IEF 22196
22 augustus 2024
Uitspraak

Orchid Gardens maakt geen inbreuk op de octrooirechten van HE Licenties

 
IEF 22197
20 augustus 2024
Uitspraak

IE-klassieker: Lloyd/Loint's

 
IEF 22195
20 augustus 2024
Artikel

Entertainment & Recht op woensdag 4 september

 
IEF 11064

Vluchtgegevens opvragen, zoals klant dat zelf ook zou doen, mag

Hof Amsterdam, nevenzittingsplaats Arnhem 13 maart 2012, LJN BW0096 (PR Aviation tegen Ryanair Ltd)

Uitspraak ingestuurd door Bas Le Poole en Bart Lukaszewicz, Houthoff Buruma en Antoon Quaedvlieg, Klos Morel Vos & Schaap.

In navolging van IEF 9013. Auteursrecht. Samenloop databankenrecht en geschriftenbescherming. Ryanair biedt goedkope vluchten in Europa aan. PR Aviation exploiteert de websites wegolo.com / .nl waarop vluchten en prijzen kunnen worden vergeleken, waaronder die vluchten die door Ryanair worden aangeboden. Het boeken geschiedt daarbij via PR Aviation die daarvoor bemiddelingskosten rekent. Met het zoek- en boeksysteem handelt PR Aviation in strijd met de gebruiksvoorwaarden van Ryanair. Ryanair vraagt een veroordeling op grond van het databankenrecht, auteursrecht op de webiste en vordert een verbod op 'screenscraping' en het bezoeken van de website voor commerciële doeleinden. De rechtbank volgt Ryanair in haar auteursrechtelijke, maar niet in de databankrechtelijke vordering. Het Hof oordeelt ander en vernietigt het vonnis en wijst de vorderingen van Ryanair af en veroordeelt haar in de kosten van beide instanties.

Bij een (tijdelijke) overname van vluchtgegevens, die ook via de website van Ryanair kan worden bekeken, is er sprake van normaal gebruik van de gegevensverzameling. Er worden per zoekopdracht van een klant vluchtgegevens opgevraagd, zoals de klant dat zelf ook zou doen als hij rechtstreeks gebruik zou maken van de Ryanair website. De overname geschiedt daarmee in overeenstemming met het eigenlijke doel van de openbare beschikbaarstelling, namelijk verschaffen van informatie aan consumenten en gebruik door consumenten voor het verrichten van een boeking. Ten slotte mag niet over het hoofd worden gezien dat PR Aviation met haar dienst Ryanair ook klanten bezorgt. Grieven inzake het citaatrecht ex 15a Auteursrecht en tijdelijk reproductierecht  ex 13a Auteurswet krijgen geen bespreking meer.

4.21 De verveelvoudiging die door PR Aviation wordt vervaardigd, bestaat eruit dat per zoekopdracht van een klant enkele vluchtgegevens van de website van Ryanair (tijdelijk) worden overgenomen (ervan uitgaande dat er een vlucht van Ryanair is die aan de zoekvraag van de klant beantwoordt), om deze gegevens in een overzicht aan de klant te tonen en, indien de klant ervoor kiest de geselecteerde vlucht via de website van PR Aviation te boeken, het boekingsproces verder te verlopen. Duidelijk is dat die verveelvoudiging noodzakelijk is om op deze wijze toegang tot de gegevensverzameling van Ryanair te hebben en daarvan gebruik te kunnen maken. Dat de gegevensverzameling via de website van Ryanair voor iedere gebruiker toegankelijk is, maakt niet dat de overname van gegevens door PR aviation met het hiervoor beschreven doel niet als noodzakelijk kan worden beschouwd. Daarbij weegt mee dat PR Aviation met de door haar aangeboden dienst gebruik maakt van normale mogelijkheden tot raadpleging van de gegevensverzameling en daarmee in een gerechtvaardigde behoefte van consumenten om goedkope aanbiedingen voor luchtvervoer te vinden voorziet.

4.22 Naar het oordeel van het hof is ten slotte ook sprake van normaal gebruik van de gegevensverzameling. Zoals hiervoor al vermeld, worden per zoekopdracht van een klant vluchtgegevens opgevraagd, zoals de klant dat zelf ook zou doen als hij rechtstreeks gebruik zou maken van de Ryanair website. PR Aviation stelt terecht dat de overname van gegevens daarbij geschiedt in overeenstemming met het eigenlijke doel van de openbare beschikbaarstelling van de gegevens door Ryaniair, namelijk het verschaffen van informatie over haar vluchten aan consumenten en het gebruik van die informatie door consumenten voor het verrichten van een boeking. Dat het gebruik door PR Aviation strijdig is met de beperkingen die Ryanair in haar gebruiksvoorwaarden stelt, doet daaraan niet af. Daarbij is nog van belang dat, zoals in 4.19 is overwogen, niet valt in te zien dat PR Aviation door dit gebruik de reputatie van Ryanair schaadt en/of Ryanair de mogelijkheid onthoudt om zelf aanvullende diensten te verkopen. Ten slotte mag niet over het hoofd worden gezien dat PR Aviation door haar informatie- en bemiddelingsdiensten potentiële reizigers op het aanbod van Ryanair wijst, boekingen faciliteert en daarmee Ryanair ook klanten bezorgt.

4.23 Het voorgaande leidt het hof tot de conclusie dat, ook als veronderstellenderwijs wordt aangenomen dat de door Ryanair openbaar gemaakte digitale informatie onder de geschriftenbescherming ex artikel 10 lid 1 Auteursrecht valt, PR Aviation met haar handelswijze geen inbreuk maakt op het alsdan aan Ryanair toekomende auteursrecht. Anders dan de rechtbank heeft aangenomen, zijn de op die grondslag gebaseerde vorderingen van Ryanair dus evenmin toewijsbaar. Op de vraag of sprake is van een inbreuk op de geschriftenbescherming in de zin van bewijsbare ontlening van gegevens door PR Aviation behoeft daarom niet meer te worden ingegaan. De grieven 5 en 7, waarin PR Aviation een beroep heeft gedaan op het citaatrecht ex artikel 15a Auteursrecht en het tijdelijke reproductierecht ex artikel 13a Auteurswet, behoeven gelet op het voorgaande, bij gebrek aan belang, verder ook geen bespreking.

Lees het arrest hier (grosse zaaknr. 200.078.395, LJN BW0096)

Op andere blogs:
Ius Mentis
(Prijsopvraagbotjes zijn geen inbreuk op databankrechten of geschriftenbescherming)
Mediareport (Geen bescherming voor vluchtgegevens Ryanair)

IEF 11063

Een meer flexibel auteursrecht?

Op 9 februari 2012 vond op initiatief van het ministerie van Veiligheid & Justitie een met meer dan 150 deelnemers goed bezochte internationale conferentie plaats met als thema ‘Towards flexible copyright?'. Centraal stond de studie van de professoren Hugenholtz (UvA) en Senftleben (VU): ‘Fair use in Europe. In search of flexibilities’. Iedereen lijkt echter wat anders te verstaan onder fair use: welke problemen moeten hoe worden opgelost? Een terugblik en commentaar van Michel Frequin, VOI©E.

1. Op zoek naar meer ruimte voor creatief gebruik
2. Open normen staan haaks op Europese harmonisatie
3. Flexibiliteit noodzakelijk voor behoud draagvlak
4. Nationale oplossingen werken niet online
5. Wat is het probleem?
6. Eerst toestemming, dan innovatie, werkt niet
7. Flexibele zelfregulering vereist

1. Op zoek naar meer ruimte voor creatief gebruik
In zijn openingsspeech benadrukte staatssecretaris Teeven dat voorkomen moet worden dat nieuwe mogelijkheden voor artiesten als Justin Bieber en onze eigen Esmée Denters, die ontdekt zijn en succesvol zijn geworden door hun prestaties op internet te tonen, gehinderd worden door het auteursrecht. De Europese Richtlijn uit 2001 biedt een limitatieve opsomming van beperkingen op het exclusieve auteursrecht om het gebruik van auteursrechtelijk beschermde werken te stimuleren. Als de huidige tijd nu meer ruimte voor creatief gebruik vraagt, dan duurt het te lang om dat op Europees niveau te realiseren. Daarom moeten we volgens Teeven op zoek naar de reeds bestaande beschikbare ruimte om het gebruik te stimuleren, zonder de exploitatiebelangen van auteurs te schaden. Daarom is het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie een onderzoek gestart naar de economische consequenties van een meer flexibel auteursrecht.

Teeven gaf aan dat het daarnaast ook van belang is dat het auteursrecht wordt beschermd tegen illegaal gebruik. Vanwege de oppositie in de Kamer tegen voorgenomen maatregelen tegen downloaden uit evident illegale bron verzuchtte de staatssecretaris dat – als het aan het ministerie ligt – het auteursrecht zeker een plaats krijgt in een volgend regeerakkoord.

Staatssecretaris Teeven heeft de Tweede Kamer beloofd om met een regeringsstandpunt over dit onderwerp te komen na dit congres en na kennisname van het advies ter zake van de Commissie Auteursrecht. Naar verluidt verwacht de Commissie nog een aantal weken nodig te hebben voor dit advies.

2. Open normen staan haaks op Europese harmonisatie
Maria Martin-Prat, hoofd van de eenheid copyright van DG Interne Markt van de Europese Commissie, ziet echter niets in nationale oplossingen. Volgens haar is er al veel bereikt met harmonisatie in Europa, met een gemeenschappelijke basis aan richtlijnen die gelden voor 28 lidstaten. Wat de beperkingen op het auteursrecht betreft is er één verplichte uitzondering (voor de tijdelijke technische kopie) en zijn er 20 optionele bepalingen, die voldoende ruimte laten voor de lidstaten. Aanvullingen zijn mogelijk, zoals momenteel worden besproken voor de verweesde werken, maar dan wel in Europees overleg. Maar open normen staan volgens Martin-Prat haaks op de gewenste harmonisatie in 28 lidstaten.

3. Flexibiliteit noodzakelijk voor behoud draagvlak
Uit de presentaties van de professoren Hugenholtz en Senftleben wordt duidelijk dat zij niet pleiten voor invoering van het Angelsaksische fair use systeem. De dynamische internetwereld vraagt om meer flexibiliteit voor de nationale auteursrechtsystemen in Europa. Harmonisering via een nieuwe richtlijn, en bij voorkeur via een Europese Auteurswet, moet zeker gaan gebeuren, maar zal minstens tien jaar vergen. Vandaar de oproep aan de lidstaten om maximaal gebruik te maken van de mogelijkheden en ruimte die de huidige in de richtlijn genoemde beperkingen al bieden, want die mogelijkheden en ruimte zijn nog niet overal benut. Hugenholtz en Senftleben denken daarbij aan een bredere onderwijsexceptie en een ruimere toepassing van het citaatrecht, met name voor het gebruik door zoekmachines. Daarnaast betogen zij dat het de lidstaten vrij staat om het recht op het maken van een bewerking zodanig aan te passen dat hiermee ruimte wordt geboden voor de zogenaamde ‘user generated content’. Het recht op bewerking is niet aan de orde geweest in de richtlijn uit 2001 en dat zou de lidstaten de ruimte bieden voor nationale oplossingen. Op termijn is daarvan wel weer harmonisering gewenst, maar als de lidstaten alvast nationaal beginnen, zou dat later op basis van best practices wel weer worden geharmoniseerd. Volgens Bernt Hugenholtz is het introduceren van meer flexibiliteit noodzakelijk voor het behoud van het draagvlak voor het auteursrecht.

In feite roepen zij de lidstaten op om de auteursrechtrichtlijn 2001 opnieuw te implementeren, daarbij de drie-stappen-toets (nodig, niet schadelijk voor de exploitatie en voor de maker) niet alleen restrictief te hanteren en het Europese Hof uit te dagen te oordelen over verruimingen.

4. Nationale oplossingen werken niet online
Het wetenschappelijke tegengeluid kwam van de Franse professor Valérie-Laure Benabou. Zij vindt het huidige stelsel al behoorlijk flexibel en ze is sceptisch over nationale uitwerkingen. Dat leidt tot niet-geharmoniseerde resultaten en dat werkt volgens haar niet online. De oplossing voor een te restrictief auteursrecht in bepaalde gevallen ligt vaak buiten het auteursrecht, namelijk in het civiele recht (onrechtmatige daad, contractenrecht), en daar is volgens haar niets mis mee: het auteursrecht maakt immers deel uit van het privaatrecht. Ook de weg van het creëren van ruimte via jurisprudentie kost vaak vele jaren, terwijl het vaak maar een beperkt effect heeft.

5. Wat is het probleem?
De titel van het congres bevatte een vraagteken. Is dat vraagteken weggenomen? De belangrijkste vraag voor veel deelnemers bleef toch wat er nu misgaat? Welke voorbeelden zijn getoond, waaruit de noodzaak blijkt dat de nationale wetgever zou moeten ingrijpen om problemen met de toegang tot informatie of met de verspreiding van nieuwe werken of van creatief hergebruik te voorkomen?

Misschien is Nederland daarbij ook wel een slecht voorbeeld, omdat de Nederlandse regering bij de implementatie van de Auteursrechtrichtlijn in 2004 al de grenzen van de beperkingen heeft opgezocht.

Teeven begon met Justin Bieber en Esmée Denters, maar die zijn er toch gekomen zonder dat het auteursrecht hun een strobreed in de weg legde.

User generated content wordt vaak genoemd, maar dat is zo langzamerhand wel een containerbegrip geworden. Wikipedia is in ieder geval heel succesvol ondanks het auteursrecht. Het probleem met de door Hugenholtz en Senftleben aangedragen voorbeelden is dat in al die voorbeelden het auteursrecht in feite geen probleem vormde. Want óf er is geen probleem van gemaakt, óf de rechter vond een weg om het gewenste gebruik toe te staan. Niet altijd binnen het auteursrecht, maar met gebruikmaking van andere (grond)rechten. De vraag is of dat voor de praktijk erg is?

6. Eerst toestemming, dan innovatie, werkt niet
Dan is het interessant om te luisteren naar Fred von Lohmann, de senior copyright counsel van Google. Volgens Von Lohmann staan we pas aan het begin van de ontwikkelingen. De auteursrechtwereld worstelt nu al met tal van vraagstukken die zijn opgekomen, maar hoe zit het met de voorbeelden van morgen, die nog niet uitgevonden zijn maar razendsnel kunnen opkomen?

Auteursrecht is een belangrijk beleidsthema geworden voor innovatie. Er zullen nog heel veel nieuwe toepassingen komen die gebaseerd zijn op het indexeren. Om dat soort nieuwe diensten mogelijk te maken moet van alles op het internet eerst worden gekopieerd. Echter, eerst toestemming verwerven en daarna innoveren werkt niet, dat houdt innovatie tegen. Innovatie is ook in het belang van rechthebbenden. Wanneer de nieuwe dienst er eenmaal is en succesvol is, kunnen afspraken worden gemaakt met de rechthebbenden, zoals dat met YouTube is gebeurd.

7. Flexibele zelfregulering vereist
Dat brengt ons terug bij de vraag: wat is fair use, of wat is een meer flexibel auteursrecht, wat moet het regelen? Het leidt er in ieder geval toe dat in minder gevallen dan nu vooraf toestemming moet worden gevraagd aan rechthebbenden voor het gebruik van hun werk en/of prestaties. Als het aan de piratenpartij ligt betekent het vrij en gratis gebruik van alles wat op internet verschijnt. Dat is volgens Hugenholtz en Senftleben in ieder geval niet de bedoeling.

Volgens een Kamermeerderheid zou het moeten gaan over het niet-commercieel (opnieuw) openbaar maken*. Hugenholtz en Senftleben willen ook helemaal niet zo ver gaan. Zij denken vooral aan vergelijkbaar gebruik wat in bestaande beperkingen is geregeld, binnen dezelfde voorwaarden.

Google is echter feitelijk op zoek naar een soort tijdelijke vrijstelling van auteursrecht om innovaties niet in de kiem te smoren, waarna na gebleken succes op basis van het auteursrecht met de rechthebbenden kan worden afgerekend.

Het is de vraag of daar wetgeving voor nodig is. Dan is de suggestie van Mark Seeley (senior vice president & general counsel Elsevier) beter om de belanghebbende partijen via zelfregulering afspraken te laten maken, desnoods met enige druk van de overheid (‘co-regulering’). In de Verenigde Staten en in Europa zijn daarvan al goede voorbeelden te vinden.

Gaan we weer terug naar Justin Bieber en Esmée Denters. Zij gebruikten muziek van anderen om zichzelf te presenteren op YouTube. Zij zijn daarin niet tegengehouden door de rechthebbenden. YouTube is onder druk gezet om rechten te regelen, maar is nooit uit de lucht gehaald. Nu heeft YouTube regelingen getroffen met o.a. Buma/Stemra, waardoor nieuwe sterren in de dop muziek van anderen op YouTube kunnen gebruiken.

Google heeft dus gelijk dat als het eenmaal werkt, dat het dan profijtelijk kan zijn voor rechthebbenden. Echter, het gebruik wettelijk toestaan onder een fair use uitzondering werkt voor de rechthebbenden contraproductief, want dan komt er ook nooit meer een regeling. Er moet dus een deal worden gesloten om het gebruik tijdelijk gratis of tegen een beperkte vergoeding toe te staan, met de afspraak na gebleken succes de rechthebbenden naar rato mee te laten profiteren. Dat kan een wetgever dus beter niet regelen, maar aan zelfregulering overlaten. Daar waar dat niet opschiet, zou de overheid de zelfregulering een handje kunnen helpen. De rechthebbenden doen er ondertussen goed aan na te denken over dergelijke flexibele oplossingen en we zien al initiatieven in deze richting**. Wat dat betreft leverde deze conferentie, bekwaam geleid door Arda Gerkens, een inspirerende dag op. Kortom een geslaagd initiatief van ons ministerie van Veiligheid & Justitie.

Lees hier de speech van de staatssecretaris en de teksten van alle presentaties.
* In een door de Tweede Kamer aangenomen motie van CDA, GroenLinks en SP wordt de regering verzocht in Europees verband te pleiten voor een fair-use-uitzondering op het vragen van een vergoeding bij hernieuwde openbaarmaking door "not-for-profit"-organisaties.
** Het Nederlands Uitgeversverbond bepleit in een brief aan staatssecretaris Teeven overleg over praktische oplossingen naar aanleiding van congres.

IEF 11062

Om te lezen: Communication to the public

E. Bonadio & M. Santo, 'Communication to the Public' in FAPL v QC Leisure and Murphy v Media Protection Services (C-403/08 and C-429/08) (2012)'. European Intellectual Property Review, Issue 4, pp. 277-279, 2012.

On 4 October 2011 the Court of Justice of the European Union released its decision in FAPL v QC Leisure and Murphy v Media Protection Services (Joined Cases C-403/08 and C-429/08 [IEF 10286] ). Amongst the many aspects dealt with, the Court gave its interpretation of ‘communication to the public’ under Article 3(1) of the Info Society Directive and concluded that the showing of live Premier League matches in pubs does amount to such communication.

Meer over de "mededeling aan het publiek".
Hotelkamergelden (arrest - IEF 11046),
Wachtkamergelden (arrest - IEF 11045), met reactie Dirk Visser [IEF 11056]

IEF 11061

Motie beperkte veredelingsvrijstelling aangenomen

De motie-Koopmans c.s. over inzetten op een beperkte veredelingsvrijstelling (32627, nr. 5) is aangenomen, zie Handelingen II, 2011-2012, 55.

De motie over het inzetten op een beperkte veredelingsvrijstelling in't octrooirecht luidt als volgt:

De Kamer [is] van mening, dat sprake is van een ongewenste disbalans tussen het kwekersrecht en het octrooirecht en dat deze hersteld moet worden;

verzoekt de regering tevens in te zetten op het inbouwen van een beperkte veredelingsvrijstelling zowel in de Rijksoctrooiwet 1995 als in de Verordening unitair octrooi, als opmars naar het inbouwen van een uitgebreide veredelingsvrijstelling in de Europese Bio-octrooirichtlijn;

verzoekt de regering voorts op politiek niveau actief steun te werven onder EU-lidstaten voor een kritische evaluatie van de Bio-octrooirichtlijn en zich actief in te zetten voor een adequate aanpassing van deze richtlijn, zodat de balans tussen het kwekersrecht en het octrooirecht, met oog voor de belangen van alle betrokken partijen, ontstaat;

verzoekt de regering de motie ter kennis te stellen aan de Europese instellingen (Raad, Europese Commissie en Europees Parlement) en hiervan een afschrift aan de Kamer te zenden en op het niveau van bewindspersonen deze motie te bespreken met Eurocommissaris Barnier en voor de zomer verslag aan de Kamer te doen over de voortgang,
en gaat over tot de orde van de dag.

IEF 11060

Voorzitter consultatie uitgebreide veredelingsvrijstelling

Uit de kamerbrief. Hierbij deel ik u mede dat ik de heer mr. Carlo Trojan heb benoemd als voorzitter/bemiddelaar voor de consultatie van belangenverenigingen over de wenselijkheid en haalbaarheid van een uitgebreide veredelingsvrijstelling in het octrooirecht en mogelijke alternatieven daarvoor.

De heer Trojan was voor zijn pensionering tot 2000 secretaris-generaal van de Europese Commissie. Daarna was hij o.a. permanent vertegenwoordiger van de Europese Commissie bij de WTO en andere internationale organisaties te Genève.

Met deze benoeming wordt gevolg gegeven aan de aangenomen moties van de heer Ormel (Kamerstukken II 2011/12, 27 428, nr. 198.), waarin werd gevraagd om een onafhankelijke voorzitter, en de motie van de heer Van Gerven (Kamerstukken II, 2011/12, 32 627, nr. 7).

Overeenkomstig deze laatste motie zullen ook Oxfam Novib en Greenpeace bij deze consultatie worden betrokken. LTO is al eerder betrokken bij de consultatie. Het streven is de uw Kamer uiterlijk deze zomer het eindverslag over deze consultatie toe te zenden.

IEF 11059

Geluidsopnames Zeist 2012 AIPPI-Symposium

Luister hieronder naar de opnames van het VIE / AIPPI-Symposium van 14 maart 2012. 
Met dank aan het Eggens Instituut en de VIE / AIPPI.


Voor de samenstelling van de Jury, debatpanels en datum van de volgende editie, lees verder.

Presentatie Jan Pieter Hustinx is opvraagbaar via mail.

De Jury van de VIE-prijs bestond uit de volgende leden:
Mr. Josine Fasseur- van Santen, Vice-President Gerechtshof Den Haag (juryvoorzitter) 
Prof. mr. Charles Gielen, Nauta Dutilh en Universiteit Groningen, 
Dr. Jeroen den Hartog, Hoyng Monegier

Debat I: Handhaving van een standaard-essentieel octrooi: FRAND-licentie of verbod? 
mr. Bart van den Broek, Hoyng Monegier (voorzitter)
mr. Gertjan Kuipers, De Brauw Blackstone Westbroek 
mr. Klaas Bisschop, HoganLovells

Debat II: De aansprakelijkheid van veilingsites
Mr. Ernst Numann, Hoge Raad der Nederlanden (voorzitter)
Mr. Remy Chavannes, Brinkhof 
Mr. Jesse Hofhuis, Hofhuis Alkema Groen

Debat III: Bescherming van vormen door het merkenrecht
prof. mr. Charles Gielen, Nauta Dutilh en Universiteit Groningen (voorzitter)
mr. Arnout Groen, Hofhuis Alkema Groen 
mevr. mr. Marlous Stal-Hilders, Nederlandsch Octrooibureau

Agenda: In 2013 zal de 29e editie van het VIE / AIPPI-symposium te Zeist plaatsvinden op 13 maart 2013.

IEF 11058

Een transparantere en eerlijkere praktijk voor de amateurtheatergezelschappen

Kantonrechter Rechtbank 's-Gravenhage 14 maart 2012, Rolnr. 1108146 RL EXPL 11-29197 (Stichting Bredero tegen Nederlandse Vereniging voor Amateurtoneel)

Uitspraak en finaal commentaar ingezonden door Rutger van Rompaey, QuestIE advocatuur.

De NVA is een belangenbehartiger voor het amateurtheater in Nederland en biedt haar leden diverse diensten zoals het afhandelen van opvoeringsrechten. De Stichting heeft de NVA drie facturen toegezonden die nu voorwerp van incasso zijn. In reconventie vordert de NVA dat zij uitsluitend tot betaling over hoeft te gaan nadat de Stichting genoegzaam en met stukken gestaafd heeft aangetoond dat zij daadwerkelijk bevoegd is om de rechten te incasseren. Zij wenst hiermee duidelijkheid te scheppen en een einde te maken aan de ontransparantie praktijk (meerdere incassobureaus incasseren voor hetzelfde theaterstuk). De NVA heeft er belang bij deugdelijk bewijs te kunnen verlangen. Zulks temeer nu haar is gebleken dat de Stichting int zonder daarvoor gemachtigd te zijn door de rechthebbende.

Het belang van dit vonnis ligt dan ook met name in r.o. 4.2. besloten, waarin de kantonrechter overweegt dat het bureau dat claimt tot incasso van opvoeringsrechten bevoegd te zijn, bewijs van die bevoegdheid dient te leveren. Dit heeft Stichting Bredero in deze procedure ten aanzien van de genoemde facturen verzuimd.

4.2. De NVA heeft niet de hoogte van de gevorderde bedragen betwist, maar zij betwist wel de door de Stichting - die, anders dan bijvoorbeeld BUMA/STEMRA geen wettelijke grondslag heeft - aan har vordering ten grondslag gelegde bevoegdheid om de vorderingen te incasseren. Onder deze omstandighheden is het aan de Stichting om - nu zij zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten en rechten - bewijs te leveren van de door haar gestelde bevoegdheid om tot incasseren over te gaan.

Uit r.o. 4.3. tot en met 4.6 volgt dat de auteurs niet (indirect) de Stichting hebben gemachtigd tot het incasseren.Ook de reconventionel vordering wordt afgewezen nu er geen juridische grondslag aanwezig is.

In reconventie:

4.10. De vordering in reconventie zal worden afgewezen, nu hiervoor een juridische grondslag ontbreekt. Ook heeft NVA naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende belang bij haar vordering. Zij voorkomt er ook niet mee dat zij opnieuw door de Stichting in een procedure wordt betrokken indien een factuur onbetaald blijft. Als partijen van mening verschillen over de vraag of een door de Stichting  gepresenteerde vordering deugdelijk is onderbouwd, is het aan de Stichtin om te beslissen of zij die wil voorleggen aan de rechter, die alsdan die vordering zal beoordelen.

Finaal commentaar van de inzender: Hopelijk draagt dit vonnis bij aan een transparantere en eerlijkere praktijk voor de amateurtheatergezelschappen!

IEF 11057

Prior design and bookshelf-like constructions

OHIM Invalidity Division 14 maart 2012, ICD 8398 (Stokke, model Carlo tegen Dellice Holding)

Uitspraken en bijdrage ingezonden door Tobias Cohen Jehoram, Robbert Sjoerdsma en Henriette van Helden, De Brauw Blackstone Westbroek. Inzenders stonden steeds Stokke bij in deze procedures.

Vijf keer Tripp trapp-jurisprudentie. Modelrecht. Met als meegezonden bericht: Zoals jullie weten is de Carlo-kopie op dit moment inzet van een cassatieprocedure (cassatieberoep van arrest van Hof Amsterdam van 15 maart 2011 IEF 9475). H3 Products heeft –via een Cypriotische vennootschap- de kopie ook als Gemeenschapsmodel 512983-0003 geregistreerd. Het OHIM verklaart dat model –precies een jaar later- nietig ogv art 6 GModVo.

(17) The RCD has therefore taken over the same design features that characterize the bookshelf-like construction of the prior design. The only difference between both designs regards the slightly curved lines of the side postst and the round edges of the panels of the RCD. However, these differences are of minor consideration because the overall impressions are dominated by the common design features of the bookshelf-like construction. Furthermore, the RCD still retains the slanted L-shape that characterizes the side view of the prior design. As a result the RCD fails to produce a different overall impression from the overall impression produced by the prior design.

(18) The overall impressions produced on the informed user by the RCD and the prior design are, therefore, the same and hence the RCD lacks individual character within the meaning of Article 6 CDR.

OHIM Invalidity Division 14 maart 2012, ICD 8402 (Stokke, model Thomas)

Ook heeft dezelfde partij de Thomas-kopie als Gemeenschapsmodel 512983-0005 geregistreerd. Daarvan heeft het Haagse Hof geoordeeld dat deze een andere totaalindruk zou wekken (arrest van 5 oktober 2010, IEF 9132). Ook daar hangt het cassatieberoep. En ook hier vernietigt het OHIM het Gemeenschapsmodel bij gebrek aan eigen karakter t.o.v. het ontwerp van de Tripp Trapp stoel.

(17) The RCD has therefore taken over the same design features that characterize the bookshelf-like construction of the prior design. The only difference between both designs is the double "T" that is only visible from the side vied of the RCD. However, this difference is insignificant because the overall impressions produced by both designs are not dominated by their side views but by the common design features of the bookshelf-like construction that are appreciated mainly from the front view. As a result, the RCD fails to produce a different overall impression from the overall impression produced by the prior design.

OHIM Invalidity Division 15 maart 2012, ICD 8400 (Stokke, model Steve/Yasmine)
OHIM Invalidity Division 15 maart 2012, ICD 8399 (Stokke, model Bambino)

Yasmine

Bambino

Amber

Ook de modelinschrijving 512983-0006 die ziet op de Yasmine-kopie (in de uitspraak Steve geheten) wordt nietig verklaard door het OHIM. Ook daarvan had het Haagse Hof geoordeeld dat deze een andere totaalindruk zou wekken (arrest van 5 oktober 2010, IEF 9132); cassatie loopt. Ook de Bambino 512983-0002 (was al inbreukmakend geoordeeld in datzelfde arrest)

OHIM Invalidity Division 15 maart 2012, ICD 8401 (Stokke, model Amber 2)

en de Amber 512983-0001(niet inbreukmakend geoordeeld in Rb Den Haag 7 februari 2007, IEF 3423; in hoger beroep bleek H3 geen procedureel belang te hebben) hebben geen eigen karakter ten opzicht van het Tripp Trapp-ontwerp.

IEF 11056

Het is lente in ogen van de Turijnse tandartsassistente

Citeersuggestie: D.J.G. Visser, Het is lente in ogen van de Turijnse tandartsassistente, IEF 11056.

Marco del Corso, de tandarts in Turijn, met zijn assistentes. (bron: https://www.studiodelcorso.com/)

Een bijdrage van Dirk Visser, Klos Morel Vos & Schaap, Universiteit Leiden. Reacties welkom dirk.visser@kmvs.nl!

Het is zover. De zon breekt door en het Hof EU begint casuïstisch te rommelen met het begrip “mededeling aan het publiek”.

SCF /Marco Del Corso HvJ EU 15 maart 2012 (C‑135/10) en Phonographic Performance /Ierland, HvJ EU 15 maart 2012 (C‑162/10) [red. IEF 11045]

Na in zijn arrest-Airfield (C‑431/09) (iedere?) “interventie” waardoor een ruimer publiek wordt bereikt als ‘mededeling aan het publiek’ te bestempelen rekt het Hof EU het begrip mededeling aan het publiek enerzijds nu weer verder op, terwijl het aan de ander kant juist wordt ingeperkt.
In SCF /Marco Del Corsokomt het Hof nu met een beperkende interpretatie van het begrip “publiek”.

De clientèle van een Italiaanse tandarts die muziek laat horen in zijn wachtkamer is geen auteursrechtelijk relevant publiek. Want het is een stabiele groep, het is een kleine groep, die bovendien niet steeds dezelfde fonogrammen hoort. Niemand gaat naar de tandarts om naar muziek te luisteren. De tandarts kan niet redelijkerwijs verwachten dat hij door het draaien van muziek meer klanten krijgt. Het laten horen van muziek heeft dus geen invloed op het inkomen van de tandarts. Dus is er geen winstoogmerk en dus is het geen mededeling aan het publiek (ov. 95-100).

Geen publiek, geen winstoogmerk, geen “extra dienst die wordt verleend om er een bepaald voordeel uit te trekken”, geen ‘mededeling aan het publiek’.

Het aantal vragen dat dit oproept is nauwelijks te overzien.

Zijn werknemers een publiek? Heeft de werkgever een winstoogmerk als hij zijn werknemers naar muziek laat luisteren? Zo ja, waarom die tandarts dan niet? Hoe zit het met de stabiele groep Willem Drees-huis bejaarden? Hoe zit het met de begrafenissen bekend van Hille/Buma?

Ik houd me aanbevolen voor suggesties voor nog veel meer vragen

In de zaak Phonographic Performance /Ierland gaat de onduidelijkheid juist de ander kant op, richting verruiming. In die zaak gaat het om de vraag of radio en tv-doorgifte naar hotelkamers én het beschikbaar stellen van afspeelapparatuur en fysieke dragers met muziek onder ‘mededeling aan het publiek’ valt. De vraag wordt gesteld in de context van het nabuurrechtelijke openbaarmakingsbegrip van artikel 8 lid 2 verhuur-, leenrecht en naburige rechten richtlijn 2006/115. Maar het antwoord is evengoed van toepassing op de auteursrechtelijke mededeling aan het publiek.

Het antwoord op eerste de vraag, met betrekking tot radio en tv-doorgifte naar hotelkamers, is niet verrassend. Dat daarbij sprake is van mededeling aan het publiek was duidelijk sinds het arrest-Rafael Hoteles (C-306/05).

De tweede vraag was echter wel belangrijk. Het Hof oordeelt nu dat het beschikbaar stellen van afspeelapparatuur en fysieke dragers met muziek óók onder het begrip mededeling aan het publiek valt.

Het Hof overweegt: “Uit het feit dat een hotelexploitant zijn gastenkamers uitrust met dergelijke afspeelapparatuur en er fonogrammen beschikbaar stelt, en zijn gasten zodoende de twee elementen verschaft die noodzakelijk zijn om van de betrokken werken kennis te kunnen nemen, blijkt dat deze werken voor zijn gasten niet toegankelijk zijn zonder zijn tussenkomst . De hotelexploitant heeft dus een centrale rol” (ov. 67).

Dit is een benadering die we zo nog niet kenden:
1. de hotelexploitant verschaft twee fysieke ‘elementen’, te weten de afspeelapparatuur en de fonogrammen.
2. die twee elementen zijn noodzakelijk om van de betrokken werken kennis te kunnen nemen
dus:
de werken zijn niet toegankelijk voor de gasten zonder de ‘tussenkomst’ van de hoteleigenaar, die een centrale rol speelt.

En dus is er sprake van een ‘mededeling aan het publiek’.

Waarom roept dit vragen op?

Ten eerste is dit een doorkruising van het traditionele onderscheid tussen wat wij in Nederland materieel en immaterieel openbaar maken noemen. Het beschikbaar stellen van fysieke dragers valt in de Nederlandse en Europese systematiek onder het verspreidingsrecht respectievelijk het distributierecht en in geval van tijdelijke beschikbaar stelling onder het verhuur- of leenrecht.

Dit beschikbaar stellen van cd’s op hotelkamers wordt nu echter ingedeeld bij de mededeling aan het publiek, die traditioneel en systematisch alleen ziet op de uitzending, de vertoning of het ten gehore brengen ter plaatse en (in ieder geval in het auteursrecht) op on demand situaties.

Ten tweede komt de vraag aan de orde of deze vorm van mededeling aan het publiek in het naburig recht nu onder de vergoedingsaanspraak van Sena (art. 7 WNR) valt of onder het individuele verbodsrecht. Bijkomende sub-vragen: Hoe moet de eventuele billijke vergoeding voor deze mededeling aan het publiek worden berekend? Vallen on demand situaties voortaan ook onder het Sena-recht? (Volgens de tekst van de WNR niet).

Ten derde is er natuurlijk de vraag welke andere ‘interventies’ die er toe leiden dat mensen kennis nemen van werken nu als ‘mededeling aan het publiek’ kunnen worden gekwalificeerd.

Is het verhuren van settop-boxen een mededeling aan het publiek? Is het verkopen van zowel cd’s als cd’s spelers een mededeling aan het publiek? Is het exploiteren van een internet-café met pc’s en wifi een mededeling aan het publiek? Het ophangen van schilderijen in musea? Het tentoonstellen van meubelen in een warenhuis? Dat laatste is geen ‘distributie’, blijkens het Peek & Cloppenburg arrest (C-456/06), maar is het misschien een ‘mededeling aan het publiek’? Het verhuren van gebruiksvoorwerpen en gebouwen? Dat valt weer niet onder het verhuurrecht, maar is het misschien een ‘mededeling aan het publiek’?

Waarschijnlijk moeten veel van deze vragen ontkennend beantwoord worden, omdat dat voortvloeit uit het systeem van de regelgeving en de vermoedelijke bedoeling van de regelgever.

Maar hoe het Hof EU die ontkennende beantwoording gaat vormgeven is de vraag. Wij wachten met angst en beven op het moment dat het Hof in navolging van het merkenrecht ‘de functies van het auteursrecht’ gaat ontdekken en daar vervolgens onvoorspelbaar mee aan de slag gaat.

Gelukkig schijnt de zon. (Wat ons weer doet denken aan “Wasserij De Zon”).


Lees ook
Overzicht auteursrechtpraktijk (IEF 10559)
IE-Forum 11090 (prof. Visser, Een tandarts zonder winstoogmerk)
IEF 11045 (Wachtkamergelde (arres))
IEF 11056 (Het is lente in de ogen van de Turijnse tandartsassistente)
IPKat (From Curia to Caries: music to the public in the dentist's chair, incl. tandartsmuzieksuggesties)
KluwerCopyrightBlog (Music broadcasting at the dentist’s and in hotel rooms: any right to an equitable remuneration for the phonogram producers? The CJEU clarifies the notion of “communication to the public”Music broadcasting at the dentist’s and in hotel rooms: any right to an equitable remuneration for the phonogram producers? The CJEU clarifies the notion of “communication to the public”)
Wieringa Advocaten (HvJEU: beschikbaar stellen van CD + afspeelapparatuur = openbaarmaking (en tandartsbezoekers zijn geen publiek) - I) + deel II)

IEF 11055

Een plus ten opzichte van kachel met beginletter "J"

Vzr. Rechtbank Leeuwarden 15 maart 2012, LJN BV9716 (Siersmederij Oldeberkoop en 't Stokertje Kachelparadijs tegen Smeedatelier Janco de Jong)

Uitspraak ingezonden door Lars Bakers en Stance Willems, Bingh advocaten.

In dit executiegeschil, na IEF 10249, vorderen Oldeberkoop en 't Stokertje staking van de executie van het vonnis van 28 september.

In een internetadvertentie met als kop "De originele Janus houtkachels" prijst Siersmederij Oldeberkoop in één adem zowel de Janus als de J-Pluskachel aan. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter wordt aldus het woordmerk JANUS mede gebruikt voor de verkoop van een andere kachel dan de Janus. Dit levert een overtreding van het vonnis op.

Er zijn dwangsommen verbeurd en er wordt in't dictum een nieuw maximum vastgesteld ad €40.000,- per overtreding van sub 2, 4 en 7 uit het dictum van het eerdere vonnis.

Nog een interessante, merkenrechtelijke overweging:

9.8. Voor de vraag of er sprake is van verwarring, is tevens de onderscheidende kracht van het beeldmerk JANUS van belang. Smeedatelier De Jong heeft zich in dat verband beroepen op de bekendheid van het woordmerk JANUS. Naar het voorlopige oordeel van de voorzieningenrechter wordt dit beroep ondersteund door de omstandigheid dat partijen al sinds 1998 tegen elkaar procederen met als inzet het exclusieve recht op de productie en de verkoop van de Januskachel. Deze vasthoudendheid impliceert dat het woordmerk JANUS een sterk economisch belang vertegenwoordigt en dat het woordmerk JANUS, zoals door Smeedatelieer De Jong is gesteld, bekend is bij het relevante publiek. Uitgaande van deze bekendheid is van belang, dat de beginlettter van het teken J-PLUS overeenstemt met de eerste letter van het beeldmerk JANUS. Het verbindingsstreepje met daarachter het woord PLUS impliceert naar het oordeel van de voorzieningenrechter dat er sprake is van een verbetering, een plus ten opzichte van een kachel met de beginletter "J".

Vast staat dat de kachel die thans met het teken J-PLUS wordt aangeduid, een aangepast model is van de kachel die mag worden aangeduid met het woordmerk JANUS. Zowel Smeedatelier De Jong als Siersmederij Oldeberkoop en 't Stokertje mag de originele Januskachel produceren en verkopen en daarbij het woordmerk  JANS gebruiken. gelet op deze omstandigheden -in onderling verband en samenhang beschouwd - is, ondankss het feit dat er slechts een geringe visuele gelijkenis bestaat tussen het woordmerk JANUS en het teken J-PLUS wordt geconfronteerd, het woordmerk JANUS in gedachten wordt opgeroepen, dan wel dat het relevante publiek bij het zien van het teken J-PLUS meent dat er tussen Smeedatelier De Jong - de rechthebbende op het woordmerk  JANUS - enerzijds en Siersmederij Oldeberkoop en 't Stokertje anderzijds een economische verbondenheid bestaat.

Lees het vonnis hier (grosse KG ZA 11-354, LJN BV9716).