IEF 22227
2 oktober 2024
Artikel

Brinkhof Symposium op woensdag 9 oktober 2024

 
IEF 22269
2 oktober 2024
Artikel

VU leergang Intellectueel eigendomsrecht

 
IEF 22264
2 oktober 2024
Uitspraak

Zekerheidsstelling van procedurele kosten

 
IEF 10589

Een contextuele benaderingswijze

Vzr. Rechtbank Maastricht 24 november 2011, KG ZA 11-456 (BIQ Stadsontwerp B.V./BIQ Architecten/BIQ Holding B.V. tegen BIC Architecten B.V.)

Met dank aan Alex Dolphijn, VANDIJK advocaten.

Handelsnaamrecht. BIQ Architecten verricht sinds haar oprichting in 1994 architectenwerkzaamheden en heeft domeinnaam biqstad.nl. BIQ was houdster van een geregistreerd beeldmerk dat na verloop van 10 jaren was verlopen en in  2009 opnieuw is ingeschreven (hier). BIC Architecten heeft sinds haar oprichting in 2009 werken gerealiseerd in Nederland België en Duitsland en heeft domeinnaam bicarchitects.com.

De vordering met betrekking tot het beeldmerk wordt teruggetrokken, waarover niet langer hoeft te worden geoordeeld. Tussen partijen is niet in geschil dat BIC in het handelsverkeer enkel onder een volledige naamsaanduiding optreedt, niet met "BIC".

Hoewel BIC Architecten aangeeft dat zij haar kernactiviteit beperkt tot Zuid-Nederland in het gebied ten oosten en zuiden van de lijn Utrecht-Maastricht, heeft zij niet betwist dat zij in heel Nederland projecten heeft gedaan dan wel dat zij dit in de toekomst mogelijk zal doen. Het niet doen van actieve acquisitie in België en Duitsland doet er niet aan af dat er wél projecten zijn uitgevoerd.

Conform art. 5 Hnw wordt een verbod gegeven voor het voeren van de namen  BIC, BICarchitects, IC architects, BIC architecten en BICarchitecten, ook de variant met hoofdletters A maakt inbreuk. Gebruik van de domeinnaam bicarchitects.com is mede als handelsnaamgebruik te kwalificeren, maar toch wordt vordering afgewezen, omdat `het belang van de door BIQ sub II gevorderde overdracht van de domeinnaam [is] komen te ontvallen`

Dit alles onder last van dwangsom €5.000 per dag met een maximum van €80.000 en met daadwerkelijke proceskostenveroordeling ex 1019h Rv ad €7.335,04.

4.6. Gelet op het puur onderscheidend vermogen van de naamsaanduiding is de voorzieningenrechter van oordeel dat de naamsaanduiding BIC Architecten en/of BIC Architects zowel visueel als auditief als begripsmatig (sterke) associaties oproepen met de naamsaanduiding BIQ Architecten, maar niet met de naamsaanduidingen BIQ, BIQ Stadsontwep en/of BIQ Holding.

4.7. Voorts is de voorzieningenrechter van oordeel dat de aard van de ondernemingen van BIQ en BIC Architecten vrijwel dezelfde is. Immers, zowel BIQ als BIC Architecten opereert met name op het gebied van projectmatige en/of seriematige bouw en zowel BIQ als BIC Architecten hanteert een contextuele benaderingswijze ten aanzien van haar projecten. Gelet hierop is het aannemelijk dat ten aanzien van zowel de werkzaamheden als het klantenpotentieel een aanzienlijke overlap bestaat.

4.14 De voorzieningenrechter is van oordeel dat de domeinnaam www.bicarchitects.com (mede) als handelsnaam dient te worden gekwalificeerd, nu deze gelijkluidend is aan één van de door BIC Architecten gevoerde handelsnaam, namelijk BIC Architects. Zoals hiervoor (zie r.o. 4.4-4.11) al is geoordeeld, levert het voeren van (onder meer)  de naam BIC Architects een bij wet verboden inbreuk op de handelsnaam van BIQ Architecten op. Hieruit vloeit voort dat het gebruik van de domeinnaam www.bicarchitects.com óók een inbreuk op de handelsnaam van BIQ Architecten oplevert. In die zin zal de voorzieningenrechter ten aanzien hiervan aansluiten bij haar oordeel omtrent het door BIQ sub I gevorderde [red. staken merk/handelsnaam]. Gelet hierop is he belang van de door BIQ sub II gevorderde overdracht van de domeinnaam komen te ontvallen, zodat dit deel van de vordering zal worden afgewezen.

IEF 10588

Eigen rechtspersoonlijkheid

Vzr. Rechtbank Haarlem 24 november 2011, KG ZA 11-475 (Alpi Netherlands B.V. tegen Converse Inc.)

Met dank aan Leonie Kroon, DLA Piper.

Converse-jurisprudentie, in navolging van IEF 10208. Beslagrecht in een merkenrechtprocedure. Rechtspersonenrecht.

Alpi vordert opheffing van de door Converse gelegde verhaalsbeslagen en een verbod opnieuw conservatoir beslag te leggen. Converse stelt dat Alpi Netherlands het onrechtmatig handelen van Alpi International voortzet en dat zij misbruik maakt van rechtspersonenrecht. Dit laatste wordt door Alpi betwist. Zij wijst daarbij op het hebben van een eigen rechtspersoonlijkheid. Deze betwisting wordt onvoldoende geacht. Ook, zo meent de rechter, is niets aangevoerd waaruit afgeleid kan worden dat beslag onnodig is gelegd. De rechter weigert de voorzieningen en veroordeelt Alpi in de kosten.

4.4. Die gepretendeerde vordering heeft Converse ten aanzien van Alpi Netherlands gegrond op de stelling dat Alpi Netherlands het onrechtmatig handelen van Alpi International voortzet, dat zij misbruik maakt van rechtspersonenrecht c.q. van het identiteitsverschil tussen de beiden vennootschappen en (daarmee) de schuldeisers van Alpi International - waaronder Converse - benadeelt.

4.5. Alpi Netherlands daarentegen heeft volstaan met een blote betwisting van de stelling dat zij merkinbreuk zou plegen. Zij heeft gewezen op de eigen rechtspersoonlijkheid van Alpi Netherlands ten opzicht van Alpi international en ontkend dat zij crediteuren van laatstgenoemde vennootschap benadeelt.

4.6. Dit is niet voldoende voor het oordeel dat summierlijk is gebleken van de ondeugdelijkheid van de vordering. Meer in het bijzonder acht de voorzieningenrechter Alpi Netherlands er niet in geslaagd aannemelijk te maken dat zij gegen misbruik maaakt van het identiteitsverschil tussen haarzelf en Alpi International.

IEF 10586

Tweede Kamer Agendapunten auteursrecht

Agenda Veiligheid en Justitie, woensdag 30 november 2011, 10:00 - 13:00, Troelstrazaal, Auteursrechten 

1. Rapport "Ups and downs" inzake technologische en maatschappelijke ontwikkelingen in de sectoren muziek, film en gaming 29838-14 d.d. 17 januari 2009
2. Kabinetsreactie op het rapport van de werkgroep Auteursrecht 29838-22 d.d. 2 november 2009 29838-18 d.d. 17 juni 2009 Rapport van de werkgroep Auteursrecht 29838-28 d.d. 15 juni 2010 Brief van de Werkgroep Auteursrecht over het laten vervallen van passages over "Deep Packet Inspection (DPI)" in haar rapport 
3. Onderzoek onverdeelde gelden collectieve beheersorganisaties en jaarverslag College van Toezicht collectieve beheersorganisaties Auteurs- en naburige rechten 2008 32123-VI-73 d.d. 7 december 2009 
4. Verhouding tussen het nieuwe EU regelgevingskader voor de elektronische communicatiesector en regelgeving inzake downloaden uit illegale bron 29838-24 d.d. 28 januari 2010 
5. Beantwoording vragen commissie Justitie inzake de heffing door Buma/Stemra op het particuliere gebruik van muziekvideo?s op internet 29838-26 d.d. 23 februari 2010 
6. Speerpuntenbrief auteursrecht 20©20 29838-29 d.d. 11 april 2011 
7. EU-voorstel: Richtlijn verweesde werken COM(2011)289 (Engelse versie) 
8. Fiche: Richtlijn gebruikswijzen verweesde werken 22112-1192 d.d. 11 juli 2011 
9. Fiche: richtlijn gebruikswijzen verweesde werken (rectificatie) 22112-1211 d.d. 6 september 2011 
10. Verslag van een schriftelijk overleg inzake de speerpuntenbrief auteursrecht 20©20 29838-30 d.d. 5 oktober 2011

IEF 10585

According to normal parlance

OHIM Decision Cancellation Division 29 november 2011, ref 4159 C (inzake merk: RAW, R.B. Europe GmbH tegen G-Star Raw C.V.)

Met dank aan Joris van manen, Hoyng Monegier LLP.

Merkenrecht. Nietigheidsprocedure. Verzoekster meent dat de term 'raw' een bepaalde betekenis heeft die duidelijk verwijst naar het karakter van de goederen die worden verhandeld, namelijk textuur en kwaliteit. Betekenissen uit woordenboeken, wikipedia en google zoekresultaten zijn erbij gehaald om het verzoek te ondersteunen.

De houder van het gemeenschapswoordmerk RAW meent dat door de gemiddelde consument geen verband wordt gelegd met de goederen waarvoor het merk is geregistreerd. Subsidiair gesteld heeft RAW een tweede betekenis gekregen door langdurige en intensief gebruik in reclame door de merknaamhouder.

Cancellation Division volgt G-Star en het verzoek tot nietigheidsverklaring wordt afgewezen. De verzoekster zal de kosten dragen van de merknaamhouder ad €450.

(8) The CTM proprietor claims that, for the average consumer, the term "raw" does not have any meaning in connection with the goods for which the CTM is registered, and therefore that it is not descriptive. It argues that the normal meaning of this English word is "nog cooked" of "not processed" and submits copies of the corresponding entries in several dictionaries to support it. It further argues that it is not relevant that on the internet some information can be found where the word "raw" is used in connection with certain textiles, a certain cut, or a certain clothing style or design, since these meanings may be readily known by insiders in the fashion industry but cannot be considered to be the common meaning of the word "raw" according to normal parlance. The CTM proprietor claims that the documents filed by the applicant show that "raw" is an adjective with a variety of meanings and that is has to be used together with a noun (such as raw cut, raw denim or raw cotton) in order for the consumer to determine a specific meaning.

Onder Article 7(1)(c) CTMR:
(20) As the applicant itself has argued, the adjective "raw" has a variety of meanings depending on the context, and in particular of the noun which follows it. The term "raw" on its own, used in connection with the clothing, footwear, headgear and belts, will just bring to mind its most common meanings, i.e. "uncooked, unprocessed, unfinished", which cannot be considered to be descriptive of the good in question, which by definition are finished products. At most, the relevant consumer could consider, after some reflection, that the term might be suggestive or allusive to the kind of fabric used to make the goods e.g. raw denim, raw cotton) or to a "rough" style, but even then it is not clear to which of these two different meanings it refers. In other words, the contested CTM does not enable the relevant public to establish a specific and direct relationship between the sign and the goods in question immediately, and without further thought.

IEF 10584

De codevorm vertaald

HvJ EU 29 november 2011, zaak C-406/10 (Concl. AG Bot, SAS Institute Inc. tegen World Programming Ltd) - persbericht

Prejudiciële vragen van de High Court of Justice (England & Wales), Chancery Division:

Intellectuele eigendom. Auteursrecht. Computerprogrammarichtlijn 91/250/EEG. InfoSoc-Richtlijn 2001/29/EG. Inzake de rechtsbescherming van computerprogramma’s en de ontwikkeling van verschillende programma’s die de functies van een ander computerprogramma kopiëren, zonder toegang tot de broncode daarvan. Heel in't kort: Licentiehouder mag de codevorm vertalen om interoperabiliteit tot stand te brengen, maar mag deze niet reproduceren.

 Conclusie
1) Artikel 1, lid 2, van [Computerprogramma] richtlijn 91/250/EEG moet aldus worden uitgelegd dat de functionaliteiten van een computerprogramma, evenals de programmeertaal, als zodanig niet auteursrechtelijk kunnen worden beschermd. Het is aan de nationale rechter om na te gaan of, door deze functionaliteiten in zijn computerprogramma te reproduceren, de auteur van dat programma een wezenlijk deel van de elementen van het eerstgenoemde programma heeft gereproduceerd, die de uitdrukkingswijze vormen van de eigen intellectuele schepping van de auteur daarvan.

2) De artikelen 1, lid 2, en 6 van richtlijn 91/250 moeten aldus worden uitgelegd dat wanneer een licentiehouder een code reproduceert of de codevorm vertaalt van de indeling van een gegevensbestand, om in zijn eigen computerprogramma een broncode te kunnen schrijven die deze indeling van bestanden leest en schrijft, dit geen handeling is waarvoor toestemming is vereist, voor zover deze handeling absoluut onmisbaar is om de informatie te verkrijgen die nodig is om de interoperabiliteit tot stand te brengen tussen de elementen van verschillende programma’s. Die handeling mag niet tot gevolg hebben dat de licentiehouder de code van het computerprogramma in zijn eigen programma kan kopiëren, hetgeen de nationale rechter zal moeten nagaan.

3) Artikel 5, lid 3, van richtlijn 91/250, juncto de artikelen 4, sub a en b, en 5, lid 1, van deze richtlijn, moet aldus worden uitgelegd dat het zinsdeel ‚het rechtmatig laden of in beeld brengen, de uitvoering, transmissie of opslag van het programma [door de rechtmatige gebruiker]’ betrekking heeft op de handelingen waarvoor deze persoon van de rechthebbende toestemming heeft verkregen, en op het laden en uitvoeren dat noodzakelijk is om het computerprogramma overeenkomstig het doel ervan te gebruiken. Het observeren, bestuderen of uittesten van de werking van een computerprogramma als in deze bepaling bedoeld, mag er niet toe leiden dat de rechtmatige gebruiker van een kopie van dat programma toegang krijgt tot auteursrechtelijk beschermde informatie zoals de broncode of de doelcode.

4) Artikel 2, sub a, van [info-soc]richtlijn 2001/29 moet aldus worden uitgelegd dat de reproductie in een computerprogramma of in een handleiding, van bepaalde elementen die in de handleiding van een ander computerprogramma zijn beschreven, een inbreuk kan vormen op het auteursrecht op laatstgenoemde handleiding, wanneer – hetgeen aan de nationale rechter is om na te gaan – de aldus gereproduceerde elementen de uitdrukkingswijze van de eigen schepping van de auteur vormen.

IEF 10583

Door een concrete opsomming

HvJ EU 29 november 2011, zaak C-307/10 (conclusie AG Bot; The Chartered Institute of Patent Attorneys tegen Registrat of Trade Marks)

Merkenrecht. Beschermingsomvang van merk. Identificatie van waren of diensten waarvoor bescherming van merk wordt aangevraagd. Classificatie van waren en diensten ten behoeve van de inschrijving.

De mate van duidelijkheid en nauwkeurigheid die vereist is wat de omschrijving van de door een merk bestreken waren of diensten betreft. Dit kan worden vervuld door opsomming van elk van de waren en diensten óf door de identificatie van de basiswaren/-diensten aan de hand waarvan de wezenlijk kenmerken en aan de hand waarvan wezenlijke objectieve kenmerken en eigenschappen kunnen worden bepaald. Een mededeling van de voorzitter OHIM vormt geen waarborg voor de duidelijkheid en nauwkeurigheid die vereist zijn voor de inschrijving van een nationaal of een gemeenschapsmerk.

Conclusie:
1. a) De [Merkenrichtlijn], moeten aldus worden uitgelegd dat de identificatie van de waren of diensten waarvoor de aanvrager bescherming wenst, moet voldoen aan eisen van duidelijkheid en nauwkeurigheid die voldoende zijn om de bevoegde autoriteiten en de marktdeelnemers in staat te stellen de omvang van de door het merk geboden bescherming exact te bepalen.

1. b) Deze vereisten kunnen worden vervuld door een concrete opsomming van elk van de waren en diensten waarvoor de aanvrager bescherming wenst. Zij kunnen tevens worden vervuld door een identificatie van de basiswaren of ‑diensten, aan de hand waarvan de bevoegde autoriteiten en de marktdeelnemers de wezenlijke objectieve kenmerken en eigenschappen van de betrokken waren of diensten kunnen bepalen.

2) Richtlijn 2008/95 en verordening nr. 207/2009 moeten aldus worden uitgelegd dat zij er niet aan in de weg staan dat de aanvrager de waren of de diensten waarvoor hij bescherming wenst, identificeert door middel van de algemene benamingen van de hoofdklassen van de gemeenschappelijke classificatie van waren en diensten waarvoor een merk wordt ingeschreven, voor zover deze identificatie aan de eisen van duidelijkheid en nauwkeurigheid voldoet.

3) Mededeling nr. 4/03 van de voorzitter van het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) (BHIM) van 16 juni 2003, betreffende het gebruik van de opschriften van hoofdklassen in de opgaven van waren en diensten voor gemeenschapsmerkaanvragen en ‑inschrijvingen, waarin hij ten eerste aangeeft dat dit Bureau geen bezwaar heeft tegen het gebruik van te vage of te onbestemde algemene benamingen en opschriften van hoofdklassen, en ten tweede dat het gebruik van dergelijke aanduidingen betekent dat ten aanzien van alle waren of diensten die in de bedoelde klasse vallen, aanspraak op bescherming wordt gemaakt, vormt geen waarborg voor de duidelijkheid en nauwkeurigheid die vereist zijn voor de inschrijving van een nationaal of een gemeenschapsmerk.

Vragen: Is het in de context van [merkenrechtRichtlijn]:
- noodzakelijk dat de verschillende waren of diensten waarop een merkaanvraag betrekking heeft, met enige mate van duidelijkheid en nauwkeurigheid worden omschreven, en zo ja, met welke mate;
- toelaatbaar dat gebruik wordt gemaakt van de algemene bewoordingen van de hoofdklassen van de internationale classificatie van de waren en diensten volgens de Overeenkomst van Nice van 15 juni 1957 (zoals periodiek herzien en gewijzigd) ter omschrijving van de verschillende waren of diensten waarop een merkaanvraag betrekking heeft;
- noodzakelijk of toelaatbaar dat een dergelijk gebruik van de algemene bewoordingen van de hoofdklassen van de voornoemde internationale classificatie van waren en diensten wordt uitgelegd volgens mededeling nr. 4/03 van de President van het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt van 16 juni 2003 (PB BHIM 2003, blz. 1647)?

 

IEF 10582

Regeling over een rectificatie

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba 21 september 2011, LJN BU6195 (eiser tegen Amigoe Aruba N.V.)

Als randvermelding. Rectificatie en proceskostenveroordeling. Tussen partijen is een regeling bereikt over een rectificatie in de krant van 16 september 2011, maar niet over proceskosten. Eiser stelt dat, als Amigoe direct had gerectificeerd, de procedure niet nodig was geweest. Achteraf valt niet meer vast te stellen hoe de kwestie zou zijn gelopen indien rectificatie eerder had plaatsgevonden. De hoofdvordering is niet beoordeeld (vanwege de bereikte overeenstemming tijdens de zitting), aldus staat niet vast wie in het ongelijk zou zijn gesteld. De kosten worden gecompenseerd in de zin dat ieder eigen kosten draagt.

3.3 [eiser] stelt daar tegenover dat indien Amigoe direct had gerectificeerd de onderhavige procedure niet nodig was geweest.

3.4 Voor de beoordeling is relevant hetgeen in artikel 63 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van Aruba is bepaald. Uit dit artikel volgt (onder meer) dat wie bij vonnis in het ongelijk wordt gesteld in de kosten wordt verwezen. Uit dit artikel volgt verder dat de rechter de kosten die nodeloos worden gemaakt of veroorzaakt voor rekening kan laten van de partij die ze aanwendde of veroorzaakte. Het gerecht begrijpt dat Amigoe een beroep doet op deze laatste bepaling. In het licht van artikel 63 Rv wordt als volgt overwogen.

3.5 Thans, achteraf, valt niet meer vast te stellen hoe de onderhavige kwestie was verlopen indien Amigoe vóór plaatsing van het artikel van 27 augustus 2011 niet alleen telefonisch had getracht om in contact te komen met de raadsman van [eiser], maar bij hem ook schriftelijk had geïnformeerd naar zijn zienswijze over de tekst van het voorgenomen artikel. Mogelijk had [eiser] dan kenbaar gemaakt hoe het volgens hem wel zat en was de tekst die onderwerp is van dit geschil niet in de Amigoe terecht gekomen. Eveneens valt achteraf niet meer vast te stellen hoe de onderhavige kwestie was verlopen indien de raadsman ná publicatie van het artikel van 27 augustus 2011 desgevraagd te kennen had gegeven wat [eiser] volgens het proces-verbaal van het verhoor bij de politie heeft verklaard. Mogelijk was Amigoe dan (eventueel na raadpleging van haar andere bronnen) vrijwillig overgegaan tot het plaatsen van een correctie of rectificatie. Aldus kan naar het oordeel van het gerecht niet worden vastgesteld of de onderhavige procedure nodeloos is aangespannen, zoals Amigoe betoogt.

3.6 Doordat tijdens de zitting overeenstemming is bereikt over het onderwerp van de hoofdvordering (het plaatsen van een rectificatie), is die vordering door het gerecht niet beoordeeld, zodat ook niet is komen vast te staan wie in het ongelijk zou zijn gesteld.

3.7 In het voorgaande ziet het gerecht aanleiding de kosten te compenseren als hierna vermeld.

IEF 10581

Uniform Patent Court in Warschau?

Document 17539/11, geschreven onder het Poolse EU voorzitterschap, getiteld "Draft Agreement on the creation of a Unified Patent Court – Guidance for future work" kondigt aan dat op 22 december 2011 de tekst van de overeenkomst gereed kan zijn:

11. The Presidency announced its intention to organise the initialling ceremony whereby the text of the Agreement could be finalised in Warsaw on 22 December 2011. The Presidency considers that the Member States should be able to arrive at a political agreement on the text of the Agreement at the meeting of the Competitiveness Council on 5 December 2011 on the basis of this set of compromise proposals, despite the fact that some issues of political importance could be left to be agreed at a later stage, but before the signature of the Agreement.

Lees hier meer.

IEF 10549

Laatste stoelen: octrooirecht jurisprudentielunch

Jurisprudentielunch Octrooirecht Holiday Inn (Station Amsterdam RAI), 1 december 12.00 tot 14.00 uur, zie uitnodiging 

Tijdens deze informele lunch brengen Bart van den Broek en Willem Hoyng u wederom op de hoogte van de jurisprudentie van het afgelopen jaar op het gebied van het Octrooirecht. Met o.a. de volgende uitspraken: • Sandoz vs. Glaxo, • Sony/LG Electronics, • Danisco/Novozymes, • Astra Zeneca/Sandoz, • Samsung/Apple en • Lilly/Ratiopharm, en meer uit het dossier octrooirecht.

hier aanmelden