IEF 22210
28 augustus 2024
Uitspraak

Magenta kleurmerk nietig verklaard in de Benelux (III)

 
IEF 22209
28 augustus 2024
Uitspraak

Magenta kleurmerk nietig verklaard in de Benelux (II)

 
IEF 22208
28 augustus 2024
Uitspraak

Magenta kleurmerk nietig verklaard in de Benelux (I)

 
IEF 5212

Concurrerende elektrische tandenborstels

sonicare.jpgRechtbank Utrecht, 3 december 2007, KG ZA 07-1106, Procter & Gamble Nederland B.V. tegen Philips Domestic Appliances and Personal Care B.V. c.s. (met dank aan Marjolein Driessen, Leijnse Artz).

Reclamezaak over superioriteitsclaims met betrekking tot elektrische tandenborstels van Philips en Procter & Gamble.

Philips brengt elektrische tandenborstels op de markt onder het merk Sonicare. Het nieuwste model is de Sonicare Flex Care. Procter&Gamble brengt onder het merk Oral-B concurrerende elektrische tandenborstels op de markt, waaronder de Oral-B Triumph, de Oral-B Vitality Sonic en de Oral-B Sonic Complete.

De rechtsvoorganger van Procter&Gamble (Gillette Groep Nederland) heeft in het verleden in diverse Europese landen uitgebreid met Philips geprocedeerd over reclameclaims met betrekking tot vorige modellen elektrische tandenborstels. Uiteindelijk is tussen partijen op 14 juni 2005 een vaststellingsovereenkomst gesloten, waarin onder meer is bepaald dat de aanduiding “new” voor een nieuw model elektrische tandenborstel vanaf zes maanden na de marktintroductie niet meer mag worden gebruikt.  

Procter & Gamble vordert in conventie een verbod terzake van zeven reclameclaims die door Philips zijn gebruikt in het kader van de introductie van de Sonicare Flex Care. De vorderingen van Procter & Gamble worden grotendeels toegewezen, omdat volgens de voorzieningenrechter op grond van artikel 6:194 en 6:194a BW sprake is van misleidende,  vergelijkende reclame.

De claims van Philips dat klinisch is bewezen dat de Sonicare FlexCare meer plaque verwijdert dan de Oral-B Triumph zijn volgens de voorzieningenrechter misleidend, omdat de door Philips overgelegde onderzoeksresultaten deze claims onvoldoende aannemelijk maken. Hetzelfde geldt voor de claim dat de Sonicare FlesCare meer plaque verwijdert dan andere toonaangevende tandenborstels, in aanmerking genomen dat op de Nederlandse markt uitsluitend tandenborstels van Philips en Oral-B als toonaangevend kunnen worden beschouwd.

Ook de vordering van Procter & Gamble terzake van de algemenere reclame claims van Philips, waarin impliciet of expliciet de Sonicare FlexCare wordt gepresenteerd als beter en/of effectiever dan de Oral-B tandenborstels is toewijsbaar, met dien verstande dat het Philips niet is toegestaan om reclameclaims openbaar te maken waarmee impliciet of expliciet de Sonicare FlexCare wordt gepresenteerd als beter en/of effectiever dan de elektrische Oral-B tandenborstels.

Philips vordert in reconventie een verbod terzake van een tiental reclameclaims van Procter & Gamble terzake van de Oral-B Triumph en de Oral-B Vitality Sonic. Het gevorderde verbod wordt alleen toegewezen terzake van de claim “Neu/Nouveau” op de voorkant van de Nederlandse verpakkingen van de Vitality Sonic, op grond van overtreding van de Settlement Agreement. Procter & Gamble heeft zich volgens de voorzieningenrechter niet schuldig gemaakt aan misleidende of onjuiste vergelijkende reclame.

Lees het vonnis hier.

IEF 5211

Loket gesloten

Jurlok.gifRechtbank Rotterdam, 29 november 2007, KG ZA 07-944, Stichting het Juridisch Loket tegen de Stichting Paralegal Expertise & Management (met dank aan Gregor Vos, Klos Morel Vos & Schaap).

Wel gemeld, nog niet besproken. Handelsnaamrecht. Stichting Juridisch Loket kan zich beroepen op handelsnaamrechten omdat zij een onderneming in de zin van de Handelsnaamwet is. Paralegal kan geen ouder handelsnaamgebruik aantonen. Overdracht domeinnaam juridischloket.info bevolen.

Stichting Het Juridisch Loket is de opvolger van de voormalige Bureaus Rechtshulp en wordt gefinancierd door de Raad voor de Rechtsbijstand. De rechtbank neemt aan dat de naam sinds 1 mei 2004 door de eiser wordt gebruikt. De Stichting maakt bezwaar tegen het gebruik van de naam Juridisch Loket door gedaagde Paralegal. Paralegal stelt echter dat zij reeds vanaf 12 november 2003 de handelsnaam Juridisch Loket gebruikt, aangezien zij de naam op die datum heeft ingeschreven in het handelsregister. Voorts stelt zij op 31 januari 2004 de domeinnaam juridischloket.info in gebruik te hebben.

De Rechtbank gaat eerst in op de vraag of Stichting Het Juridisch Loket een onderneming is in de zin van de Handelsnaamwet en zij zich op handelsnaamrechten kan beroepen:

 

"4.1 Er is sprake van een onderneming in de zin van de Handelsnaamwet indien materieel voordeel wordt nagestreefd. Dit materieel voordeel dient ruim te worden verstaan. Het Juridisch Loket heeft ten doel het realiseren van een effectieve en efficiënte toegang tot een kwalitatief goed stelsel van gesubsidieerde rechtsbijstand. In dat kader verstrekt zij gratis juridische informatie en advies aan mindervermogenden. Zij beoogt daarmee onder meer die groep de kosten die aan commerciële juridische dienstverlening zijn verbonden, te besparen. Dit is voorshands aan te merken als een streven naar materieel voordeel in bovengenoemde zin. Ter uitvoering van dit streven begeeft het Juridisch Loket zich op de markt van de juridische dienstverlening. Zij heeft een aandeel in die markt en op grond van haar doelstelling belang bij het behoud en versterking van dat marktaandeel. Een en ander leidt tot het voorlopig oordeel dat het Juridisch Loket een onderneming in de zin van de Handelsnaamwet is."

Paralegal slaagt er niet in aan te tonen dat zij de naam Juridisch Loket eerder gebruikte dan Het Juridisch Loket. Haar stelling dat er geen verwarring tussen beide stichtingen zou zijn, neemt de Rechtbank niet aan:

4.4 Dat het gebruik van de handelsnaam Het Juridisch Loket door het Juridisch Loket van oudere datum is dan het gebruik door Paralegal van de handelsnaam www.juridischloket.info. Dat betekent dat het Juridisch Loket vanaf juni 2004 bescherming toekomst op grond van artikel 5 Handelsnaamwet tegen het gebruik van jongere, op haar handelsnaam gelijkende handelsnamen, voor zover er bij het publiek verwarring van de ondernemingen te duchten is. Dat die verwarring in dit geval te duchten is, is evident. Dat Paralegal “verkeerde bezoekers” altijd doorverwijst naar het Juridisch Loket, wat daar ook van zij, doet daar, anders dan Paralegal lijkt te betogen, niet aan af. Integendeel. Het bevestigt het gevaar van verwarring alleen maar.

Verbodsvordering en vordering tot overdracht domeinnaam juridisch loket.info worden toegewezen, evenals de vordering tot vergoeding van de volledige proceskosten ad € 19.235,-,

Lees het vonnis hier.

IEF 5210

Aller tijden (3)

vanb.JPGRechtbank Amsterdam, 5 december 2007, HA ZA 07-556, Marcel van Basten tegen Dutch Filmworks B.V. (met dank aan Paul Reeskamp, Allen & Overy).

Portretrecht Marcel van Basten. Gedaagde maakt met doelpunten-DVD inbreuk op het portretrecht van Van Basten, tegen welke inbreuk hij zich op grond van zijn verzilverbare populariteit kan verzetten. Dit leidt dat  niet tot de situatie dat Van Basten een exclusief recht heeft op de beelden van zijn doelpunten en/of tot inperking van de informatievrijheid.

Een verbod is niet disproportioneel, zonder dit portretgebruik bestaat het product niet, en de doelpunten worden steeds op nadrukkelijke wijze gekoppeld aan de betreffende maker, zodanig dat hij als een van de speerpunten van die DVD kan worden beschouwd. Geen werkelijke proceskostenvergoeding: “Dat het portretrecht is neergelegd in de Auteurswet 1912 doet niet af aan de omstandigheid dat het moet worden gezien als een species van de “gewone” onrechtmatige daad.”

“Van Basten is met de voornaam Marco bekend geworden als een van de beste voetballers tot nu toe. Hij speelde als profbij AFC Ajax, AC Milan en in het Nederlands elftal, en is thans coach van dat elftal.” Gedaagde Dutch Filmworks heeft medio november 2006 een DVD op de Nederlandse markt gebracht met de titel “De mooiste doelpunten aller tijden” (Deel 2). Op de DVD zijn in totaal 29 doelpunten van Van Basten te zien.

Van Basten maakt op grond van het hem toekomende porterecht bezwaar tegen de DVD. Dutch Filmworks meent echter over  een licentie beschikken, en stelt bovendien dat het ”hoogst gebruikelijk is dat profvoetballers hun zogenoemde “imagerechten” licentiëren aan clubs, nationale en internationale voetbalbonden en uiteindelijk ook aan derden” en dat het in dit verband dan ook op de weg van Van Basten ligt om aan te tonen dat hij zijn portretrecht niet heeft overgedragen aan AC Milan, Ajax en de KNVB.  De rechtbank kan zich echter niet vinden in de stellingen van eiser. Een samenvatting in citaten:

“4.3. Dutch Filmworks heeft zich er vervolgens op beroepen dat zij in ieder geval te goeder trouw was, gelet op de volgens haar uitstekende reputatie van Sandra Carter en — wederom — gelet op de geldende licentiepraktijk in de voetbalsport. Nu zij niet stelt dat zij aldus daadwerkelijk een licentie heeft verkregen en ook overigens niet valt in te zien hoe dat juridisch dan vorm zou moeten worden gegeven, gaat de rechtbank er van uit dat dit verweer slechts in het kader van de vraag naar de toerekenbaarheid als bedoeld in artikel 6:162 BW is gevoerd. De beantwoording van deze vraag zal later aan de orde komen.

4.4. Dutch Filmworks heeft ook nog naar voren gebracht dat het uiterst aannemelijk is dat Van Basten zijn portretrechten al lang heeft vergeven. Het is de rechtbank niet duidelijk of dit als een zelfstandig verweer moet worden beschouwd, dan wel als een nadere inkleuring van de gestelde goede trouw aan de zijde van Dutch Filmworks. Daarnaast is niet zonneklaar wat in de visie van Dutch Filmworks moet worden verstaan onder het vergeven van portretrechten (zij spreekt in dit verband ook van “wegtekenen”). Een overdracht van portretrechten, inhoudende dat Van Basten zijn rechten heeft prijsgegeven, lijkt in strijd met tekst en strekking van 21 AW en is overigens niet bij wet geregeld. Indien is bedoeld te stellen dat Van Basten zijn rechten aan een of meer partijen heeft gelicentieerd, dan is daarmee nog niet vastgesteld dat Dutch Filmworks zich op enig recht kan beroepen. Een en ander brengt mee dat voornoemde argumentatie, bij gebreke van een genoegzame juridische en/of feitelijke onderbouwing, moet worden verworpen. Er is geen reden om Van Basten te laten aantonen dat hij zijn portretrechten niet heeft overgedragen aan AC Milan, AFC Ajax en/of de KNVB.

4.5. Subsidiair heeft Dutch Filmworks gesteld dat met de inhoud van de DVD noch met het omslag daarvan enig recht van Van Basten is geschonden.

4.6. Met betrekking tot de DVD is daarbij allereerst - uitvoerig - betoogd dat de beelden die daar op te zien zijn, sportprestaties betreffen die niet beschermd worden door enig intellectueel eigendomsrecht. Van Basten kan uit dien hoofde geen rechten doen gelden, zo voert Dutch Filmworks aan. Dit betoog mist in dit geding echter relevantie, nu Van Basten dergelijke bescherming ook niet inroept. Het is immers niet de sportieve prestatie die hij ten grondslag legt aan zijn vordering, maar uitsluitend het ongeautoriseerd gebruik van zijn portret. Niet betwist door Dutch Filmworks is dat in de fragmenten waarin doelpunten van Van Basten zijn te zien, sprake is van een portret (portretten) in de zin van artikel 21 AW.

4.7. Tussen partijen is voorts niet in geschil dat Van Basten in de uitoefening van zijn beroep een uitzonderlijk grote mate van verzilverbare populariteit heeft verworven. Dutch Filmworks bestrijdt echter wel dat hij een redelijk (materieel) belang in de strijd kan werpen
tegen het gebruik waar het in dit geval om gaat. Dat betreft namelijk geen merchandise of reclame, en heeft evenmin betrekking op een uitsluitend aan Van Basten gewijde uitgave. Deze visie acht de rechtbank echter te beperkt. Voor het aanmerking nemen van een redelijk materieel belang is niet zozeer beslissend of het gebruik kan worden gekenschetst als merchandise of reclame, maar of sprake is van een vorm van gebruik die uitsluitend of ten minste in hoofdzaak gericht is op het commercieel uitbuiten van iemands verzilverbare populariteit. Dat is mogelijk — het hangt vanzelfsprekend steeds af van de context - niet het geval indien sprake is van illustrerend portretgebruik in een uitgave die tot doel heeft te informeren over de (geschiedenis van de) voetbalsport, een voetbaltoernooi of een bepaalde club. De DVD van Dutch Filmworks heeft echter een ander karakter. Het betreft een compilatie van doelpunten die niet ter illustratie van enige verhandeling dienen, maar het wezen van het product vormen. Los van de prestaties die aldus te zien zijn - geen onderwerp van dit geschil - is daarbij steeds sprake van portretgebruik van de betreffende doelpuntenmakers, in ieder geval (zie hiervoor onder 4.6.) bij de doelpunten van Van Basten.

Zonder dit portretgebruik bestaat het product niet, en de doelpunten worden steeds op nadrukkelijke wijze gekoppeld aan de betreffende maker. Van Basten’s doelpunten vormen voorts één van de speerpunten van de DVD, hetgeen nog eens benadrukt wordt door de afbeelding van zijn beeltenis op het omslag. Aldus wordt Van Basten’s populariteit verzilverd, waartegen hij zich op grond van een redelijk materieel belang kan verzetten. Anders dan Dutch Filmworks meent leidt dat nog niet tot de situatie dat Van Basten een exclusief recht heeft op de beelden van zijn doelpunten en/of tot inperking van de informatievrijheid. In dit geding is uitsluitend de wijze van gebruik door Dutch Filmworks aan de orde; andere gebruiksvormen vergen een afzonderlijke en mogelijk tot andere uitkomsten leidende beoordeling.

4.8. Afzonderlijk met betrekking tot het omslag heeft Dutch Filmworks zich nog op het standpunt gesteld dat wanneer een portret in een uitgave is opgenomen, dit portret tevens op het omslag van die uitgave mag worden gebruikt. De jurisprudentie waar zij in dit kader naar verwijst (president rechtbank Amsterdam 4 december 1997, KG 1998, 26) ziet echter op een portret dat rechtmatig in de uitgave was opgenomen en dat vervolgens ook op het omslag mocht worden afgebeeld. Hier is die situatie niet aan de orde. Van Basten kan zich ook tegen het gebruik van zijn portret op het omslag verzetten.

4.9. Van Basten heeft zich ook op een immaterieel belang beroepen, in die zin dat hij zich tegen de commercialisatie van zijn “persona” wenst te verzetten. Hij heeft in dit kader verwezen naar het Discodanser-arrest (HR 2 mei 1997, NJ 1997, 661). Van Basten heeft er recht op verschoond te blijven van ongewilde exploitatie, zo meent hij, en voegt daar onweersproken aan toe dat hij sinds enige tijd in beginsel geen toestemming meer geeft voor het gebruik van zijn portret voor commerciële doeleinden. Volgens Dutch Filmworks is het Discodanser-arrest hier niet van toepassing, nu hier geen sprake is van een reclameuiting. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het Discodanser-arrest echter een wijdere strekking. Niet valt immers in te zien waarom wel verzet mogelijk zou zijn tegen ongewenste associatie met een bepaald product via een reclameuiting, maar niet tegen associatie via portretgebruik met het product zelf. Dat neemt niet weg dat Van Basten tegenover de betwisting door Dutch Filmworks zich onvoldoende heeft ingespannen om deugdelijk te onderbouwen dat hij daadwerkelijk in zijn persoon is aangetast, rekening houdend met de omstandigheid dat hij als bekende persoon enig incasseringsvermogen dient te hebben in kwesties als deze. Aldus is in dit geding onvoldoende voor het voetlicht gekomen dat Van Basten ook op grond van dit belang een recht heeft om zich te verzetten tegen het betwiste portretgebruik.

4.10. De conclusie moet zijn dat Dutch Filmworks met de DVD inbreuk heeft gemaakt op het portretrecht van Van Basten, tegen welke inbreuk hij zich op grond van zijn verzilverbare populariteit kan verzetten. Een verbod op verhandeling van de DVD is een adequate maatregel om in ieder geval voortduring van de inbreuk tegen te houden. Disproportioneel is die maatregel niet reeds vanwege de omstandigheid dat naast Van Basten ook andere voetballers op de DVD voorkomen. Het gebruik van het portret van Van Basten vormt een substantieel deel van de inhoud van de DVD, zodanig dat hij als een van de speerpunten van die DVD kan worden beschouwd.

4.11. Met betrekking tot de schadevordering is van belang dat Dutch Filmworks zich niet met succes kan beroepen op haar beweerdelijke goede trouw. In dit geding staat vast dat de DVD medio november 2006 op de markt is gekomen. Niet betwist is dat Van Basten via zijn zaakwaarnemer nog in diezelfde maand bezwaar heeft gemaakt, zodat in ieder geval vanaf dat moment Dutch Filmworks niet bepaald gerust kon zijn met betrekking tot de vraag of verdere verhandeling door de beugel kon. Dat zou wellicht anders zijn indien Dutch Filmworks ondanks de bezwaren van Van Basten op goede gronden kon menen dat verdere verhandeling niettemin juridisch niet op beletselen stuitte, maar daarvan is - zoals hiervoor reeds is overwogen - niet gebleken.

Ook in de uiterst korte periode voor het eerste bezwaar van Van Basten kon Dutch Filmworks er niet zonder meer van uitgaan dat het goed zat. Het contract met Sandra Carter biedt, zoals Van Basten onbetwist heeft gesteld, op het punt van de portretrechten geen uitsluitsel. Reeds hierom had het op de weg van Dutch Filmworks gelegen nader onderzoek te doen. Dat Sandra Carter een gerenommeerd bedrijf is moge zo zijn, maar maakt nog niet dat rechten worden verstrekt waarvan de overeenkomst zelf geen (expliciete) melding maakt. De conclusie moet zijn dat de inbreuk toerekenbaar is aan Dutch Filmworks en dat zij in beginsel de door Van Basten geleden schade moet vergoeden.

4.12. Ter comparitie heeft Van Basten - uiteindelijk - gesteld dat de materiële schade bestaat uit gederfde royaltyinkomsten. Dutch Filmworks heeft op zichzelf niet afzonderlijk betwist dat Van Basten in dit soort gevallen een licentievergoeding kan bedingen. Wel heeft zij zich op het standpunt gesteld dat Van Basten, ware het hem gevraagd, geen toestemming zou hebben gegeven, maar dat maakt nog niet dat hij geen schade heeft geleden De rechtbank is van oordeel dat een hierop gebaseerde begroting van de geleden schade in dit geval als de meest adequate vorm van schadeberekening dient te worden beschouwd. Van een begroting op basis van de genoten winst kan dat niet worden gezegd, nu de DVD niet uitsluitend aan Van Basten is gewijd en er te veel complicaties optreden bij de beantwoording van de vraag in hoeverre het gebruik van het portret van Van Basten aan de uiteindelijke winst - zo die er is - heeft bijgedragen. De op deze wijze van berekening gebaseerde vordering zal daarom worden afgewezen.

4.15. Als de in hoofdzaak in het ongelijk gestelde partij dient Dutch Filmworks de gedingkosten te dragen. Voor vergoeding van de volledige proceskosten op basis van artikel 1019h Rv is in dit geding echter geen plaats. Een vordering wegens inbreuk op het portretrecht zoals bij dit geding ingesteld betreft geen vordering die is gericht op handhaving van een recht van intellectuele eigendom als bedoeld in artikel 1019 Rv. Dat het portretrecht is neergelegd in de Auteurswet 1912 doet niet af aan de omstandigheid dat het moet worden gezien als een species van de “gewone” onrechtmatige daad. Dit geldt ook indien het gaat om een zaak waarin een puur commercieel belang, namelijk verzilverbare populariteit, centraal staat.

Lees het vonnis hier. Eerder bericht over Deel 1 van de DvD: De Zaak Bergkamp: IEF 3239.

IEF 5209

Rijmen en dichten

Arnoud Engelfriet lust er wel pap van: “Om in de Sinterklaas-sfeer te blijven: De Auteurswet 1912, althans hoofdstuk 1 daarvan, in dichtvorm. Een speculaaspop voor wie alle verwijzingen naar jurisprudentie weet te herkennen.”

Lees hier meer.

IEF 5208

Eerst even voor jezelf lezen

Rechtbank Arnhem, 22 november 2007, KG ZA 07-619, Coenraads tegen Stichting EDICT.

“Uit hetgeen in conventie is overwogen blijkt dat de auteurs- en naburige rechten en de daarmee samenhangende exploitatierechten op de Levende Boeken ‘ruim’ voorlopig geoordeeld bij Coenraads liggen.”

Lees het vonnis hier.

Rechtbank Utrecht, 3 december 2007, KG ZA 07-1106, Procter & Gamble Nederland B.V. tegen Philips Domestic Appliances and Personal Care B.V. c.s. (met dank aan Marjolein Driessen, Leijnse Artz). 

Reclamerecht. “gebied Philips (…) het openbaarmaken van reclameclaims (uitingen in woord en/of beeld) waarmee de Sonicare Flexcare als nieuwste evolutie in mondverzorging en/of nieuwe standaard voor effectieve verwijdering van plaque wordt gepresenteerd te staken of gestaakt te houden.”

Lees het vonnis hier.

IEF 5207

Ondertussen in Duckstad

ddk.gifNieuwNieuws bericht: “De nieuwste uitgave van Donald Duck bevat een strip van twee pagina's waarin Kwik, Kwek en Kwak de nieuwste cd van Jan Goudsmid van het internet downloaden en op een schijfje branden. De neefjes zijn echter, braaf als ze zijn, van plan de kopie te vernietigen zodra ze genoeg geld hebben gespaard om het album te kopen. Het downloaden van films en muziek is in Nederland echter volkomen legaal [maar in Duckstad dus kennelijk niet - IEF]. Trouwe fans van het vrolijke weekblad zijn dan ook
teleurgesteld in hun held.”

Lees hier (met link naar volledige strip) en vooral hier (Arnout Engelfriet) meer. 

IEF 5206

Een nogal ruime strekking

nq.gifRechtbank ‘s-Gravenhage, 14 november 2007, Nokia tegen Qualcomm, zaaknummer/rolnummer: 287058/HA ZA 07-1470

Octrooirecht. Wel gemeld, nog niet besproken. Geen uitputting. De door Nokia gevorderde verklaring voor recht van uitputting is te ruim en onvoldoende bepaald. De rechtbank acht zichzelf slechts internationaal bevoegd ten aanzien van de vorderingen die op Nederland zien.

Nokia en Qualcomm hadden een licentieovereenkomst gesloten (“de SULA”)  waarin Qualcomm aan Nokia een licentie verleend met betrekking tot octrooien van Qualcomm op het gebied van WCDMA-technologie. Na de looptijd van de SULA is Nokia doorgegaan met het gebruik van de onder de SULA verleende rechten zonder daarvoor aan Qualcomm een vergoeding te betalen. Qualcomm heeft tevens een overeenkomst met Texas Instruments Inc. gesloten waarin zij hebben toegezegd niet in rechte te zullen optreden tegen elkaars productie en verkoop van chips en chipsets op grond van de hen toekomende octrooirechten. In Duitsland en Italië lopen er eveneens procedures tussen Nokia en Qualcomm.

Kort gezegd vordert Nokia een verklaring voor recht dat alle octrooirechten van Qualcomm met betrekking tot chips en chipsets zijn uitgeput voor Nederland. Verder stelt zij dat door de uitputting in Nederland de octrooirechten tevens zijn uitgeput in de EU en de gehele EER. Hieraan legt zij ten grondslag dat de chips of chipsets die Nokia van Texas Instruments heeft gekocht door Texas Instruments met toestemming van Qualcomm op de Europese markt zijn gebracht. Qualcomm heeft hiertegen gemotiveerd verweer gevoerd en beroept zich incidenteel op onbevoegdheid van de rechtbank tot kennisneming van de vorderingen van Nokia.

Ten eerste beroept Qualcomm zich op de nietigheid van de dagvaarding omdat deze onduidelijk en onvoldoende concreet zou zijn. Het beroep op de nietigheid slaagt niet. De rechtbank oordeelt:

“4.2 Hoewel aan Qualcomm kan worden toegegeven dat de dagvaarding een nogal ruime strekking kent, zijn daarin wel voldoende duidelijk de eis en de gronden daarvoor opgenomen, zodat voldaan is aan artikel 111 lid 2 Rv. (…) Blijkens haar verweer in de conclusie van antwoord en ten pleidooie heeft Qualcomm integendeel de kern van het betoog van Nokia kennelijk goed kunnen begrijpen. De (mogelijk te) ruime strekking van het door Nokia gevorderde, is een vraag die moet worden beantwoord in het kader van de bespreking van de toewijsbaarheid van die vorderingen, waarover hierna.”

Met betrekking tot de bevoegdheid van de rechtbank om kennis te nemen van de vorderingen van Nokia oordeelt de rechtbank allereerst dat de vordering van Nokia een zuiver beroep op artikel 53 ROW 1995 inhoudt:

“4.5 (…) Deze verklaring voor recht komt tegen de achtergrond van de stellingen van Nokia materieel gezien overeen en kan op één lijn worden gesteld met een verklaring voor recht dat bepaalde handelingen, namelijk het verhandelen van mobiele telefoons waarin Texas Instruments chips zijn verwerkt, niet strijdig zijn met in Nederland geldende octrooirechten van Qualcomm.”

Bovendien oordeelt de rechtbank dat een vordering tot verklaring voor recht van niet inbreuk niet gelijkgesteld kan worden met een verbodsvordering om met octrooien te ‘wapperen’. (zie r.o.v. 4.5)

De rechtbank oordeelt voorts dat zij slechts internationaal bevoegd is voor zover de vordering op Nederland ziet en dat deze bevoegdheid niet grensoverschrijdend van aard is. De stelling van Nokia dat uitputting in Nederland als gevolg heeft dat dit tevens uitputting voor de EU en de EER oplevert wordt niet gevolgd door de rechtbank:

“4.10 (…) Aan bepalingen van het EG-verdrag of artikel 94 Grondwet kan geen internationale (grensoverschrijdende) bevoegdheid worden ontleend. (…)De vaststelling of andere dan de hiervoor genoemde octrooirechten zijn uitgeput, dient – bij gebreke van andere aanknopingspunten – plaats te vinden door de rechter van het land van het buitenlandse octrooirecht (waar het schadebrengende feit zich voordoet). De Nederlandse rechter heeft te dien aanzien geen bevoegdheid.”

Ook het beroep van Qualcomm op onbevoegdheid op grond van artikel 27 EEX-Vo slaagt niet daar de buitenlandse procedures (Duitsland en Italië) zien op andere octrooien dan wel op vorderingen die een ander onderwerp betreffen en op een andere oorzaak berusten.

De rechtbank is van oordeel dat de vordering tot verklaring voor recht van uitputting in Nederland te ruim en onvoldoende bepaald is geformuleerd:

“4.15(…) In de gebezigde formulering (“octrooien van Qualcomm die worden verwezenlijkt door middel van deze chip”, zie r.o. 3.2. onder b.) valt niet vast te stellen of uitputting heeft plaatsgevonden.
(…)
Nokia heeft voorts niet gespecificeerd welke concrete producten in het vrije verkeer van goederen zouden worden gebracht en wat de exacte configuratie is van deze producten, noch waar het de chips van Texas Instruments betreft, noch waar het haar eigen mobiele telefoons betreft.

Nokia specificeert evenmin hoe deze producten werken en wat de functionaliteit is van de chips in relatie tot andere, mogelijk van derden afkomstige, componenten in of buiten de mobiele telefoons, zoals de software die op de chip geladen wordt.

Nokia heeft ook niet gespecificeerd welke kenmerken van welke octrooi(en)(conclusies)
zouden lezen op welke onderdelen van de chips of mobiele telefoons. (…) Gelet op het vorenstaande is onduidelijk welk type conclusies in relatie tot welke producten mogelijk zouden zijn uitgeput. Daarbij komt nog dat het ook van het type conclusie zal afhangen of er al dan niet (impliciete) toestemming door de octrooihouder is gegeven voor het in het verkeer brengen van de producten, zo de TI Patent portfolio agreement al dergelijke toestemming zou inhouden, hetgeen Qualcomm gemotiveerd heeft bestreden. Reeds daarom zijn de vorderingen in de door Nokia gekozen algemene formulering niet toewijsbaar.”

Tot slot de proceskosten. Hoewel Nokia als de in het ongelijk gestelde partij wordt veroordeeld in de kosten van de procedure zijn deze kosten conform het liquidatietarief begroot nu Qualcomm de gevorderde proceskostenveroordeling onvoldoende zou hebben onderbouwd. Qualcomm heeft namelijk nagelaten een specificatie van de werkelijk gemaakte kosten in het geding te brengen.

Lees het vonnis hier.

IEF 5205

Onbeperkt i-deponeren

mvho.gifWebsite BBIE: Minister Maria van der Hoeven van Economische Zaken heeft op 29 november bij het Benelux-Bureau voor de Intellectuele Eigendom (BBIE) de digitale dienst i-DEPOT officieel in gebruik gesteld. Met het i-DEPOT kunnen ideeën vroegtijdig, snel en zorgvuldig worden vastgelegd.

Prof. mr. J.H. Spoor ging tijdens zijn speech verder in op de waarde van het i-DEPOT. “De waarde van het i-DEPOT ligt wat mij betreft niet alleen in de mogelijkheid om iets vast te laten leggen. Dat kan al langer. Je kunt bijvoorbeeld ook naar een notaris gaan. De grote vernieuwing zit voor mij in de combinatie van de mogelijkheid om online te deponeren en het systeem van credits. Een soort strippenkaart waarmee je onbeperkt kunt i-deponeren, voor vijf euro of minder per keer. Op die manier kun je ieder idee, concept, format, ontwerp, foto, iedere melodie, tune of slagzin, deponeren voor je ermee de boer op gaat. Een soort idee-backup. En de prijs maakt het mogelijk om het niet bij goede voornemens te laten maar het eenvoudigweg tot een gewoonte te maken. Dat lijkt mij een goed idee.” De heer Spoor besloot zijn speech met de toevoeging: “Wat mij betreft heeft het digitale i-DEPOT alle eigenschappen van het beroemde klassieke idee: het ei van Columbus!”

Lees hier meer.

IEF 5184

Eerst even voor jezelf lezen

1- Hoge Raad, 30 november 2007, LJN: BA9608, Roche Nederland B.V. c.s. tegen  Verweerders 1 & 2

Samenvatting Rechtspraak.nl: “Europees octrooi; grensoverschrijdend inbreukverbod bij verweerders in en buiten EEX-gebied; vervolg op HR 19 december 2003, RvdW 2004, 10 en HvJEG 13 juli 2006, zaak nr. C-539/03. Internationale bevoegdheid; toepassing art. 6 sub 1 EEX-Verdrag/EVEX, eis van samenhang; exclusieve bevoegdheid art. 16.4 EEX-Verdrag/EVEX, reikwijdte; gevolgen inroepen nietigheid; gedeeltelijke onbevoegdverklaring, HR doet zelf zaak af.”

Lees het arrest hier

2- Gerechtshof Amsterdam, 30 oktober 2007, LJN: BIEF134, Gaba B.V. tegen Glaxosmithkline Consumer Healthcare B.V.

Samenvatting rechtspraak.nl: “In het vonnis waarvan beroep zijn de eerste en tweede TV-commercial beoordeeld en beide als misleidend aangemerkt. Over het misleidend karakter van de eerste TV-commercial zijn partijen het eens (tegen het oordeel van de voorzieningenrechter is door GSK althans geen grief gericht), terwijl de grief tegen het oordeel van de voorzieningenrechter omtrent de tweede TV-commercial niet kan slagen. De overige reclameuitingen die GSK met betrekking tot Proglasur heeft gehanteerd, zijn noch in eerste aanleg, noch in het onderhavige hoger beroep misleidend geoordeeld. Gelet hierop is juist dat slechts rectificatie via de televisie van de (twee) uitgezonden reclamespots is bevolen. Gelet op onder meer de mate van misleiding in die reclamespots, de intensiteit van de gevoerde campagnes en de belangen die voor Gaba op het spel stonden, acht het hof rectificaties als door de voorzieningenrechter in het vonnis waarvan beroep (onder 5.3) gegeven, passend. Tegen de klacht van Gaba dat de rectificaties tijdens een voetbalwedstrijd zouden zijn uitgezonden – zodat sprake was van een minder grote kijkdichtheid – heeft GSK gesteld dat dit slechts een van de twee rectificaties betrof en dat de doelgroep vooral vrouwen betrof waarvan een grote groep in elk geval geen voetbal zal hebben gekeken, welke stellingen door Gaba niet althans onvoldoende zijn weersproken. Dit betekent dat grief 7 in het principaal appèl en grief 2 in het incidenteel appèl evenmin slagen.”

Lees het arrest hier.

IEF 5183

Door musici en acteurs

O.a. Trouw bericht: "Minister Ernst Hirsch Ballin van Justitie is door musici en acteurs voor de rechter gedaagd omdat ze vergoeding eisen voor gekopieerde fims op een computerschijf en gekopieerde muziek op een MP3-speler. Dat zeiden zangeres Ricky Koole en acteur Peter Blok zaterdag in NOVA."

Lees hier meer.