengt. Deze zijn daarop immers reeds aangebracht voordat Winters er de beschikking over krijgt. Van aanbrengen van het teken op de verpakking van de waren door Winters is derhalve geen sprake.

6.12 Dit betekent evenwel nog niet dat niet gezegd kan worden dat Winters de tekens op de waren aanbrengt. Bij de soort van waren waar het hier om gaat, (fris)drank, kan een merk of teken niet anders worden aangebracht dan door de drank te combineren met een verpakking die voorafgaand aan het vullen reeds van dat merk of teken is voorzien of na het vullen daarvan wordt voorzien. In dit geval combineert Winters de waren (het aangelengde extract) en de verpakking (de reeds bewerkte blikjes) tot het eindproduct, de blikjes met inhoud en met tekens en teksten. Dat betekent dat door het handelen van Winters de waren van het teken worden voorzien. Enig ander moment is daarvoor ook niet aan te wijzen: voorafgaand aan de werkzaamheden van Winters zijn er nog geen blikjes met gemerkte waren, daarna en daardoor zijn die er wel. Het handelen van Winters is dan ook aan te merken als het aanbrengen van de gewraakte tekens op de waren zodat sprake is van gebruik in de zin van artikel 2:20 lid 1 aanhef en onder b. en c. BVIE.”

(…) 6.30 De slotsom is dat het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de verpakkingen met het teken Bullfighter in stand blijft en dat de vorderingen zoals deze werden toegewezen ten aanzien van dat teken ook worden toegewezen ten aanzien van de verpakkingen met de tekens Pitbull en Live Wire.”

Lees het arrest hier.

IEF 5444

Eerst even voor jezelf lezen

NMA, 21 december 2007, zaaknummer: 4070, XS4ALL – Buma.

“XS4ALL heeft een klacht ingediend bij de NMa gericht tegen de collectieve beheersorganisatie Buma. XS4ALL verzoekt de NMa te verklaren dat Buma misbruik maakt van haar economische machtspositie door de leden van Buma te verplichten hun volledige rechten over te dragen. Vervolgens beklaagt XS4ALL zich over de weigering van Buma XS4ALL toe te staan rechtstreeks met de bij Buma aangeslotenen afspraken te maken ter zake bepaalde aspecten van het gebruik van hun muziekrepertoire. De klacht van XS4ALL gericht tegen de vermeende overtreding door Buma van artikel 24 van de Mw wordt door de NMa afgewezen.

De NMa komt tot dit oordeel mede gelet op het feit dat er wel degelijk een mogelijkheid bestaat voor auteursrechthebbenden/leden om bepaalde exploitatievormen en/of landen uit te sluiten van overdracht aan Buma. Zie artikel 19 van het standaardexploitatiecontract dat Buma hanteert voor auteursrechthebbenden. Verder acht de NMa de door Buma vereiste overdracht van rechten nog steeds gerechtvaardigd om een systeem van collectief beheer te kunnen waarborgen, ook in het digitale tijdperk.

Lees de uitspraak hier.

Gerechtshof ’s-Hertogenbosch, 8 januari 2008, LJN: BC2703, Dijkzicht Beheer B.V. tegen Euro Management Consultants België N.V.

“4.8 Het hof overweegt hierover het volgende. Het begrip 'belanghebbende' in verband met het inroepen van verval dient op zichzelf ruim uitgelegd te worden. EMC België valt daar in beginsel onder; dat is tussen partijen niet in discussie. Echter, het begrip is in die zin beperkt dat er niet onder valt degene die op grond van bijzondere omstandigheden onbehoorlijk zou handelen jegens degene van wiens merk hij de vervallenverklaring vordert. Van dergelijk onbehoorlijk handelen is sprake indien dat handelen neerkomt op misbruik van bevoegdheid.

De omstandigheden die Dijkzicht in dit verband aanvoert betreffen handelen van EMC België dat op zichzelf genomen los staat van het voeren van het merk. Het door Dijkzicht gestelde onbehoorlijk handelen betreft daardoor een andere situatie dan waarop de hiervoor bedoelde beperking van het begrip 'belanghebbende' ziet. Ook indien hetgeen Dijkzicht over het handelen van EMC België heeft aangevoerd juist is, rechtvaardigt dat niet de conclusie dat EMC België misbruik van bevoegdheid maakt door de vervallenverklaring van het merk te vorderen dan wel anderszins daardoor zodanig onbehoorlijk jegens Dijkzicht handelt dat zij niet als belanghebbende in de zin van artikel 2:27 BVIE kan worden aangemerkt.”

Lees het arrest hier

Rechtbank 's-Gravenhage, 28 januari 2008, LJN: BC2824. Strafzaak.

Samenvatting rechtspraak.nl: “Computervredebreuk, begaan door een rechtspersoon, meermalen gepleegd. Verdachte heeft zich ten behoeve van haar nieuwsgaring via aan derden verleende inlogcodes de toegang verschaft tot de nieuwsserver van het ANP en daarvan ook veelvuldig gebruik gemaakt. De boete die de rechtbank oplegt is aanmerkelijk lager dan de officier van justitie heeft geëist. De rechtbank heeft onvoldoende zicht op de schade die verdachte door haar handelwijze het ANP heeft toegebracht en daarom gaat zij voorbij aan de berekening die de officier van justitie ter onderbouwing van zijn eis heeft gehanteerd.

Daarnaast betrekt de rechtbank in haar oordeel dat het ANP, zonder daarmee aan de strafbaarheid van verdachte of de hoogte van de zwaarte van de op te leggen straf af te doen, niet voldoende alert is geweest om handelingen als deze te voorkomen. Pas nadat de gedragingen van verdachte aan het licht waren gekomen heeft zij de noodzakelijke veiligheidsmaatregelen getroffen. De rechtbank acht een hogere geldboete voor de rechtspersoon op zijn plaats dan de boetes die zijn opgelegd aan de oprichter/directeur en aan de hoofdredacteur omdat het zwaartepunt van de verweten gedragingen ligt bij de gehele bedrijfsvoering van verdachte en in mindere mate bij het individuele handelen van de natuurlijke personen. Geldboete van € 4000,-, waarvan € 2000,- voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar."

Lees het vonnis hier.

Gerechtshof ’s-Hertogenbosch, 22 januari 2008, LJN: BC2420, Stichting Postwanorder tegen Otto B.V.

Reclamerecht. Samenvatting rechtspraak.nl: “Otto biedt op haar website een lcd tv te koop aan voor € 99,--. Een groot aantal consumenten heeft dit aanbod aanvaard door via de website een tv te bestellen. De Stichting stelt zich namens de bij haar aangesloten consumenten op het standpunt dat een geldige overeenkomst tot stand is gekomen en vordert nakoming (levering van de lcd tv voor € 99,--). Net als de kortgedingrechter oordeelt het hof dat geen sprake is van een geldig aanbod. Door de aanvaarding van een dergelijk aanbod komt geen overeenkomst tot stand (artikel 3:33/35 BW). Otto heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat sprake is van een vergissing en het moet ook voor de consumenten op het moment dat zij deze televisie, een HD ready breedbeeld lcd televisie van een A-merk met beelddiameter van 80 cm., bestelden duidelijk zijn geweest dat het om een vergissing ging. Er was niet bij vermeld dat het een stuntaanbod was of zo.”

Lees het arrest hier.

HvJ EG, 29 januari 2008, zaak C-275/06, Productores de Música de España (Promusicae)
tegen Telefónica de España SAU.

Auteursrecht. Spaanse prejudiciële vragen over verplichtingen van serviceproviders.

“De lidstaten zijn (…) niet gehouden, in een situatie als die van het hoofdgeding de verplichting op te leggen om ter verzekering van de doeltreffende bescherming van het auteursrecht in het kader van een civiele procedure persoonsgegevens te verstrekken.

De lidstaten dienen er krachtens het gemeenschapsrecht bij de omzetting van deze richtlijnen wel acht op te slaan dat zij zich baseren op een uitlegging daarvan die het mogelijk maakt een juist evenwicht tussen de verschillende door de communautaire rechtsorde beschermde grondrechten te verzekeren. Bij de tenuitvoerlegging van de maatregelen ter omzetting van deze richtlijnen moeten de autoriteiten en de rechterlijke instanties van de lidstaten vervolgens niet alleen hun nationale recht conform deze richtlijnen uitleggen, maar er ook acht op slaan dat zij zich niet baseren op een uitlegging van deze richtlijnen die in conflict zou komen met deze grondrechten of de andere algemene beginselen van gemeenschapsrecht, zoals het evenredigheidsbeginsel.”

Lees het arrest hier.  

IEF 5430

Safety 1st / Bauhaus / Specialsauce / SENA / Plazacasa / BREIN / Aventis / Chick on a mission / Alfa Romeo

1- GvEA, 24 January 2008, zaak T-88/06, Dorel Juvenile Group, Inc tegen OHIM.

Weigering woordmerk SAFETY 1st. “It follows, as the Board of Appeal correctly found, that the relevant English-speaking public’s overall perception of the mark applied for will not be as an indication of the commercial origin of the goods which that mark covers; therefore, for the public in question, that mark is devoid of any distinctive character in respect of those goods. The plea in law alleging infringement of Article 7(1)(b) of Regulation No 40/94 must therefore be rejected.”

Lees het arrest hier(geen Nederlandse versie beschikbaar).

2- GvEA, 23 januari 2008, zaak T-106/06, Demp BV tegen OHIM / BAU HOW GmbH.

Oppositie BAUHAUS tegem BAU HOW. “In Anbetracht der erheblichen Unterschiede zwischen den Zeichen in visueller Hinsicht, des geringeren Gewichts ihrer klanglichen Ähnlichkeit und der Tatsache, dass die Zeichen entweder für einen begrifflichen Vergleich ungeeignet sind oder einige wahrnehmbare begriffliche Unterschiede aufweisen, ist im Ergebnis festzustellen, dass die Beschwerdekammer fehlerfrei entschieden hat, dass eine Verwechslungsgefahr im Sinne von Art. 8 Abs. 1 Buchst. b der Verordnung Nr. 40/94, auch wenn die von den Zeichen erfassten Waren identisch oder ähnlich sind, ausscheidet.“

Lees het arrest hier(geen Nederlandse versie beschikbaar). 

3- Rechtbank Amsterdam, 9 januari 2008, LJN: BC2660, Specialsauce B.V. tegen Proud Design B.V.

Samenvatting Rechtspraak.nl: “Inbreuk auteursrecht voor het gebruik van een foto, auteursrechtelijk beschermd werk De rechtbank komt tot het oordeel dat tussen partijen geen overeenkomst tot stand is gekomen ten aanzien van het gebruik van de diensten van de fotograaf voor een reclamecampagne, nu partijen geen overeenstemming hadden bereikt over de rechten op foto’s en dit als wezenlijk onderdeel van de overeenkomst kan worden beschouwd. Ook is geen sprake van onrechtmatig afgebroken onderhandelingen. Wel wordt aansprakelijkheid aangenomen voor inbreuk op het auteursrecht voor gebruik van een foto in een reclamecampagne die op wezenlijke onderdelen overeenstemt met de foto gemaakt door de fotograaf in het kader van een proefserie. De wezenlijke kenmerken stemmen overeen. Het verweer dat geen sprake was van een auteursrechtelijk beschermd werk omdat het een productfoto betrof en deze iedere originaliteit ontbeert, wordt verworpen.”

Lees het vonnis hier

4- Rechtbank Amsterdam , 31 oktober 2007, LJN: BC2662. Eisers tegen Stichting Ter Exploitatie Van Naburige Rechten.

Samenvatting rechtspraak.nl: Aanspraak op uitkering op grond van de Wet op de Naburige rechten? Zijn eisers aan te merken als fonogrammenproducent? Zijn eisers aan te merken als uitvoerend kunstenaars? Voornemen om vragen te stellen aan het HvJ EG Artikel 1 sub a en d WNR Aan de orde is onder meer de vraag of eisers sub 7 tot en met 10 zijn aan te merken als producent van fonogrammen, welke vraag uiteindelijk in negatieve zin wordt beantwoord. Ook is aan de orde de vraag of eisers sub 7 tot en met 10 kunnen worden aangemerkt als uitvoerend kunstenaars in de zin van artikel 1 sub a WNR.

De rechtbank ziet in de omstandigheid dat de producer - anders dan de dirigent, orkestleider of regisseur – in wet noch verdrag, noch de totstandkomingsgeschiedenis daarvan als uitvoerend kunstenaar wordt genoemd, een aanwijzing dat de producer niet als zodanig gekwalificeerd behoort te worden. Alvorens de vorderingen af te wijzen, en nu de rechtbank van oordeel is dat het begrip uitvoerend kunstenaar een autonoom gemeenschapsrechtelijk begrip is dat binnen de Europese Gemeenschappen uniform moet worden uitgelegd en dit begrip in de Richtlijn niet nader wordt toegelicht en de betekenis ervan ook niet anderszins uit de Richtlijn blijkt, ziet de rechtbank aanleiding om het HvJ EG te vragen of een lidstaat in strijd handelt met het doel en de strekking van de Richtlijn, indien hij oordeelt dat de producer die betrokken is bij het maken van de arrangementen voor een op te nemen werk en voorts de instrumenten en sessiemuzikanten uitkiest, speelinstructies en zanginstructies geeft, het tempo, de dynamiek, de frasering, de timing en de klankkeuze van het op te nemen werk bepaalt en zijn invloed op de verschillende deelopnamen en de mixage daarvan uitoefent, niet onder het begrip uitvoerend kunstenaar in de zin van artikel 8 van de Richtlijn 2006/115/EG kan worden gebracht. Alvorens deze vraag aan het HvJ EG voor te leggen zullen genoemde eisers en SENA in de gelegenheid worden gesteld zich bij akte over de geformuleerde vraag uit te laten. 

Lees het vonnis hier.

5- Vzr. Rechtbank Alkmaar, 24 januari 2008, LJN: BC2614, Stichting Baas In Eigen Huis tegen  Plazacasa B.V.

Jaap II. Collectieve actie. “4.10 Op grond van het voorgaande komt de voorzieningenrechter tot het oordeel dat de stichting niet voldaan heeft aan de door het Gerechtshof gestelde voorwaarden, nu zij nog altijd onvoldoende onderscheid maakt tussen voor- en tegenstanders van de handelwijze van Plazacasa. Dit brengt mee dat onvoldoende aannemelijk is geworden dat de stichting gelijksoortige belangen behartigt en dat zij dientengevolge niet in haar vordering kan worden ontvangen.”

Lees het vonnis hier.  

6- Rechtbank Amsterdam, 24 januari 2008, KG ZA 07-2249 P/TF, Stichting Brein tegen M. (met dank aan Ruber Brouwer, Hocker).

“5.1. Beveelt M. om binnen 24 uur na betekening van dit vonnis te staken en gestaakt te houden ieder onrechtmatig handelen jegens de rechthebbenden wier belang Brein vertegenwoordigt, door te bevorderen dat auteurs- en nabuurrechtelijke inbreuken plaatshebben door het ter beschikking stellen  met behulp van de domeinnaam “Shareconnector.com” of anderszins van hashcodes of links, al dan niet via andere netwerken, naar auteursrechtelijk of nabuurrechtelijk beschermde werken, die zonder toestemming van de rechthebbenden zijn openbaar gemaakt, alsmede het doen of laten verrichten van zodanige handelingen en het daarbij direct of indirect betrokken zijn.”

Lees het vonnis hier.

7- Rechtbank Maastricht, 23 janurai 2008, HA ZA 06-1003, Private Limited Company Ofpact Ltd. tegen Vandenhof c.s. (met dank aan Kees Berendsen, Croon Davidovich).

3.6 De rechtbank is van oordeel dat de werking die Cyborg geeft aan het geciteerde arrest verder gaat dan de uitzondering die op basis ervan kan worden aangenomen. Ten eerste hebben de stills het primaire doel om reclame te maken voor de eigen, tegen betaling te raadplegen, website en worden zij niet rechtstreeks getoond in verband met de verkoop van de film zelf. Ten tweede beperkt Cyborg zich kennelijk niet tol het tonen van de verpakking of voorzijde van de betreffende DVD's, maaroont zij er fragmenten uit, hetgeen veel verder gaat dan voor de aanprijzing van het product nodig is.”

Lees het vonnis hier

8- Rechtbank ’s-Gravenhage, 23 januari 2008, HA ZA 03-39, Dr. O.K. Wack Chemie Gmbh tegen Brookside Imports Specialties inc.

“4.9. Op grond van het voorgaande moet worden geconcludeerd dat BIS het merk S100 te kwader trouw heeft gedeponeerd. Het betoog van BIS dat de toepassing van het begrip “te kwader trouw” in artikel 3 lid 2 sub d van de merkenrechtrichtlijn (…) beperkt is tot gevallen van misbruik door de deposant, kan niet leiden tot een ander oordeel. Het deponeren van een merk wetende op grond van een rechtstreekse betrekking dat een ander het merk al jaren buiten de Benelux gebruikt, moet immers, behoudens bijzondere omstandigheden, worden gezien als misbruik. Juist daarom is die situatie in het BVIE opgenomen als voorbeeld van een depot te kwader trouw. (…)”

Lees het vonnis hier.

9- Rechtbank ’s-Gravenhage, 22 januari 2008, KG ZA 07-1439, Aventis tegen Apothecon.

“3.1. Aventis vordert, uitvoerbaar bij voorraad, kort gezegd, een verbod op inbreuk in Nederland door Apothecon en Ratiopharm op EP 976, met name door verkoop of verhandeling van een geneesmiddel bevattende fexofenadine.

Lees het vonnis hier

10- Gerechtshof ’s-Hertogenbosch, 22 januari 2008, KG C0601411, Chick on a Mission tegen Christine Le Duc (met dank aan Paul Steinhauser, Steinhauser Heezius Rijsdijk).

“4-18 Voorts speelt een rol de mate van aandacht en inzicht die in dit geval aan het relevante publiek kan worden toegeschreven. Beide partijen rekenen vrouwen tot hun doelgroep, zodat in zoverre een zekere overeenstemming bestaat. Echter, aan de doelgroep van CoaM zoals deze door CoaM wordt omschreven mag een kritische instelling, een meer dan gemiddeld inzicht in de ontwikkeling van de mode en wat daarmee samenhangt en enige kennis van het winkelaanbod worden toegeschreven. Deze doelgroep zal niet snel een verband zien tussen de gewenste exclusieve mode en de producten in de erotische/seksuele sfeer die ClD aanbiedt.”

Lees het arrest hier.

11- Gerechtshof ’s-Gravenhage, 17 januari 2008, KG ZA 06/20, Alfa Romeo Nederland B.V. tegen Houthuijzen c.s. (met dank aan Simone Davina, Boekel De Neree).

“De verordening (Verordening (EG) Nr. 1400/2002 betreffende de toepassing van artikel 81 lid 3 EG op groepen verticale overeenkomsten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen in de motorvoertuigensector) bevat geen regels ten aanzien van het handelen van derden die geen partij zijn bij een distributieovereenkomst. Meer in het bijzonder staat de verordening er niet aan in de weg dat een marktdeelnemer, die noch een erkend wederverkoper is, noch een gevolmachtigd tussenpersoon, zich bezig houdt met de parallelimport van nieuwe voertuigen van het merk en deze vervolgens als onafhankelijk wederverkoper verkoopt."

Lees het arrest hier.

IEF 5343

Eerst even voor jezelf lezen

tsh1st.gif1- Rechtbank ’s-Gravenhage, 9 januari 2008, HA ZA 06-1854, Portakabin Limited c.s. tegen Primakabin B.V.

Eindvonnis. “De rechtbank  verklaart voor recht dat, door tegen betaling aan de zoekmachine Google en mogelijk andere exploitanten van internetzoekmachines de opdracht te geven de Adwords portakabin, portacabin, portokabin, portocabin en vergelijkbare zoekwoorden te koppelen aan haar eigen advertentie met als kop “Nieuwe en gebruikte units”, die na intikken van deze zoekwoorden tot medio februari 2006 verscheen, Primakabin inbreuk heeft gemaakt op de exclusieve rechten van eiseressen op het Benelux woordmerk PORTAKABIN.”

Lees het vonnis hier.

2- Vzr. Rechtbank Maastricht, 10 januari 2008, KG ZA 07-481, Sanofi Aventis Netherlands B.V. tegen Pharmachemie B.V.(met dank aan Willem Hoorneman, CMS Derks Star Busmann).

“2.3. Volgens de Geneesmiddelen informatiebank het CBG heeft Pl~machemiein Nederland geen registraties voor geneesmiddelen met de werkzame stof oxaliplatine. Desondanks heeft Sanofi-aventis recentelijk moeten constateren dat Pharmachemie aan de in inkoopgroepen georganiseerde ziekenhuisapothckcn offertes heeft uitgebracht, waarin ook prijsoffertes werden uitgebracht voor geneesmiddelen met de werkzame stof oxaliplatine (oxalisin). (…)Sanofi-aventis stelt dat Pharmachemie, door liet aanbieden en/of verhandelen van niet geregistreerde geneesmiddelen handelt in strijd met de wet- en regelgeving voor geneesmiddelen en geneesmiddelenreclame, waaronder artikel 40 van de Geneesmiddclcnwet jo artikel 1 onder 1 van de Wet op de economische delicten en onzorgvuldig en onrechtmatig handelt jegens Sanofi-aventis.”

Lees het vonnis hier.

3- Vzr. Rechtbank Amsterdam, 10 januari 2008, LJN: BC1642, Reckitt Benckiser (The Netherlands) B.V. tegen Unilever Nederland B.V.

Samenvatting rechtspraak.nl: “+50% gratis”, misleidende reclame? Unilever hoeft het gebruik van de claim “+50% gratis” voor Sun vaatwasmachinetabletten niet te staken. Dit oordeelde de voorzieningenrechter in het kort geding dat Reckitt Benckiser (producent van Calgonit vaatwasmachinetabletten) tegen Unilever had aangespannen. Volgens Reckitt is het hanteren van de claim door Unilever misleidend, omdat Unilever, anders dan Reckitt, niet 50% tabletten meer verkoopt bij een gelijkblijvende prijs, maar de prijs van bestaande verpakkingen met een derde heeft verlaagd. Het prijsvoordeel voor de consument is in beide gevallen hetzelfde, namelijk dat ongeveer 2/3 van de oude prijs per tablet wordt betaald. In zoverre is de claim dus niet misleidend. Verder hoeft “+ 50% gratis” niet per definitie te betekenen dat aan de oude hoeveelheid tabletten 50% is toegevoegd. Het teken “+” kan ook worden opgevat in de zin van “voordeel”. Aldus de voorzieningenrechter.”

Lees het vonnis hier.

4- Vzr. Rechtbank Dordrecht,  10 januari 2008, LJN: BC1686, Simac Electronics B.V. tegen Optical Network Service Holland B.V.

Samenvatting rechtspraak.nl: “Vordering tot nakoming van een schikkingsovereenkomst. Schikkingsovereenkomst heeft betrekking op merkinbreuk (Gemeenschapsmerk (woordmerk) FITEL voor onder meer zogeheten fusielasapparaten en cleavers.). Overtreding van de overeenkomst staat vast. Volgt (grotendeels) toewijzing van de vorderingen.”

Lees het vonnis hier.

5- Rechtbank ’s-Gravenhage, 9 januari 2008, HA ZA 06-3434 (vonnis in vrijwaring), Heco Stekcultures B.V. tegen Van Zuilen en HA ZA 06-1972 (vonnis in hoofdzaak), Rozen  tegen Heco Stekcultures B.V.

Gemeenschapskwekersrecht.  4.7. Uit het voorgaande volgt dat kwade trouw of enige andere vorm van verwijtbaarheid dan wel toerekenbaarheid niet als eis kan worden gesteld aan de toekenning van een passende vergoeding in de vorm van een redelijke licentievergoeding.”

Lees de vonnissen hier (hoofdzaak) en hier (vrijwaring).