IEF 22191
16 augustus 2024
Uitspraak

Inbreuk op auteursrecht op haakpatronen

 
IEF 22189
15 augustus 2024
Uitspraak

Rechter werpt licht op de licentieovereenkomst tussen EIC c.s. en Reflexy c.s.

 
IEF 22190
15 augustus 2024
Uitspraak

Restaurants gaan de strijd aan: rechter constateert verwarrende handelsnaam

 
IEF 8252

Een moeilijk besluit (+ reactie)

Persbericht DBNL: “De Digitale Bibliotheek heeft een moeilijk besluit moeten nemen. Met ingang van vandaag is alle beeldmateriaal in publicaties van na 1900 van de website verwijderd. De aanleiding is de dreiging met een miljoenenclaim door de auteursrechtenorganisatie Pictoright namens een aantal bij haar aangesloten fotografen. Pictoright stelt zich op het standpunt dat werk van deze fotografen onrechtmatig in de DBNL-website opgenomen is of is geweest, en dat de door fotografen ondervonden schade inmiddels vele miljoenen beloopt.

De DBNL is van mening dat het gebruik van het beeldmateriaal binnen haar website steeds rechtmatig is geweest en dat dit gebruik onder het citaatrecht viel dan wel anderszins toelaatbaar was.Ze heeft hierbij steeds te goeder trouw gehandeld, en naar haar overtuiging door haar manier van werken geen economische schade toegebracht aan rechthebbenden.

Lees het persbericht hier.

Reactie Pictoright: Pictoright maakt er bezwaar tegen dat DBNL kennelijk van mening is dat het auteursrecht van schrijvers wel dient te worden gerespecteerd, maar dat willekeurig welk beeldmateriaal dan ook vrijelijk moet kunnen worden gebruikt. DBNL is een professionele partij, die gewend is met miljoenenprojecten te werken, maar er is in de ogen van DBNL geen ruimte voor een redelijke vergoeding voor beeldmateriaal dat op de website wordt geplaatst. Met DBNL is vele malen overleg gevoerd, waarbij Pictoright steeds heeft aangegeven dat voor dit soort gebruik door andere partijen wel op een fatsoenlijke wijze wordt afgerekend. DBNL was daar echter om onduidelijke redenen niet toe bereid. 

Pictoright betreurt de opstelling van DBNL. Pictoright is er absoluut niet op uit om dit soort sites te ontdoen van beeld, maar gebruik van beeld dient wel te gebeuren op basis van een redelijke regeling. Het is naar de mening van Pictoright overduidelijk dat een algemeen beroep van DBNL op het citaatrecht niet opgaat. 

Lees de reactie hier.

IEF 8202

Te gelden als uitvinder

Rechtbank ’s-Gravenhage, 16 september 2009, gevoegde zaken HA ZA 06-43 en HA ZA 06-1640, X tegen Y & Audilux N.V. c.s. en X tegen Koninklijke Philips Electronics N.V.

Octrooirecht. Wel gemeld, nog niet samengevat. Opeising octrooi. Geen rechtsverwerking. Geen situatie als bedoeld in artikel 12 lid 1 ROW. Niet voldaan aan bij opeising geldende verzwaarde stelplicht.

Stellende dat hijzelf als enige, althans samen met Philips, heeft te gelden als uitvinder van de bedoelde octrooifamilie voor het in-ear gehoorapparaat, dat hij buiten dienstverband en deels in zijn vrije tijd zou hebben uitgevonden, vordert X - samengevat - primair veroordeling van Y c.s. tot overdracht van, subsidiair tot gedeeltelijke overdracht in mede-eigendom van (thans nog) Europees octrooi EP 100, PCT-aanvrage O99/13686,het Amerikaanse octrooi US 740 en alle andere octrooien of octrooiaanvragen die NL 962 en NL 257 als prioriteit inroepen.

5.7 Als verweer met de verste strekking is aangevoerd dat X zijn recht tot opeising zou hebben verwerkt. Dat wordt verworpen. Enkel tijdsverloop, in dit geval 6 jaar, is daartoe onvoldoende. Voor een geslaagd beroep op rechtsverwerking is daarnaast vereist de aanwezigheid van bijzondere omstandigheden als gevolg waarvan hetzij bij Philips/Y c.s. het gerechtvaardigd vertrouwen is gewekt dat X zijn aanspraak niet (meer) geldend zal maken, hetzij de positie van Philips/Y c.s. onredelijk zou worden benadeeld of bezwaard in geval X zijn aanspraak alsnog geldend zou maken. Weliswaar wordt vanwege het tijdsverloop de positie van Philips/Y c.s. bemoeilijkt, maar niet valt in te zien dat dit het gevolg is van een (additionele) bijzondere omstandigheid, niet zijnde enkel tijdsverloop. Evenmin is naar het oordeel van de rechtbank een (additionele) bijzondere omstandigheid aanwezig op grond waarvan bij Y c.s./Philips het gerechtvaardigd vertrouwen kan zijn gewekt dat X zijn aanspraak niet langer geldend zou maken. De rechtspraak waar Philips zich ten faveure van haar beroep op rechtsverwerking op beroept, ziet niet op met de onderhavige zaak vergelijkbare casusposities, zoals X terecht naar voren heeft gebracht.

5.8. Evenmin is sprake van een situatie bedoeld in art. 12 lid 1 ROW 1995 (na "tenzij"), op grond waarvan de aard van de werkzaamheden van X mee zou brengen dat aan spraak op octrooi zou toekomen aan Audicom, zoals Philips nog aanvoert. X was bij Audicom niet aangesteld – zo is tussen partijen in confesso – in een betrekking die qua aard meebracht dat hij zijn bijzondere kennis zou aanwenden tot het doen van uitvindingen van dezelfde soort als die waarop de octrooiaanvrage betrekking heeft. X was als hoofd technische dienst belast met het repareren en assembleren van gehoorapparaten.

5.9. Subsidiair heeft Philips betoogd dat zo al moet worden aangenomen dat X met medeweten en goedkeuring van Y zich mede in werktijd zou hebben beziggehouden met het doen van uitvindingen, die geleid hebben tot de voorlopers van de Microlux, zoals X beweert, maar Philips en Y c.s. betwisten, dat dan blijkbaar sprake was van een situatie waarin het tot zijn feitelijke takenpakket was gaan behoren om uitvindingen te doen voor Audicom. Gelet op de blijkens de parlementaire geschiedenis beperkte draagwijdte van de uitzondering van art. 12 lid 1 ROW 1995 gaat het te ver om die situatie gelijk te kunnen stellen met een geval als bedoeld in lid 2 van dat artikel, waar het betoog van Philips in feite op neerkomt, zodat dit wordt verworpen.

5.10. Naar het oordeel van de rechtbank heeft X niet voldaan aan zijn in de onderhavige procedures aan te nemen verzwaarde stelplicht met betrekking tot zijn stelling dat hij de aan de octrooi(aanvrage)en ten grondslag liggende uitvinding van een in-ear hoortoestel zou hebben gedaan. 

Lees het vonnis hier.

IEF 8255

Een beroep op het wezen

Kesselreinigung RüeggGerechtshof ’s-Gravenhage, 6 oktober 2009, zaaknr. 105.002.348/01, Francis Zilka & Timothy Zilka tegen Kesselreinigung Rüegg GmbH (met dank aan F.I.S.A.L. van Velsen,  FISAL IP Law).

Octrooirecht. Explosief ontslakken. Partijen hebben zich na tussenarrest kunnen uitlaten over HR Lely/Delaval en hebben hun stellingen/verweer, zo nodig, kunnen aanpassen. Het hof bekrachtigt het vonnis waarvan beroep (Rechtbank 's-Gravenhage, 25 februari 2004, 03/1234). Eerst even voor jezelf lezen:  

14. De stellingen van Zilka betreffende “het wezen” houden in feite in dat Zilka aan veel kenmerken van de conclusie geen betekenis hecht en deze weginterpreteerd. Zo komt de koelenvelop, die en detail in de conclusies is omschreven en een essentieel aspect lijkt te zijn, in het geheel niet meer voor. Het lijkt erop dat Zilka met het formuleren van zulk een ruim ‘wezen’ juist datgene doet wat artikel 69 EOV in verbinding met het Protocol uitdrukkelijk beoogt te verbieden:
“Art. 69 mag (…) evenmin worden uitgelegd in die zin, als zouden de conclusies alleen als richtlijn dienen en als zou de bescherming zich ook mogen uitstrekken tot datgene wat de octrooihouder naar het oordeel van de deskundige die de beschrijving en de tekeningen bestudeert, heeft willen beschermen.”
Zilka gaat in hoger beroep in haar akte van 8 november 2007 ervan uit dat met “explosief” en “explosieveninrichting” hetzelfde wordt bedoeld. Ook al zou worden aangenomen dat met een beroep op het wezen kenmerken mogen worden weggeïnterpreteerde als door Zilka is aangegeven, dan is niet voldaan aan het door Zilka geformuleerde “wezen” voor zover luidend: “(…) doordat het explosief voortdurend wordt gekooeld.”
In het systeem van Rüegg is immers geen sprake van het voortdurend koelen van het explosief: wat voortdurend gekoeld wordt is de holle kans en de lege ballon zonder dat daarin een explosief mengsel aanwezig is. 

Lees het arrest hier.

IEF 8254

Personalia

Mr. J.C. Fasseur-van Santen heeft per 1 oktober 2009 het voorzitterschap van de IE-kamer van het gerechtshof te 's-Gravenhage neergelegd; zij zal nog enige tijd in IE-verband actief blijven als gewoon vicepresident. Mr. A.D. Kiers-Becking, vicepresident van het hof, zal als IE-coördinator voortaan het algemene aanspreekpunt in IE- kwesties zijn.

IEF 8253

Volwaardige mededinging

Jesse HofhuisJesse Hofhuis (Jesse Hofhuis): Volwaardige Mededinging

Kinderen die veel Lego hebben, zitten echt niet te wachten op steentjes die niet op hun Lego passen. Lego heeft inmiddels geen IE-rechten meer op de vorm van haar steentjes, dus haar concurrenten willen nu eindelijk steentjes kunnen verkopen die passen. Volgens zowel Hof ‘s-Hertogenbosch als AG Verkade moet dat kunnen – alleen zij bereiken dat oordeel op basis van verschillende criteria. Wat beide criteria gemeen hebben is dat beoogd lijkt dat concurrenten een eerlijke kans hebben volwaardig te concurreren. Maar zou dat dan niet het criterium moeten zijn?

(…)  Wat de casus Tomado en Lego aldus gemeen hebben – en waarin zij afwijken van bijvoorbeeld “zomaar nagemaakte” zaklampen en schoenen – is dat concurrenten van Tomado en Lego door de specifieke omstandigheden in de betreffende markt geen eerlijke kans hebben volwaardig te concurreren als zij niet op verwarringwekkende wijze kunnen aanhaken. Is het dan niet een idee aan te nemen dat nabootsers aan de deugdelijkheid en bruikbaarheid van hun product afbreuk doen, wanneer het voor hen onmogelijk is een eerlijke kans te hebben volwaardig te concurreren wanneer zij géén verwarring wekken.

Lees de volledige column hier.

IEF 8251

Het achtergrondontwerp

Red Bull TornadoRechtbank ’s-Gravenhage, 7 oktober 2009, HA ZA 07-1829, Red Bull GmbH tegen Frisdranken Industrie Winters (met dank aan Klos Morel Vos & Schaap

Merkenrecht. Exportmerk. Overeenstemmende kleurvlakken. Afvullen kwalificeert als gebruik als merk. “Het vullen van een vloeistofverpakking (een productiehandeling) waarop een merk is aangebracht, is aldus te kwalificeren als het aanbrengen van een merk op die vloeistof.” (Bellure)inbreuk sub b & sub c ('in het kielzog komen'). 

4.9. Winters vult in opdracht van een derde van die derde afkomstige blikjes af en levert deze gevuld weer bij die derde af, welke derde vervolgens de blikjes in het verkeer brengt (exporteert naar Tunesië in dit geval). In die constellatie is Winters weliswaar (derhalve) geen belanghebbende (…) bij een verkoop van waren waarin zij zelf wel verbonden partij is, maar staat op de betreffende blikjes wel vermeld dat Winters Producent is. (…)

4.10. Het ‘niet belanghebbende zijn’ bij de verkoop van de blikjes zelf of het al dan niet aanspraak kunnen maken op een (eigendoms)titel op de waar, is merkenrechtelijk onvoldoende in het licht van UDV/Brandtraders om te kunnen aannemen dat hier geen sprake is van gebruik als merk.

(…) 4.23. Het dominerende en onderscheidende bestanddeel (waaraan meer gewicht toekomt bij de overeenstemmingsvraag, nu die immers in het totaalbeeld meer opvalt) uit het Gemeenschapsmerk betreft de trapeziumvormige blauw/grijze kleurvlakken (…) Die elementen komen in gewijzigde vorm, maar herkenbaar terug in het achtergrondontwerp van het Tornado blikje, dat van dezelfde of vrijwel dezelfde tinten blauw/grijs gebruik maakt. (…) in de blikjes van Red Bull en Tornado dezelfde kleur rood wordt gebruikt voor de naam van de producten. Naar totaalindruk is bij het Tornado blikje zodoende sprake van een overeenstemmend teken ten opzichte van de ingeroepen merken van Red Bull.

(…) 4.28. Gelet op de onbetwiste marktleiderspositie van Red Bull in het energy drinks marktsegment en de dito bekendheid van haar ingeroepen merken, waarvan de onderscheidende en dominerende bestanddelen als hiervoor overwogen zijn overgenomen op het Tornado blikje, wordt aannemelijk geacht dat met het Tornado blikje is gepoogd in het kielzog te komen van marktleider Red Bull, waarmee ongerechtvaardigd voordeel is behaald. (…) ook de “sub c grondslag kan bij die stand van zaken in het onderhavige geval een merkinbreukverbod dragen."

Lees het vonnis hier of inmiddels ook hier ('schone' pdf Rb DH).

null

IEF 8250

Un bieteriemetje mit piendekies

IEP!Vzr. Rechtbank Amsterdam, 16 september 2009, KG ZA 09-1811 NB/JS, Horst tegen Lemming Film B.V. c.s. (met dank aan Margriet Koedooder, De Vos & Partners).

Regieovereenkomst. Geschil tussen regisseur en producent over enkele (creatieve) aspecten van de film IEP! en de vraag welke versie van de film zal worden voltooid, de versie van Horst of de versie van Lemming. Regisseur vordert dat een arbiter zal worden aangewezen, maar de voorzieningenrechter oordeelt anders:

4.6. Voorshands wordt geoordeeld dat op grond van artikel 6.4 van de overeenkomst aan een arbiter in beginsel kan worden opgedragen zich een oordeel te vormen over de vraag welke versie van de film de voorkeur geniet. Daarmee wordt immers niet alleen een beoordeling gegeven omtrent de redelijkheid van de gronden waarop de producent de film heeft afgekeurd, maar aan dat oordeel. dat immers partijen bindt, wordt dan tevens de consequentie verbonden dat de producent de eindmontage en mixage niet heeft kunnen afkeuren en dus in beginsel gehouden is zijn goedkeuring te verlenen. Deze uitleg van de arbitrageclausule strookt met de vrijheid die de regisseur op grond van artikel 6,l van de overeenkomst heeft om de eigen visie in de film tot uiting te brengen. Het betoog van Lemming op dit punt wordt derhalve verworpen.

4.7. Het voorgaande betekent echter niet dat de vordering van Horst voor toewijzing in aanmerking komt. Geoordeeld wordt namelijk dat artikel 6.5 van de overeenkomst hieraan in de weg staat, nu hierin is bepaald dat, in het geval de producent en de regisseur niet tot overeenstemming komen over de aan te brengen wijzigingen en indien het geschil de financiering van de film aantoonbaar in gevaar brengt. het uiteindelijke oordeel van de producent zal prevaleren.

4.8. Lemming heeft aangevoerd dat, indien een arbitrageprocedure moet worden afgewacht en de arbiter oordeelt dat Lemming de versie van Horst zal moeten afmaken, de financiering van de film aantoonbaar in gevaar komt. (…) Het had op de weg van Horst gelegen om voldoende aannemelijk te maken dat afwerking van de versie van Horst de afleveringsdatum van de film in het geheel niet in gevaar zou brengen. (…)

4.9. Voorts heeft Horst niet althans onvoldoende gemotiveerd weersproken dat de cashflow van Lemming in ernstige mate in gevaar komt wanneer de opleveringsdata van de film worden overschreden. (…) Aannemelijk is dat voor het voortbestaan van Lemming gevreesd moet worden indien zij deze betaling niet (tijdig) ontvangt. (…)

4.10. Onder deze omstandigheden wordt geoordeeld dat Lemming gerechtigd is zich te beroepen op artikel 6.5 van de overeenkomst, zodat een arbitrageprocedure geen verandering meer kan brengen in de keuze om alleen de versie van Lemming af te werken. Derhalve is het niet aannemelijk dat de bodemrechter de vordering tot het aanwijzen van een arbiter zal toewijzen. De primaire vorderingen voldoen daarmee niet aan het onder 4.1. genoemde criterium en worden derhalve afgewezen.

Lees het vonnis hier.

IEF 8249

Downloaden en de Thuiskopie

VVA Ledenvergadering, vrijdag 23 oktober 2009: Downloaden en de Thuiskopie. Op vrijdag 23 oktober 2009 wijdt de Vereniging voor Auteursrecht haar vergadering aan het thema Downloaden en de Thuiskopie. Centraal staat de vraag hoe downloaden vanuit auteursrechtelijk perspectief geregeld zou moeten worden: verbieden, licentiëren of legaliseren via de thuiskopieregeling? Programma wetenschappelijk gedeelte:

- Opening en inleiding, M. Langendoen (Ministerie van Justitie)
- Verbied downloaden uit illegale bron, Tim Kuik (Stichting BREIN)
- Legaliseer file sharing, Ot van Daalen (Bits of Freedom)
- Licentieer file sharing, P.B. Hugenholtz (IViR)
- Downloaden in Duitsland, Frankrijk en het VK, M. de Cock Buning (Universiteit Utrecht)
- Paneldiscussie met sprekers, alsmede J. Poort (SEO), J. Donker (CEDAR) en C. Nevejan
(Raad voor Cultuur), onder voorzitterschap van A. Quaedvlieg

Lees hier meer.

IEF 8248

Personalia

Persbericht: Nieuw bij Hoogenraad & Haak. Daniël Haije (advocaat). Daniël is advocaat sinds 2004 en is in oktober 2009 Hoogenraad & Haak komen versterken. Hij verdiende zijn sporen bij een Amsterdams nichekantoor dat veel werkt in de entertainmentsector. Daniël adviseerde daar een keur aan celebrities en ondernemingen in de creatieve sector. Hij schrijft mee aan een boek over de gaming industrie. En hij treedt regelmatig op als gitarist van de band Ten Four.

Julia Kat (juridisch medewerkster) Julia is sinds 1 september 2009 juridisch medewerkster bij Hoogenraad & Haak. Zij studeerde rechten aan de Rijksuniversiteit Groningen en schreef een scriptie over de commerciële exploitatie van (kunst)werken in de openbare ruimte.

IEF 8247

Het embedden van audio- en videomateriaal

Persbericht: “Bits of Freedom stuurt brief over nieuwe tarieven aan Buma/Stemra. Digitale burgerrechtenbeweging Bits of Freedom heeft vandaag een brief gestuurd aan Buma/Stemra over het voornemen om een vergoeding in rekening te brengen voor het embedden van audio- en videomateriaal.

Zij heeft deze brief opgesteld met talloze verontwaardigde en bezorgde internetters. De voorgenomen regeling is slecht voor het Nederlandse web, slecht voor Nederlandse muzikanten en is bovendien juridisch twijfelachtig. Bits of Freedom dringt daarom aan op herziening van de regeling. "Buma heeft zich onvoldoende gerealiseerd wat de impact van de nieuwe regeling is", aldus Ot van Daalen, directeur van Bits of Freedom. "Bits of Freedom denkt daarom graag met Buma mee over een herziene regeling." Bits of Freedom gaat vandaag proberen om na de persconferentie van Buma de brief te overhandigen.

Lees de brief hier.