Conclusie over verhouding Auteursrechtrichtlijn en e-Commercerichtlijn
HR Conclusie P-G 23 november 2018, IEF 20768; ECLI:NL:PHR:2018:1521 (Stichting Brein tegen NSE) Zie ook Conclusie P-G [IEF 17899] en arrest HR [IEF 18372]. Dit is een nadere conclusie (uit 2018) in een zaak over de verhouding tussen de Auteursrechtrichtlijn en de Richtlijn elektronische handel (ook wel e-Commercerichtlijn genoemd), met name over de in de Auteursrechtrichtlijn geregelde “mededeling aan het publiek” en de mogelijkheid van het geven van een bevel aan een tussenpersoon aan de ene kant en de aansprakelijkheidsvrijstelling van tussenpersonen uit de e-Commercerichtlijn anderzijds. P-G van Peursem bespreekt onder meer de onderdelen van het cassatiemiddel die in zijn eerdere conclusie in deze zaak onbehandeld zijn. Ook in dit geval acht Van Peursem het van belang om primair prejudiciële vragen te stellen aan het Hof van Justitie van de Europese Unie.
Programma VvA-studiemiddag 'Het voorontwerp auteurscontractrecht'
Op de studiemiddag op vrijdag 17 juni zal aandacht worden besteed aan het voorontwerp tot wijziging van het auteurscontractenrecht. Daarnaast staan deze middag de ervaringen centraal met de toepassing van de open access bepaling (artikel 25fa Aw).
14.00 - 14.05 uur: Inleiding programma o.lv. dagvoorzitter Marcel de Zwaan
14.05 - 14.25 uur: De toekomst van art. 25 fa Aw en (van) de wetenschappelijke uitgeverij in Nederland / Wirt Soetenhorst, Boom uitgeverij
14.25 - 14.40 uur: Stellingen discussie zaal
14.40 - 15:00 uur: Toelichting voorontwerp auteurscontractenrecht / Cyril van der Net, directie Wetgeving en Juridische Zaken, ministerie van Justitie en Veiligheid
Stichting BREIN: rechtbank Utrecht wijst minst ingrijpende vorm van handhaven af
Uit het persbericht: Vandaag bepaalde de voorzieningenrechter te Utrecht [IEF 20771] dat Ziggo geen waarschuwing van BREIN door hoeft te sturen aan een van haar klanten die 200 ebooks ter beschikking stelde via zijn eigen Ziggo IP-adres. Ook hoeft Ziggo geen NAW af te geven.
Met regelmaat stuit BREIN op klanten van ISPs die ebooks, films of muziek zonder toestemming van de rechthebbenden ter beschikking stellen aan het internetpubliek. In deze zaak ging het om een klant van Ziggo die meer dan 200 populaire ebooks openbaar maakte. BREIN verzocht Ziggo een waarschuwing door te sturen of NAW af te geven zodat BREIN contact kon zoeken met deze klant, maar die weigerde dat. De voorzieningenrechter wijst de vordering af onder verwijzing naar een recente andere zaak [IEF 20509] waarin hij oordeelde dat het niet doorsturen van waarschuwingen onrechtmatig is maar dat Ziggo daarvoor een vergunning van de Autoriteit Persoonsgegevens moet aanvragen. BREIN is tegen die uitspraak in hoger beroep gegaan en zal dat ook doen tegen deze uitspraak.
Lees verder op de website van Stichting BREIN >>
Ziggo hoeft opnieuw geen waarschuwing van BREIN door te sturen
Rechtbank Midden-Nederland 9 juni 2022, IEF 20771, IT 3955; ECLI:NL:RBMNE:2022:2198 (Stichting BREIN tegen Ziggo) Kort geding. Internetprovider Ziggo hoeft opnieuw niet mee te werken aan een verzoek van Stichting BREIN om een waarschuwingsbrief door te sturen aan een klant. Dat is de beslissing van de voorzieningenrechter van de rechtbank Midden-Nederland. BREIN wil dat Ziggo een waarschuwing stuurt naar een klant omdat via zijn/haar IP-adres illegaal boeken zijn gedownload. Anders dan BREIN stelt, is niet zeker dat die IP-adreshouder zélf auteursrechten heeft geschonden. Daarnaast oordeelt de rechter ook nu dat het doorsturen van een waarschuwing in strijd is met de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG), zolang Ziggo daarvoor geen vergunning heeft.
Conclusie P-G in tonercartridge-zaak
HR Conclusie P-G 29 april 2022, IEF 20767, IT 3954; ECLI:NL:PHR:2022:402 (DR tegen Samsung) Zie ook [IEF 19415]. Deze zaak gaat over tonercartridges voor laserprinters waarvoor Samsung zich beroept op twee octrooien en twee modellen ten betoge dat DR c.s. (123inkt.nl) met hun huismerkcartridges inbreuk maken. P-G Van Peursem ziet de klachten in het principaal beroep, dat handelt over het octrooirechtelijke deel, geen doel treffen en meent dat in ieder geval de klachten uit onderdeel 1 over ontvankelijkheid kunnen worden afgedaan met toepassing van art. 81 lid 1 RO. Bij die stand van zaken behoeven de voorwaardelijke klachten over de ontvankelijkheid in het incidenteel cassatieberoep geen bespreking.
Spoedeisend belang ontbreekt in kort geding over medisch octrooi
Vzr. Rb. Amsterdam 3 mei 2022, IEF 20766, LS&R 2072; ECLI:NL:RBAMS:2022:2418 (Boston Scientific tegen Cook) Boston Scientific en Cook c.s. zijn beide grote concerns die zich bezighouden met de ontwikkeling, vervaardiging en verhandeling van medische hulpmiddelen. Boston Scientific heeft een octrooi verkregen voor een endoscopische clip die op de markt wordt gebracht onder de naam 'resolution clip'. Voor een indicatie die niet aanwezig is bij de resolution clip, brengt Cook een endoscopische clip genaamd de 'instinct clip' op de markt. Tegen de verhandeling van de instinct clip komt Boston Scientific op tegen Cook, waarbij eerst gekeken moet worden naar de internationale bevoegdheid van een aantal ondernemingen van Cook die tevens als gedaagde in deze procedure zijn opgeroepen. Ten aanzien van vier van deze ondernemingen concludeert de Amsterdamse rechter dat zij niet bevoegd is om kennis te nemen van de vorderingen. Hierdoor verklaart de rechtbank zich onbevoegd ten aanzien van hen, gezien er een nauwe band ontbreekt met de niet in Nederland gevestigde ondernemingen. Ten aanzien van de vorderingen van Boston Scientific jegens de rest van de gedaagden ontbreekt de vordering spoedeisend belang, waardoor ook deze vorderingen worden afgewezen in kort geding.
Uitspraak ingezonden door Chantal van den Engel, LAWFOX advocaten
Auditief gelijkende handelsnaam verboden onder vaststellingsovereenkomst
Rb. Gelderland 25 mei 2022, IEF 20765; ECLI:NL:RBGEL:2022:2502 (Beautyfabriek tegen gedaagde) De Beautyfabriek is vanaf 2010 actief als een onderneming binnen de beautysector en maakt gebruik van de domeinnaam www.beautyfabriek.nl. Daarnaast is de Beautyfabriek eigenaar van een tweetal Benelux-woord/beeldmerken met als woordelement "de Beautyfabriek". Gedaagde is vanaf 2016 actief binnen dezelfde sector en maakt gebruik van de handelsnaam Beautyfabriek by Studio Style en de domeinnaam www.beautyfabriek.com. In juni 2018 hebben de Beautyfabriek en gedaagde een vaststellingsovereenkomst gesloten, waarna gedaagde de naam handelsnaam Beautyfabrieq is gaan gebruiken. Beautyfabriek stapt naar de rechter, die haar vorderingen toewijst. Gedaagde wordt bevolen de domeinnamen over te dragen en hem wordt ook verboden om gebruik te maken van de auditief overeenstemmende handelsnaam Beautyfabrieq.
Kwartaalbericht CvTA
Lees verder >>
Uitspraak ingezonden door Victor den Hollander, De Vos & Partners Advocaten.
Stemfragment kan werk in zin van Auteurswet zijn
Rechtbank Amsterdam 26 januari 2022, IEF 20763; ECLI:NL:RBAMS:2022:3038 (Eiser tegen gedaagden) Stemfragment is een werk in de zin van artikel 10 Auteurswet. Het heeft een eigen, oorspronkelijk karakter en draagt het persoonlijk stempel van de maker.
De rechtbank laat met deze uitspraak zien dat een stemfragment bestaande uit tekst die niet ergens anders aan ontleend is, en waarbij woorden en intonatie gebruikt zijn om een stemfragment ‘aantrekkelijk te maken’, ook auteursrechtelijk beschermd kan zijn. “Het zijn de creatieve keuzes met betrekking tot de woorden en de intonatie van [X] die het stemfragment voor [Artiest] aantrekkelijk moesten maken.” (4.4.) De rechtbank lijkt nu enigszins af te wijken van het standpunt zoals door het Gerechtshof in het Endstra-arrest is bepaald, aldus Victor den Hollander. Zie ook zijn publicatie 'Endstra-arrest gedateerd? Stemfragment kan ook een werk zijn'.
Artikel ingezonden door Dirk Visser, Visser Schaap & Kreijger.
Boekbespreking Auteursrechtgids en transparantieplicht
Op 7 juni is de transparantiebepaling van artikel 25ca Auteurswet in werking getreden. Dit nieuwe artikel verplicht de exploitant om tenminste eens per jaar de maker te informeren over de exploitatie van het werk, met name wat betreft de exploitatiewijzen, de daarmee gegenereerde inkomsten en de verschuldigde vergoeding. Deze informatieverplichting geldt niet indien het aandeel van de maker bij de totstandkoming van het gehele werk ‘niet significant’ is. Indien de administratieve lasten van het verstrekken van de informatie gelet op de exploitatie-inkomsten van het werk aantoonbaar ‘onevenredig’ zouden zijn, is de informatieplicht beperkt tot de ‘onder de omstandigheden redelijkerwijs te verwachten’ informatie. Via de schakelbepaling van artikel 2b Wet op de naburige rechten is deze verplichting ook van overeenkomstige toepassing op de exploitatie van (opnamen en reproducties van) uitvoeringen van uitvoerend kunstenaars. Deze verplichting komt uit de vorig jaar ingevoerde Richtlijn inzake auteursrechten en naburige rechten in de digitale eengemaakte markt (2019/790/EG). De exploitanten hebben een jaar extra gekregen om op deze nieuwe verplichting in te spelen.