IEF 22214
29 augustus 2024
Uitspraak

Cuba is nog altijd een beschermde herkomstaanduiding voor sigaren

 
IEF 22212
29 augustus 2024
Artikel

Representatief en niet-representatief onderzoek. Van Monshoe/Puma tot NRC Buurtenonderzoek

 
IEF 22211
29 augustus 2024
Artikel

Jong IE-borrel op donderdag 19 september 2024

 
IEF 4482

Eerst even voor jezelf lezen

Gerechtshof Amsterdam, 26 juli 2007, rolnummer 2125/04. Ajax Brandbeveiliging B.V. tegen Ansul B.V. (Met dank aan  Ernst-Jan Louwers, Louwers Advocaten)

Na uitspraken van het Hof Den Haag, de Hoge Raad en het HvJ EG in de langslepende zaak tussen Ajax en Ansul, bekrachtigt het Hof Amsterdam alsnog het vonnis in eerste instantie van de rechtbank Rotterdam van 18 april 1996.

“Naar het oordeel van het hof leveren de stellingen van Ansul voldoende aanknopingspunt op om te aanvaarden dat zij in de jaren 1989-1994 normaal gebruik heeft gemaakt van haar merk Minimax (…) en dat dit gebruik als ‘werkelijk’ gebruik kan worden bestempeld."

Lees het arrest hier.

IEF 4481

De zeven verschillen

7s.JPGWaar komt toch de leer van de 7 verschillen vandaan? In de NRC-serie “In de zomer ligt het geld op straat” duikt de dwaalleer op aan het Scheveningse strand.

“(…) Naast zonnebrillen, te koop voor 10 tot 35 euro, verkoopt Van der Vlis nu veel voetbalshirts met namen van beroemde clubs en spelers. Dat is allemaal nep, maar als er zeven verschillen zijn met het origineel mag het. De fabrikanten wijzigen dan heel slim het lettertype, een naadje en het logo een beetje, en dan kan ik ze verkopen. Alle spullen worden in de groothandel gekocht, Van der Vlis importeert niet zelf. (NRC 26 juli 2007)."

IEF 4469

Een foutje is niet goed genoeg

Voorzieningenrechter Rechtbank Amsterdam, 2 augustus 2007, Rolnummer KG ZA 07-1259, Adani tegen Odmedical B.V. (Met dank aan Hidde Koenraad, Steinhauser Hoogenraad)

Toewijzing van voorlopige voorzieningen wegens schending van een vaststellingsovereenkomst en inbreuk op het merk- en auteursrecht van Adani. Handelen te kwader trouw. Vaststellingsovereenkomst met betrekking tot intellectueel eigendomsrecht, proceskostenveroordeling.

In 1999 bracht Adani onder de naam CONPASS een lichaamsscanner op de markt. Deze scanner wordt gebruikt op onder meer vliegvelden en in gevangenissen voor het detecteren van wapens, plastic explosieven, diamanten en drugs. In september 2005 heeft Adani het beeldmerk CONPASS ingeschreven en in juni 2006 ook het woordmerk. Ook Odmedical, een concurrerende onderneming, bracht een lichaamsscanner op de markt. Tussen Adani en Odmedical ontstond vervolgens een conflict over de (mogelijke) inbreuk op het merk- en auteursrecht van Adani ten aanzien van de lichaamsscanner CONPASS. Om aan dit conflict een einde te maken, sloten de partijen op 8 september 2006 een vaststellingsovereenkomst waarin Odmedical het merk- en auteursrecht van Adani erkende en verklaarde zich te zullen onthouden van inbreuk daarop.

 

Na het sluiten van de vaststellingsovereenkomst bood Odmedical echter op internationale beurzen ter promotie van haar lichaamsscanner, de SOTER RS security, een CD-ROM aan waar testrapporten, certificaten, vergunningen, afbeeldingen en overige documenten op stonden, die betrekking hadden op de CONPASS-lichaamsscanner. Deze documenten stonden ook op de website van Odmedical, evenals afbeeldingen welke met de CONPASS-scanner waren gemaakt. Hierdoor, stelde Adani, handelde Odmedical in strijd met de vaststellingsovereenkomst, maakte zij inbreuk op haar merk- en auteursrechten en kon haar handelen tevens worden aangemerkt als misleidende en ontoelaatbare vergelijkende reclame als bedoeld in de artikelen 6:194 en 6:194a BW.

Odmedical verweerde zich door te stellen dat zij alle informatie die zij op haar website had geplaatst, simpelweg was vergeten weg te halen. Helaas kon door die slordigheid de dealer van Odmedical in Dubai, TSSS, de informatie op een CD-ROM branden en stond zo informatie over de CONPASS-scanner en de SOTER RS-scanner door elkaar. Er kon echter niet gesproken worden van vergelijkende reclame, meende Odmedical. Het betrof slechts een beperkte oplage van enkele tientallen cd’s. Bovendien vond Odmedical, dat zij niet aansprakelijk kon worden gesteld voor het handelen van haar dealer. Als er al sprake zou zijn van tekortkomingen in de nakoming van de vaststellingsovereenkomst, dan waren die tekortkomingen zo gering dat Adani hierop in rechte geen beroep kan doen. Er was sprake van een stommiteit aan de zijde van Odmedical en dat had voor Adani amper gevolgen, laat staan dat zij hierdoor schade had geleden.

De voorzieningenrechter oordeelt anders. Aan de hand van de door Adani in het geding gebrachte prints van zowel de website als van de CD-ROM, is voldoende aannemelijk geworden dat Odmedical het (beeld)merk CONPASS had gebruikt, alsmede afbeeldingen van de CONPASS-bodyscanner. Het logo van Odsecurity stond afgebeeld op de CD-ROM. Ook bleek uit de prints dat de “Certificats/Reports/Approvals” van de CONPASS-bodyscanner waren opgenomen op de CD-ROM ter promotie van de SOTER RS-bodyscanner en dat afbeeldingen gemaakt met de bodyscanner van Adani ter promotie van de bodyscanner van Odmedical werden gebruikt.

De rechter oordeelt: “De reden die Odmedical heeft opgegeven om de gewraakte gegevens op haar website te zetten en dus voor het publiek kenbaar te maken, is immers hoogst ongeloofwaardig en in elk geval zo slordig en ondoordacht dat die vermeldingen als kwade trouw zijn te kwalificeren. (...) Juist omdat partijen reeds eerder een geschil hadden over de auteurs- en merkenrechten en om die reden een vaststellingsovereenkomst hadden gesloten, mag van Odmedical extra zorgvuldigheid worden verwacht, waar het betreft het inbreuk maken op de auteurs- en merkenrechten van Adani. Deze zorgvuldigheid – die er onder meer uit dient te bestaan dat zij haar distributeurs strak in de hand dient te houden – is door haar niet in acht genomen. Derhalve zal eveneens voorbij worden gegaan aan het verweer van Odmedical dat het haar niet kan worden aangerekend wat haar distributeurs (met name TSSS) zoal doen.”

Tot slot voert Odmedical, in verband met de proceskostenveroordeling, aan dat het hier gaat om overtreding van de vaststellingsovereenkomst, en niet om inbreuk op het intellectueel eigendomsrecht. “Aan het verweer dat het hier een andersoortig geschil betreft, te weten een geschil over een vaststellingsovereenkomst, zal worden voorbijgegaan aangezien de kern van die overeenkomst bestaat uit bescherming van de intellectuele eigendomsrechten van Adani.”

Lees het vonnis hier.

 

IEF 4468

Een vordering van onbepaalde waarde

nike swoosh.jpgRechtbank Amsterdam, 25 juli 2007, HA ZA 06-4041. Nike International Ltd. tegen gedaagde. (Met dank aan Ilan de Vré, Kennedy Van Der Laan).

Bevoegdheidsincident in auteursrecht- en merkinbreuk procedure. Geschil over de vraag of de sector civiel, dan wel de sector kanton bevoegd is kennis te nemen van een vordering van onbepaalde waarde.

 

Gedaagde vordert bij incidentele conclusie dat de rechtbank sector civiel zich onbevoegd verklaart en dat de procedure wordt doorverwezen naar de sector kanton, omdat volgens gedaagde de vorderingen van Nike gezamenlijk een lagere waarde vertegenwoordigen dan € 5.000,--.

De rechtbank volgt deze stelling niet. “2.5. (…) Nu aldus niet vaststaat op hoeveel inbreuk makende goederen de vordering betrekking heeft, betreft het hier een vordering van onbepaalde waarde en zijn er geen duidelijke aanwijzingen dat de vordering geen hogere waarde dan € 5.000,-- vertegenwoordigt. De sector civiel van deze rechtbank is dan ook bevoegd om de vordering van Nike in behandeling te nemen.”

Lees het vonnis hier.

IEF 4467

Ponyville

mlfpmlp.JPGRechtbank Rotterdam, 30 juli 2007, LJN: BB0755. Hasbro Inc. tegen Simba Toys.

Kort geding. Inbreuk op auteursrecht en slaafse nabootsing aangenomen.

Hasbro heeft in 1982 de serielijn “My little pony” geïntroduceerd. Simba heeft eveneens zogenaamde Pony-producten. Hasbro is van mening dat de Pony-producten van Simba inbreuk maken op haar auteursrecht met betrekking tot de “Ponyville” en hiervan een slaafse nabootsing vormen.

De Voorzieningenrechter wijst de vorderingen van Hasbro af voor zover deze zien op de aan Simba “gelieerde rechtspersonen”, nu eventuele toewijzing ervan in strijd zou komen met beginselen van behoorlijke procesvoering. “De omschrijving “gelieerde rechtspersoon” is te vaag geformuleerd en onvoldoende geconcretiseerd om een behoorlijk verweer mogelijk te maken. Een “gelieerde rechtspersoon” is geen wettelijk criterium en onduidelijkheid zou (kunnen) bestaan over de vraag of een rechtspersoon zich aangesproken zou moeten voelen en/of zich de inhoud van het vonnis zou moeten laten welgevallen, nog daargelaten dat de “gelieerde rechtspersonen” niet in de gelegenheid zijn geweest zich te verweren.”

Hasbro’s vorderingen ten aanzien van twee van de vier litigieuze Pony-producten van Simba worden eveneens afgewezen, nu deze producten thans niet op de Nederlandse markt zijn en Hasbro niet (voldoende) aannemelijk heeft gemaakt dat deze producten in de toekomst door Simba op de Nederlandse markt worden gebracht. De Voorzieningenrechter heeft zich beperkt tot de pony’s van Simba met de naam “Styling Pony” en “Little Fairy & Pony” (foto poppetjes) in relatie to Hasbro’s “My little pony, Ponyville” (foto t-shirt).

De Voorzieningenrechter is voorshands van oordeel dat Hasbro’s “My little pony, Ponyville” auteursrechtelijke bescherming toekomt. Vervolgens oordeelt de Voorzieningenrechter dat de “Styling Pony” niet de combinatie van de kenmerkende elementen die zo karakteristiek zijn voor de “Ponyville” bezit. De “Little Fairy & Pony” maakt naar het voorlopig oordeel van de Voorzieningenrechter wel inbreuk op het auteursrecht van Hasbro. Slechts bij nauwkeurige observatie zijn op een beperkt aantal onderdelen van de pony marginale verschillen te vinden, terwijl binnen het idee van de pony’s vele concrete uitvoeringen denkbaar en mogelijk zijn. Hasbro beroept zich dan ook terecht op auteursrechtelijke bescherming.

Ook wordt slaafse nabootsing aangenomen. De proceskosten worden gecompenseerd.
Lees het vonnis hier.

 

IEF 4466

Horeca-sfeerlampen

Gerechtshof 's-Gravenhage, 12 juli 2007, rolnrs. 05/116 en 05/1745. KSI Export B.V. en KSI Gastronomiezubehör-Handels und Produktions GmbH tegen M. h.o.d.n. Connect (Met dank aan Diederik Stols, DLA Piper)

Gevoegde zaak. Auteursrecht. Seriematig gebruik van artikelnummers voor vullingen met dezelfde vorm en inhoud leidt tot verwarring.

KSI GmbH stelt dat zij auteursrechthebbende is met betrekking tot de door haar op de markt gebrachte horeca-sfeerlampen en dat M. (voormalig distributeur van KSI, nu van Sauer) door het op de markt brengen van van Sauer afkomstige lampen inbreuk maakt. KSI B.V. verwijt M. onrechtmatig jegens haar te hebben gehandeld onder meer door haar klanten te benaderen en het doen van misleidende mededelingen als bedoeld in artikel 6:194 BW.

De voorzieningenrechter heeft overwogen dat voorshands aannemelijk is geworden dat KSI GmbH auteursrechthebbende is met betrekking tot de lampen en dat M.  inbreuk maakt. "Niettemin heeft de voorzieningenrechter de vordering om te bevelen iedere verveelvuldiging of bewerking van de lamp, waaronder 'in ieder geval moet worden verstaan ... de afbeelding van inbreukmakende lampen op websites en in andere reclame-uitingen en de verhandeling van inbreukmakende lampen ...' te staken en gestaakt te houden, afgewezen. Hij heeft daartoe overwogen dat een vordering om het verhandelen van inbreukmakende lampen en het afbeelden  daarvan als reclame-uiting te verbieden niet is te lezen in voormelde vordering in het petitum van de inleidende dagvaarding, omdat onder verveelvoudiging in de zin van de auteurswet niet verkopen valt en er dus sprake is van een ontoereikend petitum."

De grief tegen dit oordeel slaagt, nu naar het oordeel van het hof duidelijk is dat KSI GmbH een verbod wenst van het in Nederland in het verkeer brengen van de (in Duitsland) geproduceerde verveelvoudigingen, komt het gevorderde voor toewijzing in aanmerking, waarbij in het midden kan blijven of deze handelingen als verveelvoudiging of openbaarmaking moeten worden aangemerkt. Dit brengt mee dat M. door het op de markt brengen van de verveelvoudigingen en het afbeelden daarvan in reclame-uitingen auteursrechtinbreuk maakt. Het gevorderde wordt toegewezen.

Nu de vorm van de vullingen zijn afgestemd op de vorm van de lampen, acht het hof niet aanemelijk dat zonder noodzaak is gekozen voor de onderhavige vormen van de vullingen en dat er sprake is van ongeoorloofde nabootsing van de vulling van de lamp. De grief tegen de afwijzing door de voorzieningenrechter van het gevorderde verbod om de artikelnummers 40, 45, 50 en/of 80 te gebruiken slaagt, aangezien het niet aannemelijk is dat er een noodzaak is om juist deze nummers te gebruiken. De vordering tot veroordeling tot betaling van een voorschot op de schadevergoeding wordt afgewezen, aangezien onvoldoende is onderbouwd dat het gevorderde voorschot spoedeisend belang heeft.

Ten aanzien van de reclame-uiting van M. oordeelt het hof dat, nu het gaat om eenmalige handelingen die reeds geruime tijd geleden hebben plaatsgevonden en waarvan de eventueel nadelige effecten voor KSI B.V. door haar - in ieder geval niet er genuanceerde - brief grotendeels zullen zijn weggenomen, brengt een afweging van de wederzijdse belangen naar het voorlopig oordeel van het hof mee dat deze vorderingen niet voor toewijzing in aanmerking komen. De vordering om gedurende 24 maanden geen enkele informatie te sturen, aanbiedingen te doen, bezoek te brengen of product te verkopen aan enige ondernemer uit het KSI-adressenbestand wordt verworpen omdat deze handelingen op zich zelf niet onrechtmatig zijn.

Lees het arrest hier.

 

IEF 4465

Eerst even voor jezelf lezen

1- Rechtbank ’s-Gravenhage, 31 juli 2007, KG ZA 07-01. Tang Frères SA c.s. tegen Heuschen & Schrouff Oriental Foods Trading BV c.s.

Kort geding, merkinbreuk. Lees het vonnis hier.

2- Rechtbank Rotterdam, 30 juli 2007, LJN: BB0755. Hasbro Inc. c.s. tegen Simba Toys GMBH & CO.KG.

Kort geding. Schending auteursrecht speelgoed pony's door Duitse vennootschap in Nederland. Lees het vonnis hier.
 

IEF 4464

IE-beslag, de bodemprocedure en de creativiteit van de advocaat

Reactie van Michiel Ellens (Teurlings & Ellens) op Theo Bosboom/Christel Jeunink en Evert van Gelderen: “IE-beslag, de bodemprocedure en de creativiteit van de advocaat."

“Graag wil ik bij deze even een reactie geven op de stukken van de zijde van Theo Bosboom / Christel Jeunink en de reactie(s) daarop van Evert van Gelderen, nu hun beschouwingen theoretisch mooi zijn, maar de praktijk eenvoudiger is, althans eenvoudiger gemaakt kan worden.”

Lees de gehele reactie hier. Eerdere berichten vanaf hier.


 

IEF 4463

Het Thuiskopiefonds houdt op te bestaan

thuiskopie.jpg"Als mogelijke rechthebbende op thuiskopiegelden en aanvrager bij het Fonds delen wij u hierbij mee dat het bestuur van Stichting de Thuiskopie heeft besloten het Thuiskopiefonds per direct te beëindigen.

Het Thuiskopiefonds is opgericht bij de totstandkoming van de Thuiskopieregeling in 1990. De Thuiskopievergoeding dient te worden uitgekeerd aan die categorieën van rechthebbenden wier prestaties voorwerp zijn van privé kopiëren. Om redenen van cultureelpolitieke aard is daarom destijds bepaald dat 15% van de geïnde gelden gebruikt zou worden ter bevordering van de audio en- audiovisuele cultuur in Nederland. De bestemming van deze collectieve inhouding werd ter bepaling aan de rechthebbenden opgedragen.

Als organisatie die de rechthebbenden vertegenwoordigt bij de uitvoering van de regeling, bepaalde de Stichting (het bestuur) na advies van een onafhankelijke commissie aan welke projecten een bijdrage werd toegekend. Veranderde eisen aan de uitvoering van de Thuiskopieregeling is de reden van het beëindigen van het Thuiskopiefonds zoals dat nu bestaat.”

Lees de gehele brief die Stichting De Thuiskopie heeft gepubliceerd op haar website hier.

IEF 4462

Een gepretendeerd merkrecht

Rechtbank Maastricht, 25 juli 2007, HA ZA 07-474. Brauerei C.&A. Veltins GMBH & CO. tegen Future Necessities B.V. (Met dank aan Michael Gerrits en Marieke Coumans, De Gier & Stam).

Opmerkelijk vonnis in het incident, waarin de rechtbank gedaagde verbiedt om gedurende de procedure in de hoofdzaak rechtsmaatregelen te treffen op basis van haar merkinschrijving.

Bierbrouwerij Veltins vordert in de hoofdzaak de vervallenverklaring van het merk “V+” van Future Necessities (FN). Veltins heeft bij dagvaarding de rechtbank tevens verzocht een voorlopige voorziening te treffen ex artikel 223 Rv, die inhoudt dat het FN gedurende de behandeling van de procedure in de hoofdzaak verboden is rechtsmaatregelen te treffen (zoals het entameren van een kort geding) op basis van haar inschrijving van het merk “V+”.

FN heeft in haar conclusie van antwoord in het incident aangegeven, dat zij hangende de behandeling van de procedure in de hoofdzaak geen voorlopige voorziening zal vragen, dan wel een kort geding te starten op grond van haar merkrechten. FN heeft daarbij aangegeven zich het recht voor te behouden om door middel van een eis in reconventie in de hoofdzaak een vordering jegens Veltins in te stellen.

In het incident stelt de rechtbank voorop dat FN de vordering van Veltins tot het treffen van een voorlopige voorziening slechts in die zin heeft betwist, dat zij deze vordering te ruim geformuleerd acht. “3.1.(…) De rechtbank begrijpt de door Veltins ingestelde incidentele vordering evenwel zo dat Veltins heeft gevorderd dat FN wordt verboden om gedurende de behandeling van de bodemprocedure op basis van haar merkrecht een rechtsmaatregel te treffen die tot een ander al dan niet voorlopig oordeel leidt dan een (eind)oordeel in deze bodemprocedure (daaronder derhalve te verstaan: conventie en eventuele reconventie).(…)”
De rechtbank geeft hiermee de reikwijdte van de incidentele vordering aan en wijst erop dat een eventuele reconventionele vordering in de hoofdzaak hier niet onder valt.

De incidentele vordering wordt toegewezen. De rechtbank “verbiedt FN, voor de duur van deze procedure en behoudens een eventueel in deze procedure in te stellen vordering in reconventie, welke rechtsmaatregel dan ook jegens Veltins, welke direct of indirect verband houdt met het door FN gepretendeerde merkrecht op het merk “V+”, althans verband houdt met enig gepretendeerd recht van intellectueel intellectueel eigendom ter zake, te treffen, voort te zetten en/of te handhaven”.

Lees het vonnis hier.