Procesrecht  

IEF 15695

Ex parte: Uploaden naar en KickAssTorrents en seeden is auteursrechtinbreuk

Vzr. Rechtbank Zeeland-West-Brabant 14 januari 2016, IEF 15695 (Stichting Brein tegen R)
Beschikking ingezonden door Victor den Hollander, Stichting BREIN. Ex parte-beschikking ex 1019e Rv. Uit het verzoekschrift: Onder het alias R(...) uploadt gerekwestreerde circa 105 torrents op de website KickAssTorrents die linken naar popmuziekvideo's, films en complete serie CSI Miami. Het is vaste rechtspraak dat het uploaden naar BitTorrent websites van torrents die toegang bieden tot beschermde werken en het seeden van bestanden via BitTorrent websites, een openbaarmaking van de aldus aangeboden werken oplevert in de zin van artikel 1 jo. 12 Aw, artikel 2 lid 1 sub d, 6 lid 1 sub c, 7a lid 1 sub c WNR en artikel 3 van de Auteursrechtrichtlijn. Ex parte-beschikking wordt afgegeven: staking van (faciliteren van) handelen in strijd met de Auteurswet wordt bevolen.

Inzender vermeld: Stichting BREIN heeft hierna geschikt met uploader R nadat hij de torrents van Kickass Torrents heeft afgehaald. R heeft een onthoudingsverklaring met boetebeding getekend. Het aanspreken van deze uploader is onderdeel van de strategie van BREIN om eerste en grote uploaders aan te spreken die bijvoorbeeld via torrent-bestanden auteursrechtelijk beschermd materiaal aan het aanbieden en delen zijn.
IEF 15693

Zaak aanhouden via Haags betekeningsverdrag en griffier moet verzoek bij Bureau doen

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba 9 februari 2016, IEF 15693; ECLI:NL:OGEAA:2016:71 (Oproeping nietigverklaring merk via Haags betekeningsverdrag)
Oproeping buitenlandse partij via Haags betekeningsverdrag. X verzoekt nietigverklaring en doorhaling van merkinschrijving van Y, omdat er sprake kan zijn van herkomstverwarring. Het gerecht zal de behandeling van het verzoek aanhouden totdat:
1) de griffier kennisgeving van het verzoek als bedoeld in artikel 11 Mv bij het Bureau heeft gedaan ;
2) de griffier kennisgeving van de dag van behandeling als bedoeld in artikel 12 lid 3 Mv heeft gedaan;
3) door middel van de griffier informatie is verkregen hoe door de directeur DWJZ aan het voorschrift is voldaan, dat zoveel mogelijk ervoor zorg is gedragen dat het stuk de belanghebbenden ten spoedigste bereikt;
4) is voldaan aan het voorschrift van artikel 15 Haags Betekeningsverdrag 1965.

4.2 Ingevolge artikel 10 Mv kan een merkrechthebbende nietigverklaring van een inbreukmakend merk verzoeken bij het Gerecht in Eerste Aanleg. Van zo’n verzoek wordt door de griffier binnen drie dagen aan het Bureau voor de intellectuele eigendom (verder: het Bureau) schriftelijk kennis gegeven. Het is het gerecht niet gebleken dat hieraan door de griffier voldaan is. De griffier zal worden gelast alsnog kennisgeving van het verzoek te doen als bedoeld in artikel 11 Mv.

4.3 Ingevolge artikel 12 derde lid Mv wordt de beslissing op een verzoek als bedoeld in artikel 10 Mv niet gegeven dan na verhoor of behoorlijke oproeping van verweerder. De griffier deelt de dag van behandeling aan het Bureau schriftelijk mee. Het is het gerecht niet gebleken dat hieraan door de griffier voldaan is. De griffier zal worden gelast alsnog kennisgeving van de dag van behandeling te doen als bedoeld in artikel 12 lid 3 Mv.

4.4 Ingevolge artikel 12 derde lid Mv wordt de dag van behandeling van het verzoek door verzoeker aan verweerder bekend gemaakt door betekening van het verzoek en de daarop bepaalde dag van behandeling daarvan aan verweerder. Uit het dossier blijkt dat verweerder in opdracht van de griffier is opgeroepen te verschijnen op de (rol)zitting van woensdag 1 juli 2015. Kennisgeving van het verzoek heeft plaatsgevonden op 30 maart 2015 door betekening overeenkomstig artikel 5 aanhef en onder 8 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), van het verzoek en de datum van behandeling aan de directeur van de Directie Wetgeving en Juridische Zaken van het Land Aruba (DWJZ).

4.5 Nu de Merkenverordening zelf geen betekeningsvoorschriften bevat, anders dan dat betekening vanwege verzoeker plaatsvindt en niet vanwege de griffier, wordt de vraag of, niettegenstaande de omstandigheid dat verweerder niet op de daarvoor bepaalde dag is verschenen, het verzoek in behandeling kan worden genomen beheerst door het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Nu niet blijkt dat betekening van het verzoek vanwege verzoeker op een andere manier moest plaatsvinden dan aan de directeur DWJZ is verweerder niet in zijn belang geschaad waar betekening van het verzoek aan de desbetreffende autoriteit vanwege de griffier en niet vanwege verzoeker heeft plaatsgevonden.

4.6 Ingevolge artikel 5 aanhef en onder 8 Rv draagt de directeur DWJZ er zoveel mogelijk zorg voor dat het stuk de belanghebbenden ten spoedigste bereikt. Uit het dossier blijkt niet dat hieraan is voldaan. Het gerecht zal de griffier opdragen bij de directeur te informeren hoe aan dit voorschrift is voldaan.
IEF 15658

'Nader te bepalen rechter' is geen forumkeuzebeding

Rechtbank Amsterdam 27 januari 2016, IEF 15658; ECLI:NL:RBAMS:2016:230 (nader te bepalen rechter)
Procesrecht. Forumkeuze. Gedaagde beroept zich op een beding in de overeenkomst, waarin een "nader te bepalen rechter" bij uitsluiting bevoegd wordt verklaard om van het geschil kennis te nemen. Het beding in de overeenkomst wijst geen rechter aan voor de kennisneming van het geschil. Het beding verwijst naar een “nader te bepalen” rechter, maar bepaalt niet welke rechter, of op welke wijze die rechter moet worden bepaald. Vast staat dat door partijen na het sluiten van de overeenkomst geen ‘nadere bepaling’ of aanwijzing van de bevoegde rechter heeft plaatsgevonden. De rechtbank komt zodoende tot het oordeel dat het beding geen forumkeuzebeding is zoals bedoeld in artikel 108 Rv. De rechtbank is daarom bevoegd om van het geschil kennis te nemen.

4.5. Het beding in de overeenkomst wijst geen rechter aan voor de kennisneming van het geschil. Het beding verwijst naar een “nader te bepalen” rechter, maar bepaalt niet welke rechter, of op welke wijze die rechter moet worden bepaald. Vast staat dat door partijen na het sluiten van de overeenkomst geen ‘nadere bepaling’ of aanwijzing van de bevoegde rechter heeft plaatsgevonden. Eventueel nadeel van Fokker c.s. doordat geen rechter is aangewezen, is niet relevant. De rechtbank komt zodoende tot het oordeel dat het beding geen forumkeuzebeding is zoals bedoeld in artikel 108 Rv. Aangezien Fokker en Fokker Services gevestigd zijn in Amsterdam, is de rechtbank Amsterdam op grond van artikel 99 lid 1 Rv relatief bevoegd om kennis te nemen van het geschil. Gelet op de hoogte van de ingestelde eis en hetgeen aan de eis en het verweer ten grondslag is gelegd, is de rechtbank ook absoluut bevoegd. De incidentele vordering zal worden afgewezen.
IEF 15675

HvJ EU: Licentiehouder mag inbreukvordering instellen zonder registerinschrijving

HvJ EU 4 februari 2016, IEF 15675; ECLI:EU:C:2016:71 (Hassan tegen Breiding)
Merkenrecht. Artikel 23, lid 1, eerste volzin, van [Gemeenschapsmerkenverordening] moet aldus worden uitgelegd dat de licentiehouder een vordering kan instellen wegens inbreuk op het gemeenschapsmerk waarop de licentie betrekking heeft, hoewel deze licentie niet in het register van gemeenschapsmerken is ingeschreven.

Gestelde vragen [IEF 14945] :

1) Staat artikel 23, lid 1, eerste volzin, van [de] verordening [...] eraan in de weg dat een licentiehouder die niet is ingeschreven in het register [...] een vordering wegens inbreuk op een gemeenschapsmerk instelt?

2) Zo ja, staat artikel 23, lid 1, eerste volzin, van [de] verordening [...] in de weg aan een nationaalrechtelijke praktijk volgens welke de licentiehouder de aanspraken van de merkhouder tegen de inbreukmaker kan handhaven op grond van de bevoegdheid om in eigen naam een procedure te voeren over diens recht (,Prozessstandschaft’)?”

IEF 15657

Akte over inhoud van buitenlands recht voor EU-verbod speelkaartenbingo Korpa

Rechtbank Rotterdam 20 januari 2016, IEF 15657; ECLI:NL:RBROT:2016:550 (Esveco)
Eiser heeft in de jaren 1980 het concept Korpa Kaartspel bedacht, met raakvlakken met cijferbingo, maar in plaats van getallen, staan speelkaarten afgebeeld. Esveco heeft een exclusieve licentieovereenkomst voor productie en op de markt brengen van dit kaartspel. Medio 2014 wordt in opdracht van een Deense partij KortBingo door Esveco geproduceerd en verkocht in het buitenland. Er wordt een EU-wijd verbod gevorderd. Het toepasselijk recht dient te worden gevonden aan de hand van de conflictregels van de Rome II-Vo inzake niet-contractuele verbintenissen, met voorrang voor (artikel 5 lid 1 van) de Berner Conventie als internationale overeenkomst. De zaak wordt naar de rol verwezen om zich bij akte uit te laten over de inhoud van het toepasselijke buitenlandse recht (lex protectionis), te weten het recht van Denemarken, Noorwegen en het Verenigd Koninkrijk.

4.3. Ten aanzien van het toepasselijke recht overweegt de rechtbank als volgt.
Hier is sprake van niet-contractuele verbintenissen. Aangezien het schadebrengende feit dateert van na de datum van inwerkingtreding van deze internationale regeling (11 januari 2009), dient het toepasselijke recht dan ook in beginsel te worden gevonden aan de hand van de conflictregels van de Rome II-Vo (Verordening (EG), nr. 864/2007). De Rome II-Vo verleent evenwel voorrang aan internationale overeenkomsten die met betrekking tot bijzondere onderwerpen van niet-contractuele aard conflictregels bevatten, zo volgt uit artikel 28 lid 1 Rome II-Vo:
Deze verordening laat onverlet de toepassing van internationale overeenkomsten waarbij een of meer lidstaten (EU-lidstaten, Rb) op het tijdstip van de vaststelling van de verordening partij zijn en die regels bevatten inzake het toepasselijke recht op niet-contractuele verbintenissen.
De Berner Conventie is zo’n bijzonder verdrag. Dit verdrag regelt namelijk in artikel 5 lid 1 het toepasselijke recht (zie o.a. HR 13 december 2013, ECLI:NL:HR:2013:1881, rov 6.3.2. en Hof Den Haag 24 september 2015, ECLI:NL:GHDHA:2015:2592).
Artikel 5 lid 1 Berner Conventie luidt als volgt:
De auteurs genieten voor de werken waarvoor zij krachtens deze Conventie zijn beschermd, in de landen van de Unie die niet het land van oorsprong van het werk zijn, de rechten, welke de onderscheidene wetten thans of in de toekomst aan eigen onderdanen verlenen of zullen verlenen, alsmede de rechten door deze Conventie in het bijzonder verleend.
Van toepassing is dan ook de zogenaamde lex protectionis, ofwel het recht van het land waarvoor bescherming wordt gevraagd, zodat de vraag of sprake is van inbreuk in voormelde landen beoordeeld dient te worden naar het recht van die landen. Partijen hebben zich over de inhoud van dit recht echter nog niet uitgelaten. De rechtbank zal de zaak naar de rol verwijzen teneinde partijen in de gelegenheid te stellen zich bij akte uit te laten over de inhoud van het toepasselijke buitenlandse recht, te weten het recht van Denemarken, Noorwegen en het Verenigd Koninkrijk.
IEF 15620

Inschrijving woordmerk 'Alexander Wang' succesvol vernietigd op grond van kwade trouw

OHIM 12 januari 2016, IEF 15620 (Etincelle tegen Alexander Wang)
Uitspraak ingezonden door Anthony van der Planken en Thierry van Innis, Van Innis & Delarue. Merkenrecht. Kwade trouw. Etincelle heeft eind 2011 aanvraag ingediend om het woordmerk ‘ALEXANDER WANG’ in te schrijven in klasse 3. Alexander Wang, een bekende modeontwerper, vordert nietigheid wegens kwade trouw. Dit wordt toegewezen. Etincelle gaat hier tegen in beroep bij de Second Board of Appeal. Zij stelt dat kwade trouw niet is bewezen. Ook stelt zij dat het later ingebrachte bewijs niet mag worden meegenomen in de beoordeling. Dit wordt afgewezen nu de stukken binnen de tijdslimiet zijn ingediend. De Second Board of Appeal oordeelt dat er wel degelijk sprake is van kwade trouw. Zij leidt dit af uit de grote bekendheid van Alexander Wang in de EU. Dit vestigt een sterk vermoeden dat Etincelle op de hoogte was van het gebruik van dit teken in de betrokken sector. Ook het feit dat Etincelle in de EU en China een aantal andere namen van bekende modeontwerpers als merk geregistreerde draagt bij aan haar kwade trouw. De Board wijst het beroep af.

73. In light of the above considerations, even though there is no evidence on file that proves that the CTM proprietor has had either a direct or indirect commercial relationship with Alexander Wang, as argued by the CTM proprietor, the facts and evidence provided allow the Board to establish a presumption of knowledge of use of the earlier sign by the CTM proprietor at the date of filing of the contested CTM application.

74. In fact, on the basis of the quite long-standing use of the earlier sign 'ALEXANDER WANG' in the fashion sector (at least five years, i.e. beginning 2007 - end 2011), the general knowledge in the economic sector concerned and the close proximity of the fashion-cosmetics sector, it cannot only be presumed, but can be considered more than probable, that the CTM proprietor had knowledge of the earlier sign (see, by analogy, 11/06/2009, C-259/07, Lindt Goldhase, EU:C:2009:361, §39).

IEF 15613

Nieuwe akte deugdelijk betekenen bij herstel naam gedaagde na onttrekking

Rechtbank Noord-Holland 26 augustus 2015, IEF 15613; ECLI:NL:RBNHO:2015:11764 (PMS tegen Choon's Design)
Uitspraak ingezonden door Sabin Tigu en Timme Geerlof, Ploum Lodder Princen. Rolbeslissing. Herstel naam gedaagde. Tussentijdse onttrekking advocaat. PMS heeft Choon's Design Inc. gedagvaard, Mr. Geerlof heeft zich gesteld en daarna weer onttrokken, omdat op de datum van de dagvaarding de vennootschap Choon's Design Inc. niet bestond. Door de onttrekking heeft Choon’s Design LLC geen kennis kunnen nemen van het in de “akte na onttrekking advocaat gedaagde c.q. akte houdende voorwaardelijke eiswijziging” door PMS ingenomen standpunt dat Choon’s Design Inc. en Choon’s Design LLC materieel dezelfde procespartij zijn en PMS diende deze aan Choon’s Design LLC te betekenen. De rechtbank wijst het verzoek om datum voor vonnis te bepalen af en bepaalt dat PMS de akte en de rolbeslissing aan Choon's Design LLC dient te betekenen. Vonnis dat hierna is gewezen: IEF 15214.

2.8. Uit de jurisprudentie van de Hoge Raad kan worden afgeleid dat herstel van de aanduiding van een gedaagde partij is toegestaan, mits:
- de beoogde gedaagde deugdelijk is opgeroepen en/of is verschenen, en
- wist of behoorde te begrijpen dat de vordering tegen hem was ingesteld, terwijl
- hij door het herstel niet wordt benadeeld of in zijn verdediging wordt geschaad.

2.10 (...)  In de gegeven omstandigheden dient PMS de “akte na onttrekking advocaat gedaagde c.q. akte houdende voorwaardelijke eiswijziging” naar het oordeel van de rechtbank aan Choon’s Design LLC te betekenen. Als dat niet gebeurt kan niet worden vastgesteld dat aan de in 2.9 genoemde vereisten is voldaan. (...) Of de door PMS beoogde wijziging nu wordt gezien als een herstel van een gemaakte fout of als een wijziging van eis, voorkomen moet worden dat Choon’s Design LLC wordt veroordeeld tot iets waarvan zij niet weet of niet kan weten dat het van haar is gevorderd. Choon’s Design LLC dient derhalve te weten dat PMS zich op het standpunt stelt dat Choon’s Design Inc. en Choon’s Design LLC materieel dezelfde procespartij zijn, dat PMS de vordering daarom tegen háár instelt, en op welke gronden PMS dit standpunt inneemt.

2.11. Gelet op het voorgaande wijst de rechtbank het verzoek van PMS om een datum voor vonnis te bepalen af. De zaak blijft op de rol van 9 maart 2016 staan voor overlegging betekeningstukken. De rechtbank draagt PMS op om niet alleen de “akte na onttrekking advocaat gedaagde c.q. akte houdende voorwaardelijke eiswijziging” aan Choon’s Design LLC te betekenen, maar ook deze rolbeslissing.
IEF 15589

Vraag aan HvJ EU over aanknopingspunt bevoegdheid bij online schending selectief distributienetwerk

Prejudiciële vragen gesteld aan HvJ EU, IEF 15589; C-618/15 (Concurrence)
Verzoekster is een detailhandel in elektronica die zij verkoopt in een winkel in Parijs en via een website. Zij heeft met verweerster Samsung een selectieve distributieovereenkomst gesloten voor de verkoop van Samsung-producten. Samsung verwijt nu verzoekster door verkoop via een onlinemarktplaats het contractuele beding te schenden en beëindigt de relatie. Verzoekster dagvaardt verweerster tot nakoming maar het Hof Parijs wijst 25-10-2012 haar vordering af. Verzoekster stelt opnieuw een vordering in tegen verweerster Samsung alsmede tegen de in LUX gevestigde Amazon Services Europe welke laatste ook Samsungproducten op haar website aanbiedt. Maar de FRA rechter verklaart zich op grond van artikel 5 punt 3 van Vo. 44/2001 onbevoegd van de vordering kennis te nemen voor wat betreft de buitenlandse websites van Amazon waarop de handel plaatsvindt die op het FRA publiek is gericht. Verzoekster stelt cassatieberoep in.

De verwijzende FRA rechter (cour de cassation) haalt het arrest van het HvJEU C-523/10 aan waarin het Hof onder meer heeft bepaald dat ten aanzien van verbintenissen uit onrechtmatige daad een persoon die woonplaats heeft op het grondgebied van een LS, in een andere LS kan worden opgeroepen voor het gerecht van de plaats waar het schadebrengende feit zich heeft voorgedaan. In een internetcontext kan in geval van een beweerde schending van persoonlijkheidsrechten, de persoon die zich gelaedeerd acht door op een website geplaatste content, een vordering tot vergoeding van de volledige schade indienen bij de rechters van de LS waar zich het centrum van zijn belangen bevindt. Maar een geschil over een inbreuk op een in een LS ingeschreven merk kan aanhangig worden gemaakt bij de rechters van de LS waar het merk is ingeschreven of van de plaats waar de adverteerder is gevestigd. In Pammer en Hotel Alpenhof heeft het HvJEU uitgelegd dat niet is vereist dat een activiteit ‘gericht is op’ de LS van de aangezochte rechter. Verzoekster wil met haar vordering een einde maken aan de schade die een in FRA gevestigde erkende distributeur met een website voor online verkoop zou lijden door de schending van het verbod op doorverkoop van producten buiten het selectieve distributienetwerk waarvan hij deel uitmaakt, en door het online aanbod, in strijd met de selectieve distributieovereenkomst, van producten via een marktplaats op verschillende websites die worden geëxploiteerd in FRA en andere EULS. De vraag over bevoegdheid van de rechter wordt aan het HvJEU voorgelegd:

“Moet artikel 5, punt 3, van verordening (EG) nr. 44/2001 van de Raad van 22 december 2000 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken aldus worden uitgelegd dat een erkende distributeur die zich gelaedeerd acht door de schending van een verbod op doorverkoop buiten een selectief distributienetwerk en een verbod op doorverkoop via een marktplaats, door een online verkoopaanbod op een aantal websites die in verschillende lidstaten worden geëxploiteerd, een vordering tot staking van de daaruit voortvloeiende onrechtmatige verstoring kan instellen bij de rechter van de lidstaat op het grondgebied waarvan de online geplaatste inhoud toegankelijk is of was, of moet er sprake zijn van een ander aanknopingspunt?”

IEF 15583

Emerald is niet te beschouwen als een variant op verboden Kimberly-tafel

Vzr. Rechtbank Den Haag 28 december 2015, IEF 15583; ECLI:NL:RBDHA:2015:15275 (P. tegen Eichholtz)
Uitspraak ingezonden door Ruby Nefkens, Van der Steenhoven advocaten. Gemeenschapmodellenrecht. Executie. Gedaagde is veroordeelt tot staken van Kimberly-tafels [IEF 15183]. Op de Facebookpagina, op de site van gedaagde en tijdens internationale vakbeurs Maison & Objet worden de Emerald-tafels aangeboden. Gedaagde vordert schorsing van de aangekondigde executie van dwangsommen, omdat de Emerald-tafels niet dezelfde algemene indruk wekken dan de Kimberly-tafels uit het vonnis. Het handhaven van foto’s op de Facebook-tijdlijn is niet zonder meer te beschouwen als het verbod op 'aanbieden'.

De Emerald-tafels zijn niet te beschouwen als een variant op de verboden Kimberly-tafel met slechts ondergeschikte wijzigingen. Er is een serieus debat mogelijk over de algemene indruk en bestaat er twijfel of deze onder het verbod vallen. Zo hebben de zichtbare schuin lopende buizen een duidelijk ander lijnenspel, en zijn de bodem- en bovenplaat een andere vorm. De voorzieningenrechter schorst de tenuitvoerlegging van het vonnis.

4.5. Tussen partijen staat niet langer ter discussie dat ten minste in de periode van 15 september tot en met 22 september 2015 op de website en het facebookaccount van [gedaagde] foto’s zijn getoond met daarop afbeeldingen van de Kimberly-tafels, zoals weergegeven in 2.11. Deze foto’s zijn inmiddels verwijderd. Aan Eichholtz moet worden toegegeven dat afnemers van [gedaagde] uit deze foto’s hadden kunnen afleiden dat de inbreukmakende tafels (nog) tot de collectie van [gedaagde] behoorden en naar aanleiding daarvan bij haar daarnaar hadden kunnen informeren. Anders dan Eichholtz heeft betoogd, is het handhaven van deze foto’s evenwel niet zonder meer te beschouwen als een door het verbod bestreken handeling (in de zin van “aanbieden”). Met betrekking tot de op de foto’s afgebeelde Kimberly-tafels heeft [gedaagde] onweersproken gesteld dat deze na betekening van het Vonnis niet meer in haar webshop waren opgenomen en dat zij niet waren voorzien van een vermelding van naam of prijs van de tafels. Evenmin zijn feiten of omstandigheden naar voren gebracht waaruit zou kunnen volgen dat [gedaagde] daadwerkelijk Kimberly-tafels heeft verhandeld of pogingen daartoe heeft ondernomen. Zonder bijkomende omstandigheden valt dit door Eichholtz aan [gedaagde] verweten gebruik van foto’s van de Kimberly-tafels voorshands dan ook niet aan te merken als een handeling die in strijd komt met voormeld doel en strekking van de veroordeling. Dit volgt evenmin uit de enkele omstandigheid dat in 2.7. van het Vonnis als feit is vastgesteld dat [gedaagde] afbeeldingen van de Kimberly-tafels op haar facebookpagina heeft getoond, waarbij tevens meeweegt dat de in die rechtsoverweging opgenomen foto’s andere zijn dan thans aan de orde. Voorts is van belang dat [gedaagde] onvoldoende weersproken heeft gesteld dat deze foto’s “per ongeluk” zijn blijven staan en de foto op de website onderdeel was van een carrousel van 8-12 foto’s, terwijl de facebook-foto – waarop de tafels bovendien amper te zien zijn – slechts op de zogenaamde “tijdlijn” stond. [gedaagde] heeft de foto’s ook onmiddellijk verwijderd toen Eichholtz haar op die omissie attendeerde. Een en ander leidt tot het oordeel dat een redelijk uitleg van het opgelegde inbreukverbod meebrengt dat het onder voormelde omstandigheden tijdelijk handhaven van de in 2.11 vermelde foto’s geen verbeurte van een dwangsom meebrengt, althans dat aan gerede twijfel onderhevig is dat de bodemrechter tot die conclusie zal komen. De executie van het Vonnis dient in zoverre dan ook te worden geschorst.

4.9. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter zijn de Emerald-tafels niet te beschouwen als een variant op de verboden Kimberly-tafel met slechts ondergeschikte wijzigingen. Anders dan bij de Kimberly-tafels, waarbij dezelfde algemene indruk niet bestreden werd, is daarover bij de Emerald-tafels een serieus debat mogelijk en kan aldus in ernst worden betwijfeld of deze onder het verbod vallen. Daarbij is van belang dat de Emerald-tafels niet voldoen aan alle in 4.4. van het Vonnis (zoals geciteerd in 2.8) vermelde kenmerken a tot en met e. Kenmerkend voor de Gemeenschapsmodellen van Eichholtz is primair dat deze zijn vormgegeven op basis van een Asscher-geslepen diamant terwijl de Emerald-tafels zijn gebaseerd op de Emerald-geslepen diamant. Voor zowel de Emerald coffee als end table geldt dat zij in het onderstel (daarom) ook schuin lopende buizen hebben, wat zorgt voor een duidelijk ander lijnenspel dat goed zichtbaar is door de open structuur van de tafels. In verband daarmee is ook de bodemplaat van de tafels anders van vorm dan die van de modellen. Alle tafels hebben weliswaar een achthoekig bovenblad maar voor wat betreft de Emerald end table is het bovenblad meer rechthoekig van vorm en die van de Asscher-tafel meer vierkant. De Emerald end table is voorts iets gedrongener dan de Asscher side table van het model. In wezen is er derhalve een geheel nieuwe, afzonderlijke beoordeling nodig voor beantwoording van de vraag of de Emerald-tafels dezelfde algemene indruk wekken als de tafels van de modellen. Gelet op hetgeen is overwogen in 4.8 is de voorzieningenrechter van oordeel dat het gebruik van de Emerald-tafels dan ook niet onder de draagwijdte van het inbreukverbod valt. Dit betekent dat de executie van het Vonnis voor deze tafels dient te worden geschorst.

Lees de uitspraak (pdf/html)

IEF 15575

Ondanks schikking gaat HR vragen over proceskostenvergoeding beantwoorden

HR lopende zaak (Wieland tegen GIA systems)
Uit persbericht
: Hoewel partijen de zaak [zie eerder IEF 15098] inmiddels hebben geschikt, heeft de Hoge Raad besloten de vragen toch te beantwoorden (art. 393 lid 9 Rv). De vragen stellen aan de orde of/wanneer na intrekking van een kort geding aanleiding bestaat tot het toekennen van een proceskostenvergoeding. Derden kunnen tot 4 januari 2016 verzoeken gelegenheid te krijgen schriftelijke opmerkingen in te dienen. Ze moeten daarvoor een advocaat bij de Hoge Raad inschakelen (art. 393 lid 2 en 3 Rv).

Ze kunnen als volgt worden samengevat:
1. Zijn de artikelen 125-127 resp. 249-250 Rv van (overeenkomstige) toepassing in KG?
2. Hoe verhouden die bepalingen zich in dat geval tot elkaar?
3. Hoe moet art. 249 lid 2 Rv worden toegepast?
4. Maakt het verschil of het gaat om 1019h Rv?
5. Is griffierecht verschuldigd?
6. Gelding van art. 9 Procesreglement; is overgangsrecht nodig?