DOSSIERS
Alle dossiers

Rechtspraak  

IEF 4224

Eerst even voor jezelf lezen

- College van Beroep RCC, Stichting Alcoholpreventie (STAP) tegen Stichting AMstel Gold Race. (met dank aan Ebba Hoogenraad, Steinhauser Hoogenraad)

Het Amstel Gold Logo op de wielershirts is te beschouwen als evenementreclame, niet als alcoholreclame (niet toegestaan op wielershirts). Het is niet van belang of er gevaar voor verwarring bestaat. Ook al heeft het Amstel Gold Race logo duidelijke overeenkomsten met het biermerk Amstel, en ook al zijn er in zoverre associaties, toch wil dat nog niet zeggen dat op het wielershirt bierreclame wordt gemaakt.

Lees de beslissing hier.

- Gerechtshof ’s-Hertogenbosch, 12 juni 2007 LJN: BA7814. Appellante Sub 1, Emkapak Verpakkingen BV, Keku-Kist BV, Appellant Sub 4 tegen Present International BV

Tussen de zaken uit het IE-archief van het Hof Den Bosch dat, heel fijn, langzamerhand via rechtspraak.nl ontsloten wordt, staat zo af en toe ook nog een recente zaak.

“4.8 Naar het voorlopig oordeel van het hof is de vormgeving van de drie interieurs, zoals deze blijkt uit de door appellanten overgelegde producties, in overwegende mate ingegeven door het technisch effect ervan en niet door de persoonlijke invulling van de maker. Bij deze interieurs gaat het er bovenal om dat de flessen eenvoudig in de kist kunnen worden geplaatst, daar zonder veel moeite weer uit kunnen worden gehaald en dat zij in de tussentijd goed op hun plaats blijven ook als de kisten worden bewogen of verplaatst. Om dat te bereiken is een flesvormig interieur nodig met een kliksysteem, zoals dit overigens ook al van andersoortige verpakkingen bekend was (zoals bij pennen), en met uitsparingen, uitstulpingen en tussenschotten (ingeval van twee of drie flessen) die een zekere hoogte dienen te hebben. Aan appellanten kan worden toegegeven dat bij die verschillende onderdelen persoonlijke keuzes van de ontwerper mogelijk zijn, maar deze betreffen naar het voorlopig oordeel van het hof op het geheel van de voor het overige in de markt reeds gebruikelijke vormgeving zodanig geringe aspecten dat niet gesproken kan worden van een eigen oorspronkelijk karakter met het persoonlijk stempel van de maker. Dit betekent dat voorshands geconcludeerd dient te worden dat het beroep van appellanten op een haar toekomend auteursrecht niet opgaat. De grieven 1 tot en met 4 worden verworpen.2

Lees het vonnis hier.

- Rechtbank ’s-Gravenhage, 20 juni 2007, KG ZA 07-477. Van Kempen tegen Heto B.V.

“Nu Heto niet deugdelijk heeft betwist dat de “Toploaders” vallen onder de beschermingsom
vang van het Octrooi dient voorshands van de gestelde inbreuk uit te worden
gegaan.(…) Bij die stand van zaken dienen de vorderingen in conventie hoofdzakelijk
te worden toegewezen. De omvang van de schade van Van Kempen staat evenwel
nog geenszins vast. Nu ook in de visie van Van Kempen de Licentieovereenkomst
is beëindigd kan de schade niet zonder meer worden bepaald op de in die
overeenkomst bepaalde licentievergoedingen. Het verlangde voorschot op de
schadevergoeding zal daarom worden afgewezen.”

Lees het vonnis hier.

IEF 4220

Octrooiverweermeeleestijd

kbl.gifRechtbank 's-Gravenhage, 21 juni 2007, KG ZA 07-385. Prodect B.V. en Alberts tegen Smulders (twee b.v.'s en in persoon) en Van Oord (N.V. en twee B.V.'s)

Zaak die zwaar is ingezet door Prodect en Alberts: in de dagvaarding worden octrooirechten, niet-geregistreerde Gemeenschapsmodellen, wanprestatie, onrechtmatige daad ingezet. Buiten rechte worden stevige uitspraken gedaan in de pers en worden kopieën van sommatiebrieven naar de opdrachtgevers van Smulders en Van Oord gezonden. De rechter verwerpt alle eisen, laakt de opstelling van eisers, maar komt toch tot een forse reductie van de gevorderde proceskostenveroordeling op grond van redelijkheid, evenredigheid en billijkheid.

Alberts is houder van octrooi EP-B1-1.616.377, dat volgens de hoofdconclusie een beschermingsinrichting voor kabels en leidingen beschermt. Deze beschermingsinrichting wordt gevormd door telkens twee pijphelften met bolvormige segmenten. Vrijwel de gehele hoofdconclusie, inclusief het kenmerk, definieert aspecten van deze pijphelften. In onderconclusie 24 is sprake van een opnamebuis voor het opnemen van een einde van de uit de pijpelementen gevormde pijp.

Op 23 kilometer buiten de Nederlandse kust wordt momenteel het windmolenpark Q7 aangelegd. Eén van de hoofdaannemers is Van Oord. Er wordt gebruikt gemaakt van een nieuwe type kabel, die bovendien wordt ingegraven, waardoor het gebruik van een beschermingsinrichting niet nodig is. Wel wordt er gebruik gemaakt van een zogenoemde J-tube om de kabel uit de bodem naar een toren van een windmolen te leiden.

Volgens de rechter is er geen sprake van inbreuk, omdat de beschermingsinrichting van de hoofdconclusie niet wordt toegepast. Een beroep op equivalentie wordt terzijde geschoven. Function en result zijn in een "uiterst welwillende interpretatie" mogelijkheid vergelijkbaar. De manier waarop dat wordt bereikt is volgens de rechter wezenlijk anders. Ook maakt de J-tube geen indirecte inbreuk op onderconclusie 24.

Nu er geen sprake lijkt van inbreuk, hoeft de rechter zich niet uit te spreken over de toepasselijkheid van de ROW 1995 in de Economische Exclusieve Zone. Overigens laat hij duidelijk laat doorschemeren dat het opwekken van windenergie niet onder het winnen van natuurlijke rijkdommen valt.

Prodect kan zijn niet beroepen op bescherming uit hoofde van niet-ingeschreven Gemeenschapsmodellen. Deze claim wordt gebaseerd op een tweetal figuren uit het octrooi. De betreffende J-tubes zijn echter vrijwel geheel technisch bepaald en bovendien niet nieuw.

Het is onvoldoende aannemelijk dat er sprake is van een contractuele relatie tussen Alberts en/of Prodect en Smulders anderzijds. Hier kan dus ook geen wanprestatie uit volgen. Verder zou Smulders volgens Prodect gedreigd hebben om Prodect te vernietigen. Dit is echter niet meer dan een blote stelling.

Smulders en Van Oord maken aanspraak op € 199.000 aan gemaakte kosten, inclusief die van hun octrooigemachtigden. De rechter acht het redelijk dat beide partijen afzonderlijke bijstand hebben ingehuurd. De dubbele kosten van een advocatenwissel bij Smulders trekt de rechter wel af. Octrooiverweermeeleestijd wordt wel vergoed, maar niet de tijd die besteed is aan de OD-aspecten. Het inzetten van twee advocaten van compagnonsniveau "in deze octrooirechtelijk nu ook weer niet bijster complexe zaak" acht de rechter niet redelijk en evenredig. Ook de kosten van het instellen van oppositie mogen niet worden meegenomen. Aldus resteert een tussensaldo van € 92.500.

Tot slot volgt een billikheidsverdiscontering. De rechter wil voorkomen dat het voor het MKB vanwege kostenveroordelingen op de voet van de Handhavingsrichtlijn economisch onmogelijk wordt om te procederen tegen kapitaalkrachtiger partijen. Tussen de opgevoerde kosten van partijen zit grosso modo een factor 6,7 verschil. Ten nadele van Prodect weegt dat ze de procedure hebben doorgezet, terwijl gedaagden er in conventie op hebben gewezen dat zij het octrooi niet toepassen. Uiteindelijk wijst de rechter € 62.000 aan kosten toe.

Tot slot moeten Prodect en Alberts wel een rectificatiebrief sturen aan de projecteigenaren, maar hoeven ze geen advertentie te plaatsen in het Financieel Dagblad.

Lees het vonnis hier.

IEF 4148

Nadere informatie

phlg.gifVoorzieningenrechter Rechtbank Den Haag, 11 juni 2007, KG ZA 07-528, LG Electronics Benelux Sales B.V. / Koninklijke Philips Electronics N.V.

Executiegeschil dat een beetje doet denken aan een hoger beroep. Op grond van nadere informatie oordeelt de rechtbank dat het eerdere oordeel van de rechtbank, dat onvoldoende was bewezen dat Philips deelnemer was bij werkgroepen voor ontwikkeling van de JPEG-standaard, berust op een kennelijke misslag.

LG Electronics vordert in dit executiegeschil schorsing van de tenuitvoerlegging van een vonnis  waarin aan LG een provisioneel inbreukverbod is opgelegd onder het zgn. Vogel-octrooi van Philips. Dit octrooi ziet op de codering volgens de JPEG-standaard.

In de hoofdzaak heeft de Rechtbank Den Haag bij vonnis van 25 april 2007 het Vogel-octrooi gedeeltelijk vernietigd en onder het resterende gedeelte een provisioneel inbreukverbod opgelegd voor de duur van de procedure en uiterlijk tot de expiratiedatum van het octrooi (10 september 2007). Het verbod is provisioneel, en niet definitief, omdat door de rechtbank is vastgesteld dat LG Electronics weliswaar gebruik maakt van de geoctrooieerde uitvinding, maar dat Philips het recht heeft verwerkt zich nog op Vogel te kunnen beroepen indien komt vast te staan dat Philips als deelnemer bij werkgroepen voor ontwikkeling van de JPEG-standaard betrokken is geweest. Op deelnemers bij de werkgroepen voor ontwikkeling van de JPEG-standaard rustte namelijk de verplichting om voor de JPEG-standaard relevante octrooien aan te melden, terwijl het Vogel-octrooi indertijd door Philips nooit is aangemeld.

 

De rechtbank achtte het door LG overgelegde bewijs onvoldoende om aan te tonen dat Philips deelnemer was aan de betreffende werkgroepen, maar heeft LG toegelaten tot nadere bewijslevering in een later stadium van de procedure.

LG vordert in dit executiegeschil dat het Philips wordt verboden om het vonnis van 25 april ten uitvoer te leggen. LG is van mening dat het oordeel van de rechtbank, dat onvoldoende is bewezen dat Philips deelnemer was bij werkgroepen voor ontwikkeling van de JPEG-standaard, berust op een kennelijke misslag. Derhalve heeft Philips volgens LG, conform vaste rechtspraak inzake executiegeschillen, geen in redelijkheid te respecteren belang bij gebruikmaking van haar bevoegdheid tot tenuitvoerlegging van het provisionele verbod. Dit oordeel wordt door de voorzieningenrechter gevolgd.

Volgens de voorzieningenrechter heeft LG in de hoofdzaak “voldoende, zo al niet ruimschoots, aannemelijk gemaakt dat Philips deelnemer (participant) was bij de totstandkoming van de JPEG standaard” en dat die deelname “van dien aard was dat daaruit voor Philips een gehoudenheid voortvloeide Vogel te openbaren.” Derhalve is volgens de voorzieningenrechter “niet aannemelijk dat de rechtbank, indien zij de beschikking zou hebben gehad over hetgeen thans naar voren is gekomen, het provisionele verbod zou hebben opgelegd.”

De voorzieningenrechter verbiedt Philips om het provisionele verbod ten uitvoer te leggen en veroordeelt Philips in de proceskosten conform artikel 1019h Rv, aangezien het executiegeding evenals de procedure in de hoofdzaak een IE-recht tot inzet heeft.

Lees het vonnis hier. Eerder vonnis en herstelvonnis: IEF 3947 (10 mei 2007).

IEF 4141

Voorlopig

Gerechtshof s’-Gravenhage, 31 mei 2007. Beschikking in Estrad B.V. tegen Schultink (met dank aan Paul Mazel, Trip Advocaten).

Afwijzing verzoek om voorlopig getuigenverhoor in kort geding procedure.

Tussen Estrad en Schultink is bij het Hof een kort geding proceedure aanhangig met als onderwerp het Nederlandse octrooi  van Schultink. In eerste aanleg heeft de Voorzieningenrechter aan Estrad een inbreukverbod opgelegd. Tegen dit vonnis is Estrad in hoger beroep gekomen.

In het hoger beroep verzoekt Estrad om een aantal getuigen bij wege van voorlopig getuigenverhoor door het Hof te doen horen. Hoewel in beginsel de verzoeker van een voorlopig getuigenverhoor daar recht op heeft, wordt in het onderhavige geval het verzoek van Estrad afgewezen.

“(…) Het Hof stelt voorop dat artikel 186 lid 2 Rv. voorziet in de mogelijkheid dat tijdens een reeds aanhangig geding de rechter op verzoek van  een partij een voorlopig getuigenverhoor beveelt. Naar het oordeel van het Hof moet onder “een reeds aanhangig geding” in de eerste plaats een bodemprocedure worden begrepen. Het Hof overweegt daartoe dat, hoewel in een kortgedingprocedure getuigenbewijs op zichzelf toelaatbaar is, deze procedure in verband met het spoedeisende karakter in het algemeen geen ruimte biedt voor het (uitvoerig) horen van getuigen. Naar het oordeel van het Hof geldt hetzelfde voor het horen van getuigen in een kort geding in het kader van een voorlopig getuigenverhoor. In het onderhavige geval gaat het om een octrooizaak, waarin Estrad heeft verzocht vijf getuigen te doen horen. Naar het zich laat aanzien, zal het horen van die getuigen enige tijd vergen. Voorts acht het Hof van belang dat reeds een bodemprocedure aanhangig is; dit is de geëigende procedure voor het horen van getuigen. Bovendien zal, anders dan Estrad meent, het Hof niet de eerst rechter zijn die over de geldigheid van het in het geding zijnde octrooi oordeelt. Estrad wijst er immers zelf op dat de kortgedingprocedure in hoger beroep op de slaaprol staat voor 20 april 2008 voor memorie van antwoord aan de zijde van Schultink. In het licht hiervan is het Hof van oordeel dat het onderhavige verzoek tot het bevelen van een voorlopig getuigenverhoor in strijd is met de goede procesorde.” (7)

Lees de beschikking hier.

IEF 4132

Bevelschrift

Beschikking Rechtbank ’s-Gravenhage 4 juni 2007, Pintail International B.V. tegen Gemini Medical Textiles Europe B.V.

Volledige proceskosten bij afstand van instantie.

Gemini is octrooihouder en heeft Pintail gedagvaard. Gemini vordert een inbreukverbod met nevenvorderingen. De zaak wordt door Gemini aangebracht. Gemini doet echter afstand van instantie ex art. 249 en 250 Rv. Pintail verzoekt de rechtbank, ingevolge artikel 250 lid 4, een bevelschrift af te geven waarin Gemini wordt bevolen de door Pintail gemaakte proceskosten te vergoeden. Pintail stelt dat zij recht heeft op vergoeding van de volledige proceskosten op grond van artikel 14 Handhavingsrichtlijn. Gemini stelt daar tegenover dat artikel 14 Handhavingsrichtlijn in dit geval niet van toepassing is en dat zij slechts de proceskosten conform het gebruikelijke forfaitaire tarief zou hoeven te vergoeden.

De rechtbank overweegt dat het doel van artikel 14 van de Handhavingsrichtlijn (geïmplementeerd onder artikel 1019h Rv) is dat in een procedure als deze de in het ongelijk gestelde partij wordt veroordeeld in de redelijke en evenredige proceskosten. Bij afstand van instantie zou de eiser volgens de rechtbank als in het ongelijk gestelde partij moeten worden aangemerkt. Door in het geval van afstand van instantie geen volledige proceskostenveroordeling aan de eiser op te leggen zou de eiser het doel van artikel 14 Handhavingsrichtlijn kunnen frustreren door de zaak vroegtijdig in te trekken.

De rechtbank beveelt Gemini de proceskosten aan Pintail te vergoeden.

Lees de beschikking hier.

IEF 4107

Eerst even voor jezelf lezen

Rechtbank Leeuwarden, 30 mei 2007, LJN: BA6405. Eiseres tegen Gedaagde.

Auteursrecht, geschriftenbescherming. Passages uit een door eiseres opgestelde offerte zijn nagenoeg letterlijk overgenomen in een door gedaagde uitgebrachte rapportage. Geen auteursrechtelijke bescherming, geen geschriftenbescherming, omdat zij geen werk zijn dat bestemd is om openbaar gemaakt te worden. 

 Lees het vonnis hier

Gerechtshof s’-Gravenhage, 31 mei 2007. Beschikking in Estrad B.V. tegen Schultink (met dank aan Paul Mazel, Trip Advocaten).

Octrooirecht. Verzoek om voorlopig getuigenverhoor in appèl kg-procedure afgewezen, omdat onder ‘een reeds aanhangig geding’ in de eerste plaats een bodemprocedure moet worden begrepen. Nu ook een bodemprocedure aanhangig is, is dat de geëigende procedure voor het horen van getuigen.

Lees de beschikking hier.

Rechtbank Utrecht, 28 maart 2007, LJN: BA6272. Curator tegen PK Beheer B.V.

Pauliana. Het betreft in dit geval de schade die de curator lijdt doordat PK Beheer niet kan voldoen aan de verplichting om de beeld- en merkrechten van de uitgeverij weer terug te leveren. Was PK Beheer daartoe wel in staat geweest, dan had de curator deze rechten kunnen verkopen, zodat de schade dient te worden gesteld op het bedrag waarvoor de curator die rechten alsdan had kunnen verkopen.

Lees het vonnis hier.

IEF 4104

Eerst even voor jezelf lezen

Rechtbank 's-Gravenhage, HA RK 07-556, LJN: BA6419. Pintail International B.V. tegen Gemini Medical Textiles Europe B.V.

Samenvatting Rechtspraak.nl: "Bevelschrift tot betaling proceskosten ex artikel 250 lid 4 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Verweerster heeft afstand van instantie in versnelde procedure octrooizaken gedaan. Verzoekster wenst thans vergoeding van de volledige door haar gemaakte proceskosten overeenkomstig artikel 14 van de Handhavingsrichtlijn (Rl. 2004/48/EG). Volgens verweerster dienen de kosten van verzoekster te worden begroot conform het gebruikelijke forfaitaire tarief. De rechtbank is met verzoekster van oordeel dat ervan moet worden uitgegaan dat bij afstand van instantie de eiser als in het ongelijk gesteld is te beschouwen in de zin van art. 14 Handhavingsrichlijn 2004/48/EG. De rechtbank beveelt dat verweerster aan verzoekster de volledige proceskosten dient te voldoen."

Lees het bevelschrift hier of hier.

IEF 4099

Stromingsdoorgang

vlv.gifRechtbank ’s-Gravenhage 30 mei 2007, KG ZA 07-252. Fort Vale Engineering Limited tegen Pelican Worldwide B.V.

Octrooi kort geding over een bodemklep. De beslissing van de oppositie-afdeling over het Europese octrooi bepaalt i.c. de beschermingsomvang. De onduidelijkheid in het octrooi over hoe bepaalde geclaimde onderdelen moeten worden geïdentificeerd bij een uitvoeringsvorm die niet in het octrooi beschreven is, komt voor rekening van de octrooihouder. De SmartFlow van gedaagde valt niet onder de beschermingsomvang van het octrooi. Ook een door Pelican gevoerd “Gilette” verweer slaagt. € 63.108,80 proceskosten.

Fort Vale is houder van een Europees octrooi voor een bodemklep (“valve” of “ventielsamenstel”). Na verlening is een oppositieprocedure gevoerd. Pelican brengt een bodemklep op de markt onder de naam “SmartFlow”. Fort Vale betoogt dat de SmartFlow onder de beschermingomvang van het octrooi valt.

Pelican heeft het verleningsdossier van het octrooi overgelegd. De voorzieningrechter neemt de wijzigingen van de conclusies gedurende de verlening en de uitspraak van de oppositie-afdeling in aanmerking. De voorzieningenrechter komt op grond daarvan tot de conclusie dat de uitvindingsgedachte van het octrooi is beperkt tot: het voeren van de arm welke het sluitelement draagt door een opening in de wand van het stroomafwaartse gedeelte van de stromingsdoorgang zoals opgenomen in het kenmerkende gedeelte. (onderstreping IEF). De Voorzieningenrechter bepaalt vervolgens welk gedeelte van de SmartFlow als stromingsdoorgang moet worden aangemerkt en concludeert dat de arm van de SmartFlow niet in een opening van de wand van die stromingsdoorgang is opgenomen. De SmartFlow valt daarmee niet onder de beschermingsomvang van het octrooi.

Rechtsoverweging 4.17: De restrictieve uitleg welke de voorzieningrechter hanteert is gerechtvaardigd in het licht van de onduidelijkheid van het Octrooi op dit punt. Uit het Octrooi blijkt immers niet hoe de plaats van ventielinlaat en ventieluitlaat moet worden bepaald indien voor een geheel andere constructie is gekozen dan bij de afsluiter welke het Octrooi openbaart.

In rechtsoverweging 4.19 behandelt de voorzieningenrechter ook het door Pelican gevoerde “Gilette-verweer”: met de SmartFlow past Pelican op niet-inventieve wijze de stand van de techniek toe. De voorzieningenrechter bekijkt een Brits octrooi (stand van de techniek) en komt tot de conclusie dat de aanpassingen aan de bodemklep uit het octrooi die nodig zijn om de SmartFlow te verkrijgen, niet inventief zijn. Het “Gilette-verweer” van Pelican slaagt.  

Fort Vale wordt veroordeelt tot het vergoeden van € 63.108,80 proceskosten van Pelican.

Lees het vonnis hier.

IEF 4073

Bewijs- en beschrijvend

Rechtbank Arnhem, 1 juni 2007, KG ZA 07-304. Synthon B.V. tegen Astallas Pharma Inc. (met dank aan Mark van Gardingen, Brinkhof).

Wellicht nootwaardig vonnis over (grensoverschrijdend) bewijs- en beschrijvend beslag (inzagerecht) ex. artt. 1019b-d Rv. in een farma-octrooizaak. 

Astallas Pharma Inc. had bewijs- en beschrijvend beslag gelegd ten laste van Synthon BV om bewijs te bewaren ten behoeve van een Duitse procedure over een Duits octrooi (geneesmiddel regen prostraatvergroting). Onmiddellijk na de beslaglegging door de deurwaarder hebben een advocaat en een octrooigemachtigde van Astellas Pharma van de deurwaarder inzage gekregen in de beslagen informatie, en zij hebben daarvan een rapport gemaakt. Dat rapport hebben zij ingebracht in de Duitse procedure.

De Rechtbank Arnhem beantwoord eerst de vraag vooraf of de bewijs- en beschrijvend beslag regels van artt. 1019 e.v. Rv wel toepasselijk zijn voor het verkrijgen en bewaren van bewijs in het kader van de handhaving van buitenlandse IE rechten. Synthon had gewezen op de tekst van art. 1019 Rv, op de MvT en op de tekst van art. 2 van de Handhavingsrichtlijn, die alle een territoriaal begrensde toepasselijkheid lijken voor te schrijven. De voorzieningenrechter stelt evenwel dat de Nederlandse regels ook toepasselijk moeten zijn in verband met de handhaving van buitenlandse IE rechten, en verwijst daarvoor onder meer paragrafen 7 en 8 van de considerans van de Handhavingsrichtlijn en naar art. 31 EEX-Verdrag / art. 24 EEX-Verordening.

“4.5 Met dit een en ander valt in het geheel niet te verenigen dat bij grensoverschrijdende inbreuken in ene geval als het onderhavige voor handhaving in een lidstaat geen gebruik zou kunnen worden gemaakt van de in de nationale wetgeving van een andere lidstaat ter uitvoering van de Handhavingsrichtlijn geboden (handhavings)mogelijkheden.”

De rechter overweegt verder dat het doel van een conservatoir (bewijs)beslag uitsluitend is om bewijsstukken veilig te stellen en dus de bestaande situatie te conserveren, en niet om de beslaglegger de mogelijkheid te bieden om met het beslag inhoudelijk kennis te doen nemen van bewijsstukken en daarover de beschikking te krijgen. Het is volgens de Voorzieningenrechter vervolgens aan de bodemrechter na een contradictoir debat om te beslissen wat er met de in beslaggenomen stukken moet gebeuren. Een verlof tot het leggen van bewijsbeslag kan dus niet automatisch ook een inzagerecht inhouden voor de beslaglegger. (4.13)

De rechter overweegt ook, in r.o. 4.14, dat in geval van beschrijvend beslag, de beschrijving door de deurwaarder had dienen te geschieden, en niet door de beslaglegger (of haar advocaat/octrooigemachtigde) zelf. Een dergelijke beschrijving moet, zie r.o. 4.15, overigens beperkt blijven tot een omschrijving van hetgeen is ingezien zodat het in een later stadium identificeerbaar is. De beschrijving mag derhalve geen gedetailleerde gegevens bevatten.

Lees het vonnis hier.

IEF 4060

Eerst even voor jezelf lezen

1- Rechtbank ’s-Gravenhage, 30 mei 2007, HA ZA 06-2381. G-Sus Wholesale And Design B.V. tegen Low Land Fashion International B.V.

Low Land heeft inbreuk gemaakt op het aan G-Sus toekomende auteursrecht met betrekking tot de ‘Rubber Boot’ jas. Geen verbod, wel schadevergoeding etc. Beslissing aangehouden.

Lees het vonnis hier.

2- Rechtbank ’s-Gravenhage, 30 mei 2007, HA ZA 02-2947. Koninklijke Philips Electronics N.V. Furness Logistics Moerdijk B.V., Mega Data Gmbh, Princo Digital Disc GmbH & Princo Switserland Ag.

Octrooizaak. Beslissing aangehouden wegens tussentijds te appelleren.

Lees het vonnis hier.

3- Rechtbank Roermond, 16 mei 2007, KG ZA 07-73. App All Remove B.V. tegen Rema Groep Venray B.V. c.s. (met dank aan Jos van der Wijst, Bogaerts en Groenen Advocaten)

Misleidende mededelingen over anti-grafitticoatings. Geen nietigheid ingeroepen binnen vijf jaar na merkinschrijving ergo geen beroep meer op kwade trouw. Geen werkelijke proceskostenveroordeling nu dagvaarding voor 1 mei 2007 is uitgebracht.

Lees het vonnis hier.

4-  Rechtbank Amsterdam, 24 mei 2007, KG ZA OdC/LW. TBlox B.V. tegen Market4Care Nederland B.V. (met dank aan Nanda Ruyters, AKD Prinsen Van Wijmen) 

Executiegeschil in auteursrechtgeschil. Geen dwangsommen verbeurd.

Lees het vonnis hier.

5- Rechtbank ’s-Gravenhage, 30 mei 2007, KG ZA 07-252. Fort Vale Engineering Limited tegen Pelican Worldwide B.V.

EP ventiel-samenstelsel. Geen inbreuk, rechtbank wijst vorderingen af en veroordeelt eiser in de kosten van de procedure ten bedrage van € 63.108,80.

Lees het vonnis hier.