Slaafse nabootsing  

IEF 9090

Behoudens ten aanzien van het formaat

V.b.n.b stekkerbox Haba - stekkerbox PAtRechtbank Alkmaar, 16 september 2010, KG ZA 10-257, Recreatiegroothandel Haba B.V. tegen Parts & Accessories (PAT) Europe B.V. (met dank aan Timme Geerlof & Willem Leppink, Ploum Lodder Princen).

Slaafse nabootsing. Veiligheidsdozen (stekkerboxen of veiligheidsboxen) voor het beschermen van stekkerverbindingen tegen de elementen op de camping. Het gegeven dat de capsulevormige stekkerdoos van HABA (afbeelding boven, klik voor vergroting) een uitvergroting is van de reeds bestaande reguliere stekkerdozen, verschaft de stekkerdozen van HABA geen eigen gezicht op de markt, op grond waarvan HABA zou kunnen optreden tegen de stekkerdozen van gedaagde. Size doesn’t matter, in de samenvatting van de inzendende advocaat.

4.3 Ter zitting is voldoende aannemelijk geworden dat de capsuleachtige vorm van de CEE-stekkerbox van Haba geheel is gebaseerd op die reeds bestaande capsuleachtige stekkerdozen voor reguliere 230 volt stekkers. Door HABA is weliswaar betoogd dat zij een eigen gezicht op de markt voor CEE-stekkerboxen heeft verkregen, omdat zij gedurende vijf jaar als enige een stekkerbox op de markt heeft gebracht die geschikt is voor het gebruik met CEE-stekkers, maar in dit betoog wordt zij niet gevolgd. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is de (Nederlandse) markt waarop de CEE-stekkerboxen worden verhandeld niet los te koppelen van de markt van stekkerboxen voor reguliere 230 volt stekkers. Ter zitting is door partijen ook verklaard dat de stekkerboxen voor reguliere 3230 volt stekkers bij elkaar in een winkel liggen. Nu de vormgeving van de stekkerboxen vooral functioneel bepaald lijkt te zijn en de vormgeving van de CEE-stekkerbox van HABA zich niet onderscheidt van de op de markt gebruikelijke vormgeving, behoudens ten aanzien van het formaat van de stekkerbox, is onvoldoende vast komen te staan dat de CEE-stekkerbox van HABA een zodanig eigen gezicht heeft dat gevaar voor verwarring door het op de markt brengen van een daarop gelijkende CEE-stekkerbox spoedig kan worden aangenomen. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft Pat met de door haar op de markt gebrachte CEE-stekkerbox bovendien voldoende afstandgenomen om verwarring met het product van HABA te voorkomen, door het voeren van een andere kleur en een andere vorm voor de sluiting, alsmede door het ontbreken van de duiminkeping bij het sluiten en het ontbreken van een rubberen rand.

4.4. Uit het vorenstaande volgt dat er geoordeeld wordt dat er geen sprake is van ongeoorloofde en verwarringwekkende  slaafse nabootsing. De vorderingen van Haba in de dagvaarding sub A, C, D, E en F, welke gebaseerd zijn op de gestelde slaafse nabootsing, zijn derhalve niet toewijsbaar.  

Lees het vonnis hier.

IEF 8968

Nabootsing van een woord

Vzr. Rechtbank Zwolle, 19 april 2010, LJN: BN0557, Quaron Cleaning Systems B.V. tegen Ewepo B.V.

Merkenrecht. Slaafse nabootsing. Stukgelopen samenwerking. Reinigingsmiddelen. Eiser QCS stelt dat gedaagde middels de de door haar aangeboden huismerkproducten inbreuk maakt op de merkrechten van QCS en dat er ‘sprake is van onrechtmatige daad wegens ‘slaafse nabootsing.’ Wel merkinbreuk (vergissinggevaar door omstandigheden), geen slaafse nabootsing van de samenstelling van de reinigingsmiddelen, wel onrechtmatige ‘nabootsing van als onderscheidingsmiddel te beschouwen woorden.” De wat minder gebruikelijk formulering van de rechtbank noopt tot een wat langere samenvatting in citaten:

Merkenrecht: 5.4.  QCS is wel houder van het woordmerk ‘Relaxin’ zodat haar uit hoofde daarvan bescherming toekomt. Ewepo heeft één van haar huismerkproducten ‘EW Relaxin’ genoemd. De voorzieningenrechter acht aannemelijk dat door het gebruik van deze naam door Ewepo ongerechtvaardigd voordeel kan worden getrokken uit het onderscheidend vermogen of de reputatie van het merk. Hierbij wordt in aanmerking genomen dat de kring van klanten waaraan Ewepo het product met de naam ‘EW Relaxin’ afzet grotendeels wordt gevormd door klanten die daarvóór, via Ewepo, producten van QCS afnamen. Onder deze omstandigheden is aannemelijk dat de eindgebruiker zich kan vergissen met betrekking tot de herkomst of oorsprong van het door Ewepo aangeboden product met de naam ‘EW Relaxin’ en ten onrechte kan menen dat dit product deel uitmaakt van de (reeks) door QCS aangeboden producten waarbij het bestanddeel ‘Rela’ uit het woordmerk ‘Relaxin’ in de naam verwerkt is. Het voorgaande geldt evenzeer voor het gebruik door Ewepo van het bestanddeel ‘Rela’ in de door haar gebruikte naam ‘Relafood 20’.

5.5. Geconcludeerd moet dan ook worden dat Ewepo door haar gebruik van de namen ‘EW Relaxin’ en ‘Relafood 20’ inbreuk maakt op het merkrecht van QCS.

Slaafse nabootsing:  5.7.  (…) ‘nabootsing’, dat wil zeggen dat een product gelijk is aan het ‘nagebootste’ product of zodanige elementen bevat uit het ‘nagebootste’ product dat moet worden aangenomen dat zij aan het ‘nagebootste’ product zijn ontleend.

(…) 5.9.  Gelet op het voorgaande - en nog daargelaten het feit dat van slechts vier productvergelijkingen een spectrophotoscan is overgelegd - is met de door QCS overgelegde spectrophotoscans onvoldoende aannemelijk geworden dat de huismerkproducten zijn nagebootst.

5.10. (…) Onvoldoende aannemelijk is geworden dat een periode van enkele maanden ontoereikend is voor het ontwikkelen van een beperkt aantal schoonmaakproducten.

5.11. (…)  Dat de omstandigheid dat het concentraat van het gebruikte middel in twee schoonmaakproducten gelijk is tevens moet leiden tot de conclusie dat de producten zelf ook identiek zijn is echter onvoldoende onderbouwd.

(…) 5.13. Nu niet aannemelijk is geworden dat de huismerkproducten van Ewepo gelijk zijn aan de producten van QCS zal de vordering Ewepo te verbieden haar huismerkproducten te verkopen worden afgewezen.

Nabootsing woorden:  5.14.  Nabootsing van een als onderscheidingsmiddel te beschouwen woord kan onrechtmatig zijn indien daardoor gevaar voor verwarring ontstaat.

5.15. Gezien de omstandigheid dat Ewepo tevens dealer is van de producten van QCS en zij haar (vervangende) huismerkproducten levert aan eindgebruikers die zij voorheen voorzag van QCS-producten zullen gelijkenissen in de namen van deze producten relatief snel voor verwarring kunnen zorgen met betrekking tot de herkomst of oorsprong van de huismerkproducten. Dit betekent dat wanneer de door Ewepo gebruikte naam voor haar huismerkproduct (sterk) lijkt op de naam die QCS voor het vergelijkbare product gebruikt - of tot voor kort gebruikt heeft - aannemelijk is dat Ewepo ongerechtvaardigd voordeel kan trekken uit het onderscheidend vermogen of de reputatie van het product van QCS. Dit zal slechts anders zijn als de gelijkenis in de naam slechts betrekking heeft op woorden die geen onderscheidend vermogen hebben omdat zij bijvoorbeeld zeer algemeen zijn dan wel slechts de aard, werking, samenstelling en/of verschijningsvorm van het product beschrijven.

5.15.1. Het voorgaande in aanmerking genomen is het gebruik van de productnamen ‘EW Cetaclean’, ‘EW Pervit Pre’, ‘EW 44 Ovencip’, ‘EW 77 Supermousse’, ‘EW W8 AS’, ‘Bacto Gel’, ‘EW Ovencip’, ‘EW TCU’, ‘EW 15 ontvetter 60’, ‘EW Clean HG’, ‘EW Vertaclean’, ‘EW Deo Breeze’, ‘EW Hypomat’, ‘EW Deo Fresh’ en ‘Episan S’ onrechtmatig jegens QCS. Het betreft hier immers het zonder (geldige) reden gebruiken van - niet algemene - woorden en/of cijfers die tevens voorkomen in de (oude) namen van de ‘corresponderende’ QCS-producten, terwijl deze woorden en/of cijfers niet de aard, werking, samenstelling of verschijningsvorm van het product beschrijven. Aannemelijk is dat Ewepo met het gebruik van deze namen heeft willen aanhaken bij de namen van de producten van QCS en dat Ewepo door het gebruik van deze woorden in de benaming van haar huismerkproducten ongerechtvaardigd voordeel kan trekken uit het onderscheidend vermogen of de reputatie van de producten van QCS.

5.15.2. Dit geldt niet voor het gebruik van het woord ‘liquide’ in het product met de naam ‘EW liquide’ dat dient ter vervanging van het QCS product met de (oude) naam ‘Diswash liquid’. Het woord ‘liquid’ heeft onvoldoende onderscheidend vermogen omdat het de verschijningsvorm van het product beschrijft. (…)

5.15.3. De woorden ‘Extra en ‘Maxi’ die voorkomen in de namen van de QCS producten ‘Relavit Extra’ en ‘Relavit Maxi’ alsmede in de namen van de huismerkproducten ‘EW Extra’ en ‘EW maxi’ zijn zo algemeen dat zij om die reden onderscheidend vermogen missen.

5.15.4. Het gebruik van het woord ‘Pure’ (…)  is evenmin voldoende onderscheidend te noemen. (…)

5.15.5. Het woord ‘Antifoam’ (…)  moet worden aangemerkt als een beschrijving van de aard en de werking van het product. (…)

(…) 5.16. Gelet op hetgeen is overwogen in de overwegingen 5.5 en 5.15.1 zal de vordering van eiseres het gebruik van de in de vordering genoemde namen te verbieden worden toegewezen voor zover het de in deze overwegingen genoemde namen betreft.

Rectificatie: “De afgelopen maanden heeft EWEPO B.V. 17 producten verkocht onder namen die identiek waren, dan wel sterk leken op namen van producten van Quaron Cleaning Systems B.V. te Mijdrecht. Bij vonnis van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zwolle-Lelystad is het EWEPO BV verboden deze namen nog langer voor deze producten te gebruiken”

Lees het vonnis hier.

IEF 8961

Volstrekt onvergelijkbare automobielen

Vzr. Rechtbank ’s-Gravenhage, 7 juli 2010, KG ZA 10-648, Bayerische Motoren Werke AG & Rolls Royce Motor Cars Ltd tegen ABC Specials B.V. (met dank aan Charlotte Vrendenbarg & Lars Bakers, Bingh Advocaten).

Merkenrecht. Modellenrecht. Eisers BMW en Rolls Royce maken bezwaar tegen de verhuur door gedaagde van een met originele (en eveneens als merk of model geregistreerde) Rolls Royceonderdelen aangepaste (en na sommatie nog nader aangepaste) Chrysler. Vorderingen afgewezen. “De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat sprake is van volstrekt onvergelijkbare automobielen en dat het ondenkbaar lijkt dat het geïnformeerde publiek bij beschouwing van de Limousine zal menen met een "Rolls Royce" van doen te hebben.”

Merkenrecht: 4.2. De voorzieningenrechter stelt voorop dat het meest in het oog springende gemeenschappelijke kenmerk van de drie Grille merken is dat de omtreksvorm wordt ingevuld door uitsluitend verticale spijlen of lamellen. De door ABC gebruikte grille heeft - na de wijzigingen die ABC naar aanleiding van de sommatie heeft aangebracht - een rooster waarvan juist de horizontale elementen dominant zijn. Daarbij komt wat het 1928 Grille merk en het 1971 Grille merk betreft nog dat de hoogte - breedte verhoudingen van de ABC grille anders zijn dan die beide merken. Van het 2003 Grille merk wijkt de ABC grille bovendien af, bij nauwkeurige beschouwing, doordat het een zichtbare deelnaad heeft die in het merk niet is terg te vinden.

(…)

4.5. Genoemde verschillen, in het bijzonder de aanwezigheid van horizontale strippen, maken dat naar voorlopig oordeel geen sprake is van zodanig overeenstemmende tekens dat gevaar voor verwarring bestaat ten aanzien van de Grille merken. Ook zal het relevante publiek geen verband leggen tussen het door ABC gebruikte teken -de grille - en de Grille merken van BMW. De vorderingen van BMW C.S., voor zover gebaseerd op de merkrechten van BMW, zullen dan ook worden afgewezen.

Modellenrecht: 4.7. BMW c.s. stoelen het op het Rolls Royce Phantom model gebaseerde inbreukargument in belangrijke mate op de, naar zij stellen, sterke overeenkomst van de vooraanzichten van het model en de Limousine. De voorzieningenrechter merkt op dat voor de inbreukvraag bepalend is of de algemene indruk die de Limousine bij het geïnformeerde publiek wekt overeenkomt met de die van het model in zijn geheel. Nu die algemene indruk naar voorlopig oordeel anders is, kan in het midden blijven in welke mate de vooraanzichten, in geïsoleerde beschouwing, een zelfde indruk maken.

4.8. Zou toch voor een geïsoleerde beschouwing van het vooraanzicht worden gekozen dan geldt dat de Limousine een duidelijke horizontale of roosterstructuur heeft in de grille, welke niet kenbaar is bij het model zoals gedeponeerd. Daarnaast heeft de Limousine twee extra voorlichten. Het Rolls Royce Phantom model heeft dat niet en zou daar ook de ruimte niet voor hebben vanwege een geheel andere hoger opgetrokken bumper. Aan het vooraanzicht dragen tenslotte nog de achteruitkijkspiegels bij, welke bij de Limousine onvergelijkbaar zijn

4.9. De vorderingen van BMW c.s., voor zover gebaseerd op het modelrecht van BMW, zullen eveneens worden afgewezen.

Slaafse nabootsing: 4.10. In het kader van de beoordeling van de slaafse nabootsing is de voorzieningenrechter ook in de gelegenheid gesteld een werkelijke Rolls Royce Phantom direct te vergelijken met een daarnaast opgestelde Limousine. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat sprake is van volstrekt onvergelijkbare automobielen en dat het ondenkbaar lijkt dat het geïnformeerde publiek bij beschouwing van de Limousine zal menen met een "Rolls Royce" van doen te hebben

Lees het vonnis hier.

IEF 8949

Een zozeer banale variant

Vzr. Breda, 1 juli 2010, KG ZA 10-241, B.V. Rucanor c.s. tegen Jascal Sports (met dank aan Menno Jansen, JWJ advocaten).

Auteursrecht. Slaafse nabootsing. Schoenen. Beide partijen kopen bij dezelfde Chinese fabrikant een basismodel in voor een kinderschoen. De door Rucanor in haar schoen (afbeelding rechts) toegepaste variaties (kleurstelling, motief) op het basismodel vormen naar het oordeel van de voorzieningenrechter “een zozeer banale variant op in het (schoenen)modebeeld algemeen gangbare elementen”, dat van een werk in auteursrechtelijke zin en dus van inbreuk door Jascal geen sprake kan zijn. Vorderingen afgewezen.

4.3. De voorzieningenrechter ziet zich allereerst gesteld voor de vraag af de schoen 'Vadim' eert voldoende eigen, oorspronkelijk karakter bezit om aangemerkt te kunnen worden als een auteursrechtelijk beschermd werk. Ter zitting is ge bleken dat zowel Rucanor Europe als Jascal Sport hun kinderschoen hebben ingekocht bij dezelfde fabrikant, te weten Xiamen Ocean in China. Die biedt een basismodel kinderschoen aan dat naar wens van de klant uiterlijk enigszins kan worden aangepast, met name qua kleurstelling en opdrukken. Daarbij geldt dat de vorm, de gebruikte materialen, de zool, het patroon en de constructie van deze schoen vaste gegevens zijn waarop de klant geen invloed kan uitoefenen. Tussen partijen staat vast dat alleen in de kleurstelling van delen van de zogenaamde 'upper', de opdruk en de toevoeging van een extra stiksel gevarieerd kan worden.
De door Rucanor Europe in de Vance-schoen toegepaste variaties in de kleurstelling en het schaakbordmotief aan de zijkant vormen naar het oordeel van de voorzieningenrechter een zozeer banale variant op in het (schoenen)modebeeld algemeen gangbare elementen, dat die de schoen -naast het basismodel- niet een zodanig eigen oorspronkelijk karakter geven dat gesproken kan worden van een werk in auteursrechtelijke zin. In feite kan alleen van. de toegevoegde stiksels worden gezegd dat deze iets enigermate origineels aan de basisschoen toevoegen, maar naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet voldoende om de hele schoen 'Vadim' als een oorspronkelijk werk te beschouwen. Dat wil zeggen dat Rucanor Europe zich niet kan beroepen op auteursrechtelijke bescherming.

4.4. Het beroep van Rucanor en Rucanor Europe op slaafse nabootsing van de schoen 'Vadim' door Jascal Sports kan evenmin slagen. In dat kader dient immers de totaalindruk van de in geding zijnde schoenen met elkaar vergeleken te worden. Geconstateerd moet worden dat de sterke gelijkenis tussen de verschillende schoenen met name is gelegen in de vorm, de gebruikte materialen, de zool en de constructie van de schoen. De oorzaak van deze sterke gelijkenis is het feit dat elk van deze schoenen niet meer is dan een variant van een bestaand Chinees basismodel. Van slaafse nabootsing van de kinderschoen 'Vadim' kan onder deze omstandigheden pas sprake zijn indien de door Jascal Sports bestelde variaties voor haar kinderschoenen onvoldoende afstand houden tot de in China te bestellen variaties die Rucanor Europe heeft gekozen voor de 'Vadim'. Daarvan is naar het oordeel van de voorzieningenrechter geen sprake. (…)

Lees het vonnis hier.

IEF 8931

Een uitwendige inspectie van het waargenomen werk

Monoblock TecairGerechtshof Leeuwarden, 22 juni 2010, IFE-Tebel Technologies B.V. tegen Tecair Holding B.V. (met dank aan Christiaan Alberdingk Thijm, Solv)

Auteursrecht. Deursystemen openbaar vervoer. Geschil dat stoelt op complex van bedrijfovergangen, voortzettingen naamswijzigingen, samenwerkingen, gezamenlijke eigendommen en  faillissementen. Heel kort gezegd stelt eiser IFE-Tebel dat de IE rechten en aanzien van “rolling stock business” aan haar toekomen en dat gedaagde daarop inbreuk maakt. Het hof bekrachtigt i.c. het (afwijzende) vonnis in eerste instantie (Rechtbank Leeuwarden, 11 juni 2008, IEF 6255). Geen auteursrecht wegens technische bepaaldheid, geen geschriftenbescherming (niet openbaar), artikelnummers niet op grond van enig intellectueel eigendomsrecht beschermd. Onvoldoende onderbouwing overige grieven.

Auteursrecht: 12. (…) Met Tecair is het hof van oordeel dat door middel van een uitwendige inspectie van het waargenomen werk moet worden vastgesteld of het voldoende subjectieve keuzen bevat om het tot een werk te stempelen. Anders dan IFE-Tcbel betoogt, is het bij de uitvoering van deze subjectiviteittest niet relevant of voor het waargenomen werk alternatieve ontwerpen mogelijk zijn.

13. Het hof is van oordeel dat de vormen van de bedoelde producten zoals deze bij pleidooi zijn getoond, te weten functionele onderdelen van een pneumatisch treindeursysteem in overwegende mate zijn ingegeven door het technisch effect ervan en niet door de eigen intellectuele invulling van de auteur. Door 1FE-Tebel is niet voldoende gemotiveerd gesteld, laat staan aannemelijk gemaakt, dat door de ontwerper van de producten destijds een aantal keuzes zijn gemaakt ten aanzien van het uiterlijk van de producten. (…)

14. In het licht van het hiervoor overwogene is het hof voorts van oordeel dat de driedimensionale producten die in de tekeningen zijn afgebeeld (een permanente magneetrem en een spiraalkabel) zonder nadere toelichting terzake van mogelijke subjectieve keuzes, die evenwel ontbreekt, vanwege het veronderstelde technische karaker geen auteursrechtelijke bescherming genieten, De tekeningen kunnen nog auteursrechtelijk beschermd zijn voor zover daarin niet-functioneel bepaalde subbjectieve trekken voorkomen, Ook daarvoor is door IFE-Tebel, gelet op de gemotiveerde betwisting van Tecair, onvoldoende gesteld,

Geschriftenbescherming: 16. Het hof overweegt dat een geschrift zonder eigen of persoonlijk karakter slechts auteursrechtelijke bescherming toekomt indien dit is openbaar gemaakt of is bestemd om openbaar gemaakt te worden. Uit de uitlatingen van IFE-Tebel ten pleidooie heeft het hof vastgesteld dat de tekeningen aan derden ter beschikking worden gesteld in het kader van de aan hen verstrekte vertrouwelijke opdrachten. Het hof is van oordeel dat vanwege het vertrouwelijke karakter van de opdrachten, niet gezegd kan worden dat de tekeningen op deze wijze openbaar zijn gemaakt danwel bestemd zijn om openbaar te maken (vgl. HR 8 februari 2002, NJ 20021515). De tekeningen genieten dus geen bescherming op grond van geschriftenbescherming.

Slaafse nabootsing: 22. (…) Het feit dat IFE-Tebel de eerste was, is in dit verband niet relevant. Bij de vraag of de producten van IFE-Tebel zich onderscheiden van andere producten gaat het immers uitsluitend om de uiterlijke verschijningsvorm. (…)

23. Het hof overweegt dat IFE-Tebel, in het licht van de daartegenover gestelde betwisting van Tecair, onvoldoende heeft onderbouwd op welke wijze haar producten onderscheidend vermogen hebben. (…)

Artikelnummers. 35. Bij de beoordeling van grief V11 neemt het hof als uitgangspunt dat de artikelnummers niet op grond van enig intellectueel eigendomsrecht zijn beschermd. De stelling dat Tecair door het gebruik van identieke anikelnummers onrechtmatig jegens IE-Tebel handelt, wordt door IFE-Tebel onvoldoende onderbouwd nu het gebruik van identieke (onbeschermde) artikelnummer alleen niet onrechtmatig is, Door IFE-Tebel zijn geen,althans onvoldoende, bijkomende omstandigheden gesteld. In het bijzonder heeft IFE-Tebel niet onderbouwd waaruit de gestelde verwarring bestaat. (…)

Lees het vonnis hier.

IEF 8893

Kale frames

Vzr. Rechtbank Alkmaar, 3 juni 2010, KG ZA 10-134, Jess Meubeldesign B.V. tegen gedaagde (met dank aan Michiel Rijsdijk, Arnold + Siedsma).

Slaafse nabootsing. Meubels. Geschil tussen voorheen samenwerkende familieleden over meubelmodellen. Vorderingen afgewezen. Geringe beschermingsomvang en voldoende afstand. Stoelen eiser hebben geen “zodanig eigen karakter dat gevaar voor verwarring spoedig kan worden aangenomen.” De aankleding van de aangekochte, niet ongebruikelijke, kale frames wijkt voldoende  af om gevaar voor verwarring alsnog aannemelijk te maken. Geen oneerlijke concurrentie. Afbeeldingen bij vonnis. 

4.2 Tussen partijen staat nier ter discussie dat het in de branche gebruikelijk is om de verschillende onderdelen van de onderhavige stoelen zoals de kale frames, de: rugleuning en de zitting in te kopen en daarmee zelf een stoel (model) samen te stellen. Ter zitting is voldoende komen vast te staan dat soortgelijke stoelmodellen als waar het in deze procedure om gaat, door verschillende bedrijven op de markt gebracht worden, waarbij het onderscheid telkens uitsluitend wordt gemaakt hetzij door de wijze van stofferen, hetzij door de vorm en/of lengte en/of de hoogte van de rugleuning, de armleuning of de zitting hetzij door de vorm van de stoelpoten. Om te beoordelen of de nabootsing van de stoelen onrechtmatig is, is in de eerste plaats noodzakelijk dat aannemelijk is dat de stoelmodellen van Jess een eigen plaats op de markt innemen en aldus voldoende onderscheidend vermogen bezitten ten opzichte van de andere stoelen die op diezelfde markt worden aangeboden om gevaar voor verwarring te kunnen veroorzaken. Nu ter zitting voldoende aannemelijk is gemaakt dat er nog een aantal andere bedrijven is dat nagenoeg dezelfde stoelmodellen op de markt brengt als waar het in deze zaak om gaat, wordt geoordeeld dat onvoldoende is komen vast te staan dat de stoelmodellen van Jess een zodanig eigen karakter hebben dat gevaar voor verwarring spoedig kan worden aangenomen.

4,3 Aan de hand van de door gedaagden getoonde stoelmodellen, waarbij naast hun eigen model telkens het model van Jess en nog van een derde getoond werd, heeft de voorzieningenrechter het volgende kunnen vaststellen.

Cheetah/Luca: 4.3.1 (…) De diversiteit kan bij dit model voornamelijk worden aangebracht door de wijze van stofferen, de vorm, de lengte en de hoogte van de rugleuning en de vorm en lengte van de zitting. (…) Gelet op deze constateringen wordt geoordeeld dat gedaagden bij het vervaardigen van het door hen op de markt gebrachte stoelmodel voldoende zijn afgeweken van het model van eiseressen op de punten waar dat mogelijk was zonder afbreuk te doen aan de functionaliteit van de stoel. Het stichten van gevaar voor verwarring acht de voorzieningenrechter dan ook, gelet op de geringe beschermingsomvang, niet aannemelijk.

Blokx/Bari: 4.3.2  (…) Ook voor dit stoeimodel geldt dat, gelet op de geconstateerde verschillen, gedaagden bij het vervaardigen van het door hen op de markt gebrachte stoelmodel voldoende van het model van eiseressen zijn afgeweken op de punten waar dat mogelijk was zonder afbreuk te doen aan de functionaliteit van de stoel. Het stichten van gevaar voor verwarring acht de voorzieningenrechter ook bij deze stoelen, gelet op de geringe beschermingsomvang, niet aannemelijk.

Bari/Riva: 4.3.3 (…) Gelet op deze geconstateerde verschillen wordt ook ten aanzien van dit model geoordeeld dat gedaagden, waar mogelijk, voldoende zijn afgeweken van het model van eiseressen en dat van gevaar voor verwarring geen sprake is.

4.4 Uit het vorenstaande volgt dat er geoordeeld wordt dat er geen sprake is van slaafse nabootsing. (…) Dat er mogelijk verwarringgevaar bestaat doordat (…) onder zijn eigen naam zaken doet en (…) als zijn vertegenwoordiger/agent optreedt, maakt deze beoordeling niet anders, maar is een gevolg van de familiebanden die tussen partijen bestaan.

Lees het vonnis hier.

IEF 8875

Zeer herkenbaar

Vzr Rechtbank ’s-Gravenhage, 31 mei 2010, KG ZA 10-455, Stichting Landelijke Gedetineerdencommissie tegen Stichting Gedeco Nederland

Onrechtmatige daad. Handelsnaam. Domeinnaam. Eiser, die ook naar buiten treedt onder de afkorting Gedeco maakt bezwaar tegen de domeinnaam gedeconederland.nl van gedaagde. De vordering, die alleen is gegrond op de gestelde onrechtrechtmatige daad van gedaagde, wordt toegewezen. “Door te kiezen voor een overeenstemmende domeinnaam, met dat woorddeel, profiteert gedaagde van de bekendheid die eiseres met haar site heeft opgebouwd.” Geen 1019h proceskosten.

4.4. Naar voorlopig oordeel slaagt de vordering op grondslag van onrechtmatige daad. Eisers heeft aannemelijk gemaakt dat gedaagde de domeinnaam gedeconederland.nl gebruikt voor het trekken van bezoekers naar haar eigen, met die van eiseres, concurrerende website. Eiseres voerde haar domeinnaam gedeco.nl aanzienlijk eerder dan gedaagde. Daarnaast wijken de domeinnamen onderling slechts weinig van elkaar af. Beide domeinnamen worden gedomineerd door het woord(deel) gedeco. Dit woord staat voor “gedetineerdencommissie”. Aan het in de artikelen 74 en 75 van de Penitentiaire beginselenwet bedoelde overleg wordt in de praktijk vormgegeven door een overlegorgaan dat in de Nederlandse penitentiaire inrichtingen wordt aangeduid als de ‘gedeco’. Voor (ex)gedetineerden is het woord gedeco dan ook zeer herkenbaar. Door te kiezen voor een overeenstemmende domeinnaam, met dat woorddeel, profiteert gedaagde van de bekendheid die eiseres met haar site heeft opgebouwd. Dat deze keuze bewust is gedaan is door gedaagde niet weersproken.

4.5. Een gevaar voor verwarring is hiermee gegeven. Dit wordt onderschreven door de door eiseres overgelegde e-mails en correspondentie. Gedaagde trekt hierdoor een ongerechtvaardigd voordeel.

Lees het vonnis hier.

IEF 8867

Al door het kleurverschil

Rechtbank ’s-Gravenhage, 26 mei 2010, HA ZA 08-2766, BVBA VR Construct tegen Jurenco Equipment B.V.

Octrooirecht. Slaafse nabootsing. Onkruidborstels. Gedeeltelijke aanhouding m.b.t. geldigheid Belgisch octrooi en buitenlandse delen EP. Dagvaarding uitgebracht vóór verlening octrooi. Vernietiging NL deel EP. Door kleurverschil en technische eisen geen slaafse nabootsing.

Beide partijen zijn producent van (onder meer) onkruidborstels en actief op de markt in België en Nederland. Aan VR Construct is op 6 april 2004 Belgisch octrooi 1014801A3 verleend voor een ‘Borstel en werkwijze voor het vervaardigen van dergelijke borstel’. Aan VR Construct is voorts onder nummer EP 1 356 750 Europees octrooi verleend voor ‘Brush and method for manufacturing such a brush’. De verlening van het octrooi (verder te noemen: EP 750) is gepubliceerd op 31 december 2008 (dus na het uitbrengen van de dagvaarding).

VR Construct vordert een verbod op slaafse nabootsing van haar borstels door Jurenco, alsmede een verbod op inbreuk op BE 801 en een verbod op inbreuk op EP 750 voor alle landen waarvoor het octrooi gelding heeft, althans voor België en Nederland met nevenvorderingen. Jurenco voert onder meer het verweer dat EP 750 en BE 801 nietig zijn wegens gebrek aan nieuwheid en inventiviteit. Jurenco voert onder meer het verweer dat EP 750 en BE 801 nietig zijn wegens gebrek aan nieuwheid en inventiviteit en vordert in reconventie de hoofdzaak vernietiging van het Nederlandse deel van EP 750.

Voor zover de vorderingen van VR Construct zien op de gestelde inbreuk op BE 801 en de buitenlandse delen van EP 750, dient de rechtbank de beoordeling in beginsel aan te houden omdat Jurenco zich beroept op ongeldigheid van de ingezette octrooien (GAT/LuK en Roche/Primus).

De door Jurenco gevorderde verklaring voor recht dat geen inbreuk op het octrooi wordt gemaakt omdat het octrooi nietig is bij gebrek aan inventiviteit ten opzichte van de stand van de techniek, kan de rechtbank alleen geven voor in Nederland verhandelde borstels omdat zij niet bevoegd is te oordelen over de geldigheid van de buitenlandse delen van EP 750 en van BE 801 (vergelijk Rechtbank Den Haag, 18 juni 2008, IEF 6298, Fort Vale / Pelican. Voor zover de gevorderde verklaring ziet op in het buitenland verhandelde borstels moet de beoordeling worden aangehouden totdat door de bevoegde buitenlandse rechter is beslist op de door Jurenco gestelde nietigheid van de buitenlandse delen van EP 750 en van BE 801 tenzij Jurenco zich tegen aanhouding verzet.

Jurenco meent verder dat de vorderingen in conventie, zover die zijn gebaseerd op EP 750, niet kunnen worden toegewezen omdat op het tijdstip van de dagvaarding het octrooi nog niet was verleend. Jurenco verwijst naar de uitleg die de voorzieningenrechter van deze rechtbank in zijn beslissing van 30 juni 1999, IER 1999, 39 (LJN AK4131) heeft gegeven aan H.R. 29 maart 1985, NJ 1986, 242 (LJN AG4989). De Hoge Raad oordeelde dat uit de wetsgeschiedenis van de Rijksoctrooiwet blijkt dat de aanvrager weliswaar bevoegd is tot het nemen van conservatoire maatregelen, maar dat hij pas bevoegd is een vordering in te stellen wanneer het octrooi verleend is. Volgens de rechtbank ziet het arrest van de Hoge Raad niet op een situatie, zoals de onderhavige, waarin na het instellen van de dagvaarding maar vóór het tijdstip van de beslissing het octrooi wordt verleend. Naar het oordeel van de rechtbank geldt ook voor een situatie als hier aan de orde dat voldoende is dat het recht waarop een partij zich beroept bestaat op het tijdstip van de beslissing.

Uitgaande van US 610 is het objectieve technische probleem (I) op welke wijze kan de kabel op eenvoudige wijze van bekleding worden voorzien en (II) welke alternatieve wijze van bevestiging van het kabelstuk leidt tot geringere vuilophoping tussen het kabelstuk en de houder? Naar het oordeel van de rechtbank is de wijze waarop het octrooi voor deze problemen een oplossing biedt niet als inventief aan te merken. Als de vakman al niet in US 610 zou meelezen dat de kabelstukken zijn afgesneden van een al beklede kabel, zou hij zonder inventieve arbeid tot deze maatregel komen.

Slaafse nabootsing

Al door het kleurverschil ontstaat een zodanig duidelijk onderscheid tussen het product van VR Construct en dat van Jurenco dat verwarring bij het publiek niet aannemelijk is. Voor zover er overeenkomsten bestaan, lijken die te worden gedicteerd door de aan de borstels te stellen technische eisen. Ook op deze grond kan VR Construct Jurenco dus niet verbieden haar borstels op de markt te brengen.

Lees het vonnis hier.

IEF 8847

Een variant van geel

Rechtbank Rotterdam (mr. Chr. Hensen), 15 juli 2009, HA ZA 05-1717, Gouden GIDS b.v. tegen Media Nova B.V. ( met dank aan Marieke Westgeest, Markenizer ).

Update: vonnis in kleur.

Merkenrecht. Kleurmerk. Gouden Gids tegen Beneluxbusinessguide.com. Beschermingsomvang kleurmerk geel. Geschil na eerdere settlement agreement. Vorderingen afgewezen. “Niet aannemelijk is dat kleurmerk geel van Gouden Gids onderscheidend vermogen door inburgering heeft verkregen door gebruik van de kleur geel in een online directory.” Geen inbreuk omdat het door gedaagde gebruikte teken - een gedeeltelijke toepassing van een gele achtergrondkleur op de website - niet overeenstemt met het kleurmerk van Gouden Gids. “Die overeenstemming is afwezig omdat de kleur geel afwijkt van de gedeponeerde kleur en omdat het gebruik - een deel van het beeld van een homepage - afwijkt van het gebruik - de kleur van het papier - waardoor het kleurmerk onderscheidend vermogen heeft verkregen.” Geen associatiegevaar, geen onrechtmatige daad. Geen nawerking.

4.9. De houder van een kleurmerk zal zijn concurrenten als regel niet zonder meer kunnen verbieden om die kleur als zodanig te gebruiken, ook niet indien het teken de identieke kleur (de kleur met dezelfde international erkende kleurcode) zou omvatten. Er is ook aanleiding de bescherming te beperken tot strikt die waren of diensten waarvoor het kleurmerk onderscheidend vermogen heeft verkregen door inburgering.

4.10. Bij vergelijking tussen het keurmerk Gouden Gids en het teken van Media Nova (de homepage) valt in het oog dat het geel van de homepage bepaald anders is dan het geel van het kleurmerk. Dit is uiteraard een waarneming die wordt beïnvloed door de wijze waarop de kleuren door partijen aan de rechter zijn gepresenteerd. Niettemin, zoals hierboven geconstateerd, ook tussen partijen is er geen debat over het bestaan van kleurverschil. Daar komt bij dat op de homepage de kleur geel slechts voor een deel als achtergrondkleur wordt gebruikt. Naar oordeel van de rechtbank kan de gedeeltelijke lichtgele achtergrond niet worden aangemerkt als de dominerende kleur van de website. De hoeveelheid blauw is minstens zo groot.

(…)

Inburgering: 4.12. Niet aannemelijk is dat kleurmerk geel van Gouden Gids onderscheidend vermogen door inburgering heeft verkregen door gebruik van de kleur geel in een online directory. Gouden Gids geeft zelf op dat de gele kleur van het kleurmerk met nummer 732253 wordt gebruikt als de achtergrondkleur van de binnenpagina's van haar papieren telefoongids.

Sub b: 4.13. Het gebruik van de kleur geel op de homepage van Media Nova is naar oordeel van de rechtbank niet aan te merken als een inbreuk in de zin van artikel 2.20 lid 1 sub b BVIE. Omdat het door Media Nova gebruikte teken - een gedeeltelijke toepassing van een gele achtergrondkleur op de website - niet overeenstemt met het kleurmerk van Gouden Gids. Die overeenstemming is afwezig omdat de kleur geel afwijkt van de gedeponeerde kleur en omdat het gebruik - een deel van het beeld van een homepage - afwijkt van het gebruik - de kleur van het papier - waardoor het kleurmerk onderscheidend vermogen heeft verkregen.

Sub c: 4.14. Naar oordeel van de rechtbank is er evenmin sprake van inbreuk in de zin van artikel 2.20 lid 1 sub c BVIE. Aangenomen dat het kleurmerk geel van Gouden Gids een bekend merk is heeft Gouden Gids recht op de ruimere bescherming tegen verwatering. Die bescherming dient zich dan wel te beperken tot de wijze van gebruik waarmee het kleurmerk bekend is geworden. Zoals hierboven is overwogen is het gebruik door Media Nova van geheel andere aard omdat zij een andere tint geel gebruikt, deze kleur niet op papier doch op een homepage toepast en doordat de kleur slechts voor een deel van het beeld als achtergrondkleur gebruikt.

Onrechtmatige daad: 4.15. Gouden Gids doet voorts een zelfstandig beroep op onrechtmatige daad ex artikel 6:162. Zij stelt dat Media Nova verre van het gebruik van enige kleur geel had moeten blijven. Door dat niet te doen heeft Media Nova aangehaakt bij de bekendheid van de merken van Gouden gids en heeft zij bewerkstelligd dat aan het onderscheidend vermogen en reputatie van het merk van Gouden Gids afbreuk wordt gedaan. Gouden Gids wordt tegen haar wil geassocieerd met de dienstverlening van Media Nova, hetgeen als een onrechtmatige daad kan worden gekwalificeerd.

4.16. Naar de kern stelt Gouden Gids dat zij door de bewuste keuze door Media Nova voor de kleur geel wordt geassocieerd met Media Nova en dat daardoor afbreuk wordt gedaan aan het onderscheidend vermogen en de reputatie van haar merk. Hierboven is overwogen dat het gebruik van een geeltint door Media Nova onvoldoende is om te leiden tot verwarring. Naar oordeel van de rechtbank is de overeenstemming zonder meer ook onvoldoende om associatiegevaar te veronderstellen. Wat Media Nova heeft gedaan is dat zij naast andere kleuren een variant van geel heeft toegepast in haar webdesign. De rechtbank ziet niet in hoe dit gebruik, ook indien verstaan als gebruik anders dan ter onderscheiding van waren of diensten, door het publiek toch als een verwijzing naar Gouden Gids kan worden verstaan. Een geeltint gebruikt buiten de omstandigheden waarmee een specifieke kleur geel door specifiek gebruik onderscheidend vermogen heeft verkregen heeft geen onderscheidend vermogen en schiet als herkomstverwijzing zonder meer tekort. Aan onderscheidend vermogen van het kleurmerk kan het dan geen afbreuk doen.

Nawerking: 4.17. Ten slotte heeft Gouden Gids beroep gedaan op nawerking. Met dit argument doelt zij op de gebeurtenissen in 2003 welke aanleiding waren voor de Settlement Agreement. Naar oordeel van de rechtbank ziet Gouden Gids evenwel over het hoofd dat de Settlement Agreement niet op de eerste plaats is ingegeven door een merkinbreuk doch veeleer door een factuurfraude door met gebruik van het teken Business Gouden Gids facturen te verzenden in een vorm welke overeenkomt met die van Gouden Gids. In die periode heek Gouden Gids gebruik gemaakt van een website maar die zou niet langer dan twee dagen in de lucht zijn geweest. Hoe die website er uit zag is voor de rechtbank onbekend gebleven. Met name heeft Gouden Gids niet gesteld dat ook op die website van 2003 door Media Nova tekens werden gebruikt welke overeenkomen met enig merk van Gouden Gids.

4.18. De conclusie is dan ook dat geen van de aangevoerde grondslagen kan leiden tot toewijzing van een der vorderingen van Gouden Gids. De vorderingen zuilen dan ook worden afgewezen. De overige verweren van Media Nova behoeven geen bespreking.

Lees het vonnis hier.

IEF 8846

Zodat nieuwe lampen kunnen worden gecreëerd

Rechtbank Amsterdam, 19 mei 2010, KG ZA 10-677 NB/PvV, Van Vliet en Sevv B.V. tegen AY Illuminate c.s. (met dank aan Yonie Scheijde, Ribbert Advocaten).

Auteursrecht. Slaafse nabootsing. Lampenkappen. Stukgelopen samenwerking. Eiser heeft enkele jaren geleden gedaagde benadert voor het vervaardigen van prototypes (afbeelding) van gevlochten lampenkappen en stelt dat de lampen die gedaagde aanbiedt in haar catalogus en op haar website inbreuk zouden maken op de aan eiser toekomende auteurs- en modelrechten. Vorderingen toegewezen. Inbreuk auteursrecht aangenomen. Slaafse nabootsing eveneens aangenomen.

Auteursrecht: 4.4. Geoordeeld wordt dat de persoonlijke, oorspronkelijke, creatieve keuze van de maker van de "Wickervork Lampen" met name te vinden is in de verwisselbaarheid van de helften van de lampen zodat nieuwe lampen kunnen worden gecreëerd, het idee om de twee helften van verschillend vlechtwerk te maken, de tussenruimte tussen de helften om licht door te laten, de houten ring waarmee de helften zijn afgewerkt, waaraan drie, houten of keramische, knopen zijn bevestigd, en het door middel van een koordje aan de knopen bijeenhouden van de twee helften van de lampen. Gelet op deze kenmerken, die niet zijn terug te vinden in de door Ay Illuminate c.s. overgelegde afbeeldingen van reeds op de markt zijnde lampen, is voldoende aannemelijk dat in een bodemprocedure zal worden geoordeeld dat de "Wickerwork Lampen" een oorspronkelijk werk zijn en derhalve voor auteursrechtelijk bescherming in aanmerking komen.

4.6. Overwogen wordt dat voor dit kort geding voldoende aannemelijk is, zoals door SEVV  c.s. gesteld, dat het ontwerp van de Wickerwork Lampen het resultaat is van het ontwerpproces van Van Vliet en SEVV gezamenlijk. Van Vliet is immers ontwerper van beroep en indirect bestuurder van SEVV. Daarnaast is de naam SEVV grotendeels een afkorting van de voor en achternaam van Van Vliet. Voldoende aannemelijk is dan ook dat Van Vliet een zware stempel drukt op de ontwerpen die door SEVV worden vervaardigd. (…) Voor dit kort geding zal derhalve worden uitgegaan van SEVV c.s. als rechthebbende op het auteursrecht op de Wickenvork Lampen.

4.7. (…) Het valt echter op dat de Bamboo Lampen van Ay Illuminate c.s. met andere voorshands auteursrechtelijk beschermde kenmerken van de Wickerwork lampen in grote mate overeenstemmen. Zo zijn de twee helften van de Bamboo lampen van Ay Illuminate c.s. ook afgewerkt met een houten ring, zijn op deze houten ring ook drie knopen bevestigd en worden de helften door middel van een koordje aan de knopen bijeen gehouden. Door de aanwezigheid van deze voorshands auteursrechtelijk beschermde kenmerken van de Wickerwork lampen op de Bamboo lampen van Ay Illurninate  c.s., is er grote mate van overeenstemming tussen het tweedimensionale ontwerp van de Wickerwork lampen met de driedimensionale Bamboo lampen van Ay flluminate  c.s., waardoor de totaalindruk tussen deze lampen nagenoeg gelijk is. Ay Illuminate c.s. heeft als inspiratie voor haar Bamboo lampen een lamp van Paola Navone genoemd, maar die lamp bevat niet de hiervoor vermelde overeenstemmende kenmerken met de Wickerwork lampen. Ook op de manden die volgens Ay Illuminate  c.s. als inspiratiebron zouden hebben gediend en waarvan foto's zijn overgelegd, zijn die kenmerken niet aanwezig. Nu Ay Illuminate c.s. daarnaast geen enkele ontwerptekening van haar Bamboo lampen heeft kunnen overleggen, heeft zij het vermoeden dat zij het ontwerp van deze lampen heeft ontleend aan het tweedimensionale ontwerp van de Wickenwork lampen in dit kort geding niet kunnen ontzenuwen, te meer daar de bolvormige lamp van Ay Illuminate c.s. ook grote overeenstemming vertoont met het driedimensionale prototypes die zij voor SEW op basis van het tweedimensionale ontwerp heeft gemaakt (zie 2.6). Gelet hierop is voldoende aannemelijk dat in een bodemprocedure zal worden geoordeeld dat Ay Illuminate c.s. met haar lampen "Bamboo Ball smal1 and large with pendant" en "Bamboo Egg with pendant" een inbreuk maakt op het auteursrecht van SEVV c.s. op Wickerwork lampen.

Slaafse nabootsing: 4.8. Daarnaast is voldoende aannemelijk dat sprake is van een 'slaafse nabootsing' door Ay Illuminate c.s. met de Bamboo lampen. Van belang daarvoor is allereerst dat Ay Illuminate  c.s. niet heeft aangetoond dat zij, voordat zij van SEVV het ontwerp van de Wickerwork lampen ontving, reeds een ontwerp voor de Bamboo lampen had gemaakt. Voldoende aannemelijk is dan ook dat het ontwerp van de Wickenvork lampen er eerder was dan een ontwerp van de Bamboo lampen. Daarnaast is, anders dan door Ay Illuminate c.s. betoogd, voldoende aannemelijk dat de Wickerwork lampen een eigen plaats in de markt innemen. Uit geen van de foto's die Ay Illuminate c.s. heeft overgelegd blijkt dat er al lampen op de markt zijn die overeenstemmen met het ontwerp van SEVV  c.s., met name niet dat er reeds twee uit losse helften bestaande lampen bestaan die bijeen worden gehouden door een lus of touw om knopen op een houten ring. Door SEVV c.s. is voorshands dan ook genoegzaam aangetoond dat het ontwerp van de Wickerwork lampen zich door deze herkenbare elementen onderscheidt van de rest van de markt. Dat SEVV  c.s. het ontwerp nog niet in productie heeft gebracht maakt dat voorshands niet anders.

4.9. (…) Gesteld noch gebleken is dat het voor de deugdelijkheid en de bruikbaarheid van de Bamboo lampen noodzakelijk was om voor dezelfde wijze van bijeenhouden van de lampen, voor hetzelfde bamboe vlechtwerk en voor de zelfde vorm en maat te kiezen. Naar voorlopig oordeel stemt de totale indruk van de Bamboo lampen daardoor dusdanig overeen met die van de Wickerwork lampen dat dit voor de gemiddeld geïnformeerde en weinig oplettende consument verwarring zal opleveren omtrent de herkomst van de lampen. Dat in de Bamboo lampen niet alle kenmerken van de Wickerwork lampen zijn overgenomen, doet daar niet aan af. Voor de gemiddeld geïnformeerde en weinig oplettende consument zal dat niet opvallen.

4.10. De onrechtmatigheid wordt voorts vergroot doordat Ay Illuminate c.s. geen enkele schets die aan het ontstaan van de Bamboo lampen ten grondslag heeft gelegen, over heeft kunnen leggen. Daarnaast wijkt ook de lamp van Paola Navone, die als inspiratie zou hebben gediend, in belangrijke mate van de Bamboo lampen af. Gelet hierop is op dit moment voldoende aannemelijk dat de Bamboolampen een kopie zijn van het ontwerp dat SEVV aan Ay Illuminate  c.s. ter beschikking heeft gesteld voor het maken van een prototype van de Wickerwork lampen (…).

Lees het vonnis hier.