Geen nieuw vervaardigde bedrijfsmiddelen veredelingsprogramma in RDA-beschikking
CBb 26 november 2015, IEF 15530; ECLI:NL:CBB:2015:395 (Fides De Lier tegen Minister van EZ)
Besluit RDA. Beschikking. Appellant gaat in beroep tegen haar Research en Development Aftrek-beschikking, omdat verweerder het aankoopbedrag van de "Genetwister" - een veredelingsprogramma - niet hierin heeft verwerkt. Verweerder beroept zich op het Besluit RDA op grond waarvan alleen uitgaven voor de verwerving van nieuw vervaardigde bedrijfsmiddelen kunnen worden betrokken in de beschikking. De bewijslast hiervoor ligt bij de appellant. Het College oordeelt dat, nu de grondslag van het bedrag onduidelijk blijft, verweerder het terecht niet heeft meegenomen in de beschikking. Beroep is ongegrond.
3.6. Het College stelt vast dat appellante, hoewel zij daartoe herhaaldelijk in de gelegenheid is gesteld, weinig en onvoldoende onderbouwde informatie heeft verschaft over de hoogte van het in haar aanvraag vermelde bedrag van € 430.000,- voor Genetwister. Het College is met verweerder van oordeel dat appellante niet aannemelijk heeft gemaakt dat dit bedrag kan worden aangemerkt als uitgave voor de verwerving van een nieuw vervaardigd bedrijfsmiddel als bedoeld in het Besluit RDA. Het bericht van appellante in een e-mail van 20 mei 2014 aan verweerder dat er door het aandeelhouderschap van DNA Green Group in Genetwister B.V. een verplichting bestaat om jaarlijks minimaal € 300.000,- aan merkergestuurde projecten te laten uitvoeren, vormt geen concrete onderbouwing van de stelling van appellante dat dit bedrag betrekking heeft op het verwerven van een chip met data dan wel het verwerven van een immaterieel bedrijfsmiddel (know how). Dat in een e-mail van 1 december 2014, met als bijlage een Research Agreement van 1 oktober 2013 tussen onder andere Agribio en Genetwister B.V. met betrekking tot het Petuniaproject, appellante aan verweerder te kennen heeft gegeven dat voor dat project in totaal € 350.000,- aan Genetwister B.V. wordt betaald, waarvan € 180.000,- betrekking heeft op het kalenderjaar 2014, vormt evenmin een voldoende onderbouwing van de stelling van appellante. Zoals verweerder terecht heeft vastgesteld, valt uit het Research Agreement, het enige concrete document dat appellante aan verweerder ter beschikking heeft gesteld, op geen enkele wijze op te maken dat sprake is van aanschaf van een bedrijfsmiddel voor het door appellante aangevraagde bedrag van € 430.000,-.
3.8. Het College is van oordeel dat verweerder bij het uitblijven van duidelijkheid omtrent de grondslag van het in de aanvraag vermelde bedrag, terecht het bedrag van € 430.000,- niet in aanmerking heeft genomen in de afgegeven RDA-beschikking. Hieruit volgt dat een beoordeling door het College van de tweede afwijzingsgrond, als hiervoor onder 3.4 is vermeld, niet kan leiden tot een andere uitkomst van dit geding. Wat partijen daarover hebben aangevoerd behoeft derhalve geen verdere bespreking.
Als randvermelding. Contractenrecht. Haviltex. ICT-producten en diensten. Partijen zijn een contract overeengekomen op grond waarvan onderwijsinstellingen via SURFmarket licenties kunnen afnemen voor Turnitins anti-plagiaat software. Turnitin wil de overeenkomst opzeggen, maar SURFmarket stemt hier niet mee in en vordert nakoming. In geschil is het karakter van de overeenkomst. De rechter concludeert dat Turnitin geen gronden heeft aangevoerd die opzegging rechtvaardigen. Vordering tot nakoming wordt toegewezen.
Uit het
Distributie. Contracten. Kachelhandelsonderneem
Contracten. Octrooi. Ice Care Eindhoven heeft appellanten benaderd om samen een ijsmachineontwerp, door te ontwikkelen. De samenwerking bestaat uit gezamenlijk de octrooiaanvraag bekostigen, de opbrengsten van de exploitatie van het octrooi delen en dat een gezamenlijke vennootschap onderbrengen. Gelet ook op de omvang van de investeringen en financiële belangen heeft appellante bepaald niet aannemelijk gemaakt dat partijen ‘gewoon aan de slag zijn gegaan’: zonder enige vorm van concrete afspraken. De samenwerking, met inbegrip van de gezamenlijke vennootschap, had geen betrekking op de exploitatie van het octrooi. Beëindiging van de bemoeienis van geïntimeerde met de vennootschap hield tevens het einde van de verplichtingen van appellante jegens geïntimeerde in. Beroep wordt afgewezen, compensatie proceskosten van eindvonnis.
Mediarecht. Centraal in dit geschil staan uitspraken van de Jonge Socialisten van de PvdA aangaande een vermeende huisjesmelker. Op de website van de JS is een artikel geplaatst waarin appellant als notoire huisjesmelker wordt neergezet die al eerder veroordeeld is en zou hij boterzuur door het raam van huurder hebben gegooid. Het hof is van oordeel dat beide beweringen voldoende steun vinden in de feiten. De grieven falen en het bestreden vonnis wordt bekrachtigd.
Gebaseerd op het
Deskundigen. Procesrecht. Bezwaren tegen benoemde deskundigen zijn gegrond, onder meer vanwege de kosten van het aantal uren dat de deskundigen aan deze zaak willen besteden. Nieuwe deskundigen.
Yarden-franchiseformule. Zie eerder
Beëindiging agentuurovereenkomst. Op grond van art. 7:430 e.v. BW wordt de schadeloosstelling voor het niet in de gelegenheid stellen werkzaamheden te verrichten en het hanteren van een te korte opzegtermijn vastgesteld. Daarnaast wordt de hoogte van de klantvergoeding en van de provisie over, tijdens de agentuurovereenkomst gesloten maar pas na beëindiging van de agentuurovereenkomst uitgevoerde, overeenkomsten bepaald.