Alle rechtspraak  

IEF 4950

Alkoholischer Getränke

caipi.gifGvEa, 23 oktober 2007, zaak T-405/04 Borco-Marken-Import Matthiesen GmbH & Co tegen OHIM (alleen beschikbaar in het Duits en het Frans).

Weigering inschrijving Gemeenschapsmerkaanvrage woordmerk Caipi. Caipi is beschrijvend voor  “alkoholischer Getränke, das Wort „Caipi“ als verkürzte Bezeichnung eines alkoholischen Getränks betrachteten, nämlich des Cocktails mit der Bezeichnung „Caipirinha“.” Google overtuigt ook het Gerecht dat woordenboeken niet zaligmakend zijn.

“35. So ist das Gericht hinsichtlich der relevanten Bedeutung des Wortzeichens der Auffassung, dass die von der Prüferin und der Beschwerdekammer (vgl. Randnr. 17 der angefochtenen Entscheidung) angeführten Beispiele und die Zahl der Fundstellen, auf die die Beschwerdekammer in Randnr. 20 ihrer Entscheidung Bezug genommen hat (40 000 Treffer für den Ausdruck „Caipi“ nur mit der Suchmaschine Google und 12 500 Treffer für die Wörter „Caipi Cocktail“), als Nachweis dafür genügen, dass das Wort „Caipi“ zu den im gängigen Sprachgebrauch verwendeten Ausdrücken für die Bezeichnung des Cocktails Caipirinha gehört und dem relevanten Publikum in dieser Bedeutung bekannt ist. Dieses Verständnis des relevanten Publikums kann nicht allein deshalb außer Betracht gelassen werden, weil das streitige Wort nicht in Wörterbüchern stehen soll.”

Het Gerecht ziet ook verder geen reden om het woordmerk Caipi toch in te schrijven en wijst de klacht af. 

Lees het arrest hier

IEF 4914

Botcement (bodem)

botcement.gifRechtbank ’s-Hertogenbosch 10 oktober 2007, Heraeus Kulzer GmbH tegen Biomet Nederland B.V. c.s. (met dank aan Willem Leppink, Simmons & Simmons).

Geschil tussen twee producenten van botcement over misleidende reclame, onrechtmatig handelen en merkinbreuk. Na een kort geding in twee instanties volgt nu het vonnis in de bodemprocedure.

Heraeus brengt botcement op de markt onder het merk Palacos. Biomet is een voormalige licentienemer van Heraeus. Tijdens de samenwerking werd door Biomet botcement verhandeld onder de naam Refobacin Palacos. Per 31 augustus 2005 heeft Heraeus de samenwerking met Biomet beëindigd. Nadien heeft Biomet zelf een botcement ontwikkeld dat zij verhandelt onder de naam Refobacin Bone Cement R. Biomet brengt dit product op de markt onder dezelfde productnummer en in dezelfde verpakkingen die zij ten tijde van de relatie met Hareaus gebruikte voor Refobacin Palacos. Biomet heeft haar nieuwe product Refobacin Bone Cement R aan klanten geïntroduceerd door middel van een mailing waarin onder het volgende is vermeld: “Alle producteigenschappen van ons antibioticumhoudend cement, inclusief de artikelnummers en prijsstelling, blijven ongewijzigd. In de komende maanden zullen alle andere Biomet Europe cementproducten ook een nieuwe krijgen.”

 

Volgens de rechtbank is de inhoud van de mailing misleidend. In de mailing wordt Refobacin Bone Cement R door Biomet ten onrechte gepresenteerd als een product dat gelijk is aan Refobacin Palacos, terwijl vast is komen te staan dat de producteigenschappen in elk geval op twee punten van elkaar verschillen. Dat het wellicht wel gaat om een gelijkwaardig product, en dat de mailing is gericht aan professionele gebruikers met verstand van botcement, doet hieraan niet af. Biomet heeft zich in reclame voor haar nieuwe product Refobacin Bone Cement R ook ten onrechte beroepen op onderzoeksresultaten uit klinische studies die betrekking hebben Refobacin Palacos.

Volgens de rechtbank is het niet (meer) onrechtmatig dat Biomet voor haar nieuwe product dezelfde verpakkingen en dezelfde productnummers gebruikt als voor Refobacin Palacos. Door handhaving van dezelfde productnummers is weliswaar verwarring ontstaan bij afnemers, maar het risico op verwarring (ook door de productverpakkingen) is inmiddels in voldoende mate weggenomen doordat Biomet op grond van de veroordeling in kort geding op grote schaal rectificaties heeft verzonden.

Ten aanzien van de vorderingen op grond van merkinbreuk overweegt de rechtbank dat Heraeus Biomet er niet van kan weerhouden om na de periode van samenwerking op zakelijke wijze te verwijzen naar de voorheen door haar gevoerde producten, met inbegrip van het merk Palacos, met het doel de afnemers omtrent de veranderingen te informeren. Dit rechtvaardigt volgens de rechtbank een voorbehoud op het uit te spreken inbreukverbod.

Lees het vonnis hier. Eerdere uitspraken vanaf hier

IEF 4910

Een referentie naar de nachtelijke arbeid van bakkers

warmebakker.GIFRechtbank van koophandel Brussel, 21 september 2007, A.R. 4851/06, VLAM/VEBIC tegen NV Ceres (met dank aan Nicolas Clarembeaux, Altius).

Wel gemeld, nog niet besproken Belgische Benelux-merkenzaak over de merken “Wakkere Bakker” en “De Warme Bakker/Le Boulanger Artisan”. 

Het Vlaams centrum voor Agro- en Visserijmarketing (VLAM), dat zich onder andere bezig houdt met de promotie van brood- en banketproducten, is houder van het in de Benelux ingeschreven woord/beeldmerk “Wakkere Bakker”. Gesteund door de Vlaamse federatie van verenigingen van brood- en banketbakkers, ijsbereiders en chocoladebewerkers (VEBIC) verzet VLAM zich tegen het gebruik van het jongere merk “De Warme Bakker” door NV Ceres, een marktleider in graan-, meel en bloemproducten. VLAM/VEBIC vordert een inbreukverbod en stellen voorts dat een beschrijvende benaming als “De Warme Bakker” die elk onderscheidend vermogen mist, niet mag worden gemonopoliseerd door één onderneming. NV Ceres verweert zich door te stellen dat de bezwaren van eiseres tegenstrijdig zijn: “ofwel het merk is geldig en zou er sprake kunnen zijn van inbreuk, ofwel behoort het tot het openbaar domein en is iedereen vrij het te gebruiken.”

De rechtbank van koophandel oordeelt allereerst dat VEBIC niet ontvankelijk is in haar vordering; zij is geen merkhouder, maakt geen deel uit van het bedrijfsleven en kan als zijnde een VZW (vereniging zonder winstgevend doel) niet in rechte optreden voor het algemeen belang van haar leden. Ten aanzien van de VZW VLAM oordeelt de rechtbank dat zij een eigen, rechtstreeks belang heeft als merkhouder en dus wel ontvankelijk is.

De rechtbank volgt het standpunt van NV Ceres dat de vorderingen van eiseres tegenstrijdig voorkomen: “Overwegende dat alhier enkel kan vastgesteld worden dat eiseressen, zelf een weinig consequente houding aannemen, nu zij zowel een nietigheidsvordering instellen wegens een zogezegd niet onderscheidend en/of louter beschrijvend karakter van het samengesteld merk van verweerster, als een inbreukvordering op grond van artikel 13 A 1 b en c BMW (art. 2.20 1 b en c BVIE), en/of aldus wegens een (inbreukmakend) merkgericht gebruik, hetzij een gebruik ter onderscheiding van waren of diensten, van een naar hun oordeel overeenstemmend teken. (…) Dat inderdaad niet in te zien valt hoe er van een teken dat louter beschrijvend zou zijn en/of aldus ieder onderscheidend vermogen zou missen, en derhalve in dusdanig geval de wezenlijke functie van het merk niet zou kunnen vervullen, een merkgericht gebruik zou kunnen gemaakt worden.”
 
Volgens de rechtbank heeft het samengestelde merk van NV Ceres (de combinatie van woord en beeld) wel onderscheidend vermogen. De inbreukvordering van VLAM is ongegrond omdat de totaalindruk van beide merken visueel en auditief verschillen. Verwarringsgevaar is niet aannemelijk.

NV Ceres heeft met succes een tegenvordering ingesteld, ertoe strekkende dat het depot van VLAM vervallen wordt verklaard voor de waren uit klasse 30 (brood, banketbakkers- en suikerbakkerswaren). VLAM heeft immers normaal gebruik gemaakt van het merk ten aanzien van deze waren. VLAM produceert zelf geen broodwaren en zij heeft ook niet aangetoond dat zij het gebruik van haar merk ter onderscheiding van brood en banketbakkerswaren in licentie heeft gegeven.

Lees het vonnis hier.

IEF 4909

Niet het gebruik dat van het merk is gemaakt

doug.gifRechtbank ‘s-Gravenhage, 17 oktober 2007, KG ZA 07-744, Parfumerie Douglas GmbH en Parfumerie Douglas Nederland B.V. tegen Noapoa Enterprises N.V.

Bodemprocedure. Merkenrecht. Geen rechtsverwerking doordat de schikkingsvoorstellen niet tijdig zijn aanvaard. Het enkele feit dat waren en/of diensten in verschillende klassen vallen kan niet leiden tot de conclusie dat er geen soortgelijkheid tussen die waren en/of diensten bestaat. Bij vaststelling van soortgelijkheid van waren en diensten is louter de inschrijving van het merk bepalend en niet het gebruik dat van het merk is gemaakt. Inbreukverbod toegewezen voor de gehele Gemeenschap.

Parfumerie Douglas is actief op de markt van parfumerieën, boeken, bijouterieën, mode en suikerwerk en is houdster van een aantal merkrechten, waaronder het Gemeenschapsmerk DOUGLAS voor onder andere de diensten in klasse 35: “retailing relating to […] games, playthings, gymnastics and sproting articles, decorations for Christmas trees.”

Noapoa is de Europese distributeur van een Amerikaanse leverancier van pluche speelgoed, Douglas Cuddle Toys, Inc. Noapoa is houdster van de inschrijving van het Benelux woordmerk DOUGLAS, gedeponeerd voor waren 25, 28 en 35. Tevens heeft zij een Gemeenschapsmerkaanvrage ingediend bij het OHIM.

Douglas stelt tegen de aanvrage van het Gemeenschapsmerk van Noapoa oppositie in. Voorts verzoekt zij aan Noapoa om vrijwillig waren in klasse 25 en 35 te schrappen uit de waren- en dienstenopgave van de Benelux inschrijving. Hierop reageert Noapoa blijkbaar niet. Toch stuurt zij het verzoek om schrapping van klasse 25 en 35 door aan het BBIE en het OHIM. Blijkbaar was toen al deze bodemprocedure aanhangig gemaakt. De oppositie bij het OHIM is in ieder geval hangende deze bodemprocedure geschorst.

In deze procedure vordert Douglas de nietigheid van het Benelux merk van Noapoa alsmede een inbreukverbod. Noapoa verweert zich onder meer door te stellen dat Douglas geen belang heeft bij haar vorderingen omdat zij eerder heeft verklaard geen bezwaar te hebben tegen het gebruik van het merk van Noapoa voor waren in de klasse 28. Deze verklaringen van Douglas zijn echter gedaan in het kader van schikkingsvoorstellen en zijn niet tijdig door Noapoa aanvaard. Vandaar dat volgens de rechtbank niet kan worden volgehouden dat Douglas geen belang heeft bij haar vorderingen. Ook het beroep op rechtsverwerking faalt om die reden.

Ten aanzien van de gevorderde nietigheidsverklaring overweegt de rechtbank als volgt. Niet in geschil is dat de merken identiek zijn. Ook de waren waarvoor Noapoa haar Benelux merk heeft ingeschreven zijn soortgelijk aan de diensten waarvoor het Gemeenschapsmerk van Douglas is ingeschreven. Het enkele feit dat waren en/of diensten in verschillende klassen vallen kan niet leiden tot de conclusie dat er geen soortgelijkheid tussen die waren en/of diensten bestaat. Evenmin is relevant dat Noapoa betwist dat Douglas haar merk heeft gebruikt voor speelgoed. Bij vaststelling van soortgelijkheid van waren en diensten is louter de inschrijving van het merk bepalend en niet het gebruik dat van het merk is gemaakt. Voor zover Noapoa een beroep wilde doen op de vervallenverklaring van het Gemeenschapsmerk van Douglas, faalt dat beroep. Het Gemeenschapsmerk is immers nog geen 5 jaar geleden ingeschreven. Ten slotte staat vast dat het Gemeenschapsmerk van Douglas inherent onderscheidend vermogen heeft. Gelet op het voorgaande kan in het midden blijven of het merk van Douglas grote bekendheid geniet op de retailmarkt. Gegeven de hoge mate van overeenstemming, de soortgelijkheid van waren en diensten en het inherent onderscheidend vermogen van het merk, oordeelt de rechtbank dat ook indien het merk niet de bekendheid geniet die Douglas claimt, verwarring bij het publiek kan ontstaan. De gevorderde nietigheidsverklaring en doorhaling wordt toegewezen.

Op grond van het voorgaande wordt ook het inbreukverbod toegewezen voor de gehele Gemeenschap. Volgens de rechtbank is er in casu geen reden om afwijking van dit beginsel te aanvaarden. In tegendeel, Noapoa presenteert zich als Europese distributeur en heeft zelf ook een Gemeenschapsmerk aangevraagd. 

Lees het vonnis hier.

IEF 4908

Guttapercha

BBIE, beslissing inzake oppositie, 3 oktober 2007, Nº 2000117 (TRIFLEX tegen TRIDEX).

De tekens zijn in hun geheel zowel op visueel vlak als op auditief vlak in grote mate
overeenstemmend. Begripsmatig vertonen de tekens slechts een beperkte mate van overeenstemming.

“Verder bestaat het ingeroepen recht van opposant uit het woordelement “flex” dat vandaag de dag een gangbare afkorting is van flexibel. Het tweede deel van het bestreden teken (“dex”) heeft geen verdere betekenis in de Benelux-talen. Het staat echter niet vast dat het in aanmerking komend publiek, wanneer het geconfronteerd wordt met het ingeroepen recht, deze betekenissen onmiddellijk zal waarnemen, mede omdat rekening dient te worden gehouden met de totaalindruk die door de merken in hun geheel worden opgewekt. Op begripsmatig vlak is het Bureau dan ook van oordeel dat er slechts een beperkte mate van overeenstemming bestaat tussen de tekens in kwestie.”(44-46)

Verweerder stelt verder dat hij reeds merkhouder was van het woordmerk TRIDEX op 9 juni 1994, maar door een vergetelheid dit merk vervallen is en zodanig de opposant, die pas na 1994 inschrijving bekwam voor zijn merk, te kwader trouw ageert. Het Bureau wijst deze stelling af, in het kader van de oppositieprocedure kan geen rekening worden gehouden met een ouder merk dat vervallen is.

Slotconclusie is dat er sprake is van een grote mate van overeenstemming op visueel en auditief vlak en een beperkte overeenstemming op begripsmatig vlak. De waren zijn deels identiek, deels soortgelijk en deels niet soortgelijk. Het Bureau is dan ook van oordeel dat er voor de waren die identiek, dan wel soortgelijk zijn, sprake kan zijn van gevaar voor verwarring.

Lees de beslissing hier.

IEF 4907

Het oorspronkelijke rebelse karakter van rockmuziek

BBIE, beslissing inzake oppositie, 3 oktober 2007, Nº 2000439 (ROCK & REPUBLIC tegen REBEL & REPUBLIC).

De tekens ROCK & REPUBLIC tegen REBEL & REPUBLIC stemmen visueel en fonetisch meer dan gemiddeld overeen. Op begripsmatig vlak zijn ze gemiddeld overeenstemmend.

“44. Het oorspronkelijke rebelse karakter van rockmuziek volstaat echter niet om de woorden “ROCK” en “REBEL” als overeenstemmend te beschouwen. Men kan louter overwegen dat de connotatie van het woord ROCK door sommigen als rebels werd en wordt beschouwd. 45. Het Bureau is van oordeel dat in hun totaliteit de tekens een gemiddelde begripsmatige overeenstemming vertonen.”

Met betrekking tot de soortgelijkheid van waren stelt de opposant o.a. dat de waren waarvoor zijn merk is ingeschreven, zoals onder andere juwelen, horloges, lederwaren en kledingstukken, soortgelijk zijn aan de waren in klasse 3 van het betwiste teken, aangezien deze nauw verbonden zijn met de mode- en kledingindustrie. Maar omdat volgens het Bureau niet kan worden vastgesteld dat de waren in klasse 3 [reinigingsmiddelen, zepen, parfumerieën]  van het betwiste teken onontbeerlijk of belangrijk zijn voor het gebruik van de andere waren en dat de consumenten het gebruikelijk en normaal vinden om deze waren samen te gebruiken, is het Bureau van mening dat er in casu geen sprake is van esthetische complementariteit, noch soortgelijkheid.

De enerzijds deels identieke, deels niet soortgelijke waren en anderzijds meer dan gemiddelde visuele en auditieve overeenstemming en gemiddelde begripsmatige overeenstemming van de tekens, leiden het Bureau ertoe te oordelen dat er sprake is van een gevaar voor verwarring en de oppositie wordt gedeeltelijk toegewezen.

Lees de beslissing hier.

IEF 4904

Een loutere versiering

AMS.gifGvEA, 18 oktober 2007, zaak T-425/03, AMS Advanced Medical Services GmbH tegen OHIM/ American Medical Systems, Inc.

Vrij simpele oppositieprocedure. Gemeenschapsmerkaanvraag voor beeldmerk AMS Advanced Medical Services, oppositie op grond van oudere nationale woordmerken AMS.

AMS is het dominante (overeenstemmende) bestanddeel, Het louter decoratieve beeldelement en de niet onderscheidende uitdrukking „advanced medical services” van het aangevraagde merk dragen onvoldoende bij aan het onderscheidende vermogen van het aangevraagde merk. De  litigieuze waren en diensten zijn soortgelijk: ze betreffen alle de medische sector en zijn bestemd om in het kader van een therapeutische behandeling te worden gebruikt.

Verder is alleen de volgende procesrechtelijke overweging het vermelden waard:

"29. De omstandigheid dat verzoekster voor de kamer van beroep de overeenstemming van de conflicterende merken niet heeft betwist, kan derhalve geenszins als gevolg hebben dat het BHIM niet langer de vraag hoeft te behandelen of deze merken overeenstemmen of gelijk zijn. Een dergelijke omstandigheid kan dus evenmin als gevolg hebben dat verzoekster het recht wordt ontzegd, binnen de grenzen van het juridische en feitelijke kader van het geschil voor de kamer van beroep op te komen tegen het oordeel van deze instantie op dit punt (zie in die zin arrest HOOLIGAN, punt 27 supra, punten 24 en 25)."

Lees het arrest hier.

IEF 4901

Vet zuur

omega.gifGvEA, 18 oktober 2007, zaak T-28/05, Ekabe International SCA tegen OHIM/ Ebro Puleva, SA. (alleen beschikbaar in het Bulgaars, het Frans en het Sloveens).

Oppositiezaak. Na donuts blijkt het Spaanse publiek ook ‘Omega 3’ als fantasiewoord te beschouwen. Gemeenschapsmerkaanvrage beeldmerk OMEGA 3. Oppositie op grond van ouder Spaans woordmerk PULEVA-OMEGA 3. OHIM en Gerecht wijzen de oppositie toe. Het dominante bestanddeel van beide merken is Omega 3 en Omega 3 is voor het relevante Spaanse publiek een onderscheidend fantasiewoord.

“57. Si le public ciblé ne considère pas l’élément « omega 3 » comme étant descriptif des produits concernés, cet élément sera perçu par le public pertinent comme présentant un caractère fantaisiste et intrinsèquement distinctif.

58. Étant donné qu’il en va de même de l’élément « puleva », il y a lieu de considérer que ces deux éléments ont un pouvoir attractif équivalent à l’égard du public pertinent et que, accolés ensemble dans l’expression « puleva-omega 3 », ils seront perçus par ce public comme dominants à parts égales, sans que l’élément « omega 3 » perde son caractère distinctif.

59. Dans ces circonstances, c’est à bon droit que la chambre de recours a conclu que les marques en conflit, considérées chacune dans son ensemble en tenant compte, notamment, de leurs éléments distinctifs et dominants, étaient similaires.”

Lees het arrest hier.

IEF 4900

Over het hoofd gezien (4)

dor.gifGvEA 23 mei 2007, T 342/05, Henkel KGaA tegen OHIM/ Serra Y Roca, SA.

Oppositiezaak. Gemeenschapsmerkaanvrage woordmerk COR. Oppositie op grond van ouder Duits woord-/beeldmerk DOR. Beide merken betreffen reinigingsmiddelen (klasse 3). Oppositie afgewezen door OHIM en Gerecht.

Het aardige argument dat het oudere merk zo oud is dat het Gotische schrift als gewoon schrift moet worden gezien en het hier dus geen beeldmerk maar een woordmerk betreft, gaat niet op:

"44. Das Argument der Klägerin, dass die Frakturschrift der älteren Marke den deutschen Verkehrskreisen geläufig sei, da die betreffenden Schriftzeichen in Deutschland bis 1941 gewöhnlich verwendet worden seien, geht ins Leere, da der Zeichenvergleich, wie das HABM zu Recht festgestellt hat, unter Berücksichtigung der zum Zeitpunkt des Widerspruchsverfahrens und nicht der in einem früheren Stadium herrschenden Wahrnehmung zu ziehen ist. Darüber hinaus hat die Tatsache, dass die Frakturschrift bis 1941 in Deutschland die amtliche Schrift war, deshalb keine Auswirkung, weil sich die bei der älteren Marke verwendeten Schriftzeichen, wie die Klägerin anerkannt hat, von denen der erwähnten amtlichen Schrift unterscheiden."

De rest van het arrest brengt weinig nieuws, het Gerecht is het kort egzegd eens met het OHIM:

"55. Im Lichte der vorstehenden Erwägungen ist festzustellen, dass die Beschwerdekammer mit ihrer Feststellung, dass keine Verwechslungsgefahr im Sinne von Art. 8 Abs. 1 Buchst. b der Verordnung Nr. 40/94 vorliege, keinen Beurteilungsfehler begangen hat."

Lees het arrest hier (alleen beschikbaar in het Duits en het Frans).

IEF 4899

Over het hoofd gezien (3)

olijf.gifGvEA, 12 september 2007, zaak T-363/04, Koipe tegen OHIM/Aceites del Sur (La Española).

Gemeenschapsmerkaanvraag voor beeld ‚La Española’. Oppositie door houder van nationale en communautaire beeldmerken ‚Carbonell’. Oppositie afgewezen door OHIM maar toegewezen door Gerecht.

“103. Het Gerecht is van oordeel dat het geheel van elementen die de twee betrokken merken gemeen hebben, een globale visuele indruk van grote overeenstemming creëert, omdat het merk La Española de kern van de boodschap van het merk Carbonell en de erdoor opgeroepen visuele indruk nauwkeurig reproduceert: de vrouw met een karakteristieke rok, die op een bepaalde manier dichtbij een olijftak zit, met een olijfgaard op de achtergrond, waarbij het geheel bijna eenzelfde schikking heeft wat betreft de ruimtes, de kleuren, de plaatsen waar de namen worden geschreven en de wijze waarop dit laatste gebeurt.

104. Volgens het Gerecht doet deze globale overeenstemmende indruk bij de consument onvermijdelijk gevaar voor verwarring van de conflicterende merken ontstaan.

105. Dit verwarringsgevaar wordt niet afgezwakt door de aanwezigheid van een verschillend woordelement. Zoals reeds werd geoordeeld, heeft het woordelement van het aangevraagde merk immers een zeer zwak onderscheidend vermogen omdat het verwijst naar de geografische herkomst van de waar.”

(…) “110. In dit opzicht dient te worden opgemerkt dat, gelet op de afstand waarop en de snelheid waarmee de consument de conflicterende merken bekijkt wanneer hij in een supermarkt de gezochte waren kiest, de verschillen tussen de conflicterende tekens moeilijker te onderscheiden zijn en de overeenstemmingen meer in het oog springen, aangezien de gemiddelde consument het merk waarneemt als een geheel en niet let op de verschillende details ervan.

111. Ten slotte dient ermee rekening te worden gehouden dat gelet op de overeenstemming van de conflicterende tekens en het zwakke onderscheidend vermogen van het woordelement van het aangevraagde merk, de consument dit merk kan opvatten als een submerk dat verbonden is met het merk Carbonell, ter aanduiding van een olijfolie waarvan de kwaliteit verschilt van die van dit laatste merk (zie in die zin arrest CONFORFLEX, reeds aangehaald, punt 61). Zoals blijkt uit het dossier, wordt het sinds 1904 in Spanje aanwezige merk Carbonell immers gelijkgesteld met olijfolie op de Spaanse markt en de gebruikte afbeelding identificeert automatisch dit merk.

112. Gelet op het voorgaande dient te worden vastgesteld dat de kamer van beroep ten onrechte heeft geconcludeerd dat elke mogelijkheid van verwarring van de conflicterende merken uitgesloten was (punt 24). Integendeel blijkt uit het geheel van de door het Gerecht verrichte vaststellingen dat er gevaar voor verwarring van deze merken bestaat.”

Lees het arrest hier.