Gebruik Kuifje door Herge Genootschap toegestaan
Rechtbank Den Haag 19 februari 2014, ECLI:NL:RBDHA:2014:2028 (Moulinsart tegen Hergé Genootschap)
Auteursrecht. Merkenrecht. Contractenrecht. Het gebruik van de werken van Hergé – de geestelijk vader van Kuifje – door het Hergé Genootschap in de periode van 2009 tot 2012 is door de rechtbank Den Haag niet verboden. Het Belgische bedrijf Moulinsart, dat om een dergelijk verbod vroeg, heeft onvoldoende aangetoond dat het Hergé Genootschap inbreuk heeft gemaakt op haar auteursrechten door Kuifje-tekeningen in haar eigen publicaties te gebruiken.
De rechtbank oordeelt dat er sinds 2000 een overeenkomst tussen Moulinsart en het Hergé Genootschap bestond die nooit is opgezegd en op grond waarvan Moulinsart toestemming voor dergelijk gebruik heeft gegeven. Moulinsart stelde dat opzegging van de overeenkomst niet nodig was, omdat deze in haar ogen niet bestond.
De rechtbank oordeelt verder dat door Moulisart onvoldoende is aangevoerd om te kunnen aannemen dat het Hergé Genootschap met het gebruik van de domeinnaam kuifje.nl inbreuk maakt op een woord/beeldmerk van Moulisart waarin het bestanddeel “Kuifje” is opgenomen.
2.6. Op 24 augustus 2000 is een overeenkomst gesloten tussen Moulinsart en HG waarin is overeengekomen dat Moulinsart aan HG in het kader van de verwezenlijking en de publicatie van het trimestriële tijdschrift Duizend Bommen! en de tweemaandelijkse nieuwsbrief Sapristi!! – onder voorwaarden – het recht verleent om de naam van Hergé en de namen, personages, onderwerpen en tekeningen uit het werk van Hergé te gebruiken. In deze overeenkomst is voorts opgenomen dat Moulinsart gratis aan HG het geheel van grafisch materiaal zal verschaffen (15 afbeeldingen voor de trimestriële publicatie en 2 afbeeldingen voor de nieuwsbrief) dat vereist is voor de reproductie van afbeeldingen. De voorwaarden hebben – onder meer – betrekking op voorafgaande schriftelijke toestemming van Moulinsart voor publicatie, verwijzing naar de oorsprong en de copyright notice bij publicatie en gratis toezending van exemplaren van ieder nummer van Duizend Bommen! Deze overeenkomst is gesloten voor de bepaalde duur van 1 januari 2000 tot en met 30 juni 2001. De overeenkomst bepaalt dat op het einde van deze periode partijen hun samenwerking zullen evalueren ten einde vast te stellen of een verlenging van de overeenkomst opportuun is.
Opzegging
4.14. Gesteld noch gebleken is dat de hiervoor vastgestelde overeenkomst tussen Moulinsart en HG (na het eerste jaar) een bepaalde duur kende. Partijen zijn eenvoudigweg voortgegaan, zodat de rechtbank ervan uitgaat dat sprake is van een overeenkomst voor onbepaalde duur. De rechtbank neemt tot uitgangspunt dat een overeenkomst van onbepaalde duur in beginsel kan worden ontbonden of opgezegd door partijen. Gesteld noch gebleken is echter dat partijen deze overeenkomst hebben ontbonden of opgezegd. Moulinsart is daar zelfs zeer stellig in: zij heeft niet opgezegd omdat er niet hoefde te worden opgezegd aangezien er geen overeenkomst bestond. Dat HG in Moulinsarts houding een opzegging zou hebben gelezen, doet niet af aan het feit dat Moulinsart de overeenkomst niet heeft opgezegd en dat deze derhalve is blijven bestaan tot het moment dat partijen andere afspraken hebben gemaakt, dat wil zeggen: tot het moment dat HG het door Moulinsart voorgelegde charter heeft aanvaard. Het charter is door HG in de loop van 2012 ondertekend, maar zoals partijen ervan uitgaan dat HG het charter per 1 januari 2012 heeft aanvaard, gaat ook de rechtbank daarvan uit.
Tussenconclusie
4.15. Gelet op het voorgaande heeft Moulinsart, tegenover de met producties onderbouwde stelling dat er sinds 2000 een overeenkomst heeft bestaan op grond waarvan HG (onder voorwaarden) toestemming had om gebruik te maken van het oeuvre Hergé bij de publicatie van de HG-publicaties, haar betwisting daarvan onvoldoende onderbouwd. De rechtbank gaat ervan uit dat de rechtsverhouding tussen partijen vanaf 2000 tot 1 januari 2012 is bepaald door de overeenkomst die partijen daarover in 2000 gesloten hebben en die in de loop van de tijd is aangevuld en aangepast (bijvoorbeeld door de e-mailbrieven van 11 mei 2004 en 29 maart 2006). In aansluiting daarop wordt de rechtsverhouding tussen partijen vanaf 1 januari 2012 bepaald door het charter. Zowel in de inmiddels beëindigde overeenkomst als in het charter, hebben partijen afspraken gemaakt over de voorwaarden waaronder Moulinsart aan HG toestemming verleent om (delen van) het oeuvre Hergé te gebruiken in publicaties, zodat – zonder nadere onderbouwing, die ontbreekt – niet valt in te zien dat HG zonder toestemming van Moulinsart gebruik zou hebben gemaakt van de auteursrechten van Moulinsart of door gebruik van het oeuvre Hergé onrechtmatig jegens Moulinsart zou hebben gehandeld. De vorderingen sub 1) tot en met 4) en de daaraan gekoppelde dwangsom zullen daarom worden afgewezen. Daarmee behoeven HG’s overige weren (waaronder haar beroep op een citaatrecht) geen bespreking meer.
Merkinbreuk
4.17. Volgens Moulinsart maakt HG door de domeinnaam kuifje.nl inbreuk op de merkrechten van Moulinsart ex artikel 2.20 lid 1 sub d BVIE. HG gebruikt het merk zonder geldige reden in haar domeinnaam en trekt daarmee ongerechtvaardigd voordeel uit het merk Kuifje. Het is voor HG volstrekt onnodig die domeinnaam kuifje.nl te gebruiken; haar website is immers ook te bereiken via de domeinnaam hergegenootschap.nl. Ook is het HG op basis van het charter verboden de naam Kuifje op te nemen in haar domeinnaam, aldus nog steeds Moulinsart. HG bestrijdt dit.
4.20. Met HG oordeelt de rechtbank dat kuifje.nl geen gebruik inhoudt van het woord/beeldmerk afgebeeld in 2.2.1, althans niet zonder meer. De (visuele, auditieve en begripsmatige) verschillen tussen teken en merk zijn dusdanig groot en in het oog lopend dat zonder nader onderbouwing niet valt in te zien dat sprake is van gebruik (anders dan ter onderscheiding van waren of diensten) van het merk. Of artikel 2.20 lid 1 sub d BVIE ruimte biedt voor bescherming tegen met het merk overeenstemmende tekens en of er sprake is van (al dan niet relevante) overeenstemming, kan hier verder in het midden blijven aangezien Moulinsart daarvoor onvoldoende onderbouwing heeft aangevoerd. Moulinsart heeft evenmin onvoldoende concrete onderbouwing verschaft voor de – door HG bestreden – stelling dat het charter HG verbiedt gebruik te maken van “kuifje” als onderdeel van een domeinnaam. Gelet op het voorgaande zal Moulinsarts vordering met betrekking tot het gebruik van HG’s domeinnaam worden afgewezen.
Lees de uitspraak:
ECLI:NL:RBDHA:2014:2028 (link)
HA ZA 12-1132 (pdf)
NU.nl
Bijdrage ingezonden door Erwin Angad-Gaur,
Mediarecht. Zie
Uitspraak ingezonden door Lars Bakers en Annelot Sitsen,
Zie eerder 

Als randvermelding. Onrechtmatige perspublicatie. Omroep Brabant heeft publicaties gedaan over het verleden van eiser (kandidaat voor de gemeenteraad) gebaseerd op reclasseringsrapport. Eisers kandidatuur voor de gemeenteraad brengt mee dat hij meer zal moeten dulden aan media-aandacht dan iemand die geen publieke functie ambieert. Daarnaast zijn de publicaties genoegzaam op de feiten gebaseerd. Volgens eiser had Omroep Brabant niet mogen publiceren omdat deze delicten zijn begaan gedurende zijn kindertijd en hij op grond van het IVRK bescherming geniet tegen openbaarmaking van contact met justitie gedurende zijn jeugd.
Domeinnaamrecht. We beperken ons tot een doorlopende selectie van WIPO-geschillenbeslechtingsprocedures die wellicht interessant zijn. Hier een overzicht van de in de laatste weken gepubliceerde procedures [
A. Eiser is een modebedrijf dat sinds juli 1999 houder is van het Europese merk “Noa Noa”, maar is reeds vanaf 1981 actief in Europa onder deze naam. Verweerder heeft de domeinnaam in april 1999 geregistreerd en gebruikt deze momenteel om haar offline winkel “Noa Noa for women” – waarin zij geen kleding van Noa Noa verkoopt – te promoten. Tussen partijen is in 2000 een vaststellingsovereenkomst gesloten waarin is bepaald dat de naam “Noa Noa” door verweerder mocht worden gebruikt voor haar winkel en in haar marketing. Volgens de geschillenbeslechter valt gebruik van de domeinnaam ook onder marketing en promotie en heeft de verweerder dus een eigen recht en/of legitiem belang bij de domeinnaam. De eis wordt afgewezen.
B. Eiser is een non-profit organisatie die in de VS is opgericht in 2011. Sinds 2013 heeft zij de naam “Gooru” als merk ingeschreven. De verweerder is een Italiaan die de eerste domeinnaam al in 1999 heeft geregistreerd. De overige domeinnamen zijn geregistreerd in 2003. Domeinnamen zijn nu inactief, echter op een aantal domeinnamen hebben ooit Pay - Per - Click (PPC) diensten gestaan. Eis wordt afgewezen nu verweerder eigen recht en legitiem belang heeft bij de domeinnamen. Verweerder heeft bewijsstukken overgelegd waaruit blijkt dat hij voorbereidingen heeft getroffen de domeinna(a)m(en) te gaan gebruiken. Daarnaast is o.a. van belang dat verweerder niet inging op voorstellen van de eiser om de domeinna(a)m(en) over te kopen, dit wijst des te meer op een eigen recht of legitiem belang bij de domeinnamen.
C. Eiser is sinds 2007 houder van het Europese merk “Crosi-Europe”, maar al veel langer onder deze naam actief. Eiser organiseert cruises onder deze naam. Verweerder is in 2013 onder deze domeinnaam een klaagsite begonnen waarop zij klaagt over de diensten van eiser. Volgens geschillenbeslechter toevoeging “sucks” aan merknaam in domeinnaam inmiddels standaard voor domeinnamen van klaagsites. Sprake van eigen recht en/of legitiem belang aan zijde van verweerder. De geschillenbeslechter benadrukt dat klaagsites – onder bepaalde voorwaarden uiteraard - zijn toegestaan. Het maakt daarvoor niet uit dat de site in een andere taal is (in dit geval Engels) dan de oorspronkelijke taal van eiser en haar klanten (Frans etc.).
D. Eiser is sinds 1999 houder van het Indiase merk “RPG” en sinds 2012 houder van het merk “RPG Life”. Verweerder heeft de domeinnaam geregistreerd in 2008 en exploiteert onder de domeinnaam een platform voor spelers van rollenspellen. Dat is ook waar de afkorting RPG voor staat: Role-Playing-Game. LARP'en is hier een voorbeeld van. Eiser stelt dat verweerder geen eigen recht of legitiem belang bij de domeinnaam heeft. De geschillenbeslechter oordeelt anders nu RPG een algemene – bekende – aanduiding is voor dit soort spellen. Daarnaast stelt de geschillenbeslechter middels de “idiot in a hurry”-test vast dat er geen sprake is van misleiding van internetgebruikers door gebruikmaking van het merk. De websites zijn er zo anders uit, niemand zal bij de website van verweerder aan eiser denken. De eis wordt afgewezen.
E. Eiser is sinds 2010 houder van de merknaam “5 PRE VIE W” in meerdere landen. Verweerder heeft de domeinnaam in 2008 geregistreerd. Eerder dus dan eiser zijn merk. Op de website staan verwijzingen naar het merk van eiser. Ondanks dat verweerder de domeinnaam eerder heeft geregistreerd dan eiser zijn merk, kan in sommige gevallen toch kwader trouw worden aangenomen. Dit kan bijvoorbeeld wanneer duidelijk blijkt dat verweerder ten tijde van de registratie van eiser op de hoogte was. In dit geval stelt eiser wel dat er een zekere relatie was met verweerder, maar verdere details geeft zij niet. Eis wordt afgewezen.
rolandgarrostickets.com > Transfer