Filter
  • Datum
  • Dossier
  • Instantie
zoeken

Dossiers

 
 
19.965 artikelen gevonden
IEF 10303

Twee beslissingen Benelux-Gerechtshof

Benelux Gerechtshof 6 oktober 2011, A 2010/7/8 (Intres Belgium tegen Benelux-Organisatie voor de Intellectuele Eigendom)

Met gelijktijdige dank aan Pieter Veeze, BOIP.

Overgenomen uit't persbericht en in navolging van conclusie A-G Dubrulle IEF 9627: In twee beslissingen van 6 oktober heeft het Benelux-Gerechtshof belangrijke vragen over de procedurele aspecten van de toetsing op absolute gronden beantwoord. In de zaak A LA CARTE stelde het BenGH vast dat voor de territoriale bevoegdheid van de beroepsinstantie het adres op het moment van depot de doorslag geeft. Een latere overdracht doet in dit opzicht niet ter zake.

Benelux Gerechtshof 6 oktober 2011, A 2010/8/10 (Benelux-Organisatie voor de Intellectuele Eigendom tegen Vermeiren Francina)

In de zaak BODYSTYLING + stelde het BenGH enerzijds vast dat de door het BBIE gevoerde praktijk van motiveren van voorlopige weigeringsbeslissingen juist is en anderzijds dat er altijd beroep mogelijk is tegen een weigering, ook wanneer deposant geen bezwaar heeft gemaakt tegen de voorlopige beslissing. Hiermee zijn de stellingen van het BBIE in deze twee zaken op de belangrijkste punten bevestigd. [red. merkregistratie]

Lees het persbericht hier (link)

IEF 10302

Drie finalisten Internet Scriptieprijs bekend

Matthijs van Bergen, "Discriminatie op de digitale snelweg: een kink in de kabel? Een grondrechtelijk perspectief op de discussie over netneutraliteit", Universiteit van Amsterdam

Marieke Haan, "Are you really just a Social Network Site user? A study on Article 2(d) Directive 95/46/EC in relation to Social Network Sites", Rijksuniversiteit Groningen

Alicia Schalkwijk, "Geneesmiddelenverkoop op internet, de gevaren voor de gezondheid voor de Europese burgers, de inbreuken op de intellectuele eigendomsrechten van de farmaceuten en schadevergoedingsmogelijkheden", Universiteit Utrecht

Op 13 oktober de uitslag tijdens het symposium, zie meer hier (pdf), 1 PO-punt voor advocaten ad €50.

IEF 10300

Design een wezenlijk element van merkstrategie

Gerecht EU 6 oktober 2011, zaak T-508/08 (Bang & Olufsen A/S tegen OHIM/Blok) - persbericht

Merkenrecht. Vormmerk. Uit't perscommunique: Bang & Olufsen kan niet haar potloodvormige luidsprekers als gemeenschapsmerk registreren, registratie is niet mogelijk omdat merk slechts bestaat uit de vorm van de luidspreker, die wezenlijke waarde van de waar: eerste Europese arrest van het Gerecht over de wezenlijke waarde.

Curia: Gemeenschapsmerk – Gedeeltelijke vernietiging van beslissing R 497/2005-1 van de eerste kamer van beroep van het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (BHIM) van 10 september 2008 houdende gedeeltelijke verwerping van het beroep tegen de beslissing van de onderzoeker waarbij de inschrijving van een driedimensionaal merk dat een luidspreker weergeeft is geweigerd voor waren van de klassen 9 en 20

74 De vorm waarvoor de inschrijving is aangevraagd, getuigt namelijk van een zeer bijzonder design en verzoekster geeft zelf toe, met name in punt 92 van het verzoekschrift, dat dit design een wezenlijk element van haar merkstrategie is en dat het de aantrekkelijkheid van de aan de orde zijnde waar, dat wil zeggen de waarde ervan, verhoogt.

75 Bovendien blijkt uit de in punt 33 van de bestreden beslissing vermelde elementen, te weten uittreksels uit internetsites van verdelers, van veilingen of van tweedehandsverkoop, dat de esthetische kenmerken van deze vorm als eerste worden benadrukt en dat die vorm als een soort zuiver, rank en tijdloos beeldhouwwerk voor de reproductie van muziek wordt opgevat, waardoor deze een wezenlijk argument bij de verkoopbevordering wordt.

76 De kamer van beroep kon dus op goede gronden oordelen dat de vorm waarvoor de inschrijving is aangevraagd, los van de overige kenmerken van de aan de orde zijnde waar een wezenlijke waarde aan deze waar geeft.

77 Daar komt bovendien bij dat het feit dat de vorm wordt geacht een wezenlijke waarde aan de waar te geven, niet uitsluit dat andere kenmerken van de waar, zoals in casu de technische kwaliteiten, ook een belangrijke waarde aan de aan de orde zijnde waar kunnen geven.

78 De kamer van beroep kon dus terecht vaststellen dat het aan de orde zijnde teken binnen de werkingssfeer van artikel 7, lid 1, sub e‑iii, van verordening nr. 40/94 valt.

79 Bijgevolg is het middel inzake schending van artikel 7, lid 1, sub e‑iii, van verordening nr. 40/94 ongegrond en moet het worden afgewezen. 80 Gelet op al het voorgaande moet het beroep worden verworpen.

IEF 10299

Oriëntatie van de koelribben

Gerecht EU 6 oktober 2011, zaak T-246/10 (Industrias Francisco Ivars, SL tegen OHIM/Motive Srl)

Motive Srl

Industrias Francisco Ivars

Tekening en modellenrecht. Nietigheidsprocedure. Geregistreerd gemeenschapsmodel is een versnellingsmechanisme (mécanique de vitesse), afwezigheid van individueel karakter en weinig afwijkende algemene indruk, slechts onriëntatie van de koelribben is anders. Afwijzing van de klacht, vernietiging OHIM blijft in stand.

26 Het enige verschil in de koelribben is hun oriëntatie. Ze zijn gericht op de lengterichting van het bestreden ontwerp en in een cross in de eerdere ontwerpen, zoals de juiste overwegingen van de nietigheidsafdeling vermeld in paragraaf 4 van het bestreden besluit. Echter, gezien de vele gemeenschappelijke kenmerken van de gevallen aan de orde zijnde, heeft de kamer van beroep niet dwalen in het vinden van dat de oriëntatie van de koelribben was een onbetekenend detail in vergelijking met de algemene indruk van de geïnformeerde gebruiker door de twee ontwerpen aan de orde. Deze overweging wordt ondersteund door het feit dat de koelribben bevinden zich aan de zijkanten van dozen, zodat ze minder zichtbaar. Ze zullen geen grote invloed op de perceptie van de geïnformeerde gebruiker (zie in die zin, communicatie-apparatuur, paragraaf 16 hierboven, punten 64 en 65). 27 In de derde, met betrekking tot het argument van verzoekster dat het bestreden besluit tegenstrijdig is dat het eerst gevallen en de identiteit van de schijven vindt in de ontwerpen in kwestie voor te verwijzen naar gemeenschappelijke kenmerken en de verschillende oriëntatie van de koelribben, volstaat het op te merken dat, op grond van artikel 5, paragraaf 2, van Verordening nr. 6 / 2002, de ontwerpen zijn identiek beschouwd indien hun kenmerken verschillen slechts in onbelangrijke details, die hier het geval is.

Citaat is een geparafraseerde versie van onderstaande franstalige versie:

26 La seule différence concernant les ailettes de refroidissement est leur orientation. Celles-ci sont orientées d’une manière longitudinale dans le dessin ou modèle contesté et d’une manière transversale dans le dessin ou modèle antérieur, ainsi qu’il ressort à juste titre des considérations de la division d’annulation mentionnées au point 4 de la décision attaquée. Toutefois, au vu des multiples caractéristiques communes des boîtiers en cause, la chambre de recours n’a pas commis d’erreur en considérant que l’orientation des ailettes de refroidissement était un détail insignifiant par rapport à l’impression globale produite sur l’utilisateur averti par les deux dessins ou modèles en cause. Cette considération est corroborée par le fait que les ailettes de refroidissement se trouvent sur les parties latérales des boîtiers, de sorte qu’elles sont moins visibles. Elles n’auront donc pas d’impact majeur sur la perception de l’utilisateur averti (voir, en ce sens, arrêt Équipement de communication, point 16 supra, points 64 et 65).

IEF 10298

Ontbollen

Vzr. Rechtbank ´s-Gravenhage 6 oktober 2011, KG ZA 11-902 (Potveer B.V. tegen Total Systems B.V.)

Met dank aan Marleen van den Horst en Annemieke Kooy, BarentsKrans

Octrooirecht. Inbreukprocedure in kort geding. Potveer is succesvol in de handhaving van haar Nederlandse octrooi voor een (bloem)ontbolmachine, gebruikt voor het verwijderen van bloembollen van onder meer tulpen.  NL 1027378 heeft als titel: “Richtwerkwijze voor het richten van te ontbollen bolgewassen, alsmede werkwijze en inrichting voor het ontbollen van bolgewassen.”  Bewijs middels videomateriaal geleverd. Proceskostenveroordeling á €49.359,38. Het verwijt van Total Systems dat Potveer zich door twee advocaten heeft laten vertegenwoordigen wordt door de rechter niet gehonoreerd. Het enkele feit dat de eigen kosten van Total Systems €21.582,13 bedragen, vormt niet een voldoende gemotiveerde bestrijding.

4.2. Total Systems bestrijdt niet dat haar ontbolmachine voldoet aan deelkenmerken 1 .a t/m 1 .h en betwist uitsluitend dat daarin de deelkenmerken 1 .i en 1 .j zijn toegepast, omdat de tweede geleiding in haar machine geen verend beweegbare elastische elementen in de zin van het octrooi zou bevatten. 4.3. Bij ontbolmachines volgens de stand van de techniek was bekend de toepassing van een eerste geleiding aan de zijde van de bolneus - in een hoek gepositioneerd ten opzichte van de transportrichting - die de bol van een bloem, die dwars op de transportrichting op de transportband is gelegd, naar een zijkant van de lopende band duwt, waar de bolbodem wordt tegengehouden door een tweede geleiding, waarna de steel op vaste afstand van de bolbodem wordt afgesneden.

4.4. Volgens deelkenmerk l.i is de tweede (bolbodem)geleiding bij de inrichting volgens het octrooi voorzien van verend beweegbare elastische elementen. Blijkens NL 378 - en door Total Systems niet bestreden - is de functie van die verend beweegbare elastische elementen van de tweede geleiding dat de bloembol zoveel mogelijk met de bolneus tegen de eerste (bolneus)geleiding komt aan te liggen, waartoe de elementen weerstand moeten bieden in de afvoersectie (verwijzingsnummer 58 in figuur 2), derhalve daar waar de eerste en tweede geleiding in hoofdzaak evenwijdig zijn (deelkenmerk 1 .j). Tegelijkertijd wordt door de verend beweegbare elastische elementen aan grotere / langwerpige bollen ruimte gegeven doordat de dwars op de transportrichting beweegbare elementen dan enigszins naar buiten (van de eerste geleiding af) veren. In die - gefixeerde - positie wordt de bloembol langs de verwijdermiddelen geleid waardoor de steel zo dicht mogelijk tegen de bolneus wordt afgesneden. Gelet op deze functie van de verend beweegbare elastische elementen is uitsluitend van belang dat deze in dwarsrichting op de transportrichting verend beweegbaar zijn in de afvoersectie, dus daar waar de eerste en tweede geleiding evenwijdig zijn. Op de film van de ontbolmachine van Total Systems die door Potveer in het geding is gebracht, waarvan de waarheidsgetrouwheid door Total Systems niet gemotiveerd is bestreden, is te zien dat indien met een bloembol tegen de gegolfde kunststof strook wordt gedrukt op de plaats waar deze evenwijdig loopt aan de eerste geleiding, de strook in dwarsrichting inveert.

4.5. Op de door Total Systems in het geding gebrachte film is weliswaar te zien dat een bloembol tegen de gegolfde kunststof strook wordt gedrukt waarbij deze strook niet of nauwelijks in beweging komt, maar hieraan kan geen belang worden toegekend. Te zien is immers ook dat de bloembol tegen de strook wordt gedrukt ter plaatse van de keerrol waar de strook omheen draait. Die keerrol is vóór de afvoersectie gelegen, terwijl als gezegd slechts de flexibiliteit van de tweede geleiding in de afvoersectie relevant is. Dat de strook ter plaatse van de keerrol stijver is dan ter plaatse van de afvoersectie (waardoor deze ter plaatse van de keerrol niet inveert en ter plaatse van de afvoersectie wel) kan worden verklaard door de grotere spanning die door de omwenteling rond de keerrol op de strook komt te staan, zoals door Potveer is aangevoerd en door Total Systems is erkend. 4.6. Total Systems heeft aangevoerd dat het in dwarsrichting bewegen van de tweede (bolbodem)geleiding in haar machine onmogelijk zou zijn, omdat de strook vlak boven de ondergelegen transportband hangt en opzij drukken van de strook ertoe zou leiden dat deze tegen de transportband zou aanlopen. Daarnaast zou de beweegbaarheid van de strook worden belemmerd door de aanwezigheid van een metalen aanslag naast de kunststof strook. Ook dat wordt verworpen, reeds omdat uit de door Potveer ingebrachte film blijkt dat de afstand tussen de strook en de transportband respectievelijk metalen aanslag kennelijk nog zodanig is dat die belemmeringen zich in de praktijk niet voordoen.

4.7. Ook de stelling van Total Systems dat de gegolfde kunststof strook uit één geheel bestaat, zodat niet gezegd kan worden dat de tweede geleiding is voorzien van elastische elementen wordt verworpen. Aan Total Systems kan worden nagegeven dat van belang is dat de tweede (bolbodem)geleiding slechts lokaal opzij wordt gedrukt en niet over een grotere afstand. In het laatste geval zou immers een naastliggende kleinere bol niet meer tegen de tweede (bolbodem)geleiding aan komen te liggen en geen weerstand worden geboden zodat de bolneus niet tegen de eerste (bolneus)geleiding wordt gedrukt, waardoor het beoogde effect niet zou worden bereikt. Een zinvolle uitleg van \'elastische elementen\' in conclusie 1 in het licht van de tekeningen en beschrijving brengt echter niet met zich dat de elementen geheel van elkaar gescheiden zouden moeten zijn. In het bijzonder kan dat niet worden afgeleid uit de in de beschrijving gegeven voorbeelden van zulke elementen (rubber vingers of borstelelementen) of uit figuur 3, die immers slechts (uitvoerings)voorbeelden betreffen en niet beperkend zijn. Naar voorlopig oordeel dient de term \'elastische elementen\' zo te worden uitgelegd dat voldoende is als er onderdelen zijn die (nagenoeg) onafhankelijk van elkaar kunnen veren. Dat is blijkens de getoonde filmopnamen het geval bij de golven, die elk afzonderlijk kunnen worden ingedrukt, zonder dat de naastgelegen golven (te veel) meebewegen. Daarom kunnen de gevouwen golven naar voorlopig oordeel worden aangemerkt als elastische elementen in de zin van het octrooi.

4.8. Total Systems heeft verder nog aangevoerd dat uit deelkenmerk 1 .j volgt dat de tweede (bolbodem)geleiding elastischer dient te zijn dan de eerste (bolneus)geleiding, omdat anders de bol de eerste (bolneus)geleiding opzij zal duwen in plaats van de tweede (bolbodem)geleiding en het door de uitvinding beoogde effect niet optreedt. Ook dit verweer kan Total Systems niet baten. Anders dan door Total Systems aangevoerd kan uit de in het geding gebrachte film niet worden afgeleid dat de eerste (bolneus)geleiding van haar ontbolmachine ter plaatse van de afvoersectie elastisch zou zijn, laat staan elastischer dan de tweede (bolbodem)geleiding bestaande uit de gegolfde kunststof strook.

4.9. Het standpunt van Total Systems ten slotte dat de gegolfde kunststof rand niet als tweede (bolbodem)geleiding zou kunnen functioneren omdat de golven een nauwkeurige uitrichting onmogelijk zou maken, wordt eveneens gepasseerd. De tussenruimte tussen twee golven is niet zodanig groot dat een bol daartussen zou wegzakken. Dat de afstand tot de eerste (bolneus)geleiding enigszins afwijkt afhankelijk van de positie waar de bol terecht komt - op een golf of tussen twee golven - maakt een gegolfde strook nog niet ongeschikt als geleiding in de zin van het octrooi, waar het immers om de samenwerking tussen beide geleidingen gaat, waarbij de weerstand uitgeoefend door de tweede (bolbodem)geleiding ervoor zorgt dat de bolneus tegen de eerste (bolneus)geleiding komt te liggen.

4.10. Op grond van het voorgaande is de voorzieningenrechter voorshands van oordeel dat de ontbolmachine van Total Systems deelkenmerken 1 .i en 1 .j van conclusie 1 van NL 378 omvat. Nu de aanwezigheid van de overige deelkenmerken niet is bestreden volgt daaruit dat naar voorlopig oordeel de ontbolmachine van Total Systems onder de beschermingsomvang valt van conclusie 1 van NL 378.

Lees het vonnis hier (grosse / opgeschoonde pdf)

IEF 10297

Gerecht EU oppositieserie 6 oktober

Serie Gerecht EU Merkenrecht. Gemeenschapsmerken. Oppositieprocedures.

Gerecht EU 6 oktober 2011, zaak T-425/09 (Honda Motor Co. Ltd tegen OHIM/Blok)

Curia: Community trade mark – Opposition proceedings – Application for the Community word mark BLAST (klasse 7 en 12) – Earlier Community and Benelux word marks BLAST – Relative ground for refusal – Likelihood of confusion – Article 8(1)(b) of Council Regulation (EC) No 207/2009 – Weak distinctive character of the earlier marks. Klacht afgewezen, oppositie slaagt.

Gerecht EU 6 oktober 2011, zaak T-425/09 (Seven SpA tegen OHIM/Seven For All Mankind LLC)

Curia: Community trade mark – Opposition proceedings – Application for Community word mark SEVEN FOR ALL MANKIND – Earlier Community and international figurative marks containing the word element ‘seven’ SEVEN FOR ALL MANKING – Relative ground for refusal – Similarity of the signs – Article 8(1)(b) and (5) of Regulation (EC) No 207/2009. Klacht toegewezen, beslissing board of appeal wordt vernietigd.

Gerecht EU 6 oktober 2011, zaak T-488/08 (Galileo International Technology, LLC tegen OHIM/Galileo Sistemas y Servicios, SL)

Curia: Community trade mark – Opposition proceedings – Application for Community figurative mark ‘GSS GALILEO SISTEMAS Y SERVICIOS’ – Earlier Community word marks ‘GALILEO’ – Earlier Community figurative mark ‘powered by Galileo’ – Earlier Community figurative marks ‘GALILEO INTERNATIONAL’ – Relative ground for refusal – Lack of likelihood of confusion – Article 8(1)(b) of Regulation (EC) No 40/94 (now Article 8(1)(b) of Regulation (EC) No 207/2009). Klacht faalt, oppositie slaagt.

Gerecht EU 6 oktober 2011, zaak T-247/10 (medi GmbH & Co. KG tegen OHMI/Deutsche Medien Center GmbH)

Curia: Gemeinschaftsmarke – Widerspruchsverfahren – Anmeldung der Gemeinschaftswortmarke deutschemedi.de – Ältere Gemeinschaftswortmarke World of medi, ältere nationale Bildmarke medi, ältere nationale Wortmarken medi.eu, medi welt und medi ‑ Verband sowie älterer Handels- und Firmenname medi – Relatives Eintragungshindernis – Verwechslungsgefahr – Art. 8 Abs. 1 der Verordnung (EG) Nr. 207/2009. Vernietiging beslissing OHIM

IEF 10296

Heinekenontvoering filmproces

Zoals (de moeder van) Joran van der Sloot met een merkregistratie de film Me and Mr Jones on Natalee Island rondom de (mysterieuze) verdwijning van Nathalie Holloway wilde voorkomen, start crimineel Willem Holleeder een kort geding procedure tegen producent van de film De Heineken Ontvoering. Wellicht wordt de Endstra-tapeszaak nog eens boven tafel gehaald.

Donderdag 20 oktober zal in de Amsterdamse gerechtsbunker de zaak dienen, Holleeder zal vermoedelijk in persoon aanwezig zijn. De advocaat van IDTV mr. Jens van den Brink zegt in de volkskrant: "Het staat een filmmaker vrij om een film te maken over een misdaad, zeker als het om een van de meeste spraakmakende uit de recente geschiedenis gaat", namens Holleeder treedt mr. Dieuwke Levinson-Arps op en die stelt in diezelfde krant dat het gaat om de waarheidsgetrouwe weergave van de feiten.

Donderdag 27 oktober wordt de film in omloop gebracht, over de verdere inhoudelijke bespreking (beroep op IE-rechten, portretrechten, misleiding of privacy) meer zodra de uitspraak tot ons is gekomen.

 

IEF 10295

Niet willen laten zien

 

Checklist voor Getty Images-aanmaningen

Zoals aangekondigd in IEF 10265 : TROS Radar brengt het bedrijfsmodel van Getty Images onder de aandacht van een breder (televisiekijkend)publiek, zie hier (link vanaf 12minuut 35). Eén van de geïnterviewde advocaten is IE-Forum-redactielid Nanda Ruyters van BRight advocaten.

"Zij stoort zich bovendien aan de ondoorzichtige houding van Getty en haar advocaten." en dat Getty auteursrechten claimt, maar ze de rechten niet willen laten zien, vindt zij stuitend. Een checklist met daarin een te doorlopen stappenplan als u een brief van Getty Images ontvangt, moet de aggressieve bedreigingen en hoge schikkingsvoorstellen enigzins geruststelling bieden (link naar de Checklist).

IEF 10294

Vrijhandelsakkoord Republiek Korea

Goedkeuring van het op 6 oktober 2010 te Brussel tot stand gekomen Vrijhandelsakkoord tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek Korea, anderzijds, Kamerstukken II, 33027, nr. 3 (Trb. 2011, 62), nr. 3 MEMORIE VAN TOELICHTING

Sinds 1 juli 2011 is de EU reeds overgegaan tot voorlopige toepassing van recent gesloten verdrag tussen de EU en Republiek Korea. Onderdeel ervan gaat omtrent de intellectuele eigendom: enkele hoogtepunten zijn artikelen over Octrooien en volksgezondheid, strafrechtelijke bepalingen ter verzekering van een effectieve handhaving van IE, de aansprakelijkheid van ISPs en procesdures en gedragscodes inzake grensmaatregelen.

Hoofdstuk 10. Intellectuele eigendom
(artikelen 10.1-10.40) De bescherming en handhaving van intellectuele-eigendomsrechten zijn cruciaal voor de Europese concurrentiekracht. De doelstellingen van dit hoofdstuk zijn het bevorderen van de productie en commercialisering van innovatieve en creatieve producten en het bereiken van een adequaat en doeltreffend beschermings- en handhavingsniveau voor intellectueleeigendomsrechten. De EU en Korea herbevestigen hun internationale verplichtingen. De bepalingen in dit hoofdstuk vormen een aanvulling op en specificatie van de tussen de partijen geldende rechten en verplichtingen uit hoofde van de WTO Overeenkomst inzake de handelsaspecten van de intellectuele eigendom (TRIPS-overeenkomst). Dit hoofdstuk gaat over auteursrechten en naburige rechten, rechten in verband met octrooien, handelsmerken, dienstmerken, modellen, ontwerpen voor schakelpatronen (topografieën), kwekersrechten, de bescherming van niet openbaar gemaakte informatie en de bescherming tegen oneerlijke concurrentie zoals bedoeld in het op 20 maart 1883 te Parijs tot stand gekomen Verdrag van Parijs tot bescherming van de industriële eigendom (Trb. 1884, 53). Wat betreft auteursrecht zijn de artikelen in dit hoofdstuk in lijn met de laatste internationale ontwikkelingen. Ook zorgt dit Vrijhandelsakkoord voor een hoge bescherming van 160 commercieel interessante geografische aanduidingen, zoals bijvoorbeeld Champagne of Prosciutto di Parma. Verder is bijvoorbeeld Boseong groene thee beschermd als authentiek Koreaans product. De lijst met geografische aanduidingen is vastgelegd in bijlage 10-A (landbouwproducten) en 10-B (wijn en sterke dranken).

Artikel 10.33, (Internationale overeenkomst) en artikel 10.34 (Octrooien en Volksgezondheid) uit de onderafdeling over octrooien (hoofdstuk 10, onderafdeling E) vallen onder de exclusieve bevoegdheid van de lidstaten. De bepaling over de tenuitvoerlegging van onderafdeling E, artikel 10.38, valt onder de bevoegdheid van de lidstaten voor zover dit artikel ziet op de tenuitvoerlegging van de artikelen 10.33 en 10.34.

(artikelen 10.41-10.61)
Gedurende de onderhandelingen bleek dat het wenselijk was om in dit Vrijhandelsakkoord enige strafrechtelijke bepalingen op te nemen ter verzekering van een effectieve handhaving van intellectuele-eigendomsrechten. Inbreuk op intellectuele eigendomsrechten, waaronder namaak en piraterij, kan schade toebrengen aan de handel en economie en een gevaar voor de veiligheid en volksgezondheid kunnen opleveren. Bestrijding hiervan door middel van strafrecht is echter ultimum remedium en dient alleen te worden toegepast bij grootschalige namaak en piraterij, gepleegd in beroep of bedrijf, die de markt verstoren, bij een bedreiging van de veiligheid, bij betrokkenheid van criminele organisaties of georganiseerde criminaliteit alsmede bij grootschalige internetpiraterij. Omdat dit onderdeel mede tot de competentie van de EU-lidstaten behoort, heeft het EU-Voorzitterschap hierover namens de lidstaten onderhandeld.

Partijen verbinden zich in deze bepalingen ertoe om doeltreffend op te treden tegen elke inbreuk op intellectuele-eigendomsrechten waarop deze overeenkomst van toepassing is. Het instrumentarium voor de handhaving van de intellectuele-eigendomsrechten omvat civiele maatregelen, procedures en rechtsmiddelen en strafrechtelijke handhaving. Deze laatstgenoemde bepalingen houden onder andere in dat de EU en Korea op hun eigen grondgebied zullen voorzien in strafrechtelijke procedures en sancties (met inbegrip van gevangenisstraffen en/of geldboeten) die ten minste kunnen worden toegepast op opzettelijke inbreuken op merkrechten (namaak) en auteursrechten/naburige rechten (piraterij), die op commerciële schaal zijn gepleegd. Ten aanzien van geografische aanduidingen en modellen, spreken partijen af strafrechtelijke bescherming hiervan te overwegen. Voor deze inbreuken kunnen natuurlijke en rechtspersonen aansprakelijk worden gesteld. Naast straffen dienen partijen ook te voorzien in bepalingen ten aanzien van het leggen van beslag en verbeurdverklaringen door de bevoegde autoriteiten. De onderafdeling over strafrechtelijke
handhaving van intellectuele eigendomsrechten (hoofdstuk 10, onderafdeling B, artikelen 10.54 -10.61) valt onder de bevoegdheid van de lidstaten. Genoemde artikelen zijn uitgezonderd van het besluit tot voorlopige toepassing door de EU. Overigens hoeft de Nederlandse strafwetgeving naar aanleiding van bovengenoemde bepalingen niet te worden
aangepast.

(artikelen 10.62-10.66)
Deze artikelen gaan over de aansprakelijkheid van aanbieders van online diensten. De partijen erkennen dat derden voor inbreuk makende activiteiten gebruik kunnen maken van de diensten van tussenpersonen. Om het vrije verkeer van informatiediensten te waarborgen en tegelijkertijd intellectuele-eigendomsrechten in de digitale omgeving te handhaven, voorzien de EU en Korea in maatregelen die de aanbieders van intermediaire online diensten vrijwaren van aansprakelijkheid wanneer deze niet betrokken zijn bij de doorgegeven informatie. Ook leggen partijen aanbieders van deze diensten geen algemene toezichtverplichting op ten aanzien van de informatie die zij doorgeven of opslaan.

(artikelen 10.67-10.69)
Partijen verbinden zich ertoe procedures vast te stellen voor het nemen van grensmaatregelen. Daarnaast zullen de EU en Korea de ontwikkeling van gedragscodes stimuleren die bijdragen aan de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten. Ten slotte zullen de EU en Korea samenwerken bij het uitvoeren van de verbintenissen en verplichtingen in dit hoofdstuk.

IEF 10293

Rekenmodel in't rapport

Rechtbank Leeuwarden 31 augustus 2011, LJN BT2405 (eisers tegen Gemeente Het Bildt)

Als randvermelding. Auteursrecht in Ruimtelijke Ordening en't bestuursrecht. Eisers exploiteren St. Annaparochie een supermarkt. De gemeente heeft plan ontwikkeld voor het herinrichten van de openbare ruimte. De gemeente laat akoestisch onderzoek uitvoeren door [C], eisers door [D]. Het rekenmodel in't rapport van [C] is gebaseerd op rapport van [D], waardoor ongerechtvaardigde verrijking en schending "auteursrechtelijke geschriftenbescherming". Beiden stranden, auteursrecht is niet door [D] aan aan eisers overgedragen.

4.15. [eiseres c.s.] heeft tot slot nog gesteld dat het rapport van [C] - althans het daarin opgenomen rekenmodel - dat in opdracht van de gemeente is uitgebracht, zonder haar toestemming is gebaseerd op rapporten van [D]. Volgens [eiseres c.s.] is de gemeente om die reden ongerechtvaardigd verrijkt en heeft zij bovendien "de auteursrechtelijke geschriftenbescherming" geschonden. De rechtbank overweegt hieromtrent dat, daargelaten de vraag of de schade die hierdoor beweerdelijk is ontstaan, gelijkgesteld kan worden aan de hoogte van het door [D] gefactureerde bedrag, niet valt in te zien waarom sprake zou zijn van ongerechtvaardigde verrijking indien de gemeente, zoals zij heeft betoogd, (openbare) rapporten van [D] heeft gebruikt om de geluidssituatie van [eiseres c.s.] (nader) te onderzoeken om aldus de belangen van [eiseres c.s.] bij de besluitvorming mee te kunnen wegen. Het beroep op schending van auteursrechten strandt eveneens, reeds vanwege de omstandigheid dat [eiseres c.s.] heeft nagelaten om te stellen dat het auteursrecht door [D] aan haar is overgedragen.

Lees het vonnis hier (LJN / pdf)