Bij de beoordeling van de disclaimer verwijst de rechtbank naar de beslissingen G1/03 en G2/03 van de Grote Kamer van Beroep, waarin werd geoordeeld dat een disclaimer zonder basis in de oorspronkelijke stukken slechts geoorloofd is in drie gevallen: (i) als een uitsluiting van fictieve stand van de techniek, (ii) als een uitsluiting van een toevallige anticipatie en (iii) bij uitsluitingen van octrooiering om niet-technische redenen. De rechtbank passeert het verweer van MSD Overseas Manufacturing, verwijzend naar de Leidraad van het Bureau voor de Industriële Eigendom (BIE) (blz. 9-6), dat onder het oude recht een dergelijke disclaimer óók werd geaccepteerd indien sprake was van een "gewone" anticipatie. De rechtbank ziet geen reden om af te wijken van de genoemde rechtspraak van het EOB.
De vraag die dan rest is of "Blum" een toevallige anticipatie is of een "gewone anticipatie". Volgens de uitspraken G1/03 en G2/03 is van een toevallige anticipatie eerst sprake indien het document zo weinig verwant en ver verwijderd is dat de gemiddelde vakman het document nimmer in beschouwing zou hebben genomen toe hij de uitvinding deed. Onder toepassing van dat criterium is de rechtbank van mening dat "Blum" geen toevallige anticipatie is. De disclaimer vormt derhalve ongeoorloofde toegevoegde materie. De disclaimer kan volgende de rechtbank niet, bijvoorbeeld langs de weg van een gedeeltelijke vernietiging, uit de conclusie worden verwijderd omdat dan uitbreiding van de beschermingsomvang zou optreden.
Aan de overige nietigheidsgronden komt de rechtbank niet meer toe.
Lees het vonnis hier.