IEF 22289
9 oktober 2024
Artikel

Lustrum Beneluxvereniging voor Merken- en Modellenrecht

 
IEF 22288
9 oktober 2024
Uitspraak

Partijen krijgen allebei deels gelijk in zaak over al dan niet onrechtmatige uitingen

 
IEF 22287
9 oktober 2024
Uitspraak

Merkinbreuk door handel in vervalste zegels voor gasflessen

 
IEF 7736

Al dan niet in die volgorde

Vzr. Rechtbank Roermond, 18 maart 2009, KG ZA 09-25, Caravan & Camper Limburg B.V. tegen Schipper Caravans (met dank aan Chris Nome, Nome Advocaten).

Handelsnaamrecht. Domeinnaam caravan-camperlimburg.nl (eiser) tegen camper-caravanlimburg.nl (gedaagde). Vorderingen afgewezen. Gebruik als handelsnaam niet aangetoond. Geen onderscheidend vermogen. Liquidatietarief.

4.2. (…) Het enkele gebruik van een domeinnaam levert op zich nog geen gebruik als handelsnaam op. In dit geval is op de website www.camper-caravanlimburg.nl duidelijk de naam van Schippercaravans dan wel “Schade Caravan Camper” vermeld. Op grond van hetgeen door Caravan & Camper Limburg naar voren is gebracht en aan producties is overlegd kan vooralsnog niet als vaststaand worden aangenomen dat sprake is van gebruik door Schipper van de aanduiding www.caravan-camperlimburg.nl als handelsnaam. (…)

4.3. Voor zover Caravan & Camper Limburg heeft willen betogen dat Schipper inbreuk maakt op haar handelsnaam door het gebruik van de woorden “camper”, “caravan” en “Limburg” (al dan niet in die volgorde) overweegt de voorzieningenrechter dat deze woorden uitsluitend beschrijvend zijn voor de betrokken bedrijfsactiviteiten en de regio waarin deze plaatsvinden. Met andere woorden:  “camper”, “caravan” en “Limburg” hebben geen –althans onvoldoende- onderscheidende vermogen en zijn algemeen beschrijvende termen die derhalve als zodanig geen inbreuk maken op het handelsnaamrecht van Cravan & Camper Limburg.”

Lees het vonnis hier.

IEF 7735

Voor het opheffen van uw decolleté

BraGel NuBraRechtbank ’s-Gravenhage, 25 maart 2009, HA ZA 08-254, Bragel International Inc. tegen Blokker B.V. (met dank aan Armand Killan, Bird & Bird)

Octrooirecht. Eerst even voor jezelf lezen. Octrooi-inbreuk op een Europees octrooi voor een rugloos borstvormsysteem zonder bandjes dat in plaats van een BH te dragen is. Nietigheidsverweer van Blokker verworpen. Inbreuk aangenomen. Inbreukverbod plus alle nevenvorderingen (behalve recall) toegewezen. 1019h proceskosten: €26.820,10.

5.32. Blokker heeft de gestelde inbreuk betwist met geldigheidsargumenten welke geletop het voorgaande niet slagen. Voorts heeft zij gesteld geen inbreuk te maken omdat de doorhaar aangeboden Natuurlijke BeHa niet per definitie bedoeld is "om te dragen in plaats vaneen traditionele BH". Volgens Blokker zegt [het] niets dat over de Natuurlijke BeHa geen gewoneBH wordt gedragen, dat is in ieder geval wel degelijk mogelijk.

5.33. De rechtbank onderkent dat over de Natuurlijke BeHa van Blokker een andere BHkan worden gedragen. Dat neemt niet weg dat Blokker de Natuurlijke BeHa aanbiedt tervervanging van een gewone BH. De rechtbank verwijst hier naar de hieronder afgebeeldebinnenzijde van de verpakking waarin Blokker de Natuurlijke BeHa aanbiedt

5.34. De aanprijzing welke is vermeld op de hierboven afgebeelde binnenzijde van deverpakking luidt:

o Zonder schouderbandjes
o Zelfklevend en zelfsteunend
o Gemaakt van speciaal ontwikkelde siliconengel dat voelt en beweegt
als echte borsten
o Volkomen onzichtbaar en zo comfortabel doordat er geen beha
bandjes aan zitten. (. .. )
o-Met voorsluiting voor het opheffen van uw decolleté
o Creëer verschillende maten en hoogten van de decolleté door de
cups dicht of ver uit elkaar te zetten
o Wasbaar en herbruikbaar
o Makkelijk te gebruiken en te reinigen
o Dé veilige, natuurlijke en goedkope manier voor perfecte borsten
(beter dan opgevulde- of push-up beha's).

Deze aanprijzingen maken duidelijk hoe het systeem van de Natuurlijke Beha werkt en datdeze kennelijk is bedoeld om te worden toegepast zonder gebruikmaking van een traditionelebeha. Hieruit, alsmede uit het ter zitting getoonde producf blijkt dat de Natuurlijke Behavan Blokker voldoet aan alle kenmerken van conclusie 1 en daarop derhalve inbreuk maakt.

5.35. Het inbreukverbod kan worden toegewezen voor zover het ziet op Nederland. AangezienBlokker de geldigheid van het octrooi heeft betwist kan een grensoverschrijdendverbod niet worden gegeven.

Lees het vonnis hier.

IEF 7734

Valse hoop geven

Kamerstukken II 2008/09, vraagnr. 2009Z04380. Vragen van het lid Zijlstra (VVD) aan de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over het niet-werkzame medicijn Artrosilium. (Ingezonden 11 maart 2009)

Vraag 1:  Bent u op de hoogte van het bestaan van het middel Artrosilium, dat volgens advertenties zou helpen tegen artrose? Bent u tevens op de hoogte van de agressieve vorm van reclame die voor dit middel gebruikt wordt en van het feit dat de Reclame Code Commissie reeds tot drie keer toe de advertenties van Artrosilium als misleidend heeft bestempeld?

Vraag 4: Deelt u de mening dat agressieve en misleidende reclame voor medische middelen zieke mensen valse hoop
geeft?

Lees alle vragen hier.

 

IEF 7733

EU: reating a Unified Patent Litigation System (UPLS)

Persbericht Commissie EU: “Patents: Commission sets out next steps for creation of unified patent litigation system The European Commission has adopted a Recommendation to the Council that would provide the Commission with negotiating directives for the conclusion of an agreement creating a Unified Patent Litigation System (UPLS). The UPLS would increase legal certainty, reduce costs and improve access to patent litigation for businesses, in particular SMEs. The court structure to be established in the framework of the UPLS would have jurisdiction both for existing European patents and for future Community patents. This constitutes a further significant step in the pursuit of the EU's patent reform agenda.”

Lees het persbericht hier.

IEF 7732

Het doel en de middelen vaststellen

Vzr. Rechtbank Rotterdam 24 maart 2009, LJN: BH7630 & LJN: BH7631  (Persoongegevens en foto’s op stopkindersex.com)

Wie gaat over de inhoud van een website? Linkverbod. "Hoewel gedaagde niet juridisch eigenaar is van betreffende internetsite, kan zij wel worden aangemerkt als degene die met betrekking tot deze website het doel van en de middelen voor de verwerking van persoonsgegevens vaststelt. Publiceren op internet zonder toestemming van eiser van zijn persoonsgegevens is onrechtmatig want in strijd met de wet bescherming persoonsgegevens en met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt. Onrechtmatigheid kan niet worden ontnomen wegens zwaarder wegen van recht op vrije meningsuiting ten opzichte van recht op persoonlijke levenssfeer. Publicatie werkt immers eigenrichting in de hand, hetgeen ernstige gevolgen heeft of kan hebben voor eiser."

(...) Dit brengt mee dat van gedaagde mag worden verwacht dat zij de link en/of enige andere verwijzing naar de websites www.dutchpedophilesexposed.org en www.dutchpredetors.org van de website www.stopkindersex.com verwijdert, dan wel doet verwijderen, op straffe van de na te noemen, gematigde, dwangsom en binnen de na te noemen termijn. In zoverre is het gevorderde onder 1 in het petitum materieel in beperkte zin toewijsbaar. 
 
Lees de vonnissen hier en hier

IEF 7731

Let op: omnummeren

Vandaag is Verordening (EG) nr. 207/2009 van de Raad van 26 februari 2009 inzake het Gemeenschapsmerk (Gecodificeerde versie) gepubliceerd. Hiermee wordt Verordening (EG) nr. 40/94 gecodificeerd. De nieuwe verordening treedt in werking op de twintigste dag volgend op de dag van publicatie, dus op maandag 13 april a.s.

De Verordening bevat een "handige" transponeertabel, voor diegenen die net alle artikelnummers uit het hoofd hadden geleerd. Ook hier geldt: 'Verwijzingen naar de ingetrokken Verordening gelden als verwijzingen naar de onderhavige Verordening.'

Lees de nieuwe verordening hier.

IEF 7730

Van louter plaatselijke betekenis

GvEA, 24 maart 2009, gevoegde zaken T-318/06 tot en met T-321/06, Alberto Jorge Moreira da Fonseca, Lda tegen OHIM.

Merkenrecht. Nietigheidprocedure tegen gemeenschapsbeeldmerken GENERAL OPTICA, in verschillende kleuren, op grond van oudere handelsnaam Generalóptica. Vordering tot nietigverklaring wordt afgewezen, nu het oudere recht niet meer dan alleen een plaatselijke betekenis heeft.

32. Krachtens artikel 52, lid 1, sub c, van verordening nr. 40/94, gelezen in samenhang met artikel 8, lid 4, van deze verordening, kan het bestaan van een ander teken dan een merk leiden tot nietigverklaring van een gemeenschapsmerk wanneer dit andere teken cumulatief aan vier voorwaarden voldoet: het moet worden gebruikt in het economisch verkeer; het moet een meer dan alleen plaatselijke betekenis hebben; de rechten op dit teken moeten zijn verkregen overeenkomstig het recht van de lidstaat waar het teken vóór de indiening van de gemeenschapsmerkaanvraag werd gebruikt; tot slot moet dit teken de houder ervan het recht verlenen om het gebruik van een later merk te verbieden. Deze vier voorwaarden beperken het aantal andere tekens dan merken die kunnen worden aangevoerd ter bestrijding van de geldigheid van een gemeenschapsmerk op het gehele grondgebied van de Gemeenschap overeenkomstig artikel 1, lid 2, van verordening nr. 40/94.

(…) 44. Uit de door verzoekster geleverde bewijzen blijkt niet dat de betekenis van het in casu ingeroepen teken niet alleen plaatselijk is in de zin van artikel 8, lid 4, van verordening nr. 40/94. (…) dat het betrokken teken op het tijdstip dat de inschrijving van de eerste twee gemeenschapsmerken werd aangevraagd, sinds bijna tien jaar enkel werd gebruikt voor een voor het publiek openstaande vestiging in de Portugese plaats Vila Nova de Famalicão, die 120 000 inwoners heeft. Ondanks haar uiteenzettingen ter terechtzitting, heeft verzoekster geen elementen aangevoerd die haar bekendheid bij de verbruikers of haar handelsbetrekkingen buiten voormelde plaats aantonen. Evenmin heeft verzoekster aangetoond dat zij een reclameactiviteit had ontwikkeld om haar vestiging buiten die stad te promoten. De handelsnaam Generalóptica heeft dus een strikt plaatselijke betekenis in de zin van artikel 8, lid 4, van verordening nr. 40/94.

45 . Anders dan verzoekster lijkt te betogen, brengt deze conclusie geen schending van het subsidiariteitsbeginsel mee. Volgens de tweede en de derde overweging van de considerans van verordening nr. 40/94 is het bestaan van een communautair merkensysteem een gevolg van de toewijzing aan de Europese Unie van de bevoegdheden inzake de interne markt, waarmee de hindernis van de territorialiteit van de rechten die de wetgevingen van de lidstaten aan de houders van merken verlenen, moeten worden opgeheven. Derhalve kan het subsidiariteitsbeginsel geen rol spelen. Bovendien dient te worden benadrukt dat de rechtsregeling inzake het gemeenschapsmerk de nationale rechten niet buiten beschouwing laat, aangezien zij voorziet in mechanismen aan de hand waarvan rekening kan worden gehouden met het bestaan van oudere nationale tekens. Dit is met name het geval voor artikel 106 van verordening nr. 40/94, voor oudere rechten als bedoeld in artikel 8 of artikel 52, lid 2, van die verordening, en daaronder voor tekens van meer dan alleen plaatselijke betekenis. Dit is ook het geval voor artikel 107 van verordening nr. 40/94, voor tekens van plaatselijke betekenis. In casu zal de mogelijkheid van het naast elkaar bestaan van de gemeenschapsmerken GENERAL OPTICA en de handelsnaam Generalóptica in het kader van een andere procedure moeten worden onderzocht tegen de achtergrond van artikel 107 van verordening nr. 40/94, op basis waarvan de houder van een ouder recht van plaatselijke betekenis, bezwaar kan maken tegen het gebruik van een gemeenschapsmerk op het grondgebied waarop dit recht wordt beschermd.

46. Gelet op het voorgaande moet worden geconcludeerd dat de handelsnaam Generalóptica geen teken van meer dan alleen plaatselijke betekenis is in de zin van artikel 8, lid 4, van verordening nr. 40/94.

47. Aangezien de voorwaarden van artikel 8, lid 4, van verordening nr. 40/84 cumulatief zijn, volstaat het dat aan één van die voorwaarden niet is voldaan om een vordering tot nietigverklaring van gemeenschapsmerken af te wijzen.

Lees het arrest hier.

IEF 7728

Op het randje van het toelaatbare

ZoBas Kist, Shieldmark.Zacco: Op het randje van het toelaatbare. (Gepubliceerd in NRC Handelsblad, 23 maart 2009).

Door het nabootsen van elkaars werk proberen reclamemakers elkaar de loef af te steken. Op dit ogenblik voeren de bieren Bavaria en Heineken een klein tv-oorlogje. De nieuwe Bavariacommercial is duidelijk geïnspireerd op de Heinekencommercial Walk in de fridge. Of, om het anders te zeggen, het is een regelrechte kopie. Gewoon overgenomen en er een Bavariagrap aan toegevoegd. Het is niet de eerste keer dat Bavaria in zijn reclame-uitingen gebruik maakt van Heinekenmateriaal. Een aantal jaren geleden wist de brouwer uit Lieshout onverwachts de bekende ‘drie vrienden’ te strikken, de drie mannen die Heinekendochter Amstel jarenlang voor haar reclames had gebruikt. Plotseling dronken deze vrienden geen Amstel meer, maar lieten ze vanaf een tropisch eiland weten dat ze nu eerst maar eens aan de Bavaria gingen.

Met dergelijke reclames beweegt Bavaria zich op de grens van wat in juridisch opzicht geoorloofd is. Ik acht de kans tamelijk groot dat de brouwer met zijn nieuwste commercial die grens zelfs overschrijdt.

Lees het artikel hier.

IEF 7727

Nieuwe ex parte en bewijsmaatregelen

Peter BlokCIER-Lezing door Peter Blok (rechter in de Rechtbank ‘s-Gravenhage): Nieuwe ex parte en bewijsmaatregelen.

De CIER-lezing van 1 april 2009 heeft als onderwerp de nieuwe ex parte bevelen en bewijsmaatregelen die als gevolg van de handhavingsrichtlijn in het Nederlandse recht zijn geïntroduceerd. In de lezing zal Peter Blok, rechter in de rechtbank 's-Gravenhage, een overzicht geven van de stand van de Nederlandse rechtspraak op dit gebied en aangeven hoe die rechtspraak zich verhoudt tot ontwikkelingen in andere Europese landen. Ook zal hij uiteen zetten hoe de IE-afdeling van de Haagse rechtbank verzoekschriften betreffende ex parte maatregelen behandelt en beoordeelt.

Aan de orde komen onder meer de volgende vragen. Is de rechtbank 's-Gravenhage exclusief bevoegd om kennis te nemen van verzoeken om ex parte maatregelen met betrekking tot inbreuken op octrooien, Gemeenschapsmerken en Gemeenschapsmodellen? Wat moet er in het verzoekschrift staan? Bestaat de mogelijkheid dat de wederpartij wordt opgeroepen in het kader van de behandeling van het verzoekschrift? Waarom krijgt de verzoeker soms de gelegenheid om het verzoekschrift aan te vullen? Hoe aannemelijk moet de inbreuk zijn en hoe spoedeisend de maatregel? Op welke manier worden de belangen van de wederpartij, zoals het belang van bescherming van vertrouwelijke informatie, gewaarborgd? Wanneer krijgt de verzoeker inzage in inbeslaggenomen zaken?

CIER-Lezing door Peter Blok (rechter in de Rechtbank ‘s-Gravenhage): Nieuwe ex parte en bewijsmaatregelen

Datum: 1 april 2009

Locatie: Molengraaf Instituut; Nobelstraat 2a, Utrecht.

De lezing begint om 16.00 uur en duurt tot 18.00 uur. Aansluitend is er ruimte voor discussie en borrel. Entree is kosteloos, aanmelden kan geschieden bij Ellen Alferink,
e.alferink@law.uu.nl of 030 - 253 7723.

Met het bijwonen van de lezing kunnen 2 Nova-punten worden verdiend.

IEF 7726

Een uitermate coherent beeld

coaxkabeltjeHoge Raad, 20 maart 2009, nr. 07/12553, conclusie A-G Verkade inzake Vereniging Buma tegen Chellomedia Programming B.V.

Conclusie A-G Verkade in de zaak over kabelkopstations en openbaarmaking (zie voor de feiten: Gerechtshof Amsterdam, 29 juni 2006, IEF 2328). Verkade concludeert in 32 pagina’s, heel kort gezegd, dat Chellomedia met verzending aan kabelkopstations niet openbaar maakt, en acht vragen van uitleg aan HvJ EG niet nodig.

4.47. De hoofdvraag in het geschil dat partijen verdeeld houdt is de eventuele auteursrechtelijke relevantie van het 'opstralen' van gecodeerde Chellomediaprogrammasignalen, die uitsluitend kunnen worden opgevangen door kabelkopstations  en/of de DTH-platforms.

4.48. Over die vraag is, anders dan het gerechtshof te Amsterdam oordeelde, aan richtlijn 93/83 geen (laat staan: decisief) uitsluitsel te ontlenen ten gunste van het standpunt van Chellomedia. Aan richtlijn 93/83 valt echter evenmin decisief uitsluitsel te ontlenen ten gunste van het standpunt van Buma. Dát aan richtlijn 93/53 ten deze geen nader uitsluitsel valt te ontlenen is uiteengezet in nr. 4.25, en kan op basis van rov, 30 van het arrest SGAE/Rafael Hoteles (zie nr. 4.39) gelden als een 'acte éclairé'.

4.49. Over die vraag is inmiddels - zonder dat partijen en het gerechtshof te Amsterdam ten tijde van het wijzen van zijn mest van 29 juni 2006 dit konden weten - inmiddels wél decisief uitsluitsel te ontlenen aan de door het Hof van Justitie van de EG in zijn arrest van 7 december 2006 in de zaak SGAE/Rafael Hoteles aan art. 3 van richtlijn 2001/29 gegeven uitleg. Het HvJ EG gaf uitleg aan dat artikel in die zin dat het begrip '(mededeling aan het) publiek' hoe dan ook begrensd wordt door: '(gerichtheid op) een onbepaald aantal potentiële televisiekijkers'. Het Hof oordeelde tevens dat art. 3 van richtlijn 2001/29 als maximaal harmoniserend moest worden beschouwd. 

Ook hier acht ik sprake van een 'acte éclairé'. De rechtspraak van het Hof van Justitie van de EG biedt immers een uitermate coherent beeld, ook (of juist) indien men de uitspraken, gegeven aan de hand van verschillende richtlijnen, met elkaar verbindt. Mededeling aan het publiek via de kabel was onder richtlijn 93/83 nog niet (maximaal) geharmoniseerd, maar wel uitgediept (Lagardère-arrest), en is, in steeds overeenstemmende zin, onder art. 3 van richtlijn 2001/29 wel onderwerp van volledige harmonisatie (SGAE/Rafael Hoteles, zie nrs. 4.39-4.45) en veronderstelt: '(gerichtheid op) een onbepaald aantal potentiële televisiekijkers'. Voor satelliettransmissie (oftewel mededeling dan het publiek per satelliet) moet hetzelfde gelden, omdat het onder hetzelfde art. 3 van de Auteursrechtrichtlijn 2001/29 valt, naast de klassieke etheruitzending ('mededeling aan het publiek, per draad of draadloos'). Dat is ook coherent met de uitleg die het HvJ EG aan het begrip 'publiek' in de Televisie-zonder-grenzen-richtlijn 891552/EEG heeft gegeven in het Mediakabel- arrest (zie nr. 4.14.2 en zie de verwijzing in rov. 37 van het arrest SGAE/Rafel Hoteles in nr. 4.39).

4.50. Daarmee zijn zijn eventuele vragen van uitleg aan het HvJ EG over richtlijn 93/53 en richtlijn 2001/29, alsmede interpretatiemgen voor de Hoge Raad zelf over de art. 12, lid 1, onder 5 en lid 7, en art. 47b Auteurswet in nationale context m.i. niet meer aan de orde.         

Lees de conclusie hier.