Uitspraak ingezonden door Rogier de Vrey, CMS.
Afwijkende vorm drukvat stoomschilmachine Kiremko maakt geen inbreuk op octrooi Tomra
Hof Den Haag 10 oktober 2023, IEF 21741; 200.309.633/01 (Tomra tegen Kiremko). Tomra en Kiremko zijn fabrikanten van verwerkingsmachines voor aardappels. Tomra heeft een Europees octrooi op een drukvat voor stoombehandeling van te schillen producten in een stoomschilsysteem. Het drukvat heeft de vorm van een bol met tegenover elkaar gelegen afgeplatte zijvlakken en heeft een inwendige hefvoorziening. Kiremko is fabrikant van de stoomschilmachine ‘Strata Invicta’ en brengt deze onder meer in Nederland op de markt. Kiremko heeft Tomra gedagvaard en gevorderd te verklaren voor recht dat de Strata Invicta van Kiremko niet onder de beschermingsomvang van het octrooi valt en dat zij geen inbreuk maakt op het octrooi van Tomra. Tomra heeft in reconventie gevorderd Kiremko te verbieden inbreuk te maken op het Nederlandse deel van het octrooi. In eerste aanleg is Kiremko in het gelijk gesteld [zie IEF 20745]. Tomra is hiertegen in hoger beroep gegaan.
Uitspraak ingezonden door Vivien Rörsch, La Rorsch, en Brigitte Spiegeler, Heffels Spiegeler advocaten.
Hoge Raad verwerpt cassatieberoep Jiskefet
HR 27 oktober 2023, IEF 21744; ECLI:NL:HR:2023:1484 (Jiskefet c.s. tegen Noblesse). Jiskefet c.s. hebben in 2021 een kort geding aangespannen om de verkoop van de Jiskefet Encyclopedie van Noblesse Uitgevers tegen te gaan [zie IEF 20292]. De vorderingen van Jiskefet c.s. werden grotendeels toegewezen en Noblesse diende door middel van een sticker aan te geven dat de encyclopedie niet van Jiskefet zelf afkomstig is. Het hof heeft het vonnis van de voorzieningenrechter vernietigd en de vorderingen van Jiskefet c.s. alsnog afgewezen [zie IEF 20802]. Het uitbrengen van de encyclopedie maakt volgens het hof geen inbreuk op het merkrecht van Jiskefet c.s. In deze uitspraak verwerpt de Hoge Raad het cassatieberoep van Jiskefet c.s. Ook de eerdere conclusie van P-G van Peursem strekte tot verwerping van het cassatieberoep [zie IEF 21487].
Artikel ingezonden door Dirk Visser, Visser Schaap & Kreijger.
Belgische twijfel over werkgeversauteursrecht
Artikel geschreven door Dirk Visser, Paul Kreijger en Iris Toepoel over Belgische vragen aan het HvJ EU over cessio legis en het recht op een billijke vergoeding. Is een Belgische regeling waarbij de rechten van uitvoerende kunstenaars bij wettelijk voorschrift tegen een vaste lump sum worden overgedragen aan hun werkgever in strijd met recht op een ‘passende en evenredige vergoeding’? En geldt dat ook als die regeling vóór 7 juni 2021 is ingevoerd en dus al voor die datum overdracht bewerkstelligd heeft? Dat is de kern van de eerste vragen van uitleg aan het HvJ EU over het recht op een billijke vergoeding vastgelegd in de DSM-richtlijn.
UPC behandelt preliminary objections in de hoofdzaak
UPC München 4 oktober 2023, IEF 21739; UPC_CFI_252/2023 (NanoString tegen Harvard). Verweerder Harvard voert aan dat het UPC München niet bevoegd is, omdat reeds een vordering tot herroeping tegen dit octrooi aanhangig is bij de Duitse federale octooirechtbank. Volgens Harvard lijken eisers in beide rechtzaken op elkaar omdat ze dezelfde eisen hebben en onlosmakelijk verbonden zijn. NanoString stelt daartegen dat de internationale bevoegdheid van het UPC alleen behandeld dient te worden in het kader van een Preliminary objection. De preliminary objections dienen alleen besproken te worden bij de vraag of het UPCA van toepassing is op een octrooiaanvrage en/of een octrooi is uitgesloten. NanoString voert aan dat eiser in het UPC beroep en NanoString niet dezelfde onderneming zijn en het daarom onredelijk zou zijn om het recht van NanoString om het octrooi aan te vallen onnodig te beperken.
Stichting REACT bepleit opt-out regime voor buitenlandse rechthebbenden in procedure tegen SLHC
Rb. Den Haag 30 augustus 2023, IEF 21737; ECLI:NL:RBDHA:2023:12742 (Stichting REACT tegen SHLC). Stichting React voert een procedure tegen vermeend inbreukmaker SLHC. SLHC maakt volgens Stichting React inbreuk op de intellectueel eigendomsrechten van verschillende rechthebbenden door imitatiegoederen aan te bieden via het platform vova.com. Stichting React heeft in het tussenvonnis [zie IEF 21627] goedkeuring gekregen om de belangen van rechthebbenden in deze procedure te behartigen. In het tussenvonnis zijn enkele punten naar voren gebracht Stichting React die in dit vonnis nader besproken worden. Stichting React heeft de rechtbank verzocht te bepalen dat voor rechthebbenden die geen woon- of verblijfplaats in Nederland hebben niet het opt-in regime geldt, maar het opt-out regime voor deelname aan de procedure. De benadeelden in deze zaak bestaan voornamelijk uit grote internationale merkhouders die de procedure van Stichting React steunen. Het zou voor Stichting React bewerkelijk en tijdsintensief zijn om een opt-in verklaring van alle rechthebbenden te vragen. De rechter gaat hierin mee en oordeelt dat voor rechthebbenden die niet in Nederland woonachtig zijn het opt-out regime van toepassing is. Stichting React dient daarnaast een advertentie te plaatsen over de behartiging van belangen in de procedure met daarin de mogelijkheid voor rechthebbenden om te opt-outen.
Gedaagde voert geen verweer; Nederlands octrooi vernietigd
Rb. Den Haag 30 augustus 2023, IEF 21736; ECLI:NL:RBDHA:2023:12987 (Eiser tegen gedaagde). Gedaagde heeft een octrooiaanvraag ingediend voor een “Method for the preparation of a biodegradable article”, waarvan het octrooi in 2017 verleend is. In het octrooischrift zijn eiser en gedaagde vermeld als octrooihouders. In het octrooiregister is alleen gedaagde als aanvrager/octrooihouder vermeld. In het octrooischrift, de aanvraag en het octrooiregister is eiser als uitvinder vermeld. Het Europees octrooibureau heeft in het internationale geldigheidsonderzoek vermeld dat de conclusies van het octrooi niet nieuw, en in ieder geval niet inventief zijn. Onder inroeping van de prioriteit van de Nederlandse octrooiaanvrage heeft gedaagde in 2017 een internationale octrooiaanvraag ingediend. Ten behoeve van de Europese aanvrage is het aantal conclusies gereduceerd van 39 naar 15. Eiser heeft octrooicentrum Nederland (hierna: OCNL) verzocht om advies omtrent de toepasselijkheid van de nietigheidsgronden op het octrooi. Het OCNL heeft geconcludeerd dat conclusies 1 tot en met 34 vernietigbaar zijn vanwege gebrek aan inventiviteit en dat conclusies 35 tot en met 39 vernietigbaar zijn wegens gebrek aan nieuwheid. Ten aanzien van conclusies 35 tot en met 39 is ook geconcludeerd dat deze niet inventief zijn. Eiser vordert vernietiging van het octrooi onder verwijzing naar het advies van OCNL wegens gebrek aan nieuwheid en inventiviteit. Gedaagde heeft geen verweer gevoerd, waardoor de rechter het octrooi vernietigt. Gedaagde verzoekt wel om compensatie van de kosten van de procedure, maar hier ziet de rechter geen aanleiding toe.
Collectieve actie Stichting BREIN
Rb. Den Haag 30 augustus 2023, IEF 21738; ECLI:NL:RBDHA:2023:12743 (Stichting BREIN tegen gedaagde). In het tussenvonnis van 3 mei 2023 heeft de rechtbank BREIN een aantal bevelen opgelegd ter zake de wettelijk voorgeschreven mededelingen zoals opgenomen in artikel 1018f Rv. De groep personen wiens belangen BREIN behartigt (de rechthebbenden op de entertainmentcontent van de IPTV-pakketten die via de domeinen iptv-4k.co en uw8k.cc of de winkel van gedaagde beschikbaar zijn gemaakt), is in de gelegenheid gesteld om op uiterlijk 3 juli 2023 een opt-out verklaring uit te brengen. De advocaat van gedaagde heeft zich op 15 februari 2023 onttrokken. Er heeft zich geen nieuwe advocaat gesteld. Daarin ziet de rechtbank aanleiding om deze zaak schriftelijk af te doen en dus geen mondelinge behandeling te bevelen.
UPC Court of Appeal verlengt termijn voor toevoeging bijlagen
UPC Court of Appeal 13 oktober 2023, IEF 21732; UPC_CFI_14/2023 (Sanofi tegen Amgen). Op grond van regel 271 RoP kan een statement of claim, zelfs indien daarin wordt verwezen naar de latere indiening van bijlagen, rechtsgeldig aan een verweerder worden betekend of ter kennis gebracht, mits het statement of de claim zonder de bijlagen de verweerder in staat stelt zijn rechten voor de gerechten van het UPC geldend te maken. Een statement of claim moet daarom zeker minstens het onderwerp en de oorzaak van de vordering vermelden. Indien een eiser de bijlagen niet gelijktijdig met de statement of claim in het Case Management System (hierna: CMS) heeft geüpload, en dus niet heeft voldaan aan regel 13.2, waardoor deze als gevolg daarvan niet beschikbaar zijn geweest toen de vertegenwoordiger van de verweerder het CMS benaderde, is dit op zichzelf voldoende om een met redenen omkleed verzoek van een verweerder in te dienen tot verlenging van de gestelde termijnen voor het indienen van een preliminair bezwaar en het verweerschrift, ongeacht de aard en/of inhoud van de bijlagen. Bij gebrek aan specifieke omstandigheden in een individueel geval die een andere termijn vereisen, die door de eiser naar voren moeten worden gebracht, compenseert de verlenging van de termijnen in de periode gedurende welke de bijlagen in strijd met Regel 13.2 RoP niet beschikbaar zijn geweest na de betekening van de statement of claim.
Verwijzingsvragen door board of appeal EPO over 'beschikbaarstelling aan het publiek'
College van Beroep EPO 27 juni 2023, IEF 21731; ECLI:EP:BA:2023:T043819.20230627 (Mitsui Chemicals tegen Borealis). Het verleende octrooi waarop deze verwijzing betrekking heeft, ziet op een inkapselend filmmateriaal voor een zonnecel. Er was oppositie tegen dit octrooi ingediend, maar geen van de gronden daarin bleek afbreuk te doen aan de instandhouding van het octrooi en de oppositie werd afgewezen. Opposant/Appellant (O/A) had beroep ingesteld tegen de beslissing, waarbij hij onder andere aangaf dat er geen sprake was van uitvinderswerkzaamheid ten opzichte van de reeds bekende stand van de techniek. Hier vindt een discussie plaats over wanneer iets aan het ‘publiek beschikbaar is gesteld’. Het College vond hierbij contradicties in jurisprudentie over de interpretatie van het aan het publiek beschikbaar stellen en heeft daarom de zaak doorverwezen naar het uitgebreide College van beroep. De volgende vragen heeft het College gesteld ter verwijzing:
UPC: proceduretaal wordt veranderd van Nederlands naar Engels
UPC 18 oktober 2023, IEF 21734, LS&R 2214, IEFbe 3692; UPC_CFI_239/2023 (Arkyne tegen Plant-e). Arkyne heeft verzocht om een wijziging van de proceduretaal van Nederlands naar Engels. Zij vond de Engelse taal wenselijker, omdat dit ook de taal is waarin het octrooi is verleend. Ook is het relevant dat het veel geld kost voor Arkyne om de stukken te vertalen, gezien zij een Spaanse onderneming zijn. Plant-e voerde echter aan dat het niet onredelijk was voor Arkyne om de vertaalkosten te betalen. Ook geeft zij aan dat de keuze voor Nederlandse taal logisch is, gezien zij voor het Nederlandse onderdeel van het UPC procederen. Het UPC oordeelt dat de proceduretaal veranderd wordt naar Engels, omdat beide partijen goed Engels kunnen en reeds in het Engels gecommuniceerd hebben. Ook zorgt de wijziging van de proceduretaal er niet voor dat de wederpartij wordt benadeeld, maar juist dat Arkyne minder wordt benadeeld dan wanneer verwacht werd dat deze in het Nederlands procedeerde.