IEF 22191
16 augustus 2024
Uitspraak

Inbreuk op auteursrecht op haakpatronen

 
IEF 22189
15 augustus 2024
Uitspraak

Rechter werpt licht op de licentieovereenkomst tussen EIC c.s. en Reflexy c.s.

 
IEF 22190
15 augustus 2024
Uitspraak

Restaurants gaan de strijd aan: rechter constateert verwarrende handelsnaam

 
IEF 8339

5 jaar geleden

Een precieze geboortedatum is niet meer goed vast te stellen, maar vijf jaar geleden, ergens rond deze tijd, moet het eerste bericht op IEForum.nl zijn verschenen. Een jubileum, een lustrum, maar ook gewoon niets meer dan een half decennium. Moet zoiets gevierd worden? Wie weet. Is het iets om bij stil te staan? Misschien wel, heel even.

IEForum.nl is in die vijf jaar een redelijk vaste waarde geworden in het dagelijkse consumptiepatroon van veel IE-juristen, precies wat ooit de bedoeling was. Juridisch nieuws is tenslotte ook nieuws, soms zelfs heel belangrijk nieuws, en dat moet je niet alleen in selectie op de plank laten liggen rijpen in afwachting van een noot of een artikel, maar ook openbaren zodra het zich aandient.

In die behoefte lijken we goed te kunnen voorzien en het komt ons voor dat we een behoorlijke bijdrage leveren aan de kennis van de gemiddelde IE-jurist. Het enig nadeel aan het enorme aanbod aan informatie is dat we niet ook uitgebreid en ongehaast bij alles stil kunnen staan. Maar gelukkig is dat ook niet altijd nodig bij onze gespecialiseerde doelgroep, u kunt tenslotte vrij goed voor uzelf lezen.

Maar nadere verdieping en verbreding is wel ons streven voor de komende jaren. Als je vijf jaar bezig bent, zie je vanzelfsprekend ook wat er allemaal had moeten of kunnen gebeuren. De site kan mooier, beter, sneller en vooral uitgebreider en diepgravender. Meer achtergronden, meer commentaren en meer artikelen. Meer toegevoegde waarde, kortom.

Tijd en geld staan daar vaak aan in de weg, maar we werken eraan. Ieder idee, ieder commentaar en iedere suggestie is daarbij meegenomen. Met opmerkingen, foutmeldingen, typo’s of tips zijn we echt altijd blij. En blijf ook vooral inzenden: Met ieder vonnis, iedere artikel, ieder kamerstuk en ieder nieuws dat u mailt, brengt u het intellectuele eigendomsrecht tenslotte weer een beetje verder.

Bijzondere dank gaat tot slot natuurlijk uit naar die vaste waarden die IEForum.nl maakten tot wat het is geworden. Zonder sponsors, redacteuren, uitgevers, leden van het comité van aanbeveling, adviseurs in het felle licht of in de coulissen, rechtbanken, wetenschappers en zonder alle andere vaste, minder vaste en incidentele inzenders was u nu iets anders aan het doen.

 

IEF 8338

De Gark, een multifunctionele hark

Rechtbank Arnhem, 28 oktober 2009, LJN: BK2776, eiseres tegen gedaagde (Gark).

Stukgelopen relatie en samenwerking. Bij wie rusten de IE-rechten op de Gark, een multifunctionele hark? (Gesteld) heen en weer schuiven van IE-rechten leidt tot onduidelijkheid, maar niet tot schade, aangezien het gebruiksrecht niet is beknot door de handelingen van gedaagde.

Conventie: 4.3.  (...) Eerst indien de rechtbank van oordeel is dat gedaagde onrechtmatig heeft gehandeld jegens eiseres, is de vraag bij wie de IE-rechten thans berusten relevant.

4.4.  Tussen partijen staat vast dat het weliswaar in eerste instantie de bedoeling was om de IE-rechten van gedaagde over te dragen aan Pondac, maar dat bij nader inzien is besloten dat de IE-rechten zouden worden ingebracht in Pisarla. Pondac zou vervolgens de IE-rechten exploiteren op basis van een licentie. Dit laatste is uitgevoerd, het eerste niet. Zoals ook al is vastgesteld door de Ondernemingskamer van het Gerechtshof te Amsterdam in haar eindbeschikking van 9 augustus 2007, zijn de IE-rechten niet formeel overgedragen aan Pisarla. Pondac heeft echter wel de Gark geëxploiteerd, al dan niet op basis van een licentie van gedaagde. Pondac had dus slechts een gebruiksrecht. De overdracht van eiseres namens Pisarla op 28 juni 2006 had derhalve geen rechtsgevolg, ook als zou eiseres bevoegd zijn geweest om Pisarla te vertegenwoordigen. Pisarla was immers geen eigenaar van de IE-rechten.

4.5.  Gesteld noch gebleken is dat het gebruiksrecht van Pondac is beknot door de handelingen van gedaagde op 11 september 2007, daags voor het door eiseres aangevraagde faillissement van Pondac. Dit betekent dat niet kan worden worden aangenomen dat eiseres in haar hoedanigheid van aandeelhouder en/of schuldeiser van Pondac schade heeft geleden door die handelingen van gedaagde.

4.6.  Omdat Pisarla geen rechthebbende was op de IE-rechten, kan eiseres ook geen schadevergoeding vorderen in haar hoedanigheid van aandeelhouder en/of schuldeiser van Pisarla. Aan Pisarla is geen eigendoms- of gebruiksrecht ontnomen. Wellicht heeft Pisarla inkomsten gederfd doordat het voornemen om de IE-rechten bij haar in te brengen niet is uitgevoerd. Dit geeft eiseres in haar hoedanigheid van aandeelhouder evenwel geen rechtstreekse aanspraak op schadevergoeding jegens gedaagde gelet op de ABP/Poot jurisprudentie van de Hoge Raad, nog daargelaten of kan worden aangenomen dat gedaagde jegens Pisarla in verzuim was. eiseres heeft ook geen aanspraak op schadevergoeding in haar hoedanigheid van schuldeiser van Pisarla aangezien gesteld noch gebleken is dat zij vorderingen heeft op Pisarla die door Pisarla niet voldaan kunnen worden.

 (…)

Reconventie: 4.14.  De rechtbank is van oordeel dat [eiseres] niet bevoegd was Pisarla te vertegenwoordigen, althans daarvan is de rechtbank niet gebleken en [eiseres] heeft dat op zichzelf niet betwist. Nog afgezien van de vraag of deze overdracht als onrechtmatig kan worden beschouwd jegens [gedaagde], heeft [gedaagde] naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende geconcretiseerd waar zijn nadeel uit bestaat. [gedaagde] heeft de IE-rechten weer aan zichzelf
overgedragen. Hoewel die rechtshandeling door de curator is vernietigd, blijkt uit de in het geding gebrachte stukken en dan met name uit het faillissementsverslag van de (opvolgend) curator van 20 maart 2009 dat de curator aan die vernietiging geen vervolg geeft en de kwestie heeft ‘weggeschikt’.

4.15.  De vorderingen van [gedaagde] op dit punt zullen dan ook worden afgewezen, nu [gedaagde] naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende belang heeft daarbij.

Lees het vonnis hier.

IEF 8337

Het auteursrecht over de postcodetabel

Kamerstuk 30536, nr. 109. Regels inzake de volledige liberalisering van de postmarkt en de garantie van de universele postdienstverlening (Postwet 20..).  Brief van staatssecretaris Heemskerk van Economische Zaken.

"De vaste commissie van Economische Zaken van uw Kamer heeft op 10 september jl. schriftelijk gevraagd (2009Z16011/20096D42377) naar mijn reactie op de petitie over het vrijgeven van de postcode, welke op 8 september jl. aan deze commissie is aangeboden. De petitie heeft tot doel om de rijksoverheid te verzoeken het auteursrecht over de postcodetabel van TNT te kopen en een wet te maken die de gemeenten verplicht de mutaties niet langer aan TNT door te geven, maar aan een ministerie dat dit wekelijks via internet publiceert voor het publieke domein. Alvorens ik reageer op de petitie wil ik kort de historie van de postcode beschrijven.

(…)

Reactie op petitie. In de Postwet 2009 is een beschikbaarstelling van postcodes voor andere (veelal commerciële) doeleinden dan postbezorging niet geregeld. Artikel 10 van de Postwet 2009 verplicht beheerders en exploitanten van postcodesystemen combinaties van adressen en postcodes aan een ieder binnen redelijke termijn en tegen kostengeoriënteerde tarieven ter beschikking te stellen. Deze verplichting beperkt zich tot combinaties van adressen en postcodes die voor de postbezorging nodig zijn. In de nota naar aanleiding van het verslag (30536, nr. 8) stond aangegeven dat de beschikbaarstelling van postcodes voor andere doeleinden dan de postbezorging buiten de reikwijdte van deze wet valt. Het door uw Kamer aangenomen amendement op artikel 10 Postwet 2009 (30536, nr. 51 – gewijzigd) heeft deze beperking tot alleen postbezorging niet gewijzigd. Postcodes zijn zoals hierboven beschreven toegankelijk. Dat aan beroepsmatige toepassingen kosten zijn verbonden, is niet onredelijk: het systeem moet worden bijgehouden. Dat is niet anders als het in overheidsbeheer zou zijn. Ik zie hierom geen reden om de huidige situatie te veranderen."

Lees de volledige brief hier.

IEF 8336

Tot aanpassing van het Uitvoeringsreglement

BVIE. Tractatenblad 2009/198: Benelux-verdrag inzake de intellectuele eigendom (merken en tekeningen of modellen) (met Protocol).

De Nederlandse en de Franse tekst van het Protocol van 4 augustus 2009 tot aanpassing van het Uitvoeringsreglement zijn geplaatst in Trb. 2009, 122.

De wijzigingen vervat in artikel A, B en D van het Protocol van 4 augustus 2009 zijn ingevolge zijn artikel D, punten 1 en 2, juncto artikel 6.5, eerste lid, van het Verdrag in werking getreden op 1 oktober 2009. 
Wat betreft het Koninkrijk der Nederlanden, gelden artikel A, B en D van het Protocol van 4 augustus 2009, evenals het Verdrag, alleen voor Nederland.

Lees hier meer.

IEF 8335

European patent lawyers

EPLAW, programma Annual Meeting & Congress, Brussels, Le Méridien, November 20, 2009.

“Apart from an excellent opportunity to see your colleagues we will have a very interesting program which mirrors the Venice program and which deals with certain "hot topics" of our present practice and with the future European litigation system (which slowly but gradually seems to become a reality).”

Met onder heel veel anderen.: Jochen Pagenberg: “Limits on limitation”, Central (national) limitations and their effect on national proceedings;  Simon Ayrton: “Exhausted Exhaustion”, When is a patent(claim) exhausted?;  Mini Trial (Broad Claiming), Richard Hacon: plaintiff, Bart van den Broek: defendant; Margot Fröhlinger, Director, Knowledge-based Economy, DG Internal Market & Service, EC: Developments in the E.U. Commission;  Kevin Mooney: Content of the Statement of Claim, Pierre Véron: Preliminary Injunction.

Volledige programma hier, website EPLAW hier.

IEF 8334

In het kader van zakelijke informatieverschaffing

Vzr. Rechtbank ’s-Hertogenbosch, 6 november 2009, LJN: BK2290, Eisers tegen gedaagde (Boek Herculesramp).

Auteursrecht. Toepassing Endstra-criterium op gesprekken: geen auteursrecht. Geen inbreuk persoonlijke levenssfeer.

GGD-verpleegkundige en GGD-chauffeur maken bezwaar tegen publicatie van boek van gedaagde over de Herculesramp. In het boek worden de namen van eisers en gedeelten van een door eisers met derden gevoerd gesprekken gepubliceerd. De vorderen van eisers worden afgewezen. Geen auteursrecht op de letterlijke weergave van hun verklaringen. “Die bewoordingen zijn niet het resultaat geweest van scheppende menselijke arbeid waarbij creatieve keuzes zijn gemaakt. Het gesprek betreft enkel hun antwoorden op de door Taal en Jonker gestelde vragen in het kader van zakelijke informatieverschaffing.”

Het noemen van de namen van eisers, alsmede hun verklaringen, geschiedt enkel in relatie tot hun functie als hulpverlener, een geringe inbreuk op hun privéleven en persoonlijke levensfeer die onvermijdelijk het gevolg is van het hebben vervuld van een dergelijke openbare functie. Geen 1019h proceskosten: Het auteursrechtelijk aspect is van te ondergeschikt belang.

Auteursrecht: 4.4. Subsidiair hebben [eisers] aangevoerd dat er een auteursrecht rust op de door hen tijdens het gesprek met Taal en Jonkers [onderzoekers Ministerie van Binnenlandse Zaken – IEF] afgelegde verklaringen. Ook op deze grondslag falen hun vorderingen.

4.4.1. Anders dan [eisers] stellen heeft de Hoge Raad in het zogenoemde Endstra-tapes arrest (NJ 2008, 556) niet uitgemaakt dat de op de achterbank van een taxi opgenomen gesprekken van Endstra auteursrecht rust, maar heeft de Hoge Raad slechts overwogen dat het Hof een verkeerde maatstaf heeft gehanteerd bij zijn oordeel dat zulks niet het geval was, namelijk door bij de beoordeling of sprake is van een “werk” in de zin van de Auteurswet de eis te stellen dat een maker bewust een werk heeft willen scheppen en bewust creatieve keuzes heeft gemaakt.

4.4.2. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter kan van het gesprek van [eisers] met Taal en Jonkers niet worden gezegd dat de woorden waarin zij de gebeurtenissen weergeven, een eigen, oorspronkelijk karakter hebben en hun persoonlijk stempel dragen. Die bewoordingen zijn niet het resultaat geweest van scheppende menselijke arbeid waarbij creatieve keuzes zijn gemaakt. Het gesprek betreft enkel hun antwoorden op de door Taal en Jonker gestelde vragen in het kader van zakelijke informatieverschaffing. Die ant-woorden betreffen openbare feiten en hun beleving van die feiten. Vanzelfsprekend zullen [eisers] zich beijverd hebben om die feiten zo objectief mogelijk weer te geven en hun beleving daarvan te plaatsen in hun professionele context, maar de keuzes die zij daartoe in hun woordgebruik maakten, zijn geen creatieve keuzes. De vormgeving van hun uitingen, te weten: in een interview met rapporteurs, is gebruikelijk en hun woordgebruik is zakelijk en gewoon (om in deze gevoelig liggende zaak het door de Hoge Raad in de Endstra-zaak gebezigde en gemakkelijk verkeerd te begrijpen woord ”banaal” te vermijden). Niet valt in te zien welke de eigen, subjectieve keuzes van [eisers] bij hun streven naar objectieve beantwoording van de aan hen gestelde vragen zijn geweest: dat waren geobjectiveerde keuzes. Voorshands kan dan ook niet worden aangenomen dat [eisers] een auteursrecht kunnen doen gelden op de letterlijke weergave van hun verklaringen.

4.4.3. In dit verband wordt mede overwogen dat in ’s Hogen Raads genoemde arrest geen afbakening wordt gegeven tussen het auteursrecht en de informatievrijheid. Eisers tot cassatie (de erven Endstra) hebben daaromtrent in hun middelen tot cassatie begrijpelijkerwijs niets aangevoerd; niet blijkt of verweerders in cassatie daarvoor aandacht hebben gevraagd.
Naar het oordeel van de rechter zou in de onderhavige zaak een beroep van [eisers] op hun auteursrecht, zo zij dat met vrucht hadden kunnen doen, in strijd komen met het recht op informatievrijheid dat onlosmakelijk is verbonden met het recht van vrijheid van meningsuiting.

4.5. Het voorgaande brengt mee dat de vorderingen van [eisers] moeten worden afgewezen. Zij zullen als de in het ongelijk gestelde partij, hoofdelijk in de proceskosten worden veroordeeld. Het auteursrechtelijk aspect is daarbij zozeer van ondergeschikt belang dat voor een volledige kostenveroordeling (art. 1019h Rv.) geen grond is, nog daargelaten dat niet duidelijk is of [gedaagde] die bedoeld heeft te vorderen.
 
Lees het vonnis hier

IEF 8333

Hoofdstuk 13

Tobias Cohen Jehoram, De Brauw Blackstone Westbroek, bericht:

"Sinds het verschijnen van mijn proefschrift 'Het Benelux merkenrecht in Europees perspectief', krijg ik van verschillende kanten de vraag of mijn proefschrift te koop is. Dat is het niet, het spijt me. Echter: 90% van de inhoud van het proefschrift is ook te vinden in Industriële Eigendom deel 2, Merkenrecht, dat als voordeel heeft dat daarin ook nog andere belangwekkende onderwerpen aan de orde komen (nl. die welke zijn behandeld door Mr Van Nispen en door Mr Huydecoper). Het belangrijkste verschil met het proefschrift is dat het proefschrift een aanvullend Hoofdstuk 13 bevat. In de woorden van het proefschrift:

'In dit hoofdstuk worden allereerst enkele ingenomen stellingen en getrokken conclusies op een rij gezet. Voorts worden tendensen in de rechtspraak van het HvJEG geïdentificeerd, wordt standpunt ingenomen over de wenselijkheid daarvan en worden voorspellingen gedaan over verdere ontwikkelingen. Tot slot worden (ook los van het voorgaande) aanbevelingen gedaan, onder andere voor wat betreft aanpassing van (Benelux- en Gemeenschapsmerken)wetgeving.'

Om trouwe lezers die het proefschrift niet hebben niet teleur te stellen, stuur ik hierbij de PDF van dat Hoofdstuk 13 (De ontwikkelingen; tot hier en verder) ter plaatsing op jullie onvolprezen webstek.”

Lees hoofdstuk 13 hier of hieronder (Scribd, met boekbladeroptie, view mode:book).

Lees de 22 stellingen hier en de achtergrond van omslagillustratie hier.

IEF 8332

Het kwijtraken van uw lovehandles

Vzr. Rechtbank ’s-Gravenhage, 5 november 2009, KG ZA 09-1340, Tell Sell IE B.V. c.s. tegen Fitness-Import BV

Merkenrecht. Modellenrecht. Auteursrecht. Uitputting. Tell Sell c.s. zijn Beneluxdistributeur voor leverancier Fitness Brands Inc van de fitnessapparaten AB CIRCLE en AB CIRCLE PRO. Fitness Brands is houdster van Gemeenschapsmodel- en Gemeenschapsmerkrechten m.b.t. tot de apparaten. Tell Sell is houdster van de corresponderende Benelux-woordmerken.

Gedaagde Fitness-Import brengt zonder toestemming en zonder dat sprake is van uitputting hetzelfde toestel op de markt en heeft de tekst van haar advertenties ontleend aan die van Tell Sell c.s. Inbreuk aangenomen.

Uitputting: 4.3. Fitness-Import erkent dat het door haar aangeboden apparaat hetzelfde is als het door Tel Sell cs op de markt gebrachte apparaat. Het enige ter zake doende inhoudelijke verweer van Fitness-Import is dat sprake zou zijn van (merkenrechtelijke) uitputting, omdat de door haar aangeboden fitnessapparaten zouden zijn verkregen van handelaren in de EU. (…)

4.4. Dit verweer slaagt naar voorlopig oordeel niet. De bewijslast voor uitputting ligt bij een partij als Fitness-Import en wel ter zake van elk individueel exemplaar waarvoor beroep wordt gedaan op uitputting (1). Dat daar op grond van wat thans voorligt in de bodemprocedure aan zal kunnen worden voldaan door Fitness-Import, is voorshands niet aannemelijk geworden. De enige overgelegde factuur dateert van 24 september 2009, terwijl het apparaat al vanaf juli 2009 op de site van Fitness-Import wordt aangeboden, zodat zonder nadere onderbouwing – die ontbreekt – alleen al daarom niet aannemelijk voorkomt dat deze transactie de gehele verkoopvoorraad zou omvatten. Bovendien was na de eerste sommatie door Fitness-Import aangegeven dat haar leverancier DKN Lifestyle zou betreffen, maar die is ter zitting in dit verband geheel buiten beeld geraakt. Ten slotte wordt meegewogen dat door Tel Sell cs ter zitting onweersproken is gesteld dat zij ongeveer 60 apparaten per week afzet en Fitness-Import onder de prijs aanbiedt die in het "officiële" distributiekanaal doorgaans wordt aangetroffen en onweersproken is gesteld dat Fitness-Import "geen kleintje" is in de betreffende branch.

4.5. Daarbij heeft bovendien nog het volgende te gelden. Fitness-Import doet in feite beroep op impliciete afstand van recht van de kant van Tel Sell IE en Fitness Brands om op grond van hen toekomende merkrechten op te treden tegen verdere verhandeling van de gewraakte fitnessapparaten door Fitness-Import. Daarvoor geldt als criterium naar vaste rechtspraak dat moet worden vastgesteld dat de merkhouder "met zekerheid" afstand moet hebben gedaan(2). Daarvan is nog geen begin van aanwijzing bijgebracht zijdens Fitness- Import tegenover de stellige betwisting daarvan door Tel Sell cs.

Derden-aanbieders: 4.6. Dat sprake is van derden-aanbieders op marktplaats.nl, E-Bay, speurders.nl en andere sites, zoals Fitness-Import aangeeft, maakt het vorenoverwogene niet anders. Voor zover Fitness-Import wil betogen dat Tel Sell cs niet afdoende zou optreden tegen inbreuk op haar gestelde rechten door derden, heeft voorshands te gelden dat Fitness-Import die stelling onvoldoende steekhoudend heeft gesubstantieerd. Nog daargelaten de relevantie van dit mogelijke verweer heeft Fitness-Import bovendien niet weersproken dat Tel Sell cs ook derden waar nodig sommeert – het afgelopen jaar 10 partijen.

Inbreuk: 4.7. Nu Fitness-Import (onbestreden) dezelfde waar (een bepaald type fitnessapparaten) onder de als merken ingeschreven tekens (althans onder het teken Ab Circle Pro) aanbiedt, is sprake van handelen in strijd met art. 9(1)(a) GMVo respectievelijk art. 2.20(1)(a) BVIE, hetgeen merkinbreuk oplevert. Evenmin is bestreden dat zodoende inbreuk wordt gemaakt op de ingeroepen Gemeenschapsmodelrechten, nu dit bij de geïnformeerde gebruiker geen andere totaalindruk wekt dan een apparaat volgens het geregistreerde Gemeenschapsmodel dat Tel Sell cs kunnen inroepen, zodat ook sprake is van modelrechtinbreuk in de zin van art. 19(1) GModVo. Dit brengt mee dat een inbreukverbod op die rechten toewijsbaar is, zoals in het dictum verwoord. (…)

Auteursrecht: 4.8. Ook is een inbreukverbod als in het dictum verwoord toewijsbaar op grond van auteursrechtinbreuk op de advertentietekst die Fitness-Import hanteert en naar voorlopig oordeel duidelijk is ontleend aan de tekst die Tel Sell cs hanteert en ten aanzien waarvan hen auteursrecht toekomt, omdat dat laatste niet is bestreden door Fitness-Import.

Proceskosten: 4.11. Als hoofdzakelijk in het ongelijk gestelde partij wordt Fitness-Import veroordeeld in de proceskosten. Fitness-Import heeft bestreden dat de van de kant van Tel Sell cs verantwoorde kosten (neerkomend op een bedrag aan salaris advocaat van € 8.888,18 excl. BTW) aan de dubbele redelijkheidstoets uit art. 1019h Rv voldoen. Deze zaak moet worden gekenschetst als een eenvoudig kort geding. Dat veelvuldig in der minne is getracht tot een vergelijk buiten rechte te komen, zoals Tel Sell cs stellen, maakt dit op zichzelf niet zozeer anders, dat het toe te passen Indicatietarief zou verspringen naar de hogere categorie, zodat een kostenveroordeling van € 6.000,- (exclusief BTW) voor salaris advocaat in dit geval passend wordt geoordeeld, te vermeerderen met vastrecht en deurwaarderskosten.

1 HvJ EG zaak C-173/98 (Sebago/GB Unic)
2 HvJEG zaak C-414/99 t/m C-416/99 (Davidoff & Levi Strauss), NJ 2002/183, HvJEG zaak C-59/08 (Copad/Dior)
en HvJEG zaak C-324/08 (Makro/Diesel)

Lees het vonnis hier of hieronder:

 

IEF 8331

Grasextract

Rechtbank ’s-Gravenhage, sector bestuursrecht, uitspraak van 4 november 2009, AWB 08/9394, Stallergenes tegen Octrooicentrum Nederland

Octrooirecht. EP Galenische vormen van allergenen voor sublinguale toediening. Terechte weigering OCN op aanvraag ABC voor timotheegrasextract (Grazax). In citaten:

4.1. Aan het bestreden besluit is in de eerste plaats ten grondslag gelegd dat de aanvraag niet voldoet aan de voorwaarde, genoemd in artikel 3, aanhef en onder d, van de Verordening, omdat voor het product timotheegrasextract als geneesmiddel reeds eerder een handelsvergunning is verleend, te weten de vergunning voor het geneesmiddel Alutard SQ Timotheegras (hierna: Alutard), RVG 31987, die het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (CBG) op 14 juli 2005 heeft verleend.

4.2. Eiseres bestrijdt dat deze vergunning is te beschouwen als een eerdere handelsvergunning voor hetzelfde product. Zij stelt dat Alutard een samenstelling van werkzame stoffen bevat en dus een ander product in de zin van de Verordening is dan Grazax, dat slechts één werkzame stof bevat.

(…)

5.5. In het register van het CBG wordt alleen timotheegrasextract genoemd als werkzame stof van Alutard. Dit bevestigt dat in de handelsvergunning aluminiumhydroxide niet tot de werkzame stoffen is gerekend. Gezien de noodzakelijke samenhang van de Verordening met de geneesmiddelenwetgeving mocht verweerder zich aansluiten bij het CBG. Dat -naar eiseres stelt- de Franse autoriteiten aluminiumhydroxide wel als werkzame stof hebben aangemerkt doet daar niet aan af.

5.6. Gelet op het voorgaande is de door eiseres bij de aanvraag genoemde handelsvergunning niet de eerste vergunning voor het in de handel brengen van het product als geneesmiddel. Er wordt niet voldaan aan het bepaalde in artikel 3, aanhef en onder d, van de Verordening. Reeds hierom heeft verweerder terecht geweigerd aan eiseres een ABC te verlenen.

Lees de uitspraak hier of hieronder:

 

IEF 8330

De conceptovereenkomst

Rechtbank Amsterdam, 25 maart 2009 en 4 november 2009, HA ZA 07.2745, Adviespraktijk Amsterdam Zuid Oost B.V. tegen Boards and More Holding AG (met dank aan Wouter Pors, Bird & Bird).

Merkenrecht. Afgebroken onderhandelingen over een merkoverdracht (volgend op een vaststellingsovereenkomst). Geen verplichting tot nakoming of dooronderhandelen, wel schadevergoeding voor juridische kosten.

2.1 Adviespraktijk is eigenaar van het hierna afgebeelde beeldmerk dat sinds 23 mei 1977 is geregistreerd bij het Benelux-Bureau voor de Intellectuele Eigendom. In 1993 is een geschil ontstaan tussen partijen over het gebruik van een beeldmerk door (een rechtsvoorganger van) Boards and More dat lijkt op dat van Adviespraktijk. Bij vonnis van 25 november 1998 heeft de rechtbank Almelo het gebruik van het gelijkende beeldmerk door Boards and More verboden. Naar aanleiding van deze kwestie hebben partijen in maart 2001 een vaststellingsovereenkomst gesloten.

(…)

Dooronderhandelen: 5.5 De vordering onder 3.1 C. heeft betrekking op dooronderhandelen. Daarvoor is geen grond indien Boards and More de onderhandelingen in de gegeven omstandigheden mocht afbreken. Daarbij heeft als uitgangspunt te gelden dat ieder der partijen - die verplicht zijn hun gedrag mede te laten bepalen door de gerechtvaardigde belangen van de ander - in beginsel vrij is onderhandelingen af te breken. Dit is slechts anders indien dit onaanvaardbaar zou zijn, op grond van gerechtvaardigd opgewekt vertrouwen door de wederpartij dat een overeenkomst tot stand zou komen, dan wel in verband met bijzondere omstandigheden van het geval.

(…)

5.7. Op grond van dit e-mail verkeer kan worden vastgesteld dat er circa vier jaar is onderhandeld, hoewel Boards and More steeds heeft aangedrongen op voortgang in verband met verlies aan commerciële mogelijkheden van het beeldmerk. Gelet op deze relatief lange periode is het alleszins aannemelijk dat - zoals Boards and More aanvoert - nieuwe commerciële inzichten hebben geleid tot de conclusie dat het beeldmerk niet langer winstgevend kon worden geëxploiteerd. Dit is door Adviespraktijk ook niet (gemotiveerd) betwist. Adviespraktijk heeft aldus gaande de onderhandelingen niet of onvoldoende rekening gehouden met de gerechtvaardigde belangen van Boards and More. Adviespraktijk wist immers dat Boards and More zo snel mogelijk met het beeldmerk de markt op wilde teneinde de commerciële mogelijkheden zoveel mogelijk te kunnen benutten. In zoverre stond het Boards and More vrij uiteindelijk - toen de commerciële haalbaarheid van het beeldmerk in het gedrang kwam - de onderhandelingen af te breken. Het moge zo zijn dat Boards and More tot op zeker moment het vertrouwen heeft gewekt dat een overeenkomst tot de reële mogelijkheid behoorde, doch nu de onderhandelingen zolang hebben geduurd en uiteindelijk nog geen volledige overeenstemming bestond, mocht Boards and More er in beginsel een punt achter zetten. De vordering tot door onderhandelen, zoals genoemd onder 3.1 C. zal daarom ook worden afgewezen.

Schadevergoeding: 5.8 Blijft over de vraag of Boards and More de onderhandelingen mocht afbreken zonder enige schadevergoeding, zoals ligt besloten in de vordering onder 3.1 D. De omstandigheden van het geval, met name het verloop van de onderhandelingen kunnen meebrengen dat die niet kunnen worden afgebroken zonder de schade te vergoeden. De rechtbank ziet evenwel, gelet op het voorgaande, geen gronden voor vergoeding van het positieve contractbelang. (..)

5.9 Aan de ander kant kan worden vastgesteld dat Boards and More gedurende de gehele onderhandelingsperiode Adviespraktijk nimmer (duidelijk) heeft gewaarschuwd voor het risico dat de onderhandelingen, met het oog op de lange duur, uiteindelijk op niets zouden kunnen uitdraaien. Boards and More heeft tot aan de afspraak voor februari 2006, die door haar is afgezegd, de onderhandelingen met Adviespraktijk gaande gehouden, terwijl zij wist dat Adviespraktijk daardoor (juridische) kosten bleef maken. Het ligt derhalve in de reden dat de directe kosten aan de zijde van Adviespraktijk, verband houdende met de onderhandelingen, door Boards and More worden vergoed. (…)

(schadeberekening in eindvonnis)

Lees de vonnissen hier of hieronder: