Alle rechtspraak  

IEF 3584

Nogmaals het arrest Opel

GT.gifGeert Theuws (Howrey LLP): Nogmaals het arrest Opel (C-48/05). Kort commentaar bij HvJ EG, 25 januari 2007, zaak C 48/05 (Adam Opel AG tegen Autec AG).

“Er is reeds het nodige gezegd over het arrest Opel van 25 januari 2007 (C-48/05). Zie Klos , Overbeek,  alsmede (kort) Gielen & Verschuur . Anders dan Klos lees ik in de overwegingen van het Hof geen versluierde formulering dat er sprake moet zijn van verwarringsgevaar onder artikel 5 lid 1 sub a. Ik lees in het arrest een bevestiging dat een merkhouder ook via sub a kan optreden, indien het gebruik van het bestreden teken géén afbreuk doet aan de herkomstfunctie van zijn merk; namelijk in het geval de overige functies van het merk in het geding zijn. Derhalve een zelfstandige “lid 2” bescherming onder sub a voor identieke waren. Het Hof bevestigt nu wat hij in zijn arrest Arsenal reeds heeft geïmpliceerd.”

Lees het gehele commentaar hier. Lees Opel-Autec hier en Arsenal hier.

IEF 3582

Loutere nevenschikking

glf.gifGvEA, 6 maart 2007, zaak T-230/05, Golf USA, Inc. tegen OHIM (nog geen Nederlandse versie beschikbaar).

Beroep tegen weigering registratie van het woordmerk GOLF USA als Gemeenschapsmerk voor (golf)kleding (25), (golf)sportartikelen (28) en golfwinkeldiensten (35).

Het aardige van GveA en HvJ arresten is dat ze vrijwel altijd een opsomming bevatten van alle relevante wet-, regelgeving en jurisprudentie. Handig voor wie, in dit geval, nog eens wil nalezen hoe het ook al weer zat met het weigeren van beschrijvende merken.

Het zal niet verbazen dat het Golf USA het ook in Luxemburg niet redt. Het merk is beschrijvend voor de klassen 28 en 35 en niet-onderscheidend voor klasse 25. “The present case is one of mere juxtaposition or lack of a link between the terms, rather than a linguistic ‘error’ strictly speaking. Such a minimal and imperceptible phonetic difference cannot have any influence on the perception created by the two terms which make up the mark applied for and is thus not likely to obscure the message clearly and directly conveyed by those terms.” (50)

Het argument dat registratie niet heel erg is, omdat de bescherming heel beperkt is en het voor iedereen eigenlijk wel duidelijk is dat de termen Golf en USA publiek bezit zijn, gaat niet op. In de praktijk zou dat alleen maar tot onduidelijkheid leiden.  

“The scope of the exclusive right of the proprietor of the mark therefore extends beyond the use of the mark in the narrow sense, since it also encompasses terms that entail a likelihood of confusion with that mark. In the present case, it appears at least possible, if not likely, in the case of a registration of the mark applied for, that prudent enterprises which are active in the golf field will choose to avoid using a combination of the terms ‘golf’ and ‘USA’ in order to avoid any risk of making themselves liable towards the proprietor of the GOLF USA trade mark. The argument that the availability of each of the components of the mark applied for is not affected by the registration of that latter mark is therefore unfounded.” (33)  

Bovendien is ‘golf’ niet, zoals de deposant stelt, een zodanig ruim begrip dat het niet beschrijvend kan zijn voor de desbetreffende waren en diensten:

“In the present case, given that the descriptive character of the term ‘USA’ is not contested in the context of this plea, it needs to be investigated whether such a link exists between the term ‘golf’ and the goods and services concerned, which, in the present case, are those in Classes 28 and 35, since the Board of Appeal did not find that such a link exists for the goods covered by Class 25. In Class 28, the goods concerned are golf equipment and, in Class 35, the services concerned are the retail sale of that equipment. From the point of view of the consumers of those goods and services, namely golf players, there is, therefore, a direct link between the component ‘golf’ of the mark applied for and the goods and services for which registration of that mark was sought. It follows that the term ‘golf’ is descriptive in relation to the goods and services at issue, which cannot be called into question by the allegedly general character of the term ‘golf’.” (36)      I

“The link between the indication given by the sign and the nature of the goods and services concerned in Classes 28 and 35 respectively is sufficiently direct for the reference consumer to perceive the descriptive message contained in the sign and for that message to override the sign’s ability to indicate the commercial origin of the goods and services.  In addition, (…) in the context of the present case, that the consumer concerned might understand the sign GOLF USA as an indication that the goods and services at issue come from the United States. The applicant has not contested the existence of that risk.” (37)

Het merk is niet alleen beschrijvend in de zin van 7(1)(c) (en dus niet onderscheidend) voor de klassen 28 en 35, maar ook niet onderscheidend (want mogelijk beschrijvend) in de zin van 7(1)(b) voor klasse 25:

“By reason of its descriptiveness the mark applied for is therefore necessarily devoid of any distinctive character in respect of Classes 28 and 35 and it is not necessary to examine that point individually.” (45)

“(…) Since the goods in Class 25 do not have a specific use they may also be used for playing golf even though they are not explicitly intended for that purpose. Second, the ‘USA’ component of the mark applied for may be used to designate the geographical origin of the goods or of the undertaking which produces or markets them. The components of the mark applied for are thus descriptive, respectively, of a possible use and of the origin of the goods in question. That finding is valid for the whole of the Community since it is not necessary to have a command of the English language to be able to understand the meaning of those terms. As regards the combination of the two terms, that combination does not contain, in relation to the components taken separately, any additional element capable of giving it distinctive character. (49)

“In particular, although the term ‘golf USA’ does not conform to linguistic rules, in that it cannot be used, as such, in a correct English sentence, it is nevertheless very close and, phonetically speaking, it is identical to certain expressions which are commonly used to indicate that something originates from the United States. (…) Seen from that perspective, the present case is one of mere juxtaposition or lack of a link between the terms, rather than a linguistic ‘error’ strictly speaking. Such a minimal and imperceptible phonetic difference cannot have any influence on the perception created by the two terms which make up the mark applied for and is thus not likely to obscure the message clearly and directly conveyed by those terms.” 50    

It follows that the sign GOLF USA remains devoid of any distinctive character.

De deposant doet nog een beroep op artikel 15 EVRM, maar ook dat wordt afgewezen.

“The applicant maintains, first, that OHIM has already registered several marks which are similar and also comprise the word ‘golf’ placed before or after the name of a town or country. The refusal to register the mark applied for despite OHIM’s practice to the contrary is arbitrary and therefore constitutes an infringement of Article 14 of the ECHR, which prohibits any discrimination. Second, the applicant points out that the mark applied for has already been registered as a national mark in four Member States and in Benelux.”(55)

Het argument gaat niet op, rechtspraak en rechtszekerheid zouden zeer onzeker worden als mogelijk incorrecte eerdere en mogelijk incorrecte latere beslissingen elkaar zouden beïnvloeden.

“It is clear from the case-law that observance of the principle of equal treatment must be reconciled with observance of the principle of legality, according to which no person may rely, in support of his claim, on unlawful acts committed in favour of another. ” (60)

“It should be pointed out that the Community trade mark regime is an autonomous system with its own set of objectives and rules peculiar to it; it applies independently of any national system. Nevertheless, registrations already made in Member States are a factor which, without being decisive, may be taken into account for the purposes of registering a Community trade mark. Those registrations may thus provide analytical support for the assessment of an application for registration of a Community trade mark. (…) However (…) such registrations cannot be binding on it in circumstances in which it considers that the sign applied for is in conflict with the absolute grounds for refusal laid down in Regulation No 40/94.” (62, 63, 64)

Ook van inburgering, in a substantial part of the Community, is geen sprake: “It follows that the Board of Appeal did not err in its assessment that the applicant had not met the requirement of proving that the mark has become distinctive in a substantial part of the Community in consequence of the use which has been made of it.” (85)

Het beroep wordt afgewezen.

Lees het arrest hier.

IEF 3554

Adidas/Marca II: Het arrest van de Hoge Raad klopt

hoyng.bmp

Reactie van Willem Hoyng (Howrey LLP en één van de cassatie-advocaten van H&M) in reactie op deze bijdrage van Gielen en Verschuur van 23 februari jl.

"In een interessante notitie komen Gielen en Verschuur tot de conclusie dat het arrest van de Hoge Raad d.d. 16 februari 2007 inzake Adidas/Marca II niet klopt. Ik denk dat het arrest wel klopt. Vooropgesteld zij dat het bij de vraag of het arrest klopt gaat om de vraag of de HR (kort gezegd) terecht aan het Hof van Justitie de vraag heeft gesteld of bij de bepaling van de beschermingsomvang van een ingeburgerd merk rekening moet worden gehouden met het algemeen belang.

Die vraag zou alleen niet terecht zijn gesteld indien het antwoord op die vraag een acte claire resp. een acte eclairé was. Dat is volgens Gielen en Verschuur kennelijk het geval.

Begrijp ik hen goed dan zeggen zij dat uit de jurisprudentie van het Hof van Justitie het duidelijk is dat alleen bij de inburgering van een bepaalde kleur rekening moet worden gehouden met het algemeen belang en de beschikbaarheid van tekens, maar dat zodra er sprake is van inburgering en dus een geldig merk er alleen nog de mogelijkheid blijft om het algemeen belang te toetsen door toepassing van art. 6 en 7 van de Richtlijn."

Lees de gehele reactie hier.

IEF 3551

Incidenteel vistripje (met whisky)

Rechtbank Arnhem, 10 januar1 2007, LJN: AZ9268. The Scotch Whisky Assocation tegen Trading Company.

Gezien partijen en advocaten en suggesties is het hoofdgeding een IE-zaak. Uit dit 843a Rv. incident blijkt echter nog maar weinig. Een vistripje als voorafje dan maar: 

De vraag of The Scotch Whisky Assocation een rechtmatig belang heeft bij het vorderen van de door haar bedoelde bescheiden – waaronder mede moeten worden verstaan op een gegevensdrager aangebrachte gegevens zoals hier bedoeld zijn – wordt door Trading Company M.J. [naam] B.V. c.s. niet gesteld. Dat is echter ingevolge art. 843a Rv. de vraag die bij de beoordeling van de provisionele vordering aan de orde is. Nu Trading Company M.J.[naam] B.V. c.s. niet aanvoert dat The Scotch Whisky Assocation een zodanig belang niet heeft en voorshands aannemelijk is uit de dagvaarding en de overgelegde producties dat The Scotch Whisky Assocation een zodanig belang wél heeft, zal de rechtbank de provisionele vordering toewijzen in voege als hierna aangegeven is.

Veroordeelt Trading Company M.J. [naam] B.V. c.s. The Scotch Whisky Assocation voor de duur van dit geding inzage te geven door middel van het verschaffen van de beschikking over kopieën van de (…) vier diskettes en een harde schijf waarop (…) conservatoir bewijsbeslag is gelegd (…) samengevat: alle bescheiden die betrekking hebben op de samenstelling, productiemethode, inkoop, verkoop en distributie van de blikjes Grands Crown en de sachets Gold Bond.

Lees het vonnis hier.

IEF 3542

De wereld van de cartridge

cworld.gif1- Rechtbank Alkmaar, 22 februari 2007, KG ZA 07-31. Cartridge World Benelux GmbH & Co KG tegen Mostert & Jacobs V.O.F. H.O.D.N. Cartridge City Hoorn  (met dank aan Teun Pouw, De Clercq Advocaten).

Kort zustervonnis van het al eerder en hieronder onder 2 vermelde vonnis Cartridge World-CeeWee.

Naast het feit dat de franchisenemer i.c. haar onderneming mag voortzetten heeft de rechtbank in deze kwestie geoordeeld dat de franchisenemer met haar nieuwe handelsnaam Cartridge City Hoorn géén inbreuk maakt op handelsnaam, logo's en overige handelsmerken van de franchisegever.

Lees het vonnis hier.

2 - Rechtbank Zutphen, 20 februari 2007, LJN: AZ8931. Cartridge World Benelux Gmbh & Co Kg tegen Ceewee Doetinchem B.V.

Voormalige franchisenemer mag bedrijf voortzetten, mits hij voorkomt dat deze zaak wordt verward met een vestiging van de franchiseorganisatie

“Vanzelfsprekend heeft Ceewee, nu partijen het erover eens zijn dat de franchiseovereenkomst is beëindigd, geen recht meer op deze Cartridge World Corporate Identity. Het ligt op de weg van Ceewee c.s. om na het einde van de franchiserelatie de associatie met Cartridge World-keten weg te nemen, zodat er géén gevaar bestaat dat het gemiddelde niet nauwlettend waarnemend winkelende publiek de vestiging van Ceewee aanziet voor een Cartridge World-vestiging.

Dat Ceewee c.s. een nieuwe merk-/handelsnaam en logo gebruikt is onvoldoende om een dergelijk verwarringsgevaar weg te nemen. De nieuwe naam van Ceewee Cartridge Point is vrijwel gelijkluidend aan Cartridge World. Voldoende aannemelijk is dat Cartridge World hiertegen op basis van de Handelsnaamwet met succes op kan komen. Mede gezien de keuze voor een vrijwel gelijkluidende naam, is bovendien voldoende aannemelijk dat de bodemrechter zal oordelen dat Ceewee door de overige bedrijfskenmerken van Cartridge World (zoals de kleurstelling) in stand te laten onnodig verwarringwekkend en derhalve onrechtmatig jegens Cartridge World heeft gehandeld. Bij het vorenstaande is tevens in aanmerking genomen dat gesteld noch aannemelijk geworden is dat voor het verwarringwekkend handelen een noodzaak bestond.”

Lees het vonnis hier.

IEF 3530

Eerst even voor jezelf lezen

- Gerechtshof Arnhem, 12 december 2006 (gepubliceerd 23 februari 2007),  gevoegde zaken 2005/196 en 2005/203, LJN: AZ9174. Juresta Nederland B.V. tevens h.o.d.n. Juresta Creditmanagement tegen Advex Financiële Diensten B.V. en vice versa.

Een aan dit recente arrest van de Hoge Raad verwant arrest van het Hof Arnhem.

“Uit het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 7 januari 1998 blijkt dat Juresta aan het door haar gevorderde verbod ten grondslag heeft gelegd dat Advex c.s. met het opnieuw redigeren van de incasso-overeenkomst(en) de incasso-overeenkomst(en) geheel of gedeeltelijk hebben bewerkt of nagebootst in gewijzigde vorm, welke niet is aan te merken als een nieuw, oorspronkelijk werk, een en ander als bedoeld in artikel 13 van de Auteurswet.

Voorts oordeelt het hof dat als ervan moet worden uitgegaan dat een dergelijk verbod alleen kan worden gevorderd door de auteursrechthebbende en niet door een licentienemer, Juresta, die een volmacht van B. had verkregen, bij de gewraakte handelingen (in elk geval mede) als vertegenwoordiger van B. is opgetreden, zodat, nu vaststaat dat de (dreiging met) executie door Juresta jegens Advex c.s. een fout opleverde, ook B. jegens Advex c.s. aansprakelijk is krachtens artikel 6:172 BW.”

Lees het arrest hier.

- Rechtbank Zutphen, 20 februari 2007, LJN: AZ8931. Cartridge World Benelux Gmbh & Co Kg tegen Ceewee Doetinchem B.V.

Voormalige franchisenemer mag bedrijf voortzetten, mits hij voorkomt dat deze zaak wordt verward met een vestiging van de franchiseorganisatie

“Vanzelfsprekend heeft Ceewee, nu partijen het erover eens zijn dat de franchiseovereenkomst is beëindigd, geen recht meer op deze Cartridge World Corporate Identity. Het ligt op de weg van Ceewee c.s. om na het einde van de franchiserelatie de associatie met Cartridge World-keten weg te nemen, zodat er géén gevaar bestaat dat het gemiddelde niet nauwlettend waarnemend winkelende publiek de vestiging van Ceewee aanziet voor een Cartridge World-vestiging.

Dat Ceewee c.s. een nieuwe merk-/handelsnaam en logo gebruikt is onvoldoende om een dergelijk verwarringsgevaar weg te nemen. De nieuwe naam van Ceewee Cartridge Point is vrijwel gelijkluidend aan Cartridge World. Voldoende aannemelijk is dat Cartridge World hiertegen op basis van de Handelsnaamwet met succes op kan komen. Mede gezien de keuze voor een vrijwel gelijkluidende naam, is bovendien voldoende aannemelijk dat de bodemrechter zal oordelen dat Ceewee door de overige bedrijfskenmerken van Cartridge World (zoals de kleurstelling) in stand te laten onnodig verwarringwekkend en derhalve onrechtmatig jegens Cartridge World heeft gehandeld. Bij het vorenstaande is tevens in aanmerking genomen dat gesteld noch aannemelijk geworden is dat voor het verwarringwekkend handelen een noodzaak bestond.”

Lees het vonnis hier.

IEF 3528

Bestemming bereikt

TomTom3.bmpRechtbank Amsterdam 21 februari 2007, HA ZA 06-2208, Tom Tom International tegen Tom Tom Licensing (Met dank aan Paul Reeskamp, Allen & Overy)

Merkenrecht. Geschil tussen twee merkhouders van Tom Tom, de een voor navigatiesystemen, de ander voor de exploitatie van een 'cartoon property'. Beroep op HvJEG Ansul/Ajax (zelfs een gering gebruik om een afzet te vinden kan normaal zijn) en HR Sidoste (gebruik gericht op één distributeur kan normaal zijn) slaagt niet.

International stelt dat de merkregistraties van Licensing voor vervallenverklaring in aanmerking komen, aangezien zij haar merken in de afgelopen vijf jaren niet normaal heeft gebruikt. Licensing bestrijdt dit.

De rechtbank stelt vast dat International zich voldoende moeite heeft getroost de gestelde non-usus aannemelijk te maken. De rechtbank maakt gebruik van haar in artikel 2.26 lid 2 onder a BVIE toegekende bevoegdheid om Licensing te belasten met het bewijs van normaal gebruik. Licensing brengt daartoe een aantal stukken in het geding. De rechtbank acht het bewijs hierdoor echter niet geleverd: "Zo er al van merkgebruik in één van de gedeponeerde klassen kan worden gesproken dan nog zijn de plannen voor de film van dermate ongewis dat van merkgebruik in de relevante periode in de Benelux geen sprake is", "uit de overgelegde e-mails betreffende het al dan niet bezoeken van een beurs kan verder geen merkgebruik door Licensing worden afgeleid", "Wel acht de rechtbank het geringe aantal uit het overzicht te herleiden downloads in de Benelux, te weten vijf downloads verdeeld over Nederland en Luxemburg in de relevante periode van vijf jaren, te gering om normaal merkgebruik aan te nemen (...)" en "Met International is de rechtbank echter van oordeel dat niet is komen vast te staan dat Licensing zich met haar website tomtomworld.com onmiskenbaar richt op de Benelux markt".

 

Licensing biedt nog aan om correspondentie ten aanzien van een overeenkomst met een distributeur te overleggen. Ook deze correspondentie kan volgens de rechter niet tot het bewijs van normaal gebruik leiden: "Het enkel contact hebben met één distributeur, nog afgezien van de vraag of deze niet als agent en als verlengstuk van Licensing zelf moet worden beschouwd, zonder dat de distributie daarna daadwerkelijk een (serieuze) aanvang neemt, wordt onvoldoende geachte om van normaal merkgebruik in de markt van distributeurs uit te kunnen gaan ten einde een afzet te vinden voor het merk. (...) Het enkel jarenlang zoeken naar afzetkanalen voor de merken en het zoeken en afsluiten van een contract met één distributeur, zonder dat de distributie verder van de grond komt, wordt onvoldoende geacht om van normaal gebruik te kunnen uitgaan."

Uit wetenschappelijk oogpunt valt te betreuren dat volgens de rechter in het midden kan blijven de eveneens opgeworpen vraag of de aanduiding TOM TOM, als al door Licensing gebruikt, wel als merkgebruik is aan te merken.
Lees het vonnis hier.

 

IEF 3519

Globaal vonnis (2)

aarde.jpgGerechtshof 's-Gravenhage 15 februari 2007, KG 05/434, TPG Post tegen NMBS Holding c.s. (Met dank aan Wouter Pors, Bird & Bird)

In tegenstelling tot de voorzieningenrechter is het Hof van oordeel dat het merk WORLD PACK onderscheidend vermogen mist.

Het debat in hoger beroep spitst zich toen op de vraag of het merk WORLD PACK onderscheidend vermogen heeft. Het Hof oordeelt hierover in negatieve zin: “Het moge duidelijk zijn dat “world” een zelfstandig naamwoord is en dat een correctie Engelse aanduiding zou zijn “international” of “global”, maar naar het voorlopig oordeel van het hof moet aangenomen worden dat het relevante publiek in de Benelux de aanduiding “world” in casu zal opvatten als “internationaal” of “wereldwijd”.

 

Het Hof meent verder dat ook de aanduiding PACK onderscheidend vermogen mist. Uit door beide partijen overlegde pagina’s uit woordenboeken blijkt dat “package” (en de verkorting daarvan: “pack”) ook voor een (post)pakket gebruikt kunnen worden. Het Hof meent dat het relevante publiek in de Benelux het ook als zodanig zal opvatten.

NMBS doet nog een beroep op inburgering, vanwege veelvuldig gebruik in België. Dit wordt echter met een verwijzing naar het Europolis-arrest van de hand gewezen. Echter, nu dit arrest van het Hof van Justitie is gewezen nadat partijen de stukken hebben gefourneerd voor arrest, krijgt NMBS nog de gelegenheid om op 29 maart met betrekking tot de inburgering een akte te nemen.

Lees het arrest hier.
Eerdere berichten hier en hier.

 

IEF 3500

Een geheel andere cadans

hypothekerije bm.JPGRechtbank Groningen, 14 februari 2007, LJN: AZ8277. De Hypothekers Associatie B.V. tegen Van der Laan Assuradeuren B.V. en Van der Laan Verzekeringen B.V.

'De Hypotheker' is ingeburgerd en voldoende onderscheidend. Vermelding in Van Dale betekent i.c.. nog niet dat het een gewoon woord is in de Nederlandse taal. Gebruik Hypothekerije levert geen gevaar voor verwarring op. Voorzetsel ‘de’ is ook van belang bij de vergelijking.

DHA,  franchisegever van “De Hypotheker” is rechthebbende op diverse Benelux-registraties met betrekking tot de woorden “hypotheker”, “de hypotheker”, “de hypothekers associatie” en “jazeker. de hypotheker”. Door (de franchisenemers van) DHA wordt de handelsnaam “(De) Hypotheker” gevoerd.

Sinds maart 1999 is Van der Laan haar hypotheekbedrijf in Winschoten onder een aparte naam, “Hypothekerije” gaan uitoefenen en heeft het woord “hypothekerije” als woordmerk en als beeldmerk gedeponeerd. DHA maakt hiertegen bezwaar. Zonder succes.

De rechtbank is van oordeel dat het merk (DE) HYPOTHEKER onderscheidend vermogen heeft. Het is niet uitsluitend een beschrijvende aanduiding maar kan dienen ter onderscheiding van de herkomst van de aangeboden diensten op het gebied van het hypotheekadvies. In dit verband heeft DHA haar standpunt dat haar onderhavige merken door de reeds jaren gevoerde reclamecampagnes als merk zijn ingeburgerd en niet aan de hypotheekbranche maar aan een specifieke onderneming zijn verbonden, voldoende aannemelijk gemaakt.

“Wat betreft de vermelding van het woord “hypotheker” in Van Dale Groot Woordenboek der Nederlandse Taal is de rechtbank, daargelaten de vraag of door de enkele vermelding van “hypotheker” in dat woordenboek daarmee het merk (DE) HYPOTHEKER een soortnaam is geworden, van oordeel dat het woord “hypotheker” in relatie tot de wijze waarin dat door DHA is gedeponeerd (HYPOTHEKER, De Hypotheker en JAZEKER. DE HYPOTHEKER) en wordt gebruikt geen gewoon woord is in de Nederlandse taal.

In dit verband is de schrijfwijze van de gedeponeerde tekens niet zonder belang. Blijkens de betreffende stukken is het woord “hypotheker” als merk in hoofdletters en de woorden “de hypotheker” als woordmerk en als onderschrift bij het beeldmerk met een tweetal hoofdletters (te weten de “d” van het woord “de” en de eerste “h” van het woord “hypotheek”) geregistreerd en wordt alleen de schrijfwijze van het gedeponeerde merk De Hypotheker als woordmerk en als onderschrift in die vorm bij het beeldmerk gebruikt. “

Toch is de rechtbank van oordeel dat Van der Laan door het gebruik van het teken HYPOTHEKERIJE geen inbreuk maakt op de rechten van DHA als houder van het merk (DE) HYPOTHEKER. Niet wordt voldaan aan de in artikel 2.20 lid 1 onder b BVIE opgenomen vereisten. Er is geen verwarringsgevaar.

De rechtbank concludeert dat het in de onderhavige sector kennelijk niet ongebruikelijk is, dat in de merken van ondernemingen het woord “hypotheek” (of een daarvan afgeleid woord) wordt opgenomen. Naar het oordeel van de rechtbank komt aan de begripsmatige gelijkenis tussen het merk (DE) HYPOTHEKER en het teken HYPOTHEKERIJE geen doorslaggevende betekenis toe.

In het woord “hypothekerije” treden “de letters “ije” in relatie tot het woord “hypotheker” niet alleen visueel, maar ook auditief zodanig op de voorgrond dat het daardoor een zelfstandige, los van het enkele woord “hypotheker” bestaande betekenis en uitstraling heeft verkregen.”

“Door de toevoeging van genoemde letters aan het woord “hypotheker” ligt de aandacht in dat woord niet zozeer op het onderdeel “hypotheker”, maar gaat die veeleer uit naar het totale beeld en de totale klank van het woord “hypothekerije”. Ook bij een vluchtige waarneming van de woorden “hypotheker” en “hypothekerije” valt naar het oordeel van de rechtbank eerder het verschil dan de overeenstemming tussen die woorden op. Hetzelfde geldt bij het horen van die woorden. Deze hebben dan een geheel andere cadans.”

“DHA gebruikt het woord “hypotheker” met daaraan voorafgaand het lidwoord ‘de’. Hiermee wordt het verschil tussen het door Van der Laan gebruikte teken HYPOTHEKERIJE en het merk De Hypotheker auditief (zeker wanneer de klemtoon wordt gelegd op het lidwoord de) en visueel nog extra geaccentueerd.”

De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat het door Van der Laan gebruikte teken niet gelijk is aan en geen overeenstemming vertoont met het door DHA gebruikte merk.

Hetgeen door de rechtbank hiervoor is overwogen met betrekking tot de gestelde inbreuk door Van der Laan op het merkenrecht van DHA heeft eveneens te gelden voor hetgeen door DHA is gevorderd terzake het door Van der Laan gebruiken van de handelsnaam “Hypothekerije” en de domeinnaam “hypothekerije.nl”.

DHA zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De rechtbank ziet in de wijze waarop Van der Laan haar vordering tot veroordeling van DHA in de proceskosten heeft ingericht, te weten zonder enige specificatie daarvan en zonder verwijzing naar de “Richtlijn nr 2004/48 betreffende de handhaving van intellectuele eigendomsrechten”, aanleiding om uit te gaan van het zogeheten Liquidatietarief.

Lees het vonnis hier.

IEF 3498

Strepen in het algemeen belang

Hoge Raad, 16 februari 2007, zaak Nr. C05/160HR. Adidas AG, tegen Marca Moda.(Met dank aan Bastiaan van Ramshorst, Klos Morel Vos & Schaap)

Vragen van uitleg : 

1. Dient bij de bepaling van de  beschermingsomvang van een merk dat wordt gevormd door een teken dat van huis uit geen onderscheidend vermogen bezit of door een aanduiding die beantwoordt aan de omschrijving in art. 3 lid 1 onder c van de Richtlijn, doch dat als merk is ingeburgerd en ingeschreven, rekening te worden gehouden met het algemene belang dat de beschikbaarheid van bepaalde tekens niet ongerechtvaardigd wordt beperkt voor de andere marktdeelnemers die de desbetreffende waren of diensten aanbieden (het Freihaltebedürfnis)?

2. Indien het antwoord op vraag 1 bevestigend luidt: maakt het daarbij verschil of de daar bedoelde, beschikbaar te houden tekens door het in aanmerking komende publiek worden gezien als tekens ter onderscheiding van waren, dan wel als louter versiering van de waar?

3. Indien het antwoord op vraag 1 bevestigend luidt: maakt het daarbij nog verschil of het door de merkhouder aangevallen teken onderscheidend vermogen mist als bedoeld in art. 3 lid 1 onder b van de Richtlijn, dan wel een aanduiding behelst als bedoeld in art. 3 lid 1 onder c van de Richtlijn?

Lees het arrest hier.