Octrooirecht  

IEF 15840

Niet doelmatig om bodemprocedure met VRO te voegen

Rechtbank Den Haag 6 apr 2016, IEF 15840; ECLI:NL:RBDHA:2016:3341 ((Archos tegen Philips)), https://ie-forum.nl/artikelen/niet-doelmatig-om-bodemprocedure-met-vro-te-voegen

Rechtbank Den haag 6 april 2016, IEF 15840; ECLI:NL:RBDHA:2016:3341 (Archos tegen Philips)
Incident. Voeging bodemprocedure met procedure volgens het Versneld Regime in Octrooizaken (VRO) afgewezen. Niet doelmatig. De rechtbank acht de zaak niet geschikt voor de versnelde procedure omdat de eisende partij (Archos) daartoe niet heeft verzocht én voeging niet doelmatig zal zijn.

IEF 15835

Inbreuk op ABC met verlenging volgens weesgeneesmiddelen- en pediatrische verordening

Rechtbank Den Haag 30 mrt 2016, IEF 15835; ECLI:NL:RBDHA:2016:3427 (Imatinib), https://ie-forum.nl/artikelen/inbreuk-op-abc-met-verlenging-volgens-weesgeneesmiddelen-en-pediatrische-verordening

Vzr. Rechtbank Den Haag 30 maart 2016, IEF 15835; LS&R 1290; ECLI:NL:RBDHA:2016:3427 (Novartis tegen Teva c.s.; Imatinib)
ABC. Pediatrische Verordening. Weesgeneesmiddel. Novartis is houdster van ABC NL300086, dat is verkregen na verloop van het basisoctrooi EP0564409, voor de werkzame stof imatinib, wat als weesgeneesmiddel is aangewezen voor de behandeling van chronische myeloïde leukemie. Novartis breidt haar handelsvergunning uit met nieuwe indicatie voor pediatrische patiënten, waardoor de ABC met een duur van zes maanden, ofwel op basis van de Weesgeneesmiddelenverordening, een marktexclusiviteit van twee jaar. Verlenging van de ABC-termijn voor uitgevoerd pediatrisch onderzoek ook mogelijk als geneesmiddel eerder als weesgeneesmiddel aangewezen is geweest. Inbreukverboden worden gegeven.

IEF 15832

Uitspraak ingezonden door Fleur Tuinzing-Westerhuis, Houthoff Buruma.

Conclusie ziet niet op gemiddelde deeltjesgrootte, maar dat er micronisatie plaatsvindt

Rechtbank Den Haag 30 mrt 2016, IEF 15832; ECLI:NL:RBDHA:2016:3509 (JP Russel tegen Innovet), https://ie-forum.nl/artikelen/conclusie-ziet-niet-op-gemiddelde-deeltjesgrootte-maar-dat-er-micronisatie-plaatsvindt

Rechtbank Den Haag 30 maart 2016, IEF 15832; LS&R 1289; ECLI:NL:RBDHA:2016:3509 (JP Russel tegen Innovet)
Octrooirecht. JP Russel ontwikkelt en verkoop voedingssupplementen en dieetvoeding voor medisch gebruik, onder het merk PEAPURE verkoopt zij palmidrol met een pijnstillende en ontstekingsremmende werking. Innovet is houdster EP1207870B1 voor 'pharmaceutical compositions containing N-palmitoylethanolamide and use thereof in the veterinary field'. JP Russel vordert vernietiging van Nederlandse deel van EP 870, subsidiair een verklaring voor recht dat JPR PEA niet onder de octrooibeschermingsomvang valt.  EP 870 beschrijft niet tot welke deeltjesgrootteverdeling micronisatie zou  dienen te leiden. Een micronisatiestap wordt in EP 006 niet expliciet vermeld en de vakman zal een dergelijke stap er ook niet in meelezen. De rechtbank staat JP Russel toe bewijs te leveren dat zij bij de vervaardiging geen micronisatiestap toepast.

IEF 15823

Geen nietigheidsbezwaren van toepassing op het octrooi Trenching Device

Octrooicentrum 15 mrt 2016, IEF 15823; (BAM Infra tegen Sweepdig), https://ie-forum.nl/artikelen/geen-nietigheidsbezwaren-van-toepassing-op-het-octrooi-trenching-device

Advies Octrooicentrum NL 15 maart 2016, IEF 15822 (BAM Infra tegen Sweepdig)
Octrooirecht. Sweepdig is rechthebbende op NL2008919 voor een 'Trenching device'. Verzoekster betwist de geldigheid op basis van nieuwheid op een internationale, Brits en Frans octrooi én op de wikipedia-pagina 'schroef_van_archimedes'.Het advies van Octrooicentrum Nederland luidt dat geen van de door verzoekster aangevoerde nietigheidsbezwaren van toepassing is op het octrooi. Door het achterwege laten van 'in het bijzonder grenzend aan het grondoppervlak', is er geen materie aan het octrooi toegevoegd die niet gedekt wordt door de inhoud van de ingediende aanvrage.

IEF 15808

Uitspraak ingezonden door Peter Claassen en Roderick Chalmers Hoynck van Papendrecht, AKD

Bezwaren van Orasure tegen eindbeslissing ongegrond

Rechtbank Amsterdam 23 mrt 2016, IEF 15808; (Orasure Technologies tegen Koninklijke Utermöhlen), https://ie-forum.nl/artikelen/bezwaren-van-orasure-tegen-eindbeslissing-ongegrond

Rechtbank Amsterdam, 23 maart 2016, IEF 15808; HA ZA 14-1008 (Orasure Technologies tegen Koninklijke Utermöhlen)
Zie eerder IEF 15360. Octrooirecht. Knowhow. Orasure heeft in haar akte de gelegenheid te baat genomen uiteen te zetten dat en waarom de beslissingen van de rechtbank in haar ogen onjuist zijn, in het bijzonder dat de rechtbank een onjuiste invulling heeft gegeven aan het begrip knowhow. De rechtbank ziet in hetgeen Orasure naar voren heeft gebracht geen feitelijke of juridische grondslag waarop terug gekomen kan worden op de eerdere eindbeslissing en verwerpt daarom het verzoek. Verder heeft de rechtbank de door Utermöhlen voorgestelde deskundige aangesteld en de aan de deskundige te stellen vragen geformuleerd. 

IEF 15806

Geen herstelbevoegdheid NL Octrooicentrum inzake octrooi PAZ

Raad van State 17 feb 2016, IEF 15806; ECLI:NL:RVS:2016:411 (Appellant tegen NL Octrooicentrum ), https://ie-forum.nl/artikelen/geen-herstelbevoegdheid-nl-octrooicentrum-inzake-octrooi-paz

Raad van State 17 februari 2016, IEF 15806; ECLI:NL:RVS:2016:411 (appellant tegen NL Octrooicentrum)
Octrooirecht. Appellant is curator in het faillissement van PAZ. NL Octrooicentrum heeft het verzoek van appellant tot herstel in de vorige toestand van het vervallen, door PAZ gehouden Europees-NL octrooi
nr. 1154766 ongegrond verklaard en het gevraagde herstel geweigerd. Appellant beroept zich op een ingevolge de Insolvenzordnung aan hem als curator toekomende bevoegdheid om rechtshandelingen die tot vier jaar voor de aanvang van de faillissementsprocedure zijn verricht ongedaan te maken. Bij de uitoefening van zo’n bevoegdheid dient het Nederlandse recht te worden geëerbiedigd. De door appellant genoemde bepalingen geven NL Octrooicentrum geen herstelbevoegdheid. Voor zover faalt het betoog. De aangevallen uitspraak moet echter worden vernietigd voor zover de rechtbank NL Octrooicentrum niet tot vergoeding van de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand toe te rekenen proceskosten heeft veroordeeld.

IEF 15745

Uitspraak ingezonden door Sikke Kingma, Pels Rijcken & Droogleever Fortuijn.

Betalen voor octrooiverlening is onverschuldigd, taxe niet alsnog tijdig betaald

Rechtbank Den Haag 9 mrt 2016, IEF 15745; ECLI:NL:RBDHA:2016:2124 (Nesteq tegen Staat), https://ie-forum.nl/artikelen/betalen-voor-octrooiverlening-is-onverschuldigd-taxe-niet-alsnog-tijdig-betaald

Rechtbank Den Haag 9 maart 2016, IEF 15745; ECLI:NL:RBDHA:2016:2124 (Nesteq tegen Staat)
Octrooirecht. Octrooi van rechtswege vervallen door het niet tijdig betalen van de jaartaks. Geen correctie van het octrooiregister. Betaling vóór de publicatie van de verlening van het octrooi is onverschuldigd; terugbetaling werd niet goed geregistreerd door de octrooihouder, waarna de taxe niet alsnog tijdig is betaald, en het octrooi is vervallen..

IEF 15740

Advies: nietigheidsbezwaren tegen octrooi Urban Mining Corp treffen geen doel

Advies Octrooicentrum NL 9 februari 2016, IEF 15740 (Bakker Holding Son tegen Urban Mining Corp)
Octrooirecht. Urban Mining Corp is rechthebbende op het Nederlandse octrooi 2011559 voor een "Improved magnetic density separation device and method”. Bakker Holding Son verzoekt om een advies volgens artikel 84 Row 1995 en stelt dat de conclusies van het octrooi nietig zijn wegens gebrek aan nieuwheid en/of inventiviteit. Verder heeft zij aangevoerd dat na verlening uitbreiding van de beschermingsomvang is opgetreden. Ook heeft zij betoogd dat sommige conclusies onduidelijk zijn, en dat conclusie 1 een aantal essentiële kenmerken mist. Het advies van het Octrooicentrum Nederland luidt dat geen van de aangevoerde nietigheidsbezwaren doel treft.

6. Advies
Het advies van Octrooicentrum Nederland luidt op grond van het vorenstaande dat geen van de aangevoerde nietigheidsbezwaren doel treft.
IEF 15723

Tweede pandrecht op glazenknikkeroctrooi is niet zodanig meer waard dat octrooi overgedragen wordt

Vzr. Rechtbank Den Haag 18 februari 2016, IEF 15723; ECLI:NL:RBDHA:2016:1626 (Ceraglass Patenten)
Pandrecht op octrooi. Tevens verzoek 3:251 BW tot op afwijkende wijze (niet-openbare) verkoop. Uitspraak in de vorm van een vonnis alsmede een beschikking. Eiser heeft een geldbedrag geleend en daarvoor een pandrecht bedongen op octrooien voor, eenvoudig gezegd, produceren van een knikker met daarin een figuurtje. Ceraglass betwist terecht dat de waarde van de vordering hoger is dan de waarde van de octrooien en onderbouwt dat met een oordeel van een onafhankelijke deskundige. De voorzieningenrechter wijst het verzoek tot het op naam van verzoeker/eiser stellen van octooien af. Dat het eerdere pandrecht van VA Banque Management verjaard is, vanwege het constitutieve karakter van zo'n vaststelling tegenover het voorlopig karakter van het kort geding. Dat wordt eveneens afwezen.

4.2. Ingeval een pand wordt uitgewonnen geldt volgens artikel 3:250 BW als hoofdregel dat dit gebeurt door middel van een openbare verkoop. Op grond van artikel 3:251 BW is een afwijkende wijze van verkoop, na toetsing door de voorzieningenrechter, echter mogelijk. Tot de mogelijkheden behoort tevens het verlenen van toestemming door de voorzieningenrechter voor het verblijven van het pand aan de pandhouder, zoals [verzoeker/eiser] kennelijk wenst. Dit betekent evenwel dat daarvoor een prijs dient te worden vastgesteld. Aangezien [verzoeker/eiser] de Octrooien in eigendom wenst te verkrijgen tegen kwijtschelding van de schuld, kan de voorzieningenrechter een verzoek om toepassing van deze mogelijkheid slechts toewijzen indien in voldoende mate vast staat dat een reële koopprijs van de Octrooien gelijk of minder is dan de lening die onderwerp is van het pand. Anders zou de pandhouder immers meer krijgen dan waar hij recht op heeft.
4.3. Ceraglass betwist dat de waarde van de vordering van [verzoeker/eiser] op Ceraglass hoger is dan de waarde van de Octrooien, of daaraan gelijk is. Dit ongeacht de exacte hoogte van die vordering, waarover partijen eveneens van mening verschillen. De waarde van de Octrooien ligt volgens Ceraglass drie- tot viermaal hoger dan de waarde van de vordering van [verzoeker/eiser] .
4.4. De voorzieningenrechter stelt vast dat geen van partijen de door hem/haar gestelde waarde van de Octrooien heeft onderbouwd met een oordeel van een onafhankelijke deskundige. Hierbij zij opgemerkt dat het in de eerste plaats aan [verzoeker/eiser] is om de waarde van de Octrooien deugdelijk te onderbouwen. Hij wenst immers afwijking van de hoofdregel dat executoriale verkoop dient plaats te vinden bij uitwinning van het pandrecht. Bovendien kan hij bij die verkoop ook zelf mee bieden. Zonder nader onderzoek naar de feiten, waarvoor dit geding zich niet leent, kan daarom deze waarde niet deugdelijk worden vastgesteld. Onder die omstandigheden kan de voorzieningenrechter niet tot het oordeel komen dat de vordering van [verzoeker/eiser] hoger is dan de waarde van het onderpand, of daaraan minst genomen gelijk is. Daarbij kunnen de door Ceraglass gevoerde verweren ter zake de hoogte van die vordering onbesproken blijven.
IEF 15698

Directe octrooiinbreuk door de achter de woorden van de conclusies liggende uitvindingsgedachte

Hof Den Haag 16 februari 2016, IEF 15698; ECLI:NL:GHDHA:2016:339 (Astrazeneca en Shionogi tegen Resolution)
Octrooirecht. ABC. Directe octrooiinbreuk. Uitleg octrooiconclusie en toegevoegde materie. Het ABC, gebaseerd op EP 0 521 471, is in exclusieve licentie gegeven aan Astrazeneca, dat zij verhandelt in Nederland onder het merk Crestor®. Het ABC expireert op 29 juni 2017, tenzij de aanvraag voor pediatrische verlenging wordt verleend. De slotsom is dat er naar het oordeel van het hof geen sprake is van toegevoegde materie en dat rosuvastatinezink valt onder de beschermingsomvang van conclusie 1 van EP471. Daarom wordt het vonnis [IEF 15120] vernietigd en worden de vorderingen van Resolution alsnog afgewezen gelet op het onder 5.22 en 5.32 overwogene, het rosuvastatinezink van Resolution onder EP 471 valt en daarmee dus directe inbreuk wordt gemaakt.

De achter de woorden van de conclusies liggende uitvindingsgedachte
5.3. Bij het achterhalen van de uitvindingsgedachte gaat het om de vaststelling van hetgeen het octrooi toevoegt aan de stand van de techniek en is het perspectief van de gemiddelde vakman en diens kennis van de stand van de techniek op de prioriteitsdatum richtinggevend (vgl. HR in Medinol / Abbott, r.o. 3.5.2). Daarnaast vormen de beschrijving en de tekeningen een belangrijke bron voor het achterhalen van de uitvindingsgedachte (vgl. HR in Medinol / Abbott, r.o. 3.4.2 hiervoor geciteerd). Niet in geschil is dat de gemiddelde vakman in dit geval een organisch chemicus is die zich bezig houdt met de ontwikkeling van nieuwe geneesmiddelen en die in elk geval een basiskennis heeft van de werking van de op de markt zijnde geneesmiddelen zoals rosuvastatine.

5.6. Gelet op de beschrijving in zijn geheel beschouwd, zal de gemiddelde vakman, in aanmerking genomen zijn algemene vakkennis op de prioriteitsdatum, begrijpen dat de uitvinding betrekking heeft op een nieuwe groep van statines – in het bijzonder het specifiek geclaimde rosuvastatine – waarvan de biologische activiteit beter is dan die van een bekende eerste generatie statines. De nieuwheid en inventiviteit van rosuvastatine is niet bestreden. Uitgaand van het perspectief van de gemiddelde vakman op de prioriteitsdatum wordt door het octrooi derhalve een nieuwe groep statines, waaronder meer specifiek rosuvastatine, aan de bekende stand van de techniek toegevoegd. Het vinden daarvan moet worden aangemerkt als de achter de woorden van de conclusie(s) liggende uitvindingsgedachte.

Uitleg van ‘of een niet-toxisch farmaceutisch aanvaardbaar zout daarvan’
5.22. Al het voorgaande leidt tot de conclusie dat de gemiddelde vakman op de prioriteitsdatum geen goede grond had om aan te nemen dat de octrooihouder zijn octrooi wilde beperken tot de in paragraaf 7 genoemde zouten voor gebruik met rosuvastatine en daarmee afstand wilde doen van een deel van de bescherming waarop hij ingevolge de letterlijke bewoordingen van conclusie 1 aanspraak kon maken. Of anders gezegd: de gemiddelde vakman zou niet aannemen dat de octrooihouder er bewust voor heeft gekozen alleen de in paragraaf 7 genoemde zouten van rosuvastatine onder bescherming te stellen. Hij zou de in paragraaf 7 gegeven opsomming daarom niet als limitatief beschouwen. Dat brengt met zich dat conclusie 1 aldus dient te worden uitgelegd dat de beschermingsomvang ervan zich (naast het rosuvastatinezuur) uitstrekt tot alle niet-toxische farmaceutisch aanvaardbare zouten van rosuvastatine, ook die niet zijn genoemd in paragraaf 7 van de beschrijving. Ook onafhankelijk van de ‘goede grond voor afstand-leer’ zou overigens op grond van hetgeen in r.o. 5.14 t/m 5.24 is overwogen tot dezelfde conclusie zijn gekomen.

Toegevoegde materie
5.31. Dat de gemiddelde vakman niet van te voren kon voorspellen of en in welke mate de zuurvorm en zoutvormen van rosuvastatine in de praktijk daadwerkelijk geschikt zouden blijken te zijn voor toepassing in een farmaceutisch preparaat met rosuvastatine, zoals Resolution stelt, staat aan de directe en ondubbelzinnige openbaarmaking in de aanvrage van de in conclusie 1 van EP 471 geclaimde zuurvorm en zoutvormen niet in de weg. Niet-werkende zoutvormen vallen niet onder conclusie 1 omdat daarin alleen farmaceutisch aanvaardbare zouten worden geclaimd. Overigens heeft Resolution, op wie terzake de stelplicht en zo nodig bewijslast rust, onvoldoende onderbouwd aangevoerd op grond waarvan moet worden aangenomen dat de gemiddelde vakman waterstof (waarmee het zuur wordt gevormd), of enig kation waarmee een zout van rosuvastatine gevormd kan worden, ondanks dat deze expliciet in de aanvrage worden genoemd, toch niet als reële mogelijkheid op positie R4 zou meelezen. Ten aanzien van de zuurvorm heeft Resolution gewezen op de publicatie van Berghe uit 1977 ((Pharmaceutical Salts, Journal of Pharmaceutical Sciences, Vol. 66, 1) waarin, niet specifiek ten aanzien van statines, is opgemerkt dat ‘most organic acids and bases are only poorly soluable in H2O’. Dit is evenwel onvoldoende, mede in het licht van de stelling van Astrazeneca, onder verwijzing naar verklaringen van haar partij-deskundigen [S] (3e verklaring par. 3-8 en de daarin genoemde publicatie van T.M. Serajuddin over verschillende statines (Journal of Pharmaceutical Sciences, Vol. 80, 9), waarin is geopenbaard dat polaire statines zoals rosuvastatine als vrij zuur redelijk goed oplosbaar zijn) en [F] (1e verklaring par. 6-11 ), dat de gemiddelde vakman het vrije zuur en een zout als vrijwel gelijk zal beschouwen. Dat conclusie 1 nawerkbaar is heeft Resolution ook niet bestreden.

5.32. Op grond van het voorgaande is het hof van oordeel dat geen sprake is van toegevoegde materie doordat conclusie 1 van EP 471 zich tevens uitstrekt tot rosuvastatinezuur en ook andere niet-toxische farmaceutisch aanvaardbare zouten dan het natrium- en calciumzout.