IEF 22210
28 augustus 2024
Uitspraak

Magenta kleurmerk nietig verklaard in de Benelux (III)

 
IEF 22209
28 augustus 2024
Uitspraak

Magenta kleurmerk nietig verklaard in de Benelux (II)

 
IEF 22208
28 augustus 2024
Uitspraak

Magenta kleurmerk nietig verklaard in de Benelux (I)

 
IEF 5061

In omgekeerde volgorde

farma.JPGVzr. Rechtbank Amsterdam, 8 november 2007, KG ZA 07-1856 OdC/SK, Novum Pharma B.V. & OJG Consumer Care B.V. tegen Farma Novum (met dank aan Hans Jansen, Steinhauser Hoogenraad).

Eiser Novum Pharma gebruikt sinds 2002 de handelsnaam Novum Pharma en is sinds datzelfde jaar eigenaar van het Benelux-beeldmerk Novum Pharma en het Benelux-woordmerk Novum. De merken worden voornamelijk gebruikt voor zelfverzorggeneesmiddelen. Gedaagde is sinds eind 2006 onder de handelsnaam Farma Novum actief als huisartsenbezoekster. De bezwaren van eiser tegen deze handelsnaam worden gedeeld door de voorzieningenrechter. 

“4.4. Anders dan P. heeft aangevoerd vertonen de merken Novum en Novum Pharma met het teken Farma Novum, globaal beoordeeld naar de totaalindruk, auditief, visueel en begripsmatig zodanige gelijkenis, dat alleen al om deze reden verwarring kan ontstaan bij het publiek over de herkomst van de waren en diensten. De omstandigheid dat P. de woorden Farma en Novum in omgekeerde volgorde heeft geplaatst in vergelijking met de woorden Novum en Pharma, terwijl de eerste (twee) letters van Pharma en Farma verschillend worden geschreven, doet daaraan niet af en is van ondergeschikt belang."

"Novum Pharma verhandelt bepaalde zogenaamde OTC-geneesmiddelen en P.  prijst bij artsen bepaalde UR-(uitsluitend recept)geneesmiddelen aan. Daarmee opereren zij beiden in dezelfde branche, de markt van geneesmiddelen. Dit geldt nog meer nu, zo heeft Novum Phanna B.V. onweersproken gesteld, zowel de OTC- als de UR-geneesmiddelen in dezelfde databank van geregistreerde geneesmiddelen staan opgenomen en deze databank door iedereen kan worden geraadpleegd. De geneesmiddelen zijn eveneens opgenomen in de zogenoemde G-standaard en deze databank wordt gebruikt door artsen, apothekers en farmaceuten. Daarnaast is P. met haar bedrijf Farma Novum werkzaam als artsenbezoeker, terwijl Novum Pharma mede gebruik maakt van artsenbezoekers. Verder is van belang dat artsen niet alleen UR-geneesmiddelen voorschrijven, maar ook (steeds meer) OTCmiddelen.

Het merk en het teken worden dan ook gebruikt voor soortgelijke waren en diensten. In verband met de gelijkenis tussen het merk en het teken, gezien de gelijksoortige activiteiten die partijen ontplooien en de gelijke geneesmiddelenbranche waarin Novum Pharma B.V. en P. actief zijn, is er gevaar voor directe en indirecte verwarring voor het relevante publiek (verkopers en voorschrijvers van geneesmiddelen) te duchten tussen het woordmerk Novum en het teken Farma Novum.

(…) 4.8. De handelsnaam Farma Novum wijkt zo weinig af van het merk van Novum Pharma B.V., zoals hierboven al is overwogen, dat hierdoor gevaar voor verwarring te duchten is bij het relevante publiek -leveranciers en afnemers, onder wie ook toekomstige afnemers, zoals daar met name zijn artsen en apothekers- over de herkomst van de waren en diensten, de verkoop en aanprijzing van geneesmiddelen.

Gedaagde wordt verboden om de handelsnaam Farma Novum te voeren en dient de domeinnaam farmanovum.nl binnen 7 dagen na beteking om te eliden naar de webiste van eiser en binnen 21 dagen over te dragen. Gedaagde dient de proceskosten, €9.265,66, en de nakosten van eiser te voldoen.

Lees het vonnis hier.

IEF 5060

Geen XXL

mauvel.JPGRechtbank ’s-Gravenhage, 7 november 2007, KG ZA 07-1180, Green Works International B.V. tegen Handelskwekerij B & L B.V.

Kwekersrecht. Ex-afnemer zou onrechtmatig zelf plantmateriaal hebben vermeerd, maar de desbetreffende rechten blijken (nog) niet verleend. Label met tekst 'Door kwekersrecht beschermd’ is onvoldoende bewijs.

GWI is houdster van communautaire kwekersrechten met betrekking tot de Hibiscus rassen ‘XXL Mauvelous’, ‘XXL Eyecatcher’, ‘XXL Red Hot’, ‘XXL White Heaven’ en ‘XXL Fancy Eye’. Green Works Productions B.V. is licentiehoudster van deze rechten. Handelskwekerij B & L B.V. was tot en met mei 2007 afnemer van stekken van deze rassen bij Green Works. GWI ontdekt bij een bezoek aan de kassen van B & L op 30 augustus 2007 dat B & L na mei 2007 het plantmateriaal zelf heeft vermeerderd. GWI stelt dat B & L inbreuk maakt op het aan haar toekomende communautaire kwekersrecht.

De voorzieningenrechter wijst de vordering af. De aanvraag van GWI voor het communautaire kwekersrecht voor bovengenoemde rassen is in augustus 2007 in behandeling genomen bij het Communautair Bureau voor Plantenrassen. Het kwekersrecht is echter nog niet verleend.

GWI stelt dat ‘XXL Mauvelous’ wel degelijk beschermd is en doet een beroep op de notulen van een vergadering en het label van de plant. De beroepen worden afgewezen:

"3.4. GWI wijst daarnaast op notulen van een vergadering op 21 september 2005 waarbij vertegenwoordigers van beide partijen aanwezig waren. De notulen vermelden: ‘De ® is binnen en wordt beschermd door Green Works’. Dit overtuigt niet. Onduidelijk is hoe deze opmerking moet worden opgevat, door wie de opmerking is gemaakt en op grond waarvan. Dat daargelaten is in ieder geval weinig aannemelijk dat op dat tijdstip, september 2005, op de aanvraag al een verlening zou zijn gevolgd.

3.5. GWI heeft tot slot het label van de plant overgelegd waarop is vermeld ‘Door kwekersrecht beschermd’. Dit, naar de voorzieningenrechter aanneemt, in opdracht van GWI gemaakte label voegt echter niets toe aan haar stelling dat aan haar kwekersrecht is verleend.”

Lees het vonnis hier.

IEF 5059

Uitbreiding octrooibox

Kamerstukken II, 2007-2008, 31206, nr. 9. Wijzigingen van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Overige fiscale maatregelen 2008); Amendement over uitbreiding octrooibox met immateriële activa waarvoor geen octrooi is verleend maar die wel zijn voorgekomen uit S&O-project. Amendement van de leden Jules Kortenhorst en Tang ter vervanging van dat gedrukt onder nr. 8.

De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:In artikel VI wordt na onderdeel 0A een onderdeel ingevoegd, luidende:

OOA. Artikel 12b wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt na «een octrooi is verleend» ingevoegd: of een immaterieel activum heeft voortgebracht dat is voortgevloeid uit speur- en ontwikkelingswerk waarvoor aan hem een S&O-verklaring is afgegeven als bedoeld in de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie

voor de volksverzekeringen (S&O-activum).

2. In het tweede lid wordt na «octrooien» ingevoegd: alsmede op S&O-activa.

3. Aan het vijfde lid wordt een volzin toegevoegd, luidende: Voor de toepassing van de tweede volzin en van het zevende lid, onderdeel b, bedraagt de vermeerdering met de voortbrengingskosten van de S&O-activa ten hoogste € 100 000.

4. Aan het zesde lid wordt een volzin toegevoegd, luidende: Voor de toepassing van de eerste volzin en van het achtste lid, onderdeel b, bedraagt de vermeerdering met het viervoud van het bedrag van de voortbrengingskosten van de S&O-activa ten hoogste € 400 000.

Het amendement strekt ertoe de octrooibox uit te breiden met immateriële activa waarvoor geen octrooi is verleend maar die wel zijn voortgekomen uit een S&O-project.

Lees amendement nr. 9 hier, lees amendement nr. 8 hier.

IEF 5058

Ze komen op verschillende momenten binnen

Kamerstukken II, Handelingen 2007-2008  nr. 12, pag. 789-795. Debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 12 september 2007 over administratieve lasten en de evaluatie Actal (29515).

"Ik vervolg met de behandeling van de motie over het auteursrecht. Ik weet dat de leden Aptroot en Smeets al veel over het auteursrecht hebben gediscussieerd met vorige bewindspersonen. Verschillende facturen van beheersorganisaties op het vlak van het auteursrecht veroorzaken namelijk grote irritatie bij bedrijven. Mensen weten niet waar ze voor betalen; ze komen op verschillende momenten binnen, kennen de organisaties niet en hebben het idee dat die niet altijd even zorgvuldig omgaan met elke euro die is betaald. Daarom moeten wij dit tegengaan. De minister van Justitie bereidt een herziening voor van de Wet toezicht collectieve beheersorganisaties auteurs- en naburige rechten, waarin het toezicht op de organisaties wordt uitgebreid en verbeterd. Onderdeel van die herziening is de mogelijkheid om een gezamenlijke incasso te maken. Ik denk dat wij moeten streven naar gezamenlijke incasso en niet naar één collectieve beheersorganisatie, waar deze motie om vraagt."

Lees de handelingen hier.

IEF 5057

Niet verplicht, maar toch

GvEA, 6 november 2007, zaak T -407/05, Société anonyme des eaux minérales d'Évian (SAEME) tegen OHIM / A. Racke GmbH & Co.

Oppositieprocedure, procesrecht. Het overleggen van een vertaling in de proceduretaal van de bewijzen van een (inter-)nationale registratie dient te geschieden bij indiening van het oppositiebezwaarschrift. Wordt de vertaling in een later stadium overgelegd, dan mag de oppositieafdeling de oppositie ongegrond verklaren, tenzij zij, overeenkomstig regel 20 lid 3 van de uitvoeringsverordening, een andere beslissing op de oppositie kan nemen op grond van de stukken waarover zij reeds beschikt.

Opposant SAEME stelt op grond van haar oudere merkinschrijving van Evian oppositie in tegen de aanvraag van het merk REVIAN's. SAEME verzuimt echter om bij het indienen van het oppositiebezwaarschrift een vertaling in de proceduretaal (Duits) in te dienen van de Franse nationale inschrijvingen en Intenationale registratie waarop zij zich beroept. Dit doet zij pas na indiening van de memorie van het OHIM. Te laat, volgens het GvEA.

"36. Tevens vloeit uit de rechtspraak voort dat de opposant weliswaar niet verplicht is om een volledige vertaling van de inschrijvingsbewijzen van de oudere merken over te leggen, maar dat dit niet betekent dat de oppositieafdeling van haar kant bij het onderzoek van de gegrondheid van de oppositie verplicht is rekening te houden met inschrijvingsbewijzen die in een andere taal dan die van de oppositieprocedure zijn overgelegd. Wanneer de vertaling van de inschrijvingsbewijzen in de proceduretaal ontbreekt, mag de oppositieafdeling de oppositie ongegrond verklaren tenzij zij overeenkomstig regel 20, lid 3, van de uitvoeringsverordening een andere beslissing op de oppositie kan nemen op grond van stukken waarover zij eventueel reeds beschikt (reeds aangehaalde arresten Chef, punt 44, en BIOMATE, punt 72)."

"43. De wettelijke eisen inzake met name de bewijzen en de ondersteunende stukken, zoals het bewijs van inschrijving van een ouder merk en de vertaling ervan in de proceduretaal van de oppositie, zijn geen voorwaarden voor de ontvankelijkheid van de oppositie als bedoeld in regel 18, lid 2, van de uitvoeringsverordening, maar voorwaarden voor de gegrondheid ervan (arrest Chef, reeds aangehaald, punt 52).

"63 Het Gerecht is aan de hand van de overwegingen in punt 43 van de beslissing van de kamer van beroep niet in staat te toetsen of de kamer daadwerkelijk kennis heeft genomen van het betrokken document om uit te maken of dit op het eerste gezicht daadwerkelijk relevant kon zijn in de oppositieprocedure, noch na te gaan of de omstandigheden van het geval en de fase waarin deze te late indiening plaatsvond, zich ertegen verzetten dat dit document in aanmerking werd genomen.

64 De kamer van beroep heeft derhalve artikel 74, lid 2, van verordening nr. 40/94 geschonden door de haar bij dit artikel verleende beoordelingsbevoegdheid niet uit te oefenen, althans door niet uit te leggen hoe zij die beoordelingsbevoegdheid heeft uitgeoefend, en door bijgevolg haar beslissing om het bewijs van inschrijving van het internationale merk niet in aanmerking te nemen, rechtens niet afdoende te motiveren.

65 Evenwel dient te worden onderzocht welke gevolgen aan deze schending van artikel 74, lid 2, van verordening nr. 40/94 moeten worden verbonden. Volgens vaste rechtspraak kan een onregelmatigheid in de procedure immers slechts tot gehele of gedeeltelijke vernietiging van een beslissing leiden, indien vaststaat dat de bestreden beslissing zonder die onregelmatigheid een andere inhoud zou kunnen hebben gehad (arrest LA BARONNIE, reeds aangehaald, punt 69). Tevens blijkt uit artikel 63, lid 2, juncto artikel 63, lid 3, van verordening nr. 40/94 dat zowel de vernietiging als de herziening van een beslissing van een kamer van beroep slechts mogelijk is, indien deze beslissing door een materiële of formele onwettigheid is aangetast (arrest LA BARONNIE, reeds aangehaald, punt 69).

66 In casu kan niet worden uitgesloten dat het bewijsstuk dat de kamer van beroep niet in aanmerking heeft genomen, naar zijn aard de inhoud van haar beslissing kon wijzigen. Het is echter niet aan het Gerecht om zich in de plaats van het BHIM te stellen wat de beoordeling van de betrokken gegevens betreft.

67 Hieruit volgt dat de beslissing van de kamer van beroep moet worden vernietigd op deze enkele grond, zonder dat uitspraak hoeft te worden gedaan over de in het kader van het eerste middel aangevoerde schending van het beginsel van hoor en wederhoor of over het tweede middel, en zonder dat het Gerecht uitspraak hoeft te doen over de ontvankelijkheid van het beroep tot vernietiging van de beslissing van de oppositieafdeling."

Lees arrest hier.

 

 

 

IEF 5036

Incasso veronderstelt immers repartitie

1eu.gifStaatsblad 2007/435, Besluit van 5 november 2007, houdende aanwijzing van de voorwerpen, bedoeld in artikel 16c van de Auteurswet 1912, en tot vaststelling van nadere regels over de hoogte en de verschuldigdheid van de vergoeding, bedoeld in artikel 16c van de Auteurswet 1912.

Thuiskopie (althans de verdeelorganisaties) hebben nog 57 miljoen onverdeeld liggen. Daarom voorlopig geen verhoging/uitbreiding thuiskopie-vergoedingen en een nieuwe regeling om ongewenste cummulatie van onverdeelde gelden te voorkomen: thuiskopie moet binnen 3 jaar reparteren. Wat er overblijft moet terug naar de betalingsplichtigen door verrekening met in de toekomst verschuldigde vergoedingen. Het besluit voorziet in drie maatregelen: 

a) een algemene verplichting tot verdeling van thuiskopiegelden binnen drie jaar na de inning, bij gebreke waarvan deze worden verdisconteerd met de in het daarop volgende kalenderjaar door importeurs en fabrikanten verschuldigde vergoedingen, opdat een toekomstige accumulatie van onverdeelde gelden wordt voorkomen (artikel 2),

b) een verlengde bestendiging van het thuiskopiestelsel, zowel ten aanzien van de vergoedingplichtige voorwerpen als ten aanzien van de geldende tarieven, tot in eerste instantie 1 januari 2009, opdat Stichting De Thuiskopie en de betrokken verdeelorganisaties zich maximaal inspannen om de onverdeelde gelden aan de rechthebbenden uit te keren (artikel 1 juncto artikel 5) en

c) een voorziening die recht doet aan de omstandigheid dat wellicht niet alle tot en met 31 december 2004 geïnde vergoedingen naar het oordeel van het College van Toezicht verdeelbaar zullen blijken, omdat de betrokken rechthebbenden niet (meer) kunnen worden getraceerd (artikel 3). Alsdan is het aangewezen dat deze onverdeelde gelden via een verdiscontering met de incasso voor toekomstige jaren gefaseerd terugvloeien naar de betalingsplichtige importeurs en fabrikanten (artikel 16c, tweede lid, Auteurswet). Een vergelijkbare regeling gaat gelden voor de in 2005 en in 2006 geïnde thuiskopiegelden, die zich nog in het repartitieproces bevinden."

Lees het staatsblad hier.

IEF 5033

Kleurenmaffia (4): Juridisch Gezien

cnnt.gifNuancerende reactie Anouk Siegelaar (BNO) n.a.v. protestsite Freemagenta.nl: “Lava heeft de dagvaardingen niet gelezen, 'maar soms helpt een actie om bepaalde zaken voor te zijn, of om sneller helderheid te krijgen. T-Mobile Nederland rent nu wel om duidelijkheid te verschaffen en ik heb ze gezegd dat wij elke onwaarheid in het ANP-bericht onmiddellijk zullen rectificeren zodra zij daarover duidelijkheid scheppen. De druk staat er dus op', zegt Wolbers.

Enige nuancering is in deze zaak wel op zijn plaats. (…) Juridisch gezien is het ook praktisch onmogelijk een universeel alleenrecht op een kleur te krijgen. Voor een geldig merkrecht op een kleur zal tenminste moeten worden aangetoond dat de kleur in een bepaald gebied gezien wordt als onderscheidingsteken voor bepaalde waren of diensten. KPN is daar bijvoorbeeld niet in geslaagd en heeft geen geldig merkrecht (meer) op de kleur groen.

(…) Een universeel alleenrecht op een kleur, zover zijn we dus nog niet, en zover zal het ook niet komen. Bovendien, zolang niet alle telecombedrijven met succes een claim op iedere kleur uit het kleurenspectrum hebben kunnen leggen, is er ook niet zoveel aan de hand. Maar discussies zijn er om gevoerd te worden, al is het alleen maar om de prachtige parodieën die dat op freemagenta.nl oplevert.”

Lees de volledige reactie hier. Eerder bericht: IEF 5026

IEF 5032

2 strepenScapa inbreuk op 3 strepen Adidas

adidas.gifGerechtshof Amsterdam, 8 november 2007, LJN: BB7456:  "Hoger beroep kort geding. Twee-strepenteken van Scapa op sportkleding is inbreuk op het bekende drie-strepenmerk van Adidas. Specifieke kenmerken van het strepenmerk. Geen louter decoratief gebruik. Significant deel van het onderzochte publiek legt verband tussen merk en teken. Verwatering en afbreuk aan onderscheidend vermogen voldoende aannemelijk. "Freihaltebedürfnis" komt niet in de knel. Vonnis voorzieningenrechter grotendeels bekrachtigd."

Lees hier meer. (Link naar werkt nog niet, PDF hier, met dank aan Gregor Vos, Klos Morel Vos & Schaap).

IEF 5031

Onderbroekenmerk Jansen & Tilanus in nieuwe handen

Jansen & Tilanus.bmpRechtbank Almelo, HA ZA 06-369, 31 oktober 2007, Robert Groeneveld tegen L. Ten Cate B.V. (Met dank aan Rutger van Rompaey, Rassers)

De merkhouder van onder andere het merk Route 66, Robert Groeneveld, mag van de rechtbank Almelo het merk JANSEN & TILANUS exploiteren, omdat Ten Cate haar rechten op dit merk heeft verspeeld. Het enkele feit dat Groeneveld de goodwill of merkbekendheid van het merk JANSEN & TILANUS zou verkrijgen, brengt niet met zich mee dat hij daardoor ten opzichte van Ten Cate onrechtmatig handelt. Een beroep van Ten Cate op het auteursrecht op het merk mag niet baten.

De rechtbank stelt vast dat Ten Cate B.V. en haar voorgangster Koala Body-Fashion B.V. gedurende een ononderbroken periode van meer dan vijf jaar zonder geldige reden binnen het gebied van de Benelux geen normaal gebruik heeft gemaakt van het beeld- en woordmerk JANSEN & TILANUS, waardoor de rechten van Ten Cate op het merk zijn vervallen.

Ten Cate heeft zonder succes aangevoerd dat haar merk een algemeen bekend merk is in de zin van artikel 6 bis van het Verdrag van Parijs. Het bestaan van een artikel over het merk JANSEN & TILANUS op de website Wikipedia, een lied van Louis Davids en een column van Youp van ’t Hek, waarin naar het merk wordt verwezen, is volgens de rechtbank niet voldoende om aan te nemen dat het merk bij de overgrote meerderheid van het publiek bekend is. Een nader bewijsaanbod van Ten Cate met betrekking tot de merkbekendheid is door de rechtbank afgewezen.

De rechtbank volgt evenmin het verweer van Ten Cate dat Groeneveld, nu deze de inschrijving van het woordmerk JANSEN & TILANUS niet heeft doorgezet, geen belanghebbende is en derhalve niet de vervallenverklaring van de merkrechten van Ten Cate kan vorderen. De rechtbank gaat er vanuit dat vaststaat dat Groeneveld het merk JANSEN & TILANUS zelf wil gaan gebruiken. “14. (…) Als belanghebbende in de zin van artikel 2.27 BVIE dient, in beginsel, in ieder geval te worden aangemerkt degene die het niet-gebruikte merk zelf wil gaan gebruiken. Niet vereist is dat degene die de vervallenverklaring van een niet-gebruikt merk inroept zelf over een geldige gelijkluidende merkinschrijving beschikt.(…).”

Ten Cate beroept zich nog op haar spoedinschrijving in 2006 van het woordmerk. Maar de rechter constateert dat Ten Cate B.V. geen rechten kan ontlenen aan die inschrijving, omdat deze op naam staat van L. ten Cate Enterprises B.V. Bovendien heeft Groeneveld oppositie ingesteld tegen de spoedinschrijving van L. ten Cate Enterprises, zodat volgens de rechter niet vaststaat dat die inschrijving gehandhaafd zal blijven.

De stelling van Ten Cate, dat Groeneveld het merk JANSEN & TILANUS heeft gedeponeerd met het oogmerk zich de daaraan verbonden goodwill toe te eigenen op zichzelf genomen een onrechtmatige daad jegens Ten Cate oplevert, zodat het depot van Groeneveld als een depot te kwader trouw moet worden aangemerkt, wordt door de rechtbank verworpen. “19 (…) Als derden gebruik maken van de mogelijkheid die hen in de artikelen 2.27 lid 1 en 26 lid 2 sub a BVIE wordt geboden en een merk vervolgens zelf gaan gebruiken, dan impliceert dat altijd dat die derden profiteren van de eventuele goodwill of merkbekendheid van dat merk (…) Voorts heeft Ten Cate B.V. het aan haarzelf te wijten dat de door haar gestelde aan het merk JANSEN & TILANUS gekoppelde goodwill voor haar verloren is gegaan. Zij heeft immers, zonder geldige reden, het merk gedurende lange tijd niet gebruikt (…).” De rechtbank is van oordeel dat Groeneveld met de uitoefening van zijn rechten niet onrechtmatig handelt door te profiteren van de goodwill of merkbekendheid van het merk JANSEN & TILANUS. En van een merkdepot te kwader trouw is volgens de rechtbank evenmin sprake; de rechtbank verwijst in dit kader naar het arrest Route 66 (HR 5 maart 1999; NJ 2000, 306).

In reconventie is door Ten Cate nog aangevoerd dat Groeneveld inbreuk maakt op haar auteursrecht op het beeldmerk JANSEN & TILANUS. De rechtbank is van oordeel dat Ten Cate niet met een beroep op het auteursrecht de rechten die Groeneveld aan het merkenrecht kan ontlenen kan doorkruisen. Een ander oordeel zou er volgens de rechtbank veelal toe leiden dat een belanghebbende eerst na een periode van 70 jaar na het overlijden van de maker van het merkteken, dan wel 70 jaar na de eerste openbaarmaking van het merkteken, het verval van het merkenrecht zou kunnen inroepen, hetgeen mee zou brengen dat artikelen 2.26  lid 2 sub a  en 2.27 lid 1 BVIE een dode letter worden (punt 25).

De rechtbank is van oordeel dat aangenomen moet worden dat de vervallenverklaring van het recht op een merk op grond van artikel 2.26 lid 2 sub a BVIE met zich meebrengt dat een derde, die bezitter is van het auteursrecht op het merk, zich niet tegen een nieuwe houder van dat merk op zijn auteursrechten kan beroepen. De rechtbank vindt steun voor dit oordeel in het arrest Laservloerplan (HR 20 maart 1992; BIE 1993, 39), waarin is aangenomen dat een ontwerper van een merk zijn auteursrecht niet meer kan uitoefenen na verkoop van het merk. De rechtbank past deze uitspraak analoog toe op de situatie waarin het recht op een merk door non usus is komen te vervallen.

Lees het vonnis hier.