IEF 22187
13 augustus 2024
Uitspraak

IE-klassieker: Football Dataco/Yahoo

 
IEF 22186
13 augustus 2024
Uitspraak

In hoeverre speelt creativiteit een rol in het modellenrecht?

 
IEF 22185
13 augustus 2024
Uitspraak

eOx International c.s. en verweerders in het nauw gedreven: het hof veronderstelt onterechte ontlening aan ATSSE-mengsel

 
IEF 9720

Niet weerhouden feiten te publiceren

Gem. Hof 16 april 2011, LJN BQ6343 (Diario N.V. tegen Minister)

Aruba. Persrecht. Vrijheid van meningsuiting. Rectificatie. Betreft beperking van de uitingsvrijheid. In krantenartikel wordt minister beschuldigd van corruptie. De minister eist rectificatie. Het Hof is van oordeel dat de beschuldiging onvoldoende door feitenmateriaal wordt ondersteund. De eer en goede naam van de minister zijn geschonden. Het recht op eer en goede naam weegt in dit geval zwaarder dan het recht op vrijheid van meningsuiting.

4.7 Alles overwegend is de uitkomst van de te maken belangenafweging dat het recht op eer en goede naam van [minister] in dit geval zwaarder weegt dan het recht op vrijheid van meningsuiting van Diario en [appellant sub 2]. Gezien de vitale rol van publieke waakhond die de pers heeft in een democratische samenleving op grond van de jurisprudentie van het EHRM dient de vrijheid van Diario en [appellant sub 2] om te publiceren over een ernstige misstand als de corruptie van een minister te worden gewaarborgd. De toegewezen vordering tot rectificatie strekt er niet toe Diario en [appellant sub 2] ervan te weerhouden feiten te publiceren over genoemde kwesties. Echter, [minister] hoefde de beschuldiging dat zij corrupt is in de “Editiorial” van 12 januari 2010 niet te “incasseren”, ook niet als in aanmerking wordt genomen dat deze beschuldiging betrekking had op haar ministerschap, en niet op haar privéleven. Daarbij heeft het Hof voorts meegewogen het gebrek aan inkleding van de beschuldiging, nu deze in het oog springend in de kop is geplaatst en in stellige bewoordingen is geformuleerd (“Sin ningun duda: Marisol ta corupto!”).

Lees de uitspraak hier (link / pdf).
6:162 Burgerlijk Wetboek

IEF 9719

Distributie software voor Advocaten

Vzr. Rechtbank ’s-Gravenhage 30 mei 2011, KG ZA 11-434 (Informa Europe BVBA c.s. tegen Multi Tasking Beheer c.s)

In navolging van IEF 9554. Auteursrecht. Merkenrecht. Distributie van software voor advocatenkantoren. Non-concurrentie. Geheimhouding.

In 2006 werd door distributeur Multi Tasking in strijd met distributie-overeenkomst gehandeld door software bij meer gebruikers te installeren dan is opgegeven. Daar zijn partijen uitgekomen. In 2011 wordt Informa benaderd met een klacht, waarvan de gebruiker onbekend is. Gedaagde biedt softwarepakket Actuarius aan. Eiser ontbindt en legt conservatoir beslag op diskettes, DVD-R en banktegoeden.

Toewijzing inbreukvorderingen o.g.v. auteursrecht aangezien zonder toestemming, claim op mede-auteursrecht wordt afgewezen, omdat niet valt af te leiden uit overlegde overzicht welke delen en daarbij plicht tot (mede-)ontwikkelen.

Non-currentieverbod voor de duur van bodemprocedure. Geheimhoudingsplicht ziet toe op de toen voorgenomen distributie in België, niet Nederland. Nevenvordering inzage en accountantsgeaccordeerde informatieopgave worden afgewezen. Geen bestuursaansprakelijkheid. Bezwaar tegen laat ingestelde eis in reconventie wordt toegewezen: Strijd met goede procesorde. Gedeeltelijke opheffing beslagen. Compensatie 1019h proceskosten.

4.2. (...) Het is naar voorlopig oordeel zonder nadere toelichting, die ontbreekt, onaannemelijk dat het hier louter demoversies of uiteindelijk niet afgenomen licenties zou betreffen. Daarmee is voorshands in beginsel auteursrechtinbreuk door Multi Tasking aannemelijk, nu dit in strijd is met de bepalingen van de Distributieovereenkomst en zodoende zonder toestemming van Informa c.s. is geschied.

4.3. Multi Tasking c.s. heeft evenwel betwist dat Lefère auteursrechthebbende is op de gehele Cicero software. In dit verband heeft Multi Tasking aangevoerd dat zij de ontwikke-ling van belangrijke delen van de software voor haar rekening heeft genomen en dat zij om die reden moet worden aangemerkt als (mede)auteursrechthebbende. Welke delen van de software dit betreft is echter niet voldoende inzichtelijk gemaakt. Uit het door Multi Tasking c.s. overgelegde overzicht van programmaonderdelen (vgl. prods. 3 en 15 Multi Tasking c.s.) is dit in ieder geval niet zonder nadere uiteenzetting – die ontbreekt – af te leiden. Dit verweer van Multi Tasking is bovendien in tegenspraak met de in de Distributieovereen-komst opgenomen bepaling dat het auteursrecht op de Cicero software bij Lefère berust (en sinds de samenwerking met De Neys kennelijk mede bij hem). Nog daargelaten de vraag of Multi Tasking niet op grond van artikel 5 van de Distributieovereenkomst verplicht was bepaalde delen voor haar rekening te ontwikkelen voor de Nederlandse markt, is ten slotte niet duidelijk hoe dit het inbreukmakend karakter aan de handelingen van Multi Tasking zou ontnemen. Een en ander brengt de voorzieningenrechter dan ook niet tot een ander voorlo-pig oordeel over auteursrechtinbreuk door Multi Tasking.

Merkinbreuk 4.5. Tegen de vorderingen met betrekking tot merkinbreuk heeft Multi Tasking geen (afzonderlijk) verweer gevoerd, zodat voorshands ook zal worden uitgegaan van inbreuk op het woordmerk CICERO. Hantering van dit teken buiten de Distributieovereenkomst om is immers buiten de uit dien hoofde verschafte licentie geschied.


Lees het vonnis hier (pdf).

IEF 9718

BSA vertoont cowboygedrag

L.de Gier en M.Heintges, 'BSA vertoont cowboygedrag', Automatisering Gids van 27 mei 2011, nr. 21/22.

Met dank aan Louise de Gier en Maarten Heintges, De Gier Stam advocaten

Is de Business Software Alliance een rücksichtsloze waakhond van de software-industrie? Regelmatig worden bedrijven opgeschrikt door een inval van deze belangenorganisatie. Gaat zij haar boekje te buiten? Het zou goed zijn, zeggen Louise de Gier en Maarten Heintges, als rechters de verzoekschriften tot beslaglegging eens kritischer zouden beoordelen. Ook moeten licenties duidelijker worden opgesteld.

 Meerdere keren per maand doet de Business Software Alliance (BSA) een ‘inval’ bij een bedrijf. Opeens staat er een deurwaarder voor de deur met twee softwaredeskundigen die verlof van de rechter hebben om beslag te leggen en de computers van het bedrijf te doorzoeken. Treedt de BSA op als een rücksichtsloze waakhond van de software-industrie? Of zijn haar creatieve opsporingsmethoden en stevige optredens gerechtvaardigd? Natuurlijk zijn we van mening dat ieder bedrijf ervoor moet zorgen dat het over de juiste licenties beschikt. De vraag is of het risico volledig bij de afnemers ligt en niet ook gekeken moet worden naar de helderheid van de licenties. Een andere belangrijke vraag is of de opsporingsmethoden zoals die nu door de BSA worden gehanteerd, de juiste zijn om bedrijven te stimuleren ervoor te zorgen dat zij de juiste licenties gebruiken. Het beloven van een beloning in geld aan tipgevers, komt de reputatie van de BSA ons inziens niet ten goede. Een private opsporingsinstantie moet uiterst zorgvuldig en zeer gedegen te werk gaan en kan het zich niet veroorloven bekend te worden door cowboygedrag.

Lees het gehele artikel hier (pdf).

IEF 9717

Thuisbioscoopstoelen

Rechtbank Zutphen 24 mei 2011, KG ZA 11-113 (T. en Mitra N.V. tegen R. Stoffering B.V. en R.)
met dank aan Paul Reeskamp, Klos Morel Vos & Schaap

Auteursrecht. Modelrechten. Rechtmacht NL-BE. Thuisbioscoopstoel ‘Fortuny’ is tussen 2002 en 2009 in opdracht van het Nederlandse Mitra door Belgische R. geproduceerd. In 2011 biedt R. de stoelen aan van het type Vision, "De Vision verschilt niet van de Fortuny". Rechtsmacht 47 Aw en 5 BC. Verstekverlening R.  Stoffering.

Auteursrechtelijke vorderingen deels toegewezen. Nu de verbodsvordering op grond van een auteursrechtelijke inbreuk is toegewezen, geen slaafse nabootsing. Verbod gebruik van foto's voor reclamedoeleinden: bewerking door reclamebureau, is gebruik maken van oorspronkelijk materiaal. Licentienemer heeft geen zelfstandige bevoegdheid gekregen voor instellen schadevergoeding of winstafdracht zoals in 27a lid 2 Aw.

Matiging proceskosten, want het feitencomplex is overzichtelijk, juridisch inhoudelijk niet ingewikkeld, slechts zeer beperkt verweer gevoerd en R. Stoffering niet verschenen: matiging tot €5.000 (indicatietarieven IE-zaken).

5.9. Als bestuurder van R. Meubellijn heeft R. jarenlang de Fortuny voor Mitra gemaakt. R. heeft niet betwist dat hij na het faillissement van R. Meubellijn is doorgegaan met het maken en verkopen van de Fortuny. Hiermee heeft R. een inbreuk gemaakt op de auteursrechten van T. en daarmee onrechtmatig jegens T. gehandeld. Dat Mitra nog een bedrag dient te betalen aan R. Stoffering, wat daar verder ook van maakt dit (uiteraard) niet anders. Ter zitting is gebleken dat R. overtuigd is van het feit dat hij stoelen met het model van de Fortuny mag maken en verkopen, zodat de dreiging bestaat dat R. in de (nabije) toekomst opnieuw inbreuk zal maken op de auteursrechten van T. Ook de vordering van T. tot het opleggen van een verbod aan R. tot het plegen van verdere inbreuken zal zodoende worden toegewezen.

5.10. Ook Mitra heeft gevorderd dat het R. Stoffering c.s. wordt verboden om inbreuk te maken op de auteursrechten op de Fortuny. Als onweersproken staat vast dat Mitra van T. de exclusieve licentierechten heeft verkregen op het ontwerp van de Fortuny. Aangezien Mitra (derhalve) niet de auteursrechthebbende is van de Fortuny, handelt R. Stoffering c.s. niet zonder meer jegens Mitra onrechtmatig door een inbreuk te maken op de auteursrechten op de Fortuny. De wetgever heeft de licentienemer specifieke bevoegdheden gegeven om zelfstandig - op eigen titel - op te kunnen treden tegen een auteursrechtinbreuk; op grond van artikel 27a lid 2 AW kan de licentienemer een vordering tot schadevergoeding of winstafdracht instellen. Een zelfstandige bevoegdheid tot het instellen van een verbodsvordering heeft de licentienemer echter niet gekregen. Voor zover de verbodsvordering van Mitra op de auteursrechtinbreuk van R. Stoffering c.s. is gebaseerd, kan deze dan ook niet worden toegewezen.

Lees het vonnis hier (pdf)
Auteurswet, Berner Conventie,6:162 Burgerlijk Wetboek, indicatietarieven IE-zaken

IEF 9716

COM/2011/288 en COM/2011/289

Observatory Namaak en Piraterij & Verordening Verweesde Werken

In navolging van IEF 9695 Blueprint IER-strategie, IEF 9701 Douane Anti-Piratij Verordening en het uitgewerkte voorstel IEF 9706.

Het OHIM belast met bepaalde taken voor het beschermen van intellectuele eigendomsrechten als Observatorium voor Namaak en Piraterij (COM/2011/288).

Article 1 Subject matter
This Regulation entrusts the Office for Harmonization in the Internal Market (hereinafter referred to as "the Office") with certain tasks related to the protection of intellectual property rights. In carrying out these tasks the Office shall regularly invite experts, authorities and stakeholders which will assemble under the name "European Observatory on Counterfeiting and Piracy"(hereinafter referred to as "the Observatory").

Daarbij ligt nu eveneens een voorstel voor de Richtlijn inzake bepaald toegestaan gebruik van Verweesde Werken (COM/2011/289), selectie van kernbepalingen:

Article 3 Diligent search
1. For the purposes of establishing whether a work is an orphan work, the organisations referred to in Article 1(1) shall ensure that a diligent search is carried out for each work, by consulting the appropriate sources for the category of works in question.
2. The sources that are appropriate for each category of works shall be determined by each Member State, in consultation with  rightholders and users, and include, the sources listed in the Annex. 
3. A diligent search is required to be carried out only in the Member State of first publication or broadcast.
4. Member States shall ensure that the results of diligent searches carried out in their territories are recorded in a publicly accessible database.

Article 4 Mutual recognition of orphan work status
A work which is considered an orphan work according to Article 2 in a Member State shall be considered an orphan work in all Member States. 

Article 5 End of orphan work status 
Member States shall ensure that a rightholder in a work considered to be orphan has, at any time, the possibility of putting an end to the orphan status.

IEF 9715

Gem. Hof 15 april 2011, LJN BQ6346 (Blue Flame N.V. en Sol Antilles N.V. tegen geïntimeerde h.o.d.n. "D: Gas King)

Eigendom op stickers vermeld

In navolging van Gerecht van eerste aanleg St. Maarten 29 oktober 2010, LJN BO4990.

Sint Maarten. Merkenrecht. Reclamerecht. Distributie. Verminking. Distributie en verkoop van in gascilinders opgeslagen LPG. Gerecht eerste aanleg St. Maarten: Geen strijd met mededinging, uitputtingsleer. Wel onrechtmatig en verbod om uiterlijk te wijzigen of herkenbaarheid aan te tasten.

Hof Toewijzing van vermeerderde vorderingen, afgifte cilinders en verbiedt in bezit hebben of onder zich te houden, bedrijf uit te oefenen, te vullen, afbeeldingen voor reclamedoeleinde gebruiken zonder toestemming. Dwangsom met maximum US$ 100.000.

5.6 Hierdoor weet [geïntimeerde] bij het innemen, laten vullen en weer uitgeven van gascilinders van Blue Flames en Sol (welke eigendom overigens eveneens op de stickers is vermeld), althans kan hij weten, dat degene die zo’n gascilinder aanbiedt wanprestatie jegens Blue Flames respectievelijkSol pleegt. Bij dit welbewuste profiteren van de wanprestatie van de klanten van Blue Flames en Sol komt dat uit overgelegde verklaringen (producties 16 en 17 bij de memorie van grieven), die niet zijn weersproken, voorshands voldoende blijkt dat [geïntimeerde] actief onder klanten van Blue Flames en Sol werft en zich daarbij voordoet als door Blue Flames en Sol geautoriseerd om hun gascilinders te vullen. Aldus lokt hij wanprestatie van de klanten van Blue Flames en Sol uit. Verder blijkt uit een reclamefolder van [geïntimeerde] (productie 19 bij de memorie van grieven), waarvan niet is weersproken dat die dat inderdaad is, dat hij adverteert met de tekst “We Sell All LPG Gas Cylinders”. Voor zover [geïntimeerde] zich hiermee niet reeds schuldig maakt aan een misleidende mededeling (artikel 6:194 BW) zoals Blue Flames en Sol betogen, bevordert hij op deze manier wanprestatie van de klanten van Blue Flames en Sol. Ook maakt [geïntimeerde], wanneer hij gascilinders, voorzien van de door de respectieve merkenrechten van Blue Flames en Sol beschermde kleuren en merktekens (zie productie 20 bij de memorie van grieven), aan het publiek aanbiedt, inbreuk op die merkenrechten nu alleen Blue Flames en Sol en de door hen geautoriseerden zijn gerechtigd zich van die kleuren en merktekens in het economisch verkeer te bedienen. Ten slotte hebben Blue Flames en Sol er belang bij om het vullen en uitgeven van gascilinders in eigen hand te houden (mede in verband met het uitvoeren van de nodige veiligheidsinspecties).

5.7 Door de bovengenoemde bijkomende omstandigheden (en voorzover voor wat betreft merkinbreuk bovendien reeds een zelfstandige onrechtmatige handeling opleverend) is het profiteren van de wanprestatie van de klanten van Blue Flames en Sol in strijd met de maatschappelijke zorgvuldigheid en om die reden onrechtmatig jegens Blue Flames en Sol. Het overigens door Blue Flames en Sol aangevoerde behoeft geen bespreking meer.

Beslissing: verbiedt [geïntimeerde] om met de aan Blue Flames en Sol in eigendom toebehorende – en als zodanig gekenmerkte – gascilindersop enigerlei wijze in zijn bezit te hebben of onder zich te houden, althans daarmee zijn bedrijf uit te oefenen, althans deze te vullen, althans afbeeldingen daarvan te gebruiken voor reclamedoeleinden, zonder de uitdrukkelijke toestemming van Blue Flames en Sol,

Lees de uitspraak hier (link / pdf)

IEF 9714

Gem. Hof 19 april 2011, LJN BQ6341 (Vansh Jewelry & Fashion N.V. tegen Utrima N.V.)

Coupons gericht op Arubaanse publiek (en toeristen)

in navolging van HR 8 januari 2010, LJN BK3164 conclusie Verkade en IEF 8509.

Aruba. Merkenrecht. Reclame-uiting. Verkrijging merkrecht op de voet van art. 2 lid 1 Merkenverordening Aruba, rechtscheppend eerste gebruik van merk in Aruba; maatstaf. Is het gebruik van merk van dien aard geweest dat voor derden voldoende kenbaar was dat het gebruik ertoe strekte het Arubaanse publiek te bereiken. Met name is het de vraag of advertenties van Utrima in tijdschriften die in de passagiershutten van de cruiseschepen worden neergelegd als (eerste) gebruik in Aruba kunnen gelden. Het antwoord is ontkennend.

Hof oordeelt dat er tijdschriften en kortingscoupons waren die mede gericht waren op het Arubaanse publiek, teneinde aldus (ook) het Arubaanse publiek te bewegen tot het doen van aankopen in de winkel op Sint Maarten. Hieruit volgt dat het hoger beroep faalt.

2.2 Het Hof stelt bij zijn beoordeling voorop dat onder op het Arubaanse publiek gerichte reclame-uitingen mede dienen te worden begrepen reclame-uitingen die gericht zijn op toeristen die Aruba bezoeken. Utrima heeft in dat verband gemotiveerd gesteld dat het Arubaanse publiek, meer in het bijzonder maar niet uitsluitend de toeristen die Aruba bezoeken, in Aruba geconfronteerd werd met de, in Aruba verspreide, advertenties zoals bedoeld onder met name (b), (c) en (d). Het verweer dat voornoemde reclame-uitingen niet in Aruba verspreid en/of verkrijgbaar zouden zijn geweest, is door Vansh onvoldoende onderbouwd zodat aan dat verweer verder voorbij wordt gegaan. De door Utrima gestelde reclame-uitingen en

 het aanbod daarvan in Arubaanse winkels en aan Arubaanse klanten staat daarmee vast. Daarbij geldt dat in ieder geval de verspreiding van de advertenties en kortingscoupons zoals bedoeld onder (c) en (d) niet beperkt was tot verspreiding onder cruisetoeristen. De verspreiding in Arubaanse winkels en onder Arubaanse klanten veronderstelt gerichtheid op het Arubaanse publiek (vgl. conclusie A-G Verkade onder 3.8). Dat de genoemde tijdschriften en kortingscoupons niet specifieke Arubaanse uitgaven betroffen maar mede gericht waren op, onder meer, Sint Maarten doet daaraan niet af. Voldoende is dat de tijdschriften en kortingscoupons mede gericht waren op het Arubaanse publiek. Dat Utrima niet over een winkel in Aruba beschikte is daarbij evenmin doorslaggevend, temeer niet nu het een feit van algemene bekendheid is dat er sprake is van veel interregionaal (toeristen)verkeer tussen de diverse landen in het Caribisch gebied en meer in het bijzonder tussen de Caribische delen van het Koninkrijk der Nederlanden. Door in bedoelde tijdschriften en kortingscoupons onder vermelding van haar merk reclame te maken voor de door haar verhandelde waren, teneinde aldus (ook) het Arubaanse publiek te bewegen tot het doen van aankopen in haar winkel op Sint Maarten, heeft Utrima in Aruba van dat merk ter onderscheiding van haar waar gebruik gemaakt in vorenbedoelde zin. Voor derden die met dat gebruik geconfronteerd werden was voldoende kenbaar dat het gebruik ertoe strekte (ook) het Arubaanse publiek te bereiken. De overige gestelde reclame-uitingen behoeven gelet hierop geen bespreking meer. [red. vetgedrukt]

Lees de uitspraak hier (link / pdf)

IEF 9713

Gerecht van Eerste Aanleg van Aruba 27 april 2011, LJN BQ6331 (Eiser tegen Fundacion Lotto Pa Deporte - FLPD)

Arubaanse overeenkomst onder druk

Aruba. Auteursrecht. Merkenrecht. Octrooirecht. Exploitatieovereenkomst onder druk gesloten.

Eiser is de maker van het auteurswerk 'Bingo5' en is een overeenkomst aangegaan waarbij Stichting FLPD het in duur onbeperkte exclusieve exploitatierecht voor Arube krijgt, zonder enige vergoeding . Eiser heeft tijdens werktijd en op kosten van FLPD het project Bingo5 opgezet. Op grond van octrooi- of merkenrecht vordert hij twee jaar later alsnog betaling. Overeenkomst is onder bedreiging, bedrog of misbruik van omstandigheden tot stand gekomen en vernietigbaar. Het Gerecht volgt dit niet en wijst het gevorderde af. Wederzijdse proceskostenveroordeling, voor de eiser begroot op nihil.

4.2.1 Allereerst stelt [eiser] dat de overeenkomst onder druk van FLPD is veranderd. Voorzover [eiser] aldus beoogt te stellen dat de overeenkomst onder bedreiging, bedrog of misbruik van omstandigheden tot stand is gekomen in de zin van artikel 3:44 van het Burgerlijk Wetboek (BW) en daarom vernietigbaar is, wordt deze stelling gepasseerd. [eiser] heeft ter onderbouwing van zijn stelling de niet ondertekende conceptovereenkomst van 18 juli 2006 overgelegd waarin is opgenomen dat FLPD het exclusieve recht krijgt op exploitatie van Bingo5 ‘tegen nader overeen te komen bepalingen tussen partijen’ (zie 2.1). Gesteld noch gebleken is echter dat deze conceptovereenkomst tot overeenstemming heeft geleid, nog daargelaten dat [eiser] ook niets heeft gesteld over wat de ‘ander te bepalen voorwaarden’ dan zouden moeten behelzen of dat over de essentialia daaromtrent overeenstemming was bereikt.

4.3.2 Bij de beoordeling volgens voormelde maatstaf acht het gerecht onder andere de volgende omstandigheden van belang. [eiser] heeft onweersproken gesteld dat de conceptovereenkomst op aandringen van FLPD is gewijzigd in de overeenkomst en dat die zeven maanden later door partijen is ondertekend. Hoewel ondertekening van de overeenkomst pas in februari 2007 heeft plaatsgevonden, was dus al in juli 2006 sprake van wilsovereenstemming. Op dat moment was sprake van een auteursrechtelijke registratie bij het BIE – die voor het ontstaan van het auteursrecht overigens geen voorwaarde is, maar wel bewijsrechtelijke waarde kan hebben – van het spel Bingo5, maar nog niet van een aanvraag voor een Amerikaans of Arubaans Octrooi (daarvan was eerst sprake in mei 2007, respectievelijk mei 2009) of van een merkdepot (oktober 2008). Veder is van belang dat in de overeenkomst niet staat dat FLPD een exclusieve auteursrechtlicentie krijgt voor exploitatie van het auteurswerk Bingo5, maar dat de bewoordingen algemener zijn, doordat er staat dat FLPD exclusieve rechten krijgt voor exploitatie van het auteurswerk Bingo5. Van belang is voorts dat het bij het BIE geregistreerde werk volgens het certificaat van die registratie omvat het spel Bingo5 (en dus ook de titel of naam) met een exacte beschrijving van het unieke systeem van dit spel. Verder is ook nog van belang dat FLPD het spel voor uitzending op de Arubaanse televisie op haar kosten verder heeft laten ontwikkelen en produceren, zodat [eiser] zelf die kosten niet heeft hoeven maken, terwijl hij wel het recht heeft behouden op internationale exploitatie van het spel Bingo5. Bij die exploitatie kan hij de in Aruba uitgezonden versie gebruiken (bijvoorbeeld ter promotie), zo begrijpt het gerecht de stelling van FLPD dat met het spel is deelgenomen aan een expo in Panama, hetgeen door [eiser] niet is betwist.

4.3.3 Onder andere gelet op deze omstandigheden brengt een redelijke uitleg van artikel 2 van de overeenkomst mee dat partijen met de overeenkomst hebben beoogd dat FLPD zonder enige vergoeding verschuldigd te zijn het recht kreeg het spel Bingo5 te exploiteren in Aruba, door het op de nationale televisie uit te zenden of in enige andere vorm. Deze uitleg brengt mee dat een later beroep van [eiser] op andere intellectuele eigendomsrechten (wat daar ook van zij) in strijd is met de strekking van de overeenkomst. De door [eiser] voorgestane uitleg van de overeenkomst, dat die slechts betrekking heeft op het auteursrecht en niets af doet aan de mogelijkheid een vergoeding te vragen in verband met een merken- en octrooirecht, zou immers meebrengen dat de overeenkomst voor FLPD geen enkele waarde of betekenis zou hebben. Bij deze uitleg van de overeenkomst zou zij het spel immers niet kunnen exploiteren, in weerwil van de auteursrechtlicentie die deze exploitatie nu juist expliciet mogelijk beoogt te maken. Naar het oordeel van het gerecht volgt hieruit dat de octrooi- en merkenrechtelijke aanspraken van [eiser] jegens FLPD in strijd zijn met de strekking van de overeenkomst. Dit brengt met dat ook de merkenrechtelijke aanspraken van [eiser] verder onbesproken kunnen blijven en dat [eiser]’s vorderingen zullen worden afgewezen, nu die, naast het merken- en octrooirecht, geen andere grondslag hebben.

Lees de uitspraak hier (link / pdf)

IEF 9712

Y.Noorlander, ´Beweging in het merkenrecht: bewegingsmerken', Kenmerkend nr. 13.

Beweging in het merkenrecht: bewegingsmerken

met dank aan Yvonne Noorlander, Nederlandsch Octrooibureau

Beweging als merk
Hoewel bewegingsmerken in het verleden werden geweigerd ter inschrijving door het Europees Merkenbureau (hierna: OHIM) constateerde Nederlandsch Octrooibureau onlangs dat steeds meer bewegingsmerken worden geaccepteerd ter inschrijving. Een bekend voorbeeld van een geregistreerd bewegingsmerk is wel de hiernaast afgebeelde animatie van Microsoft.

Om een merkenrecht te verkrijgen moet volgens de wetgeving het betreffende teken onder andere vatbaar zijn voor grafische weergave. De ratio hierachter is dat een merk registreerbaar moet zijn en daarom door middel van een afbeelding in het register moet kunnen worden opgenomen.

 

Grafische weergave
In de jurisprudentie wordt het begrip grafische weergave verder uitgelegd. De grafische weergave van een merk kan volgens de jurisprudentie geschieden door middel van figuren, lijnen of lettertekens. De grafische weergave moet volledig, gemakkelijk, toegankelijk, begrijpelijk, duurzaam en objectief zijn. Geuren voldoen vooralsnog niet aan het vereiste van grafische weergave. Hoewel geur wel grafisch kan worden weergegeven door middel van een scheikundige formule, zal slechts een enkeling de betrokken geur in de formule begrijpen. Merkdepots van bewegingstekens voldeden tot voor kort ook niet aan het vereiste van grafische weergave. Nu de beweging in het depot duidelijker wordt weergegeven en omschreven door de aanvragers, zijn inmiddels tientallen bewegingsmerken geaccepteerd ter inschrijving. Toch weigerde het OHIM onlangs weer een inschrijving van een bewegingsmerk.

Weigering bewegingsmerk
Het OHIM vond de aanvrage tot inschrijving van Sony Ericsson voor hun bewegingmerk niet duidelijk genoeg. De 20 ingediende afbeeldingen en de bijbehorende omschrijving lieten volgens het OHIM niet een duidelijke ondubbelzinnige volgorde zien, het was niet goed mogelijk de beweging te bevatten en de afbeeldingen lieten niet alles zien wat beschreven werd in de omschrijving. Sony Ericsson heeft vervolgens een duidelijkere omschrijving toegevoegd aan de registratie waarna het merk alsnog werd geweigerd. In een beroepsprocedure tegen de weigering werd de uitspraak met betrekking tot de weigering ongedaan gemaakt. De Raad van Beroep van het OHIM oordeelde dat de onderzoekers niet consequent waren geweest in hun oordeel en dat het betreffende bewegingsmerk voldoet aan het vereiste van grafische weergave. Het merk werd uiteindelijk op 18 maart 2011 ingeschreven.

Praktische tips voor registratie van bewegingsmerk
Uit de beroepsprocedure hebben we kunnen opmaken dat de inhoud van een merk moet kunnen worden begrepen zonder al teveel intellectuele inspanning en verbeeldingsvermogen en dat het merk moet voldoen aan de vereisten van grafische weergave. Sony Ericsson heeft in de beroepsprocedure een “flipbook” van 20 plaatjes aangeleverd om de beweging duidelijk te maken. Door het bladeren worden de afbeeldingen snel achter elkaar zichtbaar en wordt de beweging duidelijk. Het valt aan te raden bij een depot van een bewegingsmerk een “flipbook” mee te sturen. Verder moet de omschrijving duidelijk iedere afbeelding en de volgorde van de afbeeldingen omschrijven.

Conclusie
De acceptatie van een Europees bewegingsmerk opent nieuwe deuren voor het bedrijfsleven. Hoewel bedrijven al langer met hun klanten communiceren door middel van bewegende tekens, is nu ook merkenrechtelijke bescherming van een bewegingsmerk mogelijk.

Yvonne Noorlander is Merken/modellengemachtigde in opleiding en juridisch adviseur bij Nederlandsch Octrooibureau (Den Haag)

IEF 9711

CvdM 29 maart 2011, besluit 24690/2011003600 (toegestane nevenactiviteit licentie fragmenten van Nieuwsuur en NOVA aan Tijdsbeeld Media ten behoeve van de dvd Dubieuze strafzaken)

Licentie dubieuze strafzaken

Het in licentie geven van fragmenten van Nieuwsuur en NOVA aan Tijdsbeeld Media ten behoeve van de dvd Dubieuze strafzaken.

Relatietoets; aannemelijk dat gebruikers zich meer betrokken voelt bij publieke media-instelling. Marktconform: ook imago, e.g. beeldmerk en logo, betrekken in besluit (7 lid 2 Beleidsregels nevenactiviteiten). Vergoeding is gebaseerd op gangbaar percentage van de verkoopprijs voor de vaststelling van een flat fee. Toegestane nevenactiviteit.

10. De onderhavige nevenactiviteit betreft het verkopen of in licentie geven van programma’s, programmaformats of programmafragmenten aan (media)bedrijven. Daarmee wordt de betrokkenheid van gebruikers bij het media-aanbod of de publieke media-instelling vergroot nu het aannemelijk is dat de nevenactiviteit ertoe kan leiden dat de gebruiker gebruik gaat of blijft maken van het media-aanbod, dan wel zich meer dan daarvoor betrokken voelt of gaat voelen bij de publieke media-instelling.

11. Op grond van artikel 3, tweede lid, van de Beleidsregels nevenactiviteiten 2009 dient een nevenactiviteit waardoor de betrokkenheid van gebruikers bij het media-aanbod of de publieke media-instelling met de nevenactiviteit wordt vergroot, aantoonbaar inhoudelijk aan te sluiten bij het media-aanbod of de publieke media-instelling. De onderhavige nevenactiviteit voldoet aan deze eis nu de fragmenten waarom het gaat door de NTR in respectievelijk de programma’s Nieuwsuur en NOVA zijn uitgezonden.

12. Het Commissariaat is dan ook van oordeel dat de nevenactiviteit verband houdt met of ten dienste staat van de verwezenlijking van de publieke media-opdracht zoals bedoeld in artikel 2.132, derde lid, van de Mediawet 2008.

15. Uit eigen onderzoek verricht door het Commissariaat is gebleken dat de verkoopprijs van de dvd, die volgens de NTR € 11,50 gaat bedragen, marktconform is. De consumentenadviesprijs van de dvd is vergeleken met de prijzen van vergelijkbare producten van vijf andere aanbieders en valt binnen de range van deze vijf. Wij zien voorshands geen reden om aan te nemen dat deze verkoopprijs niet marktconform zou zijn.

Lees het besluit hier (link / pdf)