IEF 22191
16 augustus 2024
Uitspraak

Inbreuk op auteursrecht op haakpatronen

 
IEF 22189
15 augustus 2024
Uitspraak

Rechter werpt licht op de licentieovereenkomst tussen EIC c.s. en Reflexy c.s.

 
IEF 22190
15 augustus 2024
Uitspraak

Restaurants gaan de strijd aan: rechter constateert verwarrende handelsnaam

 
IEF 8402

Een bosje Sumcol 01

HvJ EG, 3 december 2009, conclusie A-G Mazák in zaak C-38/09, Ralf Schräder tegen Communautair Bureau voor plantenrassen (CBP).

Communautair kwekersrecht. Afwijzing van aanvraag voor communautair kwekersrecht voor plantenras ‚SUMCOL 01’ .Onderscheidbaarheid van kandidaat-ras. Elementen die in aanmerking kunnen worden genomen om algemene bekendheid van ras vast te stellen.  (Zie ook eerdr arrest GvEA, IEF 7304: “Plantenras SUMCOL 01. Beoordelingsvrijheid CVPO. Afwijzing van aanvraag voor communautair kwekersrecht. Niet-onderscheidbaar kandidaat-ras. De plant bestaat al, kort gezegd.”). Eerst even voor jezelf lezen:

66. Uit de door Schräder genoemde passages van het bestreden arrest blijkt evenwel niet dat het Gerecht niet naar behoren rekening heeft gehouden met het onderscheid tussen de begrippen „ras” en „soort”. Veeleer heeft het Gerecht in punt 80 van het bestreden arrest erkend dat tot de soort Plectranthus ornatus vele rassen behoren en in punt 91 „het Zuid-Afrikaanse ras van de soort Plectranthus ornatus” vermeld.

67. Bovendien zij opgemerkt, voor zover Schräder aanvoert dat het Gerecht in punt 91 van het bestreden arrest ten onrechte heeft gesuggereerd dat Dr Codd in zijn werken een ras van Plectranthus ornatus in plaats van de overeenkomstige soort heeft beschreven, dat er op dit punt in elk geval geen absolute tegenstrijdigheid bestaat, aangezien elke soort – per definitie – enkel via zijn verschillende rassen kan bestaan, en een plantensoort om die reden niet gemakkelijk gedetailleerd kan worden beschreven los van de rassen die tot de soort behoren.

68. Gelet op het voorgaande lijkt het Gerecht mij het onderscheid tussen de begrippen „ras” en „soort” niet op die wijze onjuist te hebben opgevat dat zijn redenering tegenstrijdig is of gebrekkig door onjuiste conclusies.

Lees de conclusie hier.

IEF 8401

De nieuwste rage

Vzr. Rechtbank ’s-Gravenhage, 2 december 2009, KG ZA 09-1122, Street Surfing LLC,Alcom Computer Products B.V.

Octrooirecht. EP Skateboard met richtingszwenkwiel (beter bekend als het zeer gerse waveboard). Eiser Street Surfing(een niet-ingeschreven licentiehouder) legt conservatoir douanebeslag op uit China afkomstige zending boards voor gedaagde Alcom en stelt dat gedaagde inbreuk maakt op het octrooi. Vorderingen toegewezen. Grensoverschrijdend verbod voor alle gedesigneerde landen. Eerst even kort:

4.30. Alcom heeft de inbreuk niet anders bestreden dan door het bij wijze van verweer betogen dat het octrooi geldigheid mist. Nu hiervoor is komen vast te staan dat voorshands van de geldigheid van het octrooi dient te worden uitgegaan, leidt zulks er toe dat Alcom naar voorlopig oordeel maakt inbreuk op de conclusies 1, 2, 3, 6 en 9 van EP 541. Alcom zal dan ook worden verboden direct inbreuk te maken op EP 541. Het verbod wordt versterkt met een dwangsom.

4.31. Een verbod tot indirecte octrooiinbreuk wordt afgewezen, omdat daarvoor stelplicht. Het gevorderde verbod voor betrokkenheid bij inbreuk wordt als te ruim en te onbepaald eveneens afgewezen.

4.32. Street Surfing vordert een grensoverschrijdend inbreukverbod jegens Alcom. Zij stelt daartoe dat de inbreukmakende producten via de website van Alcom in een razend tempo worden verkocht en de dreiging groot is dat Alcom, geconfronteerd met een verbod in Nederland, haar handel zal verplaatsen naar een afzetkanaal buiten Nederland. Deze stelling heeft Alcom onweersproken gelaten. Evenmin heeft zij verweer gevoerd tegen het verzochte grensoverschrijdende karakter van het verbod. Onder die omstandigheden.

Lees het vonnis hier. Lees hier "Hoe herken je een namaak waveboard "

IEF 8400

Breakthrough for EU patent during the Swedish Presidency

It will be cheaper and easier for inventors and companies to protect their innovations in the EU. The EU Member States agreed today on the main elements of the EU patent and a single European Patent Court. The agreement represents a significant step towards a final solution for the EU patent. 

On 4 December, the Competitiveness Council - under the leadership of Minister for Trade Ewa Björling - reached a unanimous agreement on the general focus of the European patent regulation and Council conclusions on a common European Patent Court. This is a political breakthrough in these negotiations, which have been going on for a long time now, and is a significant step towards a final agreement. The next step will be for the European Parliament to take a position on the proposal. The European Court of Justice will also need to state its opinion on the new European Patent Court.

"I am very pleased that we have finally seen a political breakthrough in these difficult negotiations that have gone on for so long. I am proud that the Council has now sent a clear and unambiguous signal to Europe's innovative companies that have long been calling for an improved patent system. The EU patent will make it much easier and cheaper to protect innovations in the EU. This will give European industry better opportunities to compete on the global market," says Minister for Trade Ewa Björling.

Lees hier meer.

IEF 8399

Kazen uit Amsterdam

Vzr. Rechtbank ‘s-Gravenhage, 1 december 2009, KG ZA 09-1368, Westland Kaasspecialiteiten B.V. tegen X h.o.d.n. Y (met dank aan Godert van Rappard, NautaDutilh).

Merkenrecht. Eiser maakt op grond van (Gemeenschaps)merkregistraties OLD AMSTERDAM bezwaar tegen het in een marktkraam aanbieden door gedaagde van kaas (met, zwarte korst, net als de Old Amsterdamkaas) onder de aanduiding ‘Oud Amsterdam’. “Niet weersproken is dat bij een bestelling voor OLD AMSTERDAM eerstbedoelde merkloze kaas met zwarte korst wordt geleverd.”

Vorderingen toegewezen. Merkinbreuk “sub b” en “sub c” (kielzogvaren). De warenwettelijke aanduiding “Amsterdamse kaas” bestaat niet meer. Niet aannemelijk is geworden dat een zwarte korst gebruikelijk zou zijn voor hele oude kaas.

4.4. Niet voldoende steekhoudend bestreden is dat X in zijn marktkramen in Tilburg en Dordrecht kaas in zwarte korst verkoopt onder gebruikmaking van de tekens “Oude Amsterdam” en “Oud Amsterdam”, die geen door Westland Kaas met het merk OLD AMSTERDAM in het verkeer gebrachte kaas betreft, terwijl evenmin toestemming van Westland Kaas is verkregen voor het hanteren van de gewraakte tekens. Daarbij is voorshands aannemelijk geworden dat tevens “echte” kaas voorzien van het merk OLD AMSTERDAM (afkomstig van Westland) ter verkoop gereed ligt en origineel reclamemateriaal voor deze kaas in de marktkraam aanwezig is (zie bijvoorbeeld de onderste foto uit 2.6 aan de linker onderzijde). Niet weersproken is dat bij een bestelling voor OLD AMSTERDAM eerstbedoelde merkloze kaas met zwarte korst wordt geleverd.

(…)

4.6. Niet in geschil is dat het identieke waren, kaas, betreft. Het merk OLD AMSTERDAM stemt naar voorlopig oordeel visueel en begripsmatig – en in mindere mate ook auditief – zodanig overeen met de door of vanwege X gebruikte tekens “Oud(e) Amsterdam” – mede in aanmerking genomen de grote onderscheidende kracht van het Gemeenschapsmerk – dat daardoor verwarringsgevaar bij het publiek omtrent de herkomst voorshands aannemelijk is geworden. Dat is op zichzelf ook niet inhoudelijk bestreden door X. Dat levert dan ook in beginsel voorshands merkinbreuk “sub b” op. Als mee te wegen bijzondere omstandigheid van het onderhavige geval is voorshands ook aan te merken dat X de door hem onder de gewraakte tekens gevoerde kaas aanbiedt in zwarte korsten, waarin ook Westland Kaas haar OLD AMSTERDAM gemerkte kaas op de markt brengt. Dat dit soort korst gebruikelijk zou zijn voor hele oude kaas, zoals X stelt, maar niet onderbouwt, is in dit kort geding niet aannemelijk geworden.

4.7. Evenmin is bestreden dat het Gemeenschapswoordmerk OLD AMSTERDAM een bekend merk is in de zin van art. 9(1)(c) GMVo (hierna: "sub c"), hetgeen door Westland Kaas harerzijds voldoende aannemelijk is gemaakt met de feitelijke gegevens als vermeld in 2.4, en dat X door het aanprijzen van kaas in zwarte korst, niet zijnde vanwege Westland Kaas op de markt gebrachte kaas voorzien van het merk OLD AMSTERDAM, probeert in het kielzog te varen van het in de Benelux, althans in Nederland, bekende merk OLD AMSTERDAM en zodoende zonder geldige reden ongerechtvaardigd voordeel trekt uit het bekende merk van Westland Kaas. Alleen al dat levert voorshands in beginsel inbreuk “sub c” op. Daarbij wordt dan nog daargelaten dat X als "grote" marktpartij in de kaashandel in Nederland geen onbesproken reputatie geniet, waar Westland Kaas onvoldoende steekhoudend bestreden op wijst ter onderbouwing van de door haar gestelde afbreuk aan het onderscheidend vermogen van haar Gemeenschapsmerk en het aspect van reputatieschade. Deze andere pijler van de "sub c" inbreuk kan hier verder in verband met het vorenoverwogene blijven rusten.

4.8. X voert (…) als (enig) inhoudelijk verweer dat “Amsterdamse kaas” al sinds meer dan honderd jaar zou bestaan en voorzien zou zijn van een rijkskeurmerk “Amsterdam” en dat hij deze gewoon onder de aanduiding “Amsterdamse/Amsterdammer” – vergelijkbaar met “Goudse”, “Edamse” of “Leidse” kaas – zou mogen verkopen. (…)

4.9. Dit verweer wordt verworpen. Krachtens de nu geldende warenwettelijke regeling bestaat de aanduiding “Amsterdamse kaas” niet (meer). Alleen de aanduidingen “Goudse kaas”, “Edammer kaas” respectievelijk “Commissiekaas” of “Mimolette” zijn als zodanig in het economisch verkeer erkende aanduidingen voor soorten kaas.1 Voor zover het beroep van X aldus moet worden opgevat dat hij vanwege de beweerdelijk gebruikelijke typeaanduiding “Amsterdamse kaas” een geldige reden in de zin van art. 9(1)(c) GMVo zou hebben, faalt dit voorshands alleen al bij gebreke van dragende onderbouwing.

Lees het vonnis hier.

IEF 8406

Auf dem „virtuellen“ Markt

GvEA, 3. December 2009, T-233/08, Iranian Tobacco tegen OHIM/AD Bulgartabac (Bahman) & T-245/08, Iranian Tobacco tegen OHIM/AD Bulgartabac (TIR 20 FILTER CIGARETTES)

Gemeenschapsmerk. Vervallenverklaring beeldmerken Bahman en TIR 20 FILTER CIGARETTES. Geen bewijs van gebruik, althans te laat aangevoerd.

29. Die Klägerin macht geltend, dass sie die fragliche Marke auf dem „virtuellen“ Markt, nämlich auf ihrer Internetseite für Zigaretten nutze.

Würdigung durch das Gericht:  31. Es genügt der Hinweis darauf, dass aus den Akten des Verfahrens vor dem HABM hervorgeht, dass die Klägerin während dieses Verfahrens nie die Ausführungen der Streithelferin zum Fehlen einer Benutzung der streitigen Marke in der Gemeinschaft bestritten hat. Dieser Klagegrund ist somit vor dem Gericht unzulässig, da es diesem obliegt, die Rechtmäßigkeit der von der Beschwerdekammer erlassenen Entscheidung dadurch zu überprüfen, dass es die von der Beschwerdekammer vorgenommene Anwendung des Gemeinschaftsrechts unter Berücksichtigung insbesondere der dieser vorliegenden tatsächlichen und rechtlichen Elemente einer Kontrolle unterzieht, es eine solche Kontrolle aber nicht dadurch ausüben kann, dass es neues Vorbringen berücksichtigt.

Lees de arresten hier (223) en hier (245).

IEF 8396

Daar een goed werknemer niet op deze wijze reageert

Rechtbank Arnhem, sector kanton, 12 oktober 2009, LJN: BK3997, Kennametal Nederland B.V. tegen werknemer

Auteursrecht. Ontslagprocedure. Werknemer wilde pensioeninkomsten aanvullen met nevenwerkzaamheden:

6. Kennametal verwijt [werknemer] onder meer dat hij voor eigen rekening ontwerpen dan wel tekeningen voor vijf projecten in opdracht van [bedrijf Y] en [bedrijf Z] met gebruikmaking van haar software heeft gemaakt. (…)  [werknemer] (…) betwist niet dat hij deze ontwerpen, die hij kennelijk heeft gemaakt met behulp van de software van Kennametal, voor eigen rekening aan [bedrijf Z] heeft verzonden.
Voorts verwijt Kennametal [werknemer] dat enkele verzonden Kennametal-ontwerpen voorzien waren van het [bedrijf X]-logo op het Kennametal-logo, hetgeen een inbreuk op de merk- en auteursrechten van Kennametal oplevert. Volgens [werknemer] is dit juist wat betreft de als productie 15 bij het verzoekschrift overgelegde tekening, maar dat is een tekening van hem en [bedrijf Y] en daarom wilde hij de naam van Kennametal verwijderen. De voornoemde verwijten van Kennametal aan [werknemer] staan aldus tussen partijen vast. (…)

7 (…) De kantonrechter overweegt hieromtrent als volgt. (…) hij heeft meermalen onbevoegd gebruik gemaakt van de software van Kennametal, terwijl hij iedere werkdag bij het opstarten van zijn computer door middel van de onder 1.4 genoemde pop-up is gewaarschuwd dat dat niet is toegestaan en hij heeft eenmaal inbreuk gemaakt op het merk- en auteursrecht van Kennametal. Deze handelwijze van [werknemer] kan niet gerechtvaardigd worden door de afwijzing van zijn (herhaalde) verzoek om salarisverhoging, daar een goed werknemer niet op deze wijze reageert op een dergelijke, voor hem teleurstellende afwijzing. Dat volgens [werknemer] zijn handelwijze slechts een beperkte omzet voor [bedrijf X] en geen schade voor Kennametal heeft opgeleverd, doet niet af aan het geschonden vertrouwen. (…) Dit leidt ertoe dat het verzoek tot ontbinding op grond van veranderingen in de omstandigheden wordt toegewezen.

Lees het vonnis hier

IEF 8395

Na het intypen van de zoektermen

Rechtbank Amsterdam, 10 juni 2009, HA ZA 08-2659, Cruise Travel Nederland B.V. tegen Cruise Factory B.V. & Meul Holdings B.V. (met dank aan Arnoud Engelfriet)

Merkenrecht. Handelsnaamrecht. Adwords. Gedaagde Cruise Factory maakt door het gebruik van de adwords  'cruise' en 'travel' geen inbreuk op het merkenrecht en handelsnaamrecht van eiser Cruise Travel. Gebruikelijke, beschrijvende begrippen, geen strijd met eerlijke gebruiken in nijverheid en handel, geen indruk van een commercieel verband, geen ongerechtvaardigd voordeel of afbreuk aan reputatie.

4.3. Ingevolge artikel 2.23 lid 1 aanhef en sub b BVIE omvat het uitsluitend recht van Cruise Travel- voor zover hier van belang  niet het recht zich te verzetten tegen het gebruik door Cruise Factory c.s. van aanduidingen inzake soort of andere kenmerken van de door Cruise Factory aangeboden diensten. Cruise Factory biedt reizen aan, waaronder cruises. De woorden 'cruise' en 'travel' zijn aanduidingen inzake de door Cruise Factory aangeboden diensten. Dat deze woorden uit de Engelse taal afkomstig zijn, is in dit verband niet relevant. Cruise Travel heeft niet, althans niet gemotiveerd, betwist dat de Engelse taal in de reisbranche is ingeburgerd. De beide woorden zijn bij het relevante publiek bekend.

4.4. Cruise Travel zou zich tegen het gebruik door Cruise Factory c.s. van het adword "cruise travel" kunnen verzetten, indien dat gebruik in strijd is met eerlijke gebruiken in nijverheid en handel. Daarvan is de rechtbank niet gebleken. Met het opgeven van het (onzichtbare) adword 'cruise travel' wordt niet de indruk gewekt dat er een commerciële band bestaat tussen Cruise Travel en Cruise Factory c.s. Na het intypen van de zoektermen 'cruise travel' verschijnt in het gele kader boven de resultatenlijst de verwijzing naar de website van Cruise Factory. Over het gebruik van de betreffende aanduidingen op de site van Cruise Factory is niets gesteld. De achter elkaar ingetypte zoektermen 'cruise' en 'travel' zijn beschrijvend voor de door Cruise Factory aangeboden diensten. Om die reden zal het relevante publiek, op zoek zijnde naar een cruise, ze ook gebruiken. Het relevante publiek zal, gebruik makend van Google, niet de indruk hebben dat er een commercieel verband bestaat tussen de diverse ondernemingen die in de resultatenlijst verschijnen. Het weet dat het geconfronteerd zal worden met diverse aanbieders. Dit wordt niet anders omdat Cruise Factory, gebruik makend van de diensten die Google aanbiedt, boven de resultatenlijst in het gele kader verschijnt en Cruise Travel houdster is van een beeldmerk waarvan de beschrijvende woorden 'cruise' en 'travel' deel uitmaken.

4.5. De rechtbank zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de conclusie rechtvaardigen dat redelijkerwijs is te verwachten dat ongerechtvaardigd voordeel wordt getrokken uit of afbreuk wordt gedaan aan de reputatie van het merk van Cruise Travel. Cruise Travel heeft niet meer gedaan dan stellen dat dit het geval is. Het lag echter op haar weg aan te geven op grond waarvan te verwachten is dat ongerechtvaardigd voordeel wordt getrokken uit of afbreuk wordt gedaan aan de reputatie van haar merk. Zo wijst de rechtbank erop dat Cruise Travel een beeldmerk heeft geregistreerd, terwijl de aanduiding CRUISETRAVEL, die daarvan deel uitmaakt, beschrijvend is te achten, alsmede op het feit dat niets is gesteld over het gebruik van het gewraakte teken op de website van Cruise Factory (zo daarvan al sprake is).

4.6. De vorderingen van Cruise Travel dienen eveneens te worden afgewezen voor zover deze zijn gebaseerd op de artikelen 5 en 5a Huw. Voor de toepassing van beide bepalingen is vereist dat Cruise Factory de aanduiding 'cruise travel' als handelsnaam voert. Daarvan is geen sprake. Cruise Factory drijft haar onderneming onder de gelijkluidende handelsnaam. De rechtbank is niet gebleken van feiten en omstandigheden die kunnen leiden tot het oordeel dat zij tevens onder de handelsnaam Cruise Travel optreedt. Het enkele gegeven dat zij bij Google het adword 'cruise travel' heeft opgegeven is daartoe onvoldoende.

Lees het vonnis hier.

IEF 8415

Volvo Solvo

GvEA, 2 december 2009, zaak T-434/07, Volvo Trademark Holding AB tegen OHIM/Elena Grebenshikova.

Gemeenschapsmerk. Oppositieprocedure tegen aanvraag voor gemeenschapsbeeldmerk SOLVO o.g.v. oudere communautaire en nationale woord- en beeldmerken VOLVO. GvEA vernietigt beslissing BoA: wel verband tussen de tekens.

44.  Uit het voorgaande volgt derhalve dat de kamer van beroep terecht heeft geoordeeld dat het aangevraagde merk SOLVO en het oudere woordteken VOLVO geen visuele en begripsmatige overeenstemming vertonen, maar een beoordelingsfout heeft gemaakt door iedere fonetische overeenstemming uit te sluiten.

(…)

50. In casu staat de omstandigheid dat er een zekere overeenstemming van de litigieuze tekens met betrekking tot een van de onderzochte relevante aspecten, te weten de fonetische overeenstemming, bestaat, eraan in de weg dat wordt geoordeeld dat een van de wezenlijke voorwaarden voor de toepassing van artikel 8, lid 1, sub b, niet is vervuld. In die omstandigheden moet de kamer van beroep een globale beoordeling van het verwarringsgevaar maken teneinde te bepalen of, rekening houdend met de geconstateerde mate van fonetische overeenstemming van de litigieuze tekens, de gelijkheid van de beoogde waren en de bekendheid van het oudere teken, het publiek waarvoor de aan de orde zijnde waren bestemd zijn, zal kunnen denken dat deze waren van dezelfde onderneming of van economisch verbonden ondernemingen afkomstig zijn.

(…)

53. Aangezien de kamer van beroep het verwarringsgevaar in casu niet globaal heeft beoordeeld, heeft zij artikel 8, lid 1, sub b, van verordening nr. 40/94 geschonden. Derhalve slaagt het eerste middel en moet de bestreden beslissing op die grond worden vernietigd.

(…)

60. De kamer van beroep heeft geoordeeld dat de overeenstemming tussen de litigieuze tekens niet voldoende was om ervoor te zorgen dat het publiek een verband tussen deze tekens kon leggen, zodat artikel 8, lid 5, van verordening nr. 40/94 kon worden toegepast.

61. Die conclusie volgt echter gedeeltelijk uit de beoordeling die de kamer van beroep heeft gemaakt inzake de overeenstemming van de aan de orde zijnde tekens voor de toepassing van artikel 8, lid 1, sub b, van verordening nr. 40/94. Blijkens het onderzoek van het eerste middel heeft de kamer van beroep een beoordelingsfout gemaakt door te oordelen dat de litigieuze tekens totaal niet overeenstemden, aangezien deze een zekere fonetische overeenstemming vertonen.

62. Voor zover die beoordelingsfout een invloed kan hebben op de beoordeling van de vraag of, rekening houdend met de mate van overeenstemming van de aan de orde zijnde tekens, het relevante publiek een verband tussen deze tekens kan leggen, heeft de kamer van beroep artikel 8, lid 5, van verordening nr. 40/94 onjuist toegepast.

63. Derhalve slaagt het tweede middel en moet de bestreden beslissing ook op die grond worden vernietigd.

Lees het arrest hier.

IEF 8394

Een tamelijk decoratief karakter

Gerechtshof ‘s-Gravenhage, 24 november 2009, KG ZA 06/288, Orange Personal Communications Services Limited tegen Otip Media Group B.V. c.s  (met dank aan Christien Wildeman, Kennedy Van der Laan).

Merkenrecht. Hof Den Haag vernietigt het vonnis waarvan beroep (Rechtbank ’s-Gravenhage, 20 april 2006, IEF 1949).  Orange is houdster van meerdere woord- en beeldmerken inhoudende het woord ORANGE. Deze worden met name gebruikt voor diensten op het gebied van de telecommunicatie. Otip Media gebruikt de aanduiding ORANGETIP, al dan niet in een gestileerde vorm, in het kader van het exploiteren van een zoekmachine op internet. Het hof stelt dat het bekende, niet beschrijvende merk ORANGE (“het gaat hier niet om een kleurmerk”) een groot onderscheidend vermogen heeft en er wel sprake is van voldoende overeenstemming.  Kort in citaten:

6. Toepassing van deze maatstaf op de onderhavige zaak leidt tot het volgende. In het merk van Otip neemt het woord OrangeTip een centrale plaats en aanzienlijk meer ruimte in dan de in de linker onderhoek afgebeelde vlinder. Deze vlinder heeft bovendien een tamelijk decoratief karakter, terwijl het woord door het publiek als onderscheidend bestanddeel zal worden opgevat. Het hof is, gelet op het bovenstaande, voorshands van oordeel dat het woord OrangeTip het dominerende en onderscheidende bestanddeel van dit merk vormt, waardoor het totaalbeeld wordt bepaald, Overigens wordt ook de enkele aanduiding Orange-Tip (onder andere in de domeinnaam, maar ook op de website) gebruikt. In het woord OrangeTip is het woord ORANGE, gelet op de omvang en het beschrijvende karakter van het tot de Nederlandse taal behorende woord TIP, het dominerende en onderscheidende bestanddeel.

7. Hef hof is van oordeel dat het teken OrangeTip en het merk ORANGE, in visueel en in auditief opzicht een aanzienlijke mate van overeenstemming vertonen. Een visuele overeenstemming wordt daar waar het woordbeeldmerk wordt gebruikt, naast de lettervolgorde, nog versterkt door het gebruik van de kleur oranje voor de letters 0 en T en de omstandigheid dat het woordonderdeel Tip met een (oranje gekleurde) hoofdletters wordt geschreven, waardoor een scheiding is aangebracht tussen de woorden Orange en Tip. Dit geldt temeer nu het woord "tip beschrijvend is en kan worden opgevat in haar betekenis van - zoals ook Otip c.s. stellen in hun pleitnotities in eerste aanleg - een (heimelijk) advies of informatie (“een tip geven") of van een korte slag of wraking ("een toets aantippen”). Hierdoor za1 naar het voorlopig oordeel van het hof de aanduiding OrangeTip door een deel van het publiek worden opgevat als "een tip van of naar Orange". (…)

8. (…) Gelet op de vaststaande bekendheid van het merk ORANGE voor mobiele telefonie en telecommunicatie en de onbetwist gestelde convergentie van telefonie, telecommunicatie en internet, is het hof' voorshands van oordeel dat de merken ook bekend zijn voor deze andere diensten [klasse 35 – IEF] en aldus een goot onderscheidend vermogen hebben. Aan dit onderscheidend vermogen kan niet afdoen dat een enkele kleur niet voor inschrijving als merk in aanmerking komt als er geen sprake is van inburgering. Het gaat hier immers niet om een kleurmerk, terwijl ORANGE op zichzelf niet beschrijvend is voor de desbetreffende diensten en er bovendien sprake is van een bekend merk. Evenmin kan daar voldoende aan afdoen dat er andere bedrijven in het handelsregister zijn ingeschreven met een handelsnaam waarvan het woord ORANGE onderdeel uitmaakt en/of dat er bedrijven zijn die zo'n naam of teken gebruiken. Nog daargelaten dat slechts gebruik (en niet enkele inschrijving in het handelsregister) van zo'n naam of teken van invloed kan zijn op het onderscheidend vermogen van de merken van Orange, heeft kennelijk het gebruik van aanduidingen van het woord ORANGE onderdeel uitmaak geen relevante invloed gehad op de bekendheid het (nog steeds bekende) merk ORANGE. (…)

9. Op grond van voormelde overeenstemming tussen de ORANGE merken en de door Otip gebruikte OrangeTip-tekens, de soortgelijkheid van de aangeboden diensten en het grote onderscheidende vermogen - de bekendheid - van de ORANGE-merken, acht het hof voorshands aannemelijk dat door het gebruik van de OranpTip-tekens bij het in aanmerking komende publiek directe en/of indirecte verwarring kan ontstaan.

Lees het arrest hier.  En lees hier meer over de vlindersoort Anthocharis cardamines.

IEF 8393

De governance van cbo’s

Kamerstuk 31766, nr. 9. Wijziging van de Wet van 6 maart 2003, houdende bepalingen met betrekking tot het toezicht op collectieve beheersorganisaties voor auteurs- en naburige rechten. Tweede nota van wijziging

“Het kabinet heeft daarom met instemming kennis genomen van het accent dat de werkgroep Auteursrecht heeft gelegd op vier aspecten, t.w. a) de wijze waarop de governance van cbo’s wordt vorm gegeven, b) de hoogte van de hangende gelden c) de situatie dat cbo’s beleggen in risicodragend kapitaal en d) transparantie inzake de verdeling van gelden door cbo’s. Deze nota van wijziging geeft daar invulling aan.”

Lees het kamerstuk hier.