Merkenrecht  

IEF 11827

Buldog is geënt op een stripfiguur door Walt Disney ontworpen

Hof 's-Gravenhage 2 oktober 2012, LJN BX8708 (Leidseplein beheer tegen Netcom Service)

Leidseplein-merken


Buldog-pornowebsite
Butch the bulldog (1940)

Uitspraak mede ingezonden door Michiel Ellens, Teurlings & Ellens Advocaten.

IE; merkenrecht; The Bulldog bekend merk? Vereisten voor het leggen van een verband; eisen aan bewijsaanbod.

In navolging van IEF 2110, over de verhouding WIPO-arbitrage [D2004-0174] versus nationale rechtspraak, de geldige reden en de reputatie van bepaalde waren en diensten. [Netcom service] vorderde en kreeg i.c. een verklaring voor recht dat de domeinnamen bulldog.com en buldog.com, waarop pornografische waren en diensten werken aangeboden, geen inbreuk maken op enige merk- en/of handesnaam- en/of enige andere rechten van Leidseplein beheer.

Na het tussenarrest LJN BP7954, volgt dit eindarrest: Het gaat in de onderhavige zaak om de vraag of [geïntimeerde] inbreuk maakt op de merkrechten van [appellant] door gebruik te maken van de tekens 'buldog' en/of 'bulldog'. [geïntimeerde] heeft gebruik gemaakt van de domeinnamen bulldog.com en buldog.com om onder deze domeinnamen pornografische waren en diensten aan te bieden. De grieven leiden niet tot vernietiging en het vonnis waarvan beroep moet worden bekrachtigd. In het midden kan blijven of, c.q. hoe lang [appellant] gebruik van de tekens 'bulldog' en 'buldog' heeft gedoogd en of sprake is van rechtsverwerking.

Appellant heeft nader bewijs aangeboden omtrent de bekendheid van de The Bulldog-merken. Andere feiten dan genoemde bezoekersaantallen en publicaties acht het hof onvoldoende, voor zover een marktonderzoek werd aangeboden, had hij deze zonder nadere instructie moeten overleggen.

Een van oorsprong uniek merk kan verwateren (onder verwijzing naar HR 3 februari 2012, IEF 10862). De illustratie van het beeldmerk is in allerlei varianten op het internet te vinden als clipart en de buldog is geënt op een stripfiguur die in 1940 door Walt Disney is ontworpen. Het publiek dat kennisneemt van het gebruikte teken zal geen verband leggen met de merken van appellant.

Wat betreft de stelling dat geïntimeerde heeft willen aanhaken bij de bekendheid van het merk The Bulldog ligt de bewijslast bij appellant. Deze heeft echter geen bewijs van bedoelde stelling aangeboden.

In citaten

Is The Bulldog een bekend merk?
6.6. [appellant] heeft nader bewijs aangeboden van "haar stellingen omtrent de bekendheid van de The Bulldog merken, onder meer door het horen van nader op te geven getuigen". Voor zover wordt aangeboden getuigen te doen horen is het bewijsaanbod onvoldoende gespecificeerd. Een bewijsaanbod dient feiten en omstandigheden aan te wijzen waaromtrent men getuigen wenst te horen. 'Bekendheid' in de zin van artikel 2.20 lid 2 onder c. BVIE is een juridische kwalificatie. Een bewijsaanbod terzake dient derhalve feiten en omstandigheden aan te wijzen waaruit die kwalificatie kan volgen. Andere feiten en omstandigheden dan de genoemde bezoekersaantallen en publicaties - die het hof onvoldoende acht - zijn evenwel niet gesteld. Voor zover [appellant] (gelet op de aanduiding "onder meer") daarmee tevens het oog heeft op nadere schriftelijke stukken, zoals een marktonderzoek, had hij deze zonder nadere instructie moeten overleggen.

6.7. Het voorgaande brengt mee dat [appellant] uitsluitend voor zover zijn merken worden gebruikt ter onderscheiding van in coffeeshops geleverde waren en diensten bescherming kan ontlenen aan artikel 2.20 lid 2 onder c. BVIE, mits voldaan wordt aan de overige, in die bepaling gestelde voorwaarden. Met betrekking tot dat laatste overweegt het hof als volgt.

Legt het publiek een verband?
7.4. In het kader van de mate van onderscheidend vermogen van het merk is niet alleen van belang of en in hoeverre het merk beschrijvend is voor de aangeboden waren en diensten (dat is het in dit geval niet), maar ook de mate waarin met dat merk overeenstemmende tekens voor soortgelijke of andersoortige waren en diensten worden gebruikt, met andere woorden: de 'uniciteit' van het teken. Daarbij kan een van oorsprong uniek merk zijn 'verwaterd' (vgl. HR 3 februari 2012, NJ 2012, 92 inzake [appellant]/Redbull). (...) Daarbij wijst [geïntimeerde] erop dat de illustratie in allerlei varianten op internet te vinden is als 'clipart'. Hij heeft van zowel het gebruik van 'bulldog' als woordmerk, als van het gebruik als clipart voorbeelden overgelegd. Ter verklaring van dit gebruik stelt [geïntimeerde] dat de afbeelding van een buldog van het soort als door [appellant] gebruikt geënt is op een stripfiguur die in 1940 door Walt Disney is ontworpen.

7.5. De overeenstemming tussen merk en teken en de (veronderstelde grote mate van) bekendheid van het merk bij het publiek waarvoor de door [appellant] onder dat merk in coffeeshops aangeboden waren en diensten bestemd zijn enerzijds afwegend tegen de niet-soortgelijkheid van de door [appellant] onderscheidelijk [geïntimeerde] aangeboden waren en diensten, het verschil in doelgroep en de geringe mate van uniciteit van het merk anderzijds, is het hof van oordeel dat niet kan worden geconcludeerd dat het publiek dat kennisneemt van het door [geïntimeerde] gebruikte teken een verband zal leggen met de merken van [appellant].

Ongerechtvaardigd voordeel/afbreuk?
8.3. [geïntimeerde] heeft dat betwist. Met betrekking tot de keuze voor de woorden 'bulldog' en 'buldog' heeft hij verklaard dat hij een generieke naam wilde, die niet direct verwijst naar porno en gemakkelijk te onthouden is door een internationaal publiek. Anderzijds wordt de term 'bulldog' impliciet wel gekoppeld aan de sexindustrie, aldus [geïntimeerde] (CvR/CvA 65). Ter onderbouwing van deze stelling heeft [geïntimeerde] een groot aantal screenprints overgelegd waaruit dat laatste blijkt (productie 19). [appellant] heeft dit niet betwist. Zoals het hof hiervoor, onder 7.4 heeft overwogen, heeft [appellant] evenmin betwist dat zowel het woord 'bulldog', als op zijn beeldmerk gelijkende illustraties veelvuldig worden gebruikt en dat genoemde illustraties als clipart op internet te vinden zijn. Hij heeft daarbij erkend dat een aantal van de door [geïntimeerde] overgelegde afbeeldingen afkomstig is van [appellant] (CvD/CvR 83). In dit licht bezien is de stelling van [geïntimeerde] dat hij de in 2003 op zijn website geplaatste afbeelding als clipart van internet heeft gehaald niet onaannemelijk.

Gelet hierop staat voor het hof geenszins vast dat [geïntimeerde] bij de registratie van de domeinnamen of later, bij de wijze van gebruik van zijn websites en/of het deponeren van zijn merken heeft willen aanhaken bij de bekendheid van het merken The Bulldog van [appellant]. Het gebruik van het Engelse lidwoord "The" is zo weinig onderscheidend dat daaruit geen andere conclusie volgt.

8.4. Wat betreft de stelling dat [geïntimeerde] heeft willen aanhaken bij de bekendheid van het merk The Bulldog ligt de bewijslast bij [appellant]. Deze heeft echter geen bewijs van bedoelde stelling aangeboden.

Geldige reden?
9. De vraag of [geïntimeerde] een geldige reden had en of het vonnis waarvan beroep op dit punt juist is behoeft gelet op het voorgaande geen beoordeling. Volledigheidshalve wijst het hof erop dat in de hiervoor onder 7.4 genoemde zaak [appellant]/Redbull door de Hoge Raad prejudiciële vragen zijn gesteld over de communautaire betekenis van dat begrip.

Nietigheid van de merkrechten van [geïntimeerde]?
10. Gelet op het voorgaande kan de vordering tot nietigverklaring van de merkrechten van [geïntimeerde] wegens rangorde niet slagen. De gronden daarvoor zijn immers dezelfde als de inbreukgronden (artikel 2.28 lid 3, onder a. jo. artikel 2.3 BVIE).

Op andere blogs:
DomJur 2012-896

IEF 11821

Het aanbrengen van de merken op voertuigen levert geen normaal gebruik op

Rechtbank 's-Gravenhage 3 oktober 2012, zaaknr. 375147 / HA ZA 10-3246 (Red Bull GmbH tegen Automobili Lamborghini S.P.A.)

Met dank aan Lars Bakers & Christine Diepstraten, Bingh Advocaten.

Merkenrecht. Na het tussenvonnis IEF 10291, waaruit een bewijsopdracht voortvloeit. Het aanbrengen van de Red Bull-merken op Formule 1-auto's en racevliegtuigen levert geen normaal gebruik op van de Red Bull-merken voor auto's of vliegtuigen. Hetzelfde geldt voor het aanbrengen van de Red Bull-merken op racemotoren van andere fabrikanten dan KTM. Uit hetgeen Red Bull aanvoert volgt immers dat deze motorfietsen niet worden aangeboden. Er wordt hiermee geen afzet gezocht voor de waar motorfietsen noch is het doel onder de merken bestaande afzet van de waar motorfietsen te behouden. Voor zover dit gebruik betrekking heeft op andere waren of diensten dan motorfietsen die rechtstreeks verband houden met de waar motorfietsen, heeft te gelden dat dergelijk gebruik alleen in aanmerking komt als normaal gebruik voor motorfietsen indien dit gebruik betrekking heeft op reeds onder de merken op de markt gebrachte motorfietsen en dient om aan de behoeften van de afnemers van die motorfietsen te voldoen. De slotsom is dat Red Bull geen normaal gebruik heeft gemaakt van de Red Bull-merken voor de waren in klasse 12 (zijnde voertuigen).

De rechtbank verklaart de rechten van Red Bull vervallen voor zover deze betrekking hebben op de Benelux en zij beveelt de doorhaling.

2.19 Zoals in het tussenvonnis voor de in 4.8 onder b. en c. omschreven situaties reeds is geoordeeld, wordt door het aanbrengen van de Red Bull-merken op Formule 1-auto's en racevliegtuigen (verwijzen wordt naar 4.12 van het tussenvonnis). Hetzelfde geldt voor het aanbrengen van de Red Bull-merken op racemotoren van andere fabrikanten dan KTM. Uit hetgeen Red Bull aanvoert volgt immers dat deze motorfietsen niet worden aangeboden. Er wordt hiermee geen afzet gezocht voor de waar motorfietsen noch is het doel onder de merken bestaande afzet van de waar motorfietsen te behouden. Voor zover dit gebruik betrekking heeft op andere waren of diensten dan motorfietsen die rechtstreeks verband houden met de waar motorfietsen, heeft te gelden dat dergelijk gebruik alleen in aanmerking komt als normaal gebruik voor motorfietsen indien dit gebruik betrekking heeft op reeds onder de merken op de markt gebrachte motorfietsen en dient om aan de behoeften van de afnemers van die motorfietsen te voldoen. Dat daarvan sprake is, is niet concreet onderbouwd door Red Bull.

2.20 Uit het voorgaande volgt dat Lamborghini is geslaagd in het haar opgedragen bewijs.(...)

Lees de grosse HA ZA 10-3246, en een afschrift.

Op andere blogs:
KvdL (Rechtbank volgt (bij uitzondering) marktonderzoek: Red Bull niet in gebruik als merk voor motoren)

IEF 11819

Tofu vs Curry (hogere voorziening)

HvJ EU 28 Juni 2012, zaak C-599/11 (Tofutown.com GmbH tegen Meica GmbH)

In navolging van de beslissing van het Gerecht EU (IEF 10196), waarin zij de beslissing van het OHIM vernietigt, want er is door het OHIM ten onrechte aangenomen dat er geen verwarringsgevaar tussen TOFUKING en CURRYKING bestaat. Deze hogere voorziening gaat met name over het verwarringsgevaar tussen de aanvrage van het merk 'TOFUKING' van Tofutown tegen het nationale en gemeenschapswoordmerk woordmerk 'CURRY KING' van Meica.

Het HvJ EU volgt het Gerecht in het oordeel dat er sprake is van verwarringsgevaar omdat het in casu dezelfde soort producten betreft en het woord "King" dominant is in de merknamen van TOFUKING en CURRYKING. Het HvJ EU gaat daarom niet mee in het verzoek van Tofutown dat de woorden 'Tofu' en 'Curry' een voldoende onderscheidend karakter van elkaar hebben. De hogere voorziening van Tofutown wordt afgewezen.

Dit volgt uit de overwegingen:

33. Ferner haben die Rechtsmittelführerin und das HABM nicht dargetan, dass dem weitgehend beschreibenden Charakter des Begriffs „King“, der die Qualität der Ware im Sinne von „der Beste in einem Bereich“ bezeichnet, ein besonders kennzeichnungskräftiger oder dominanter Charakter der Begriffe „Curry“ und „Tofu“ gegenüberstünde. Die in den Randnrn. 25 und 39 des angefochtenen Urteils dargestellte Tatsachenwürdigung durch das Gericht, die zu überprüfen ebenfalls nicht Sache des Gerichtshofs ist, hat ergeben, dass beide Begriffe jeweils eine Art von Nahrungsmittel bezeichnen.

34 Unter diesen Umständen kann nicht gerügt werden, dass das Gericht bei seiner Prüfung des Grades der Ähnlichkeit der einander gegenüberstehenden Zeichen den Begriffen „Curry“ und „Tofu“ am Anfang dieser Zeichen einerseits und dem gemeinsamen Begriff „King“ an ihrem Ende andererseits mehr oder weniger gleiche Beachtung geschenkt hat.

35 Daraus folgt eindeutig, dass das Gericht, ohne einen Rechtsfehler zu begehen, zu dem Ergebnis kommen durfte, dass die Gefahr besteht, dass der Verbraucher glauben könnte, die von den Zeichen „TOFUKING“ und „Curry King“ erfassten Waren stammten vom selben Unternehmen oder von wirtschaftlich verbundenen Unternehmen.

37 Daher ist das Rechtsmittel zurückzuweisen.

Op andere blogs:
Alicante news (case C-599/11p)

IEF 11814

BMM Reactie aan BBIE IP Translator

Ingezonden namens de Voorzitter Commissie Wetgeving, Beneluxvereniging voor Merken- en Modellenrecht.

De BMM-wetgevingscommissie heeft kennis genomen van de mededeling van het BBIE als reactie op het IP Translator-arrest van het Hof van Justitie van de EU van 19 juni 2012. Het BBIE publiceerde haar zienswijze op 22 augustus jl. (hier vindt u de link naar de mededeling). De wetgevingscommissie heeft het standpunt van de BMM verwoord in het document dat u hier kan raadplegen (BMM Reactie aan BBIE IP Translator) en hoopt spoedig hierover in dialoog te kunnen gaan met het BBIE.

0. Introductie
1. Gebruik van enkel "class-headings" of "class headings" met een aanvulling
2. Gebruik delen uit "class-headings"
3. Ingangsdatum nieuwe classificatieregels
4. Conclusie

De BMM is verheugd te vernemen dat het BBIE een duidelijk standpunt wenst in te nemen over hoe de classificatiepraktijk er nu uit gaat zien na de uitspraak van het Hof van Justitie in de IP-Translator zaak van 19 juni jl. (C-307/10).

Hoe kan voldaan worden aan het gestelde vereiste dat de producten en/of diensten waarvoor bescherming gevraagd wordt middels de classificatie voldoende duidelijk en nauwkeurig zijn omschreven? En wel zodanig dat de bevoegde autoriteiten en marktdeelnemers louter op basis daarvan de omvang van de merkbescherming kunnen bepalen.

Bij de interpretatie en toepassing van de classificatie zal het BBIE uiteraard uitgaan van de Nice classificatie zoals deze wordt beheerd door WIPO. Daarnaast wordt door het BBIE tevens gebruik gemaakt van de alfabetische lijst van waren en diensten, zoals dit instrument eveneens onder auspiciën van WIPO bestaat.


Gebruik van enkel "class-headings" of "class headings" met een aanvulling
Wanneer de aanvrager ervoor kiest om alle waren en diensten van de alfabetische lijst van een klasse te willen opnemen, dient de aanvrager naast gebruik van de "class heading", de tekst "deze aanvraag heeft betrekking op alle in de alfabetische lijst van deze klasse opgenomen waren / diensten" op te nemen. Het BBIE geeft aan vervolgens ambtshalve de alfabetische lijst toe te voegen aan de aanvraag.

De BMM meent , vanuit praktisch oogpunt, dat bij een eerste lezing direct duidelijk moet zijn dat, en welk deel van, de opgesomde lijst van waren of diensten overeenkomt met de alfabetische lijst van waren en diensten voor de Nice classificatie. Dit komt de overzichtelijkheid en het sneller kunnen beoordelen van classificaties, bijvoorbeeld in geval van een merkonderzoek, ten goede. Bijgevolg stelt de BMM voor dat, ingeval de aanvraag betrekking heeft op de volledige alfabetische lijst, de betrokken waren en diensten worden weergegeven met gebruikmaking van een bijzonder kenmerk, zoals een bijzonder lettertype of vette letters, zodat snel duidelijk wordt dat de lijst van waren of diensten overeenstemt met de alfabetische lijst.

Bijkomend, indien de alfabetische lijst overeenstemmend met de "class heading" aangevuld wordt met specifieke waren of diensten stellen wij voor dat de alfabetische lijst altijd in eerste instantie wordt vermeld.

Gebruik delen uit "class-headings"
Verder zegt het Hof van Justitie "in het geval dat de aanvraag slechts betrekking heeft op bepaalde van deze waren of diensten, is de aanvrager verplicht nader toe te lichten welke tot deze klasse behorende waren of diensten worden bedoeld."

Het is niet helemaal duidelijk hoever deze verplichting gaat. Vervalt hiermee elke mogelijkheid om een algemene term uit een klasse-titel ("class-heading") in een classificatie op te nemen, tenzij dit gevolgd wordt door een nadere precisering? Of is het in sommige gevallen wel toegestaan de algemene term uit een klasse-titel op te nemen? En zo ja, onder welke omstandigheden wel en wanneer niet?

Ingangsdatum nieuwe classificatieregels
Een andere niet onbelangrijke vraag is vanaf wanneer deze nieuwe wijze van klasseren ingaat of is ingegaan? Geldt dit bijvoorbeeld ook voor bestaande merkregistraties (middels herclassificatie bij vernieuwing) of is dit in gegaan voor alle nieuwe depots van na 19 juni 2012, de datum van de uitspraak van het Hof van Justitie of voor depots van na 22 augustus, de datum van de Mededeling van het BBIE? Daarbij, is er ook voorzien in een regeling voor hangende merkaanvragen die nog niet tot een registratie hebben geleid? Een andere mogelijkheid is dat deze nieuwe classificatieregels pas ingaan als het Taxonomie-classificatie systeem van OHIM een definitieve vorm heeft gekregen.

Hierin geeft het BBIE vooralsnog geen duidelijk inzicht.

Conclusie
Het moge duidelijk zijn dat de voorgestelde wijzigingen een behoorlijke impact op de praktijk zullen hebben. Dit zal wellicht ook afhangen van de wijze waarop deze wijzigingen daadwerkelijk vorm gaan krijgen. Graag zou de BMM, als beroepsvereniging van juridische specialisten actief op het terrein van het merkenrecht, hierin nog meer duidelijkheid krijgen. In dit verband wil de BMM dan ook graag met het BBIE van gedachten wisselen over de mogelijke praktische consequenties waar de praktijk zich nu voor gesteld ziet naar aanleiding van de uitspraak in de IP-Translator zaak.

Uw reactie zien wij dan ook met belangstelling tegemoet.

Met vriendelijke groet,
Namens de BMM,

Voorzitter Commissie Wetgeving

IEF 11810

In de veronderstelling een steentje bij te dragen

Ex parte beschikking Vzr. Rechtbank 's-Gravenhage 2 oktober 2012, KG RK 12-2058 (Stichting Pink Ribbon tegen Désir International)

Beschikking ingezonden door Marlou van de Braak, Hoyng Monegier LLP.

Merkenrecht. Voormalige samenwerking. Adwords. Stichting Pink Ribbon is een charitatieve instelling en vraagt aandacht voor de borstkankerpatiënt van vandaag, tevens organiseert zij met regelmaat evenementen en acties in het kader van haar doelstellingen. Zij heeft ook diverse Benelux woord/beeldmerken.

In het verleden heeft Désir onder licentie PINK RIBBON sieraden verkocht, deze relatie is verbroken. Al gauw bleek dat gerekwestreerde zich voor ging doen als officiële webshop van Stiching Pink Ribbon en gebruikt zij de merken niet op de wijze waarvoor toestemming was gegeven. Vlak voor aanvang van de Oktober Borstkankermaand, maakt zij wederom gebruik van de Merken op haar website en in Google AdWords.

Het publiek koopt PINK RIBBON-sieraden veelal in de veronderstelling dat men een steentje bijdraagt aan het goede doel, echter Désir International draagt niets af aan de Stichting. De merken van de stichting Pink Ribbon hebben een gedegen, klinkende reputatie en een sterk onderscheidend vermogen. Middels gedragingen doet zij afbreuk aan het onderscheidend vermogen, wordt er ongerechtvaardigd voordeel getrokken en bestaat er een reëel riscio dat de slechte ervaringen op internet de Stichting Pink Ribbon op negatieve wijze kunnen beïnvloeden [zie verzoekschrift nr. 43-47].

De voorzieningenrechter beveelt het staken en gestaakt houden van het teken Pink Ribbon en/of het Pink Ribbon lintje, meer in het bijzonder door de verkoop van sieraden onder deze tekens of met deze tekens te gebruiken op de webshops, alsmede ieder gebruik van het teken als AdWord of in AdWord advertenties en op overige websites waaronder marktplaza.nl (zie r.o. 3.1) binnen twee dagen na betekening van deze beschikking. Dit onder last van een dwangsom van €3.000 met een maximum van €150.000.

IEF 11799

Gerecht EU week 39

European Court of JusticeMerkenrecht. We beperken ons tot een wekelijks overzicht van de oppositiebeslissingen van het Gerecht EU. Ditmaal over:

(A) complementaire en niet soortgelijke waren: El Lancero tegen LE LANCIER
(B) Verhoogd risico op meeliften met ouder merk door familie van merkrechten: CITIGATE tegen CITI.
(C) Er zijn geen fouten gemaakt in de beoordeling (o.a. bekend merk): TUZZI tegen EMIDIO TUCCI.
(D) gedeeltelijke vernietiging vanwege geen bewijs normaal gebruik voor brillen, juwelen en toiletpapier: EMILIO PUCCI tegen EMIDIO TUCCI.
(E) Normaal gebruik wel aangetoond: EMIDIO TUCCI tegen EMILIO PUCCI
(F) Merken zijn verschillend: EMIDIO TUCCI tegen PUCCI

Gerecht EU 26 september 2012, zaak T-265/09 (Serrano Aranda / OHMI - Burg Groep (LE LANCIER))

(A) Gemeenschapsmerk – Beroep ingesteld door de houder van de nationale woord- en beeldmerken die het woordelement „EL LANCERO” bevatten voor waren van de klassen 29, 30 en 31, en strekkende tot vernietiging van beslissing R 366/2008-1 van de eerste kamer van beroep van het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (BHIM) van 27 maart 2009 houdende verwerping van het beroep tegen de beslissing van de oppositieafdeling tot afwijzing van de oppositie ingesteld door verzoeker tegen de aanvraag tot inschrijving van het woordmerk „LE LANCIER” voor waren en diensten van de klassen 29 en 30. De voorziening wordt afgewezen.

40 Met betrekking tot het argument dat de distributie van de door de conflicterende merken aangeduide waren verloopt via dezelfde verkooppunten, inzonderheid supermarkten, is reeds geoordeeld dat het feit dat twee categorieën waren in dezelfde handelszaken, zoals warenhuizen of supermarkten, kunnen worden verkocht, niet erg relevant is, aangezien in deze verkooppunten zeer verscheiden waren te koop worden aangeboden, zonder dat de consument deze waren automatisch dezelfde herkomst toekent [zie in die zin arrest Gerecht van 13 december 2004, El Corte Inglés/BHIM – Pucci (EMILIO PUCCI), T‑8/03, Jurispr. blz. II‑4297, punt 43]. Zoals het BHIM aanvoert, betekent de verkoop in een supermarkt bovendien niet noodzakelijk dat de waren precies naast elkaar worden verkocht. Aangezien verzoeker het Gerecht niet meer beoordelingselementen heeft bezorgd, dient te worden geoordeeld dat de verkoop van de door de conflicterende merken aangeduide waren zal plaatsvinden in distributieruimtes met een zekere geografische nabijheid zonder dat daaruit uit het oogpunt van de consument een duidelijke complementariteit tussen de door de betrokken merken aangeduide waren voortvloeit. Verzoekers argument betreffende de verkoopwijze van de door de conflicterende merken aangeduide waren moet dus ook ongegrond worden verklaard.

41 In deze omstandigheden dient te worden geoordeeld dat, gelet op het bestaan van een zekere mate van complementariteit tussen de door de conflicterende merken aangeduide waren, sprake is van een geringe soortgelijkheid van deze waren in de zin van verordening nr. 207/2009.

76 Rekening houdend met zowel de geringe soortgelijkheid van de waren (zie punt 69 supra) als de geringe overeenstemming van de conflicterende merken (zie punt 41 supra), dient in casu in navolging van de kamer van beroep te worden geoordeeld dat er geen verwarringsgevaar bestaat.

Gerecht EU 26 september 2012, zaak T-301/09 (IG Communications / OHMI - Citigroup en Citibank (CITIGATE))

(B) Gemeenschapsmerk – Beroep door de aanvrager van het woordmerk „CITIGATE” voor waren en diensten van de klassen 9, 16, 35 en 42 ingesteld en strekkende tot vernietiging van beslissing R 821/2005–1 van de eerste kamer van beroep van het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (BHIM) van 30 april 2009 houdende vernietiging van de afwijzing door de oppositieafdeling van de oppositie ingesteld door de houder en aanvrager van de nationale en communautaire woord en beeldmerken met de term „CITI” voor waren en diensten van de klassen 9, 16, 35, 36 en 42. De voorziening wordt afgewezen.

122 Therefore, as observed correctly by the Board of Appeal, there is a risk that the mark applied for will take advantage of the aura attaching to the CITIBANK mark on account of its reputation and that, lastly, the relevant section of the public might decide to use the applicant’s services in the belief that the mark in question is linked to the well-known mark CITIBANK. That risk is, moreover, increased because there is a family of CITI trade marks (see, to that effect, CITI, paragraph 83).

Gerecht EU 27 september 2012, zaak T-535/08 (Tuzzi fashion / OHMI - El Corte Inglés (Emidio Tucci))

(C) Gemeenschapsmerk – Beroep door de houder van het internationale en nationale woordmerk „TUZZI”, alsmede van de nationale firmanaam „TUZZI FASHION GMBH”, voor waren van klasse 25 [red. kleding] ingesteld en strekkende tot vernietiging van beslissing R 1561/2007-2 van de tweede kamer van beroep van het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (BHIM) van 23 september 2008 houdende verwerping van het beroep tegen de afwijzing door de oppositieafdeling van de oppositie ingesteld door verzoekster tegen de aanvraag tot inschrijving van het beeldmerk „Emidio Tucci” voor waren van klasse 25. De voorziening wordt afgewezen. Ook op IPKat, Marques (part I), (part II).

85 Le fait que la chambre de recours ne se soit pas explicitement prononcée sur les éléments de preuve présentés par la requérante afin d’établir le caractère distinctif accru des marques antérieures n’entache pas la motivation de la décision attaquée. En effet, au point 30 de la décision attaquée, la chambre de recours a souligné que, « même si l’opposante avait prouvé qu’il existait un caractère distinctif prononcé en raison d’une utilisation intensive, le résultat de la comparaison des signes [… était] suffisant pour exclure tout risque de confusion ». La motivation de la décision attaquée indique que, nonobstant lesdits éléments de preuve, les conditions pour apprécier l’existence d’un risque de confusion entre les marques en conflit ne sont pas réunies et permet, donc, de connaître les raisons pour lesquelles la chambre de recours a exclu l’existence d’un risque de confusion entre les marques en conflit (voir, en ce sens, arrêt OFTAL CUSI, point 80 supra, point 53).
86 En outre, dans la mesure où les allégations de la requérante concernant le caractère distinctif accru des marques antérieures ont été examinées par la chambre de recours et, par la suite, écartées, la requérante ne peut pas non plus prétendre que la chambre de recours a commis une violation de son droit d’être entendue.
87 Dès lors, il convient de rejeter cet argument comme non fondé.

Gerecht EU 27 september 2012, zaak T-357/09 (Pucci International / OHMI - El Corte Inglés (Emidio Tucci))

 

(D) Gemeenschapsmerk – Beroep door de houder van de communautaire en nationale woord en beeldmerken „EMILIO PUCCI” voor waren van de klassen 9, 12, 14, 18, 20, 21, 24, 25, 26, 27, 33 en 34 ingesteld en strekkende tot vernietiging van de beslissing van de tweede kamer van beroep van het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (BHIM) van 18 juni 2009 in de gevoegde zaken R 770/20082 en R 826/20082 houdende gedeeltelijke verwerping van het beroep tegen de gedeeltelijke afwijzing door de oppositieafdeling van de oppositie ingesteld door verzoekster tegen de aanvraag tot inschrijving van het beeldmerk „Emidio Tucci” voor waren en diensten van de klassen 1-45. De beslissing wordt vernietigd op de eerste plaats vanwege het ontbreken van bewijs van normaal gebruik van het merk voor brillen en op de tweede plaats, met toepassing van artikel 8 lid 5 reglement 207/2009, voor de volgende waren: brillen, juwelen en toiletpapier. Ook op IPKat, Marques (part I), (part II).

27 La division d’opposition a considéré que l’usage desdites marques n’était établi que pour les lunettes comprises dans la classe 9, les fauteuils compris dans la classe 20, les vêtements, les chaussures et la chapellerie compris dans la classe 25 et les produits compris dans les classes 18 et 24 couverts par la marque communautaire figurative antérieure, ces produits étant donc ceux pertinents aux fins d’apprécier l’existence d’un risque de confusion. La chambre de recours a confirmé en partie la conclusion de la division d’opposition. Néanmoins, elle a considéré, aux points 82 à 85 de la décision attaquée, que la preuve de l’usage présentée pour les lunettes et les fauteuils n’était pas suffisante aux fins d’établir l’usage sérieux desdites marques sur le marché et, en conséquence, a exclu ces produits de l’appréciation du risque de confusion. Par ailleurs, comme la chambre de recours l’a constaté au point 27 de la décision attaquée, la marque communautaire figurative antérieure couvrant les produits relevant des classes 18 et 24 n’était pas soumise à l’obligation d’usage.

Gerecht EU 27 september 2012, zaak T-373/09 (El Corte Inglés / OHMI - Pucci International (Emidio Tucci))

(E) Gemeenschapsmerk – Beroep ingesteld door de aanvrager van het beeldmerk „Emidio Tucci” voor waren van de klassen 1 tot en met 45, en strekkende tot vernietiging van beslissingen R 770/2008-2 en R 826/2008-2 van de tweede kamer van beroep van het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (BHIM) van 18 juni 2009 houdende gedeeltelijke verwerping van de beroepen tegen de beslissing van de oppositieafdeling tot gedeeltelijke weigering van de inschrijving van dit merk in het kader van de oppositie ingesteld door de houder van de communautaire en nationale woord en beeldmerken „Emilio Pucci” voor waren en diensten van de klassen 3, 9, 12, 14, 18, 20, 21, 24, 25, 26, 27, 33 en 34. De voorziening wordt afgewezen, omdat normaal gebruik wel is aangetoond. Ook op IPKat, Marques (part I), (part II).

57 Dans le cadre de l’examen des arguments de la requérante, il convient, tout d’abord, d’examiner les questions liées à la preuve de la renommée de la marque italienne de 1966, mentionnées aux points 36, 37 et 48 ci-dessus. À cet égard, il convient de rappeler que, comme il ressort du point 30 ci-dessus et comme l’a fait valoir la chambre de recours au point 68 de la décision attaquée, l’intervenante a réussi à établir à suffisance l’usage de la marque italienne de 1966 pour les vêtements, les chaussures, la chapellerie pour dames et les cravates. La renommée de la marque italienne de 1966 ne peut donc être remise en cause par l’absence d’utilisation de ladite marque sur le marché

Gerecht EU 27 september 2012, zaak T-39/10 (El Corte Inglés / OHMI - Pucci International (PUCCI))

PUCCI

(F) Gemeenschapsmerk – Beroep door de houder van de nationale beeldmerken „Emidio Tucci” voor waren van de klassen 3, 9, 14, 25 en 28 en van het nationale woordmerk „E. Tucci” voor waren van klasse 25 ingesteld en strekkende tot vernietiging van beslissing R 173/2009-1 van de eerste kamer van beroep van het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (BHIM) van 29 oktober 2009 houdende verwerping van de afwijzing door de oppositieafdeling van de oppositie ingesteld door verzoekster tegen de aanvraag tot inschrijving van het woordmerk „PUCCI” voor waren van de klassen 3, 9, 14, 18, 25 en 28. De voorziening wordt afgewezen, omdat de merken verschillend zijn (par 65). Ook op IPKat, Marques (part I), (part II).

94 In the present case, first, it should be pointed out that, in paragraph 36 of the contested decision, the Board of Appeal did not acknowledge the reputation of the earlier mark for the men’s clothing and footwear in Class 25.

95 Secondly, it should be noted, as is clear from paragraph 65 above, that the marks at issue are neither identical nor similar. As the second condition referred to in paragraph 92 above has not been satisfied, this plea must be rejected, without considering whether the applicant provided evidence proving that the use of the mark applied for would take unfair advantage or be detrimental to the reputation of the earlier mark.

IEF 11795

Online magazine en dancefeesten

Gerechtshof 's-Gravenhage 25 september 2012, LJN BY6543 (Stichting Paperclip tegen NCRV)

Uitspraak ingezonden door Marc de Kemp, Houthoff Buruma.

In navolging van IEF 10845. Merkenrecht. Online magazine. De Stichting organiseert sinds 2009 jaarlijks dance events en clubfeesten en is tevens houdster van Beneluxwoordmerk PAPERCLIP. NCRV is een publieke radio- en tv-omroep en heeft in de jaren '80-'90 een radioprogramma Paperclip Radio, ook gaf zij een magazine uit. Medio 2010 geeft de NCRV een online magazine uit onder die naam (magazine geïllustreerd door film- en geluidsfragmenten). Ook zij is houdster van een Beneluxwoordmerk PAPERCLIP.

NCRV heeft tijdens de zitting in eerste aanleg onvoorwaardelijk toegezegd dat zij het teken Paperclip alleen nog zal gebruiken in combinatie met de naam of het logo NCRV en heeft conform die toezegging al gehandeld vóór de zitting, behoudens het gebruik van enkele fragmenten in het online magazine.

Met grief I verwijt de stichting de voorzieningenrechter dat zij voor het gevorderde verbod slechts het gebruik van het teken NCRV Paperclip en niet Paperclip "sec" relevant heeft geacht en beoordeeld. Met betrekking tot de sub b inbreuk grondslag heeft de voorzieningenrechter ten aanzien van zowel merk 1 als merk 2 overwogen dat voorshands niet kan worden aangenomen dat het gebruik door NCRV van het teken NCRV Paperclip voor haar online magazine verwarringsgevaar als bedoeld in artikel 2.20, lid 1, sub b, BVIE oplevert. Grief II richt zich tegen dit oordeel voor zover de inbreukvordering is gebaseerd.

Het hof acht, met de voorzieningenrechter, de genoemde omstandigheden voldoende om er voorshands van uit te gaan dat NCRV in de toekomst alleen nog het teken NCRV paperclip zal gebruiken en acht geen reële dreiging aanwezig dat NCRV nog het teken Paperclip (magazine) "sec" zal gebruiken.

Met name omdat NCRV het dominerende en onderscheidende bestanddeel is van het teken, is er geen relevante overeenstemming tussen de merken. Het verwarringsgevaar vanwege een overlappende doelgroep is onvoldoende om aan te nemen dat het publiek, dat geconfronteerd wordt met het teken NCRV paperclip, zal menen dat er sprake is van een economische band of samenwerking tussen de twee (een online magazine en dancefeesten).

Het gerechtshof bekrachtigt het tussen partijen gewezen vonnis.

5. (...) Desgevraagd heeft de advocaat van de Stichting, mr. Maas tijdens het pleidooi in hoger beroep verklaard dat hij de uitingen van NCRV na het kort geding steeds heeft nagekeken en dat, met uitzondering van voormeld "foutje", de aanduiding paperclip (magazine) "sec" door NCRV niet meer is gebruikt. Gelet daarop gaat het hof ervan uit dat sprake was van een eenmalig "foutje". Dit is onvoldoende reden voormeld uitgangspunt dat NCRV in de toekomst alleen nog het teken NCRV paperclip zal gebruiken bij te stellen en anders te oordelen over het gevorderde verbod.

(...) Het bovenstaande leidt ertoe dat het beroep op de sub a inbreuk grondslag niet slaagt en grief I faalt.

10. Niet aannemelijk is geworden dat de merken van de Stichting een bijzonder onderscheidend vermogen hebben. Pas sedert ongeveer 2009 is de Stichting actief en gebruikt zij het merk. De Stichting stelt ook niet dat het onderscheidend vermogen is toegenomen door het gebruik. Zij stelt wel dat het merk van huis uh zeer onderscheidend is, maar stelt daartoe slechts dat het een fantasienaam is. Nog daargelaten dat dat niet juist is nu paperclip een bestaand woord is, is dat onvoldoende om een groot onderscheidend vermogen aan te nemen. Het hof gaat dan ook uh van een normaal onderscheidend vermogen. Gelet hierop en de omstandigheid dat overeenstemming tussen de merken en het teken ontbreekt, althans zeer gering is, acht het hof voorshands niet aannemelijk dat sprake is van reëel verwarringsgevaar, ook niet wanneer het teken wordt gebruikt voor dezelfde waren en/of diensten als waarvoor het merk is ingeschreven. Dit geldt temeer nu niet is betwist dat NCRV het teken gebruikt voor een online magazine dat vooral ontvangen/gelezen wordt door vijftigers en zestigers en waarvan de doelgroep vooral bestaat uit dertigers en veertigers, terwijl de Stichting zich bezig houdt met het organiseren van dancefeesten voor jongeren. Ook indien juist zou zijn dat, zoals de Stichting bij pleidooi in hoger beroep voor het eerst heeft gesteld, onder haar publiek ook of vooral dertigers en veertigers vallen, acht het hof dat voorshands onvoldoende om aan te nemen dat het publiek dat geconfronteerd wordt met het teken NCRV paperclip, zal menen dat - zoals de stichting stelt, maar NCRV betwist - er sprake is van een economische band of samenwerking tussen NCRV en de Stichting.

Lees een afschrift zaaknr. 200.103.427/01, LJN BY6543.

Op andere blogs:
DomJur 2013-927 (Hof: Stichting Paperclip – NCRV)
Merkwaardigheden (Het toevoegen van een bedrijfsnaam aan een merknaam)

IEF 11782

Sleutelmerk en sleutelteken zijn onvoldoende overeenstemmend

Vzr. Rechtbank Amsterdam 21 september 2012, zaaknr. 519775 / KG ZA 12-854 SR/MV (KLY Groupe tegen Sugar Power Company en Sugar Power Holding)

Uitspraak ingezonden door Janouk Kloosterboer en Rutger van Rompaey, QuestIE Advocatuur.

Merkenrecht. Auteursrecht. Slaafse nabootsing theeverpakkingen. Afgewezen vorderingen: veelvoorkomende vormgevingselementen in de branche.

KLY Groupe is een internationaal importbedrijf en groothandel in verschillende theesoorten en houdster van twee internationale beeldmerkregistraties (662279, 676467). Sugar Power vervaardigt suiker en drijft een groothandel in suiker(producten), chocolade en Chinese groene thee (afbeelding links onderaan). KLY Groupe heeft onweersproken aangevoerd dat de (beweerde) inbreukmakende producten van Sugar Power in Amsterdam te koop zijn. Het feit dat Sugar Power Holding B.V. aandeelhouder is van Sugar Power Company B.V. is onvoldoende om haar voor die handelingen verantwoordelijk te achten.

Sugar Power meent over oudere rechten te beschikken omdat zij een Spaans beeldmerk dat dateert uit 1992 heeft overgenomen. Echter het sleutelteken wijkt te veel af van het teken uit 1992. Het beroep op artikel 2.24 BVIE, waarin KLY Groupe het jongere merk vijf heeft gedoogd wordt gepasseerd, het moet dan gaan om (bewust) gedogen. Het argument dat KLY Groupe gedurende vijf jaar niet haar merk in de Benelux heeft gebruikt, is eerst ter zitting gevoerd, en KLY wordt in de gelegenheid gesteld bewijsstukken te leveren, Binnen de grenzen van een kort geding heeft KLY Groupe aan de hand van de facturen voorshands het (normale) gebruik voldoende aannemelijk gemaakt.

Tussen het sleutelmerk van het sleutelteken is de overeenstemming te gering om merkinbreuk aan te nemen. Het verpakkingsmerk van KLY Groupe bevat vier zijden van haar verpakking. Sugar Power heeft daarbij de grenzen van het toelaatbare opgezocht, maar niet overschreden, omdat het gaat om niet of  nauwelijks onderscheidende bestanddelen zoals het gebruik van de zwarte achtergrond met gele omkadering, het gebruik van de (beschrijvende) woorden Thé Vert De Chine in groene letters. Meerdere vormgevingselementen die beide partijen gebruiken, komen ook bij andere producenten voor zodoende kan KLY Groupe op grond van haar verpakkingsmerk deze elementen niet monopoliseren. De gevraagde voorzieningen worden geweigerd.

4.5. Sugar Power heeft zich erop beroepen dat zij van een Spaanse merkhouder het recht heeft overgenomen een beeldrnerk met daarin een sleutel en het woord La Llave te gebruiken. Dit beeldmerk dateert van 12 augustus 1992. Naar de voorzieningenrechter begrijpt is Sugar Power om die reden van. mening dat zij over oudere rechten dan KLY Groupe beschikt. Sugar Power zal hierin niet worden gevolgd. Het beeldmerk van 1992 wijkt dermate afvan het 'sleutelteken' zoals dat door Sugar Power wordt gbruikt dat Sugar Power voorshands aan (de overname van) dit oudere beeldmerk geen rechten kan ontlenen.

4.9. In dit kader zal als eerste het sleutelmerk van KLY Groupe worden vergeleken met het sleutelteken van Sugar Power. De voorzieningenrechter is veorshands van eordeel dat de overeenstenuning tussen merk en teken te gering is om merkinbreuk aan te kunnen nemen. De sleutel van Sugar Power oogt 'antiek' en lijkt op een echte sleutel. De sleutel van KLY Groupe oogt meer gestileerd en kan niet worden aangemerkt als de afbeelding van een echte sleutel. De baard van de s1eutel wijst bij Sugar Power naar beneden en bij KLY Groupe naar boven. De woorden die onderdeel uitmaken van merk en teken zijn in het geheel niet identiek. Het beeldmerk van KLY Groupe bevat het woord KLYTEA, het teken van Sugar Power bevat de woorden SLOT en CLEF.

4.10. (...) Sleutelmerk en sleutelteken zijn weliswaar onvoldoende overeenstemmend (zie hiervoor), maar een aantal andere bestanddelen zijn wel nagenoeg identiek. Omdat het dan echter gaat om niet of nauwelijks onderscheidende bestanddelen, zoals het gebruik van de zwarte achtergrond met gele omkadering, het gebruik van de woorden The Vert De Chine (in groene letters) en het gebruik van het woord SPECIAL heeft Sugar Power de grenzen van het toelaatbare voorshands  niet overschreden en nog net voldoende afstand heeft gehouden. Aan de hand van de foto's van productie 6 heeft Sugar Power bovendien voorshands aannemelijk gemaakt dat meerdere vormgevingselementen die door beide partijen worden gebruikt in de branche (dus ook bij andere producenten) vaker voorkomen. Elementen als een zwarte ondergrond, een gele omkadering en het gebruik van bepaalde (beschrijvende) woorden kan KLY Groupe op grond van haar verpakkingsmerk niet monopoliseren.

Daarnaast geldt dat naast de elementen die met elkaar overeenstemmen, tevens een aantal (beeldbepalende) elementen kunnen worden opgesomd die juist niet met elkaar overeenstemmen. Zo bevat het merk van KLY Groupe een plaatje (de Mandala met het witte landschap), terwijl de verpakking van Sugar Power twee plaatjes bevat. De Mandala op de verpakking van Sugar Power bevat een green landschap. Ook het gedeelte van het merk van KLY Groupe met de rood/witte tekening en het woord TEA, welk gedeelte op de bovenkant van haar verpakking wordt afgedrukt, wijkt significant af van de bovenkant van de verpakking van Sugar Power.

IEF 11779

Gerecht EU week 37-38

European Court of JusticeMerkenrecht. We beperken ons tot een wekelijks overzicht van de oppositiebeslissingen van het Gerecht EU. Ditmaal over:

(A) geen motivering dat het erkat-merk gericht is op uitbuiting van ouder merk.
(B) Duschy vs. Duscho.
(C) Een lachende hand waarbij Italiaans auteursrecht niet voldoende werd erkend.
(D) over een lange dunne worst met de beschrijvende naam 'espetec' ('worst' in't Catelaans).
(E) verwarringsgevaar BÜRGER met BÜRGERBRÄU.
(F) driedimensionaal merk voor een lemmet dat vooral een technische functie heeft.
(G) onderdeel "Credit" heeft geen onderscheidend vermogen voor financiële diensten.
(H) onzorgvuldigheid als oorzaak van niet-vernieuwing is niet relevant voor de rechtmatigheid van de beslissing.
(I) geen overeenstemming tussen warencategorieën 'platen om op te telen' en 'kunststof verpakkingen'
(J) kamer van beroep diende alle aan de oppositieafdeling voorgelegde argumenten te onderzoeken nu daar uitdrukkelijk op is gewezen.

Gerecht EU 12 september 2012, zaak T-566/10 (Ertmer / OHMI - Caterpillar (erkat))

(A). Gemeenschapsmerk. Beroep strekkende tot vernietiging van beslissing R 270/20101 van de eerste kamer van beroep van het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (BHIM) van 7 september 2010 houdende vernietiging van de beslissing van de nietigheidsafdeling en nietigverklaring van woordmerk „erkat” voor waren van de klassen 7 en 42 in het kader van de vordering tot nietigverklaring ingesteld door de houder van het communautaire en nationale woordmerk „CAT” en van het gemeenschapsbeeldmerk en de nationale beeldmerken met het woordelement „CAT” voor waren en diensten van de klassen 7 en 42. De voorziening wordt toegewezen nu uit de motivering geenszins volgt dat het gewraakte merk gericht is op de uitbuiting van het onderscheidend vermogen en waarde van het oudere merk.

66 Außerdem ergibt sich aus der Begründung der angefochtenen Entscheidung keineswegs, dass die Beschwerdekammer eine umfassende Beurteilung der relevanten Umstände des vorliegenden Falles vorgenommen hätte, um zu ihrer Schlussfolgerung zu gelangen, dass unabhängig vom Vorliegen oder Nichtvorliegen einer Verwechslungsgefahr zwischen den Marken eine ernsthafte und nicht nur hypothetische Gefahr bestehe, dass die streitige Marke auf die Ausnutzung der Unterscheidungskraft und der Wertschätzung der älteren Marken gerichtet sei.

67 Daraus folgt, dass die angefochtene Entscheidung in Bezug auf die Anwendung von Art. 8 Abs. 5 der Verordnung Nr. 207/2009 nicht hinreichend begründet ist.


Gerecht EU 12 september 2012, zaak T-295/11 (Duscholux Ibérica / OHMI - Duschprodukter i Skandinavien (duschy))

(B) Gemeenschapsmerk – Beroep ingesteld door de houder van het gemeenschapsbeeldmerk dat de woordelementen „DUSCHO Harmony” bevat, voor waren van de klassen 6, 11 en 19, tegen beslissing R 662/2010-1 van de eerste kamer van beroep van het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (BHIM) van 21 maart 2011, waarbij is vernietigd de beslissing van de oppositieafdeling houdende gedeeltelijke weigering van de bescherming van het gemeenschapsmerkstelsel, na een aanvraag voor internationale inschrijving waarbij de Europese Unie was aangewezen, voor het beeldmerk dat een walvis weergeeft en het woordelement „duschy” bevat, voor waren van de klassen 11 en 20, in het kader van de oppositie van verzoekster. De voorziening wordt afgewezen.

81 Likewise, it must be stated that the applicant has not substantiated its arguments that the alleged distinctive character of the earlier mark supports the conclusion that there is a likelihood of confusion, having regard to the fact that the goods at issue are identical or similar. In any event, the applicant’s argument must be rejected in the present case. Although the distinctive character of the earlier mark must be taken into account when assessing the likelihood of confusion, it is only one factor among others involved in that assessment (see Case T‑134/06 Xentral v OHIM – Pages jaunes (PAGESJAUNES.COM) [2007] ECR II-5213, paragraph 70 and the case-law cited). However, a finding of the likelihood of confusion presupposes a certain similarity between the signs, which is absent in the present case.

82 Consequently, the Board of Appeal was right to find that there is no likelihood of confusion between the marks at issue, notwithstanding the fact that the goods at issue are in part identical and in part similar.

Gerecht EU 13 september 2012, zaak T-404/10 (National Lottery Commission / OHMI - Mediatek Italia en De Gregorio (Représentation d'une main))
(C) Gemeenschapsmerk. Ouders nationaal auteursrecht. – Beroep ingesteld door de houder van het gemeenschapsbeeldmerk dat een hand met twee gekruiste vingers en een lachend gezicht weergeeft, voor waren van de klassen 9, 16, 25, 28 en 41, en strekkende tot vernietiging van beslissing R 1028/20091 van de eerste kamer van beroep van het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (BHIM) van 9 juni 2010 tot verwerping van het beroep tegen de beslissing van de nietigheidsafdeling waarbij de door Mediatek Italia en Giuseppe De Gregorio ingestelde vordering tot nietigverklaring is toegewezen. De voorziening wordt toegewezen.

37 Moreover, it should be noted that, during the proceedings before the Board of Appeal, the National Lottery Commission drew attention to certain factors, which it referred to as ‘anomalies’ and which showed that it was unlikely that the 1986 Agreement had been drafted in that way on the date claimed. Those factors include, in particular, the facts that the date of the post office stamp (21 September 1986) corresponds to a day on which post offices were closed and that the 70‑year copyright protection provided for under the agreement corresponds to the term of copyright protection applicable after 1996, whereas, at the time when the 1986 Agreement was purportedly drafted, copyright protection lasted for only 50 years.

40 In the light of the above, it must be concluded that, in finding that the applicants for a declaration of invalidity had shown the existence of an earlier right, the Board of Appeal based its approach on a misinterpretation of the national law governing copyright protection and that that error may have had an effect on the content of the contested decision.

Gerecht EU 13 september 2012, zaak T-72/11 (Sogepi Consulting y Publicidad / OHMI (ESPETEC))

Tapas de ibéricos(D) Gemeenschapsmerk – Vernietiging van beslissing R 312/2010-2 van de tweede kamer van beroep van het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (BHIM) van 12 november 2010 houdende verwerping van het beroep tegen de weigering van de onderzoeker om het woordmerk "ESPETEC" in te schrijven voor waren van klasse 29. De voorziening wordt afgewezen, nu een espetec, een typisch Catelaanse [wikipedia], lange, dunne, gefermenteerde en gedroogde worst is en dus beschrijvend voor type waar. Ook op marques.org gesignaleerd.

29 En l’espèce, la chambre de recours a considéré, au point 20 de la décision attaquée, que la marque demandée était « composée du mot ESPETEC qui, en catalan, signifie ‘fouet’, c’est-à-dire ‘une pièce de charcuterie fine et longue ressemblant à un saucisson, typique de Catalogne’ ». Elle a conclu que le terme « espetec » décrivait sans ambiguïté le type de produit visé par la demande, à savoir la « charcuterie de viande crue et de porc », et que « sa signification ser[ait] facilement perçue par les personnes qui comprennent le catalan, en particulier dans les parties du territoire espagnol où le catalan est généralement utilisé ou compris, telles que la Catalogne, les Îles Baléares et la Communauté autonome de Valence ».


Gerecht EU 18 september 2012, zaak T-460/11 (Scandic Distilleries / OHMI - Bürgerbräu, Röhm & Söhne (BÜRGER))

(E) Gemeenschapsmerk – Beroep ingesteld door de aanvrager van het beeldmerk met onder meer het woordelement „BÜRGER” voor waren en diensten van de klassen 32 en 35, en strekkende tot vernietiging van beslissing R 1962/20102 van de tweede kamer van beroep van het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (BHIM) van 25 mei 2011 houdende verwerping van het beroep tegen de gedeeltelijke weigering van de oppositieafdeling om dit merk in te schrijven in het kader van de oppositie ingesteld door de houder van het gemeenschapswoordmerk „Bürgerbräu” voor waren en diensten van de klassen 21, 32 en 42. De voorziening wordt afgewezen, vanwege het verwarringsgevaar met het oudere woordmerk Bürgerbräu voor bier. Ook op IPKat en Marques.org gesignaleerd.

Meer onder lees verder

61 It is clear, however, in the present case that, as the Board of Appeal rightly found in paragraph 26 of the contested decision, it is not possible to infer from mere photocopies of different beer labels allegedly belonging to third parties any use at all of those signs on the European Union market, so that not even the identity of registrations coexisting on the market has been proved. Moreover, the applicant has in any event failed to show that that coexistence was based on the absence of a likelihood of confusion (see, to that effect, LIFE BLOG, cited in paragraph 60 above, paragraph 69 and the case-law cited). It follows that the applicant has not shown that the distinctive character of the earlier mark was weakened or diluted.

62 Secondly, it should be recalled that, although the distinctive character of the earlier mark must be taken into account for assessing the likelihood of confusion, it is only one factor among others involved in that assessment. Accordingly, even where an earlier mark has weak distinctive character, there may be a likelihood of confusion, in particular where the signs and the goods or services concerned are similar (Case T‑130/03 Alcon v OHIM – Biofarma (TRAVATAN) [2005] ECR II‑3859, paragraph 78, and judgment of 13 July 2011 in Case T‑88/10 Inter IKEA Systems v OHIM – Meteor Controls (GLÄNSA), not published in the ECR, paragraph 52). That is in any event the case here.

Gerecht EU 19 september 2012, zaak T-164/11 Reddig / OHMI - Morleys (Manche de couteau))

(F) Gemeenschapsmerk – Beroep ingesteld door de houder van het driedimensionale merk dat de vorm van een messenheft weergeeft voor waren van de klassen 6, 8 en 20, en strekkende tot vernietiging van beslissing R 1072/2009-2 van de tweede kamer van beroep van het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (BHIM) van 15 december 2010 houdende verwerping van het beroep tegen de beslissing van de nietigheidsafdeling tot nietigverklaring van dit merk in het kader van de door Morleys Ltd ingestelde vordering tot nietigverklaring. De voorziening wordt afgewezen, dat het lemmet lijkt op een vis heeft een meer technische functie.

40 Whilst recognising that the shape of the knife handle could be regarded as resembling a fish, the Board of Appeal nevertheless held that that shape was due to characteristics having a technical function. That analysis must be upheld, since the fact that the sum of the exclusively functional elements contributes to creating an ornamental image of the trade mark of which registration is sought is of no relevance to the possibility of registering a sign such as defined in Article 7(1)(e)(ii) of Regulation No 207/2009 as a Community trade mark. The Board of Appeal thus complied with the requirements of the case-law.


41 The applicant maintains, finally, that various non-technical elements of the disputed sign are so important that they alone can justify registration of the trade mark.

 

 

Gerecht EU 19 september 2012, zaak T-220/11 (TeamBank / OHMI - Fercredit Servizi Finanziari (f@ir Credit))

(G) Gemeenschapsmerk – Beroep door de aanvrager van het beeldmerk „f@ir Credit” voor diensten van klasse 36 ingesteld en strekkende tot vernietiging van beslissing R 719/20101 van de eerste kamer van beroep van het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (BHIM) van 3 februari 2011 houdende verwerping van het beroep tegen de weigering van de oppositieafdeling om dat merk in te schrijven in het kader van de oppositie ingesteld door de houders van het gemeenschapsbeeldmerk „FERCREDIT” voor waren en diensten van de klassen 6, 7, 12, 14, 16, 18, 25, 35, 36, 39, 41, 42, 43 en 44. De voorziening wordt afgewezen, Credit heeft namelijk geen bijzonder onderscheidend vermogen voor de diensten.

46 Im vorliegenden Fall hat die Beschwerdekammer zwar in Randnr. 31 der angefochtenen Entscheidung anerkannt, dass der Begriff „Credit“ für die von den einander gegenüberstehenden Marken erfassten Dienstleistungen nicht besonders kennzeichnungskräftig sei. Sie hat jedoch zutreffend darauf hinwiesen, dass sich die Ähnlichkeit der Zeichen nicht auf die Ähnlichkeit des gemeinsamen Bestandteils „Credit“ beschränke. Dem ist zuzustimmen, denn die Bestandteile „Fer“ und „f@ir“ weisen ebenfalls eine gewisse Ähnlichkeit auf.

Gerecht EU 12 september 2012, zaak T-267/11 (Video Research USA / OHMI (VR))

(H) Gemeenschapsmerk – Vernietiging van beslissing R 1187/20102 van de tweede kamer van beroep van het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (BHIM) van 8 maart 2011 houdende verwerping van het beroep ingesteld door de houder van het beeldmerk met het woordelement „VR” tegen de beslissing van de afdeling „Merken en register” houdende afwijzing van het verzoek tot herstel in de vorige toestand en hernieuwing van het merk, dat na afloop van de inschrijving in het register is doorgehaald. Het beroep wordt verworpen, onzorgvuldigheid als oorzaak van de niet-vernieuwing is niet relevant voor de rechtmatigheid van de bestreden beslissing.

41 Aangezien is aangetoond dat de onzorgvuldigheid van kantoor B de rechtstreekse oorzaak is van de niet-vernieuwing, is de vraag of verzoekster of haar Amerikaanse gemachtigde met alle vereiste zorgvuldigheid heeft gehandeld om de gevolgen van de fouten van kantoor B te verhelpen dus niet relevant voor de rechtmatigheid van de bestreden beslissing, zodat de door verzoekster in dit verband aangevoerde argumenten moeten worden afgewezen als niet ter zake dienend.

Gerecht EU 20 september 2012, zaak T-445/10 (HerkuPlast Kubern / OHMI - How (eco-pack))

(I) Gemeenschapsmerk – Beroep door de houder van het nationale en internationale woordmerk „ECOPAK” voor waren van klasse 20 ingesteld en strekkende tot vernietiging van beslissing R 1014/20094 van de vierde kamer van beroep van het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (BHIM) van 27 juli 2010 houdende verwerping van het beroep tegen de afwijzing door de oppositieafdeling van de oppositie ingesteld door verzoekster tegen de aanvraag tot inschrijving van het beeldmerk dat het woordelement „eco-pack” bevat, voor waren van klasse 16. De voorziening wordt toegewezen, want de tussen warencategorieën 'platen voor teelt' en 'kunststof verpakkingsmaterialen' was geen overlapping.

36 Zudem haben die Parteien nicht vorgetragen, dass die Anzuchtplatten zu einer anderen Klasse als der von der Anmeldung umfassten Klasse gehörten. Die in der Anmeldung vorgenommene Begrenzung der Gruppe der Waren aus Papier und Pappe auf solche, „soweit nicht in anderen Klassen enthalten“, schließt daher „Anzuchtplatten“ nicht aus. Im Übrigen schließt der Umstand, dass Anzuchtplatten in der Markenanmeldung nicht speziell erwähnt werden, im vorliegenden Fall nicht aus, dass diese Produkte zu dieser Warengruppe gehören können. Anzuchtplatten aus Papier und Pappe können somit von der weiten Definition der von der Anmeldemarke erfassten Waren, nämlich Waren aus Papier und Pappe, soweit nicht in anderen Klassen enthalten, erfasst werden.

37 Daraus folgt, dass sich die Beschwerdekammer zu Unrecht ohne weitere Erläuterung auf den Hinweis beschränkt hat, dass Anzuchtplatten aus Papier und Pappe im vorliegenden Fall nicht in Rede stünden und dass zwischen den beiden von der Anmeldemarke und der älteren Marke erfassten Warenkategorien keine „Berührungspunkte“ bestehen könnten.

Gerecht EU 21 september 2012, zaak T-278/10 (Wesergold Getränkeindustrie/OHMI - Lidl Stiftung (WESTERN GOLD))

(J) Gemeenschapsmerk – Beroep ingesteld door de houder van de nationale, internationale en communautaire woordmerken „WeserGold”, „Wesergold” en „WESERGOLD” voor waren van de klassen 29, 31 en 32, en strekkende tot vernietiging van beslissing R 770/20091 van de eerste kamer van beroep van het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (BHIM) van 24 maart 2010 houdende vernietiging van de weigering van de oppositieafdeling om het woordmerk „WESTERN GOLD” in te schrijven voor diensten van klasse 33 in het kader van de door verzoekster ingestelde oppositie. De voorziening wordt toegewezen, nu er sprake is van een schending van respectievelijk artikel 8, lid 1, sub b van verordening nr. 207/2009.

72 Los van het feit dat verzoekster voor de kamer van beroep uitdrukkelijk heeft verwezen naar haar stukken voor de oppositieafdeling, moest de kamer van beroep alle aan de oppositieafdeling voorgelegde argumenten onderzoeken. Aangezien verzoekster het toegenomen onderscheidend vermogen als gevolg van het gebruik van de oudere merken heeft aangevoerd in de procedure voor de oppositieafdeling, kon de kamer van beroep dus niet oordelen dat verzoekster zich niet op het toegenomen onderscheidend vermogen van de oudere merken als gevolg van het gebruik ervan had beroepen.

73 De kamer van beroep heeft bijgevolg in casu artikel 8, lid 1, sub b, van verordening nr. 207/2009 onjuist toegepast.

IEF 11777

Gratis weggeven aan particulieren is economisch gebruik

Vzr. Rechtbank Zwolle-Lelystad, locatie: Lelystad, 13 september 2012, LJN BX7995 (TKS S.A. tegen M. Petiet (opgeheven eenmanszaak BAM BAM))

Merkenrecht. Douanerecht. Auteursrecht. Invoer van namaak. TKS produceert en verhandelt horloges en is houdster van het beeldmerk ICE-WATCH. Op 20 juli 2012 heeft de Nederlandse Douane (Douane) een zending van ±805 horloges tegengehouden. De horloges zijn voorzien van het merkteken ICE-WATCH. De zending, afkomstig uit China, was bestemd voor Petiet (opgeheven eenmanszaak BAM BAM).

De door gedaagde bestelde en door de Nederlandse Douane tegengehouden horloges maken inbreuk op het (beeld)merkrecht en auteursrecht van eiseres. Gelet op het onvoldoende gemotiveerde verweer van gedaagde, wordt eiseres vooralsnog gevolgd in haar standpunt dat zij een voldoende oorspronkelijke invulling heeft gegeven aan een reeds bestaand model. Dat een rechter in België daar anders over heeft beslist, doet daar niet aan af. Deze uitspraak is niet in het geding gebracht. Er is volstaan met enkele uitdraaien van internetsites die (summier) over de uitspraak berichten.

Merkenrecht:
4.8. De voorzieningenrechter is voorts van oordeel dat het door Petiet gestelde gratis weggeven van de inbreukmakende horloges aan particulieren tijdens de voorverkoop van vuurwerk moet worden aangemerkt als gebruik in het economisch verkeer als bedoeld in artikel 20 lid i sub a en sub c BVIE. Volgens Petiet heeft dit soort (promotie)acties er toe geleid dat zijn omzet in drie jaar tijd verdrievoudigd is. De inbreukmakende horloges waren dan ook bestemd voor gebruik in het kader van een handelsactiviteit waarmee economisch voordeel wordt behaald.

Auteursrecht:
4.11.  Op grond van het voorgaande is de voorzieningenrechter voorshands van oordeel dat TKS met voormelde wijze van vormgeving een oorspronkelijke invulling heeft gegeven aan het Rolex model, zodat de in het geding zijnde horloges van TKS het resultaat zijn van een intellectuele schepping en in zoverre auteursrechtelijk beschermd zijn. Dat de rechtbank te Luik (België) daar anders over geoordeeld heeft, zoals door Petiet ter zitting naar voren is gebracht, doet daar niet aan af. Een Nederlandse rechter is niet gebonden aan deze beslissing van zijn Belgische collega en het vonnis is niet overgelegd. Petiet heeft slechts volstaan met enkele uitdraaien van internetsites die (summier) berichten over deze uitspraak.

4.12.  Niet in geschil is dat Petiet, na ontvangst van de horloges, de horloges daadwerkelijk aan zijn klanten zou verstrekken. Dit betekent dat er sprake is van een (dreigende) inbreuk op de auteursrechten van TKS ten aanzien van horloges uit de lijn Sili Forever.

4.13.  Het verweer van Petiet tegen voormelde schending van het auteursrecht op grond dat hij TADA horloges heeft besteld en dat er abusievelijk ICE-WATCH horloges zijn ontvangen wordt verworpen. (...)

4.14.  TKS heeft ter zitting voldoende aannemelijk gemaakt dat zij actief optreedt tegen vermeende inbreukmakende handelingen gepleegd door derden. Dat TKS daadwerkelijk actief optreedt, blijkt bijvoorbeeld ook uit de door Petiet zelf aangehaalde procedure in België. Bovendien heeft TKS meegedeeld dat zij de door Petiet aangedragen voorbeelden van gelijksoortige horloges als in deze procedure aan de orde, zal bestuderen en er waar nodig ook tegen zal optreden (bijvoorbeeld tegen het door Transavia aangeboden horloge van het merk OOZOO).
Dictum:
De voorzieningenrechter

5.1.  verbiedt Petiet met onmiddellijke ingang na betekening van dit vonnis om binnen de Benelux inbreuk te maken op het onder nummer 0911764 ingeschreven Benelux beeldmerk, met name door het invoeren of aanbieden van horloges die zonder toestemming van TKS voorzien zijn van het ICE-WATCH merkteken,

5.2.  verbiedt Petiet met onmiddellijke ingang na betekening van dit vonnis om inbreuk te maken op de auteursrechten van TKS, met name door het zonder toestemming van TKS (doen) verveelvoudigen en openbaar maken van horloges uit de lijn Sili Forever.

5.3.  beveelt Petiet om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis aan de advocaten van TKS schriftelijk juiste en volledige opgave te doen van:
-  de volledige naam en adresgegevens van zijn leverancier(s) en afnemers van namaak ICE-WATCH horloges en van de hem eventueel bekende andere partijen die inbreuk maken op de merk- en/of auteursrechten van TKS;
-  het totale aantal door hem ingekochte, bestelde, ontvangen en in voorraad gehouden horloges die inbreuk maken op de merk- en/of auteursrechten van TKS, met opgave van inkoopprijzen en inkoopdata, zulks gestaafd door middel van goed leesbare afschriften van alle orders, orderbevestigingen, facturen en andere inkoopbescheiden,

5.4.  beveelt Petiet om binnen vijf dagen na betekening van dit vonnis:
-  alle overige producten die inbreuk maken op de ten processe bepaalde merk- en/of auteursrechten van TKS, die door of ten behoeve van hem, op voorraad dan wel in bewaring worden gehouden, op eigen kosten te (laten) vernietigen, onder toezicht van de onder r.o. 4.17 bedoelde curator, die daarvan (telkens) een schriftelijk verslag zal opmaken; en
-  schriftelijk bewijs (of bewijzen) van de vernietiging(en) binnen dezelfde termijn toe te zenden aan de advocaten van TKS,

5.5.  veroordeelt Petiet om aan TKS een dwangsom te betalen van € 5.000,-- voor iedere dag of gedeelte daarvan dat hij niet aan voormelde bevelen en veroordelingen voldoet,