EHRM: Redenen voor veroordeling op grond van onrechtmatig handelen zijn niet relevant genoeg
EHRM 6 oktober 2015, IEF 15335; Application no. 15450/03 (Müdür Duman tegen Turkije) - persbericht
Vrijheid van meningsuiting. Het gaat om een lokale leider van een politieke partij die werd veroordeeld voor illegale foto's en publicaties die werden gevonden in het kantoor van zijn partij. Meneer Duman vindt dit inmenging in zijn recht op vrijheid van meningsuiting. Het Hof merkte op dat, hoewel de heer Duman heeft ontkend enige kennis van het materiaal te hebben, dit toch een inmenging in zijn rechten is op grond van art. 10 EVRM. Het Hof constateert dat de redenen voor de veroordeling niet relevant genoeg zijn. In het bijzonder kan het gedrag van meneer Duman niet worden uitgelegd als steun aan onrechtmatig handelen. Er is geen aanwijzing dat het materiaal pleit voor geweld, gewapend bezit of een opstand. Oftewel, schending van art. 10 EVRM: vrijheid van meningsuiting.
33. Turning to the particular circumstances of the present case, the Court observes that the Istanbul Criminal Court convicted the applicant under Article 312 § 1 of the former Criminal Code on the ground that the display of symbols and pictures pertaining to the PKK and Mr Öcalan in the party building amounted to the offence of praising and condoning acts punishable by law. The Court notes that the applicant was prosecuted and convicted merely for keeping the aforementioned material in the party’s office, which was interpreted by the courts as an indication of respect and approval for the illegal organisation and its leader. The Court, however, considers that the applicant’s conduct could not be construed as support for unlawful acts committed by Mr Öcalan and the PKK or any approval in this regard inasmuch as neither in the domestic court decisions nor in the observations of the Government is there any indication that the material in question advocated violence, armed resistance or an uprising (see Gerger v. Turkey [GC], no. 24919/94, § 50, 8 July 1999, and contrast Halis Doğan v. Turkey, no. 75946/01, §§ 35‑38, 7 February 2006).
34. The Court further observes that it was not indicated in the reasoning of either the Istanbul Criminal Court’s or the Court of Cassation’s decisions whether they had examined the proportionality of the interference and the balancing of rights taking into account freedom of expression (see Öner and Türk v. Turkey, no. 51962/12, § 25, 31 March 2015).
35. In the light of the foregoing, the Court considers that the reasons given by the domestic courts for convicting and sentencing the applicant cannot be considered relevant and sufficient to justify the interference with his right to freedom of expression (see, among other authorities, Mouvement raëlien suisse v. Switzerland [GC], no. 16354/06, § 48, ECHR 2012 (extracts), and Animal Defenders International v. the United Kingdom [GC], no. 48876/08, § 100, ECHR 2013 (extracts)).
36. The Court further reiterates that the nature and severity of the penalties imposed are also factors to be taken into account when assessing the proportionality of the interference (see, inter alia, Başkaya and Okçuoğlu v. Turkey [GC], nos. 23536/94 and 24408/94, § 66, ECHR 1999‑IV). In this respect the Court notes the severity of the penalty imposed on the applicant, which is six months’ imprisonment.
37. Having regard to the above considerations, the Court concludes that, in the circumstances of the present case, the applicant’s conviction was disproportionate to the aims pursued and accordingly not “necessary in a democratic society”. There has therefore been a violation of Article 10 of the Convention.
Recht op vrijheid meningsuiting. Zaak tegen de heer Kharlamov, professor aan de Universiteit Orel State Technical University. Hij stelde zich op het standpunt dat het bestuursorgaan van de universiteit niet legitiem kon worden beschouwd als gevolg van tekortkomingen in de verkiezingsprocedure. Het Hof constateerde dat de nationale rechter geen rekening heeft gehouden met de specifieke kenmerken van academische relaties, zoals in het bijzonder de bescherming van autoriteit van universiteit of de reputatie. Dit kan niet worden gelijk gesteld met die van een individu. De nationale rechter heeft geen billijk evenwicht gevonden tussen de noodzaak tot staking en de bescherming van de universiteit tegenover de vrijheid van meningsuiting over de academische organisatie. Oftewel, schending van art. 10 EVRM: vrijheid van meningsuiting.
Mediarecht. Onrechtmatige publicatie. Eiser is werkzaam geweest bij een reisbranche waarvan de reisorganisatie in 2007 failliet is verklaard. Eiser richtte daarna reisorganisatie Hellas Travel BV op. T&S is een uitgeverij die een publicatie op website Travelpro.nl plaatste. Eiser vindt dat T&S door openbaarmaking van de publicatie onrechtmatig jegens hem heeft gehandeld. De voorzieningenrechter oordeelt als volgt: Er is een voldoende mate van zekerheid dat de vordering tot rectificatie niet wordt toegewezen in de bodemprocedure. De vraag of een publicatie onrechtmatig is ligt in het spanningsveld tussen het recht op uitingsvrijheid enerzijds en het recht op bescherming van eer en goede naam, de persoonlijke levenssfeer en het recht om gevrijwaard te worden van discriminatie anderzijds. Van belang is dat de publicatie een voorwoord/column is, waarbij het de lezer voldoende duidelijk is dat het slechts de mening van de schrijver weergeeft. De publicatie bevat geen feitelijke onjuistheden. Er is geen sprake van onrechtmatig handelen.
Reclamerecht. Handelsnaam. Fiber levert andere, niet-vergelijkbare diensten dan Ziggo. Een Radio en TV-reclame waarin wordt gezegd: “Vanaf 1 juli is het feest. Maar niet voor u. Want Ziggo verhoogt voor UPC klanten alweer de prijzen. Daarom kunt u nu zonder gedoe overstappen naar Fiber Nederland met onze installatiegarantie. Kies voor snel internet, goedkoop bellen en interactieve televisie. En krijg lekker veel HD. (...) Ga naar Fiber.nl want u heeft nog tot 1 juli om over te stappen”. Klacht: In de reclame wordt men aangespoord om over te stappen op een product dat niet te vergelijken is met wat klager nu heeft. (...) Verder doet de naam van het bedrijf vermoeden dat het om glasvezel gaat. Glasvezel is echter niet beschikbaar op de postcode van klager en hij is dus aangewezen op (A)DSL. (A)DSL haalt op klagers postcode de door Fiber op de website vermelde snelheid niet.
Sociale media. Vrijheid van meningsuiting. Zwanendriften is het recht om zwanen te houden, waarbij de zwanendrifter eigenaar is van de zwanen en de zwanenkoppels, die zijn gekenmerkt door een tatoeage op de snavel en een ring om de poot, en de daaruit voortkomende jonge zwanen. De zwanen mogen worden geleewiekt door een dierenarts, waarbij een middenhandsbeentje, met de slagpennen, van de vleugel wordt geamputeerd. Partijen verschillen van inzicht over het beroep van zwanendrifter. Er loopt inmiddels een strafrechtelijk onderzoek. Gedaagde plaatst op internet uitlatingen over het zwanendriften, waarvan eisers vinden dat hun goede naam wordt geschaad. De uitingen op sociale media zijn niet onjuist, onnodig grievend of onrechtmatig zijn, gezien het lopend strafrechtelijk onderzoek en de besluitvorming omtrent een algeheel verbod. De eer of goede naam van eisers is niet aangetast, omdat het veeleer gericht is op de werkgever. Ook de vergelijking met de leeuwenjacht, is niet ontoelaatbaar omdat de twee praktijken in de ogen van gedaagde als dierenleed moeten worden aangemerkt.
Bijdrage ingezonden door Bas Kist, 
Bijdrage ingezonden door Charles Gielen,
Bijdrage ingezonden door Jetse Sprey,