Filter
  • Datum
  • Dossier
  • Instantie
zoeken

Dossiers

 
 
20.001 artikelen gevonden
IEF 22542

Artikel: Terugblik op de Nederlandse en Europese rechtspraak op het gebied van (auteurs- en modelrechtelijke) vormgevingsbescherming

Artikel geschreven door Allard Ringnalda, eerder verschenen in BIE 2024/5.

Inleiding
In het voorbije jaar zijn een aantal belangrijke ontwikkelingen op het gebied van met name de auteursrechtelijke bescherming van product- vormgeving te signaleren. Aan het Hof van Justitie zijn een aantal prejudiciële vragen voorgelegd die een forse impact op de betekenis en toepassing van het auteursrechtelijke werkbegrip kunnen hebben. Daar wordt in deze Terugblik uitgebreid bij stil gestaan. Ook de toe- passing van het werkbegrip op productvormgeving in de Nederlandse feitenrechtspraak komt aan bod. Verder zal worden stilgestaan bij een aantal modelrechtelijke thema’s zoals de uitleg van modeldepots, de beschermingscriteria en het zichtbaarheidsvereiste. Tot slot zullen we ontwikkelingen bespreken op het vlak van het internationale recht.

IEF 22541

Uitspraak ingezonden door Peter Teunissen, Radboud Universiteit.

Inbreukverbod voor aortaklepprothese en afleversysteem van Meril

Rechtbank Den Haag 22 jan 2025, IEF 22541; ECLI:NL:RBDHA:2025:1557 (Edwards tegen Angiocare en Meril), https://ie-forum.nl/artikelen/inbreukverbod-voor-aortaklepprothese-en-afleversysteem-van-meril

Rb. Den Haag 22 januari 2025, IEF 22541, LS&R 2278; ECLI:NL:RBDHA:2025:1557 (Edwards tegen Angiocare en Meril). Edwards is houder van octrooi EP 762 op een prothetische hartklep (de SAPIEN 3) en een afleversysteem dat deze prothese in het lichaam brengt (Commander). Meril heeft oppositie ingesteld tegen EP 762 en de oppositieafdeling van het EOB heeft het octrooi herroepen op meerdere gronden, maar het octrooi in gewijzigde vorm in stand gehouden conform hulpverzoek 21. De technische kamer van het EOB heeft nog geen uitspraak gedaan in hoger beroep. Meril wil deze uitspraak afwachten en onderhavige procedure schorsen, artikel 83 lid 3 of 4 ROW. Edwards stelt dat er gewoon een geldig octrooi is na oppositie en dat deze procedure niet geschorst moet worden.

IEF 22540

Onvoldoende onderscheidend vermogen van het merk MORE Nutrition

Gerecht EU (voorheen GvEA) 13 feb 2025, IEF 22540; ECLI:EU:T:2025:128 (Quality First GmbH tegen EUIPO), https://ie-forum.nl/artikelen/onvoldoende-onderscheidend-vermogen-van-het-merk-more-nutrition

Gerecht van de Europese Unie, 5 februari 2025, IEF 22540, IEFbe 3870; ECLI:EU:T:2025:128 (Quality First GmbH tegen EUIPO) Op 11 oktober 2021 heeft Quality First GmbH een aanvraag ingediend voor het woordmerk MORE Nutrition bij het EUIPO, voor verschillende goederen en diensten zoals voedingssupplementen, dieetproducten en gerelateerde diensten. De aanvraag is afgewezen omdat het merk geen onderscheidend vermogen heeft. Eiser gaat in beroep bij de Kamer van Beroep van het EUIPO, die het beroep afwijst. De Kamer concludeert dat het merk door Engelstalige consumenten in de EU wordt gezien als een simpele reclameboodschap, zonder onderscheidend vermogen. Eiser verzoekt het Gerecht om de beslissing van de Kamer te vernietigen, met het argument dat het merk wel degelijk onderscheidend vermogen heeft. Eiser voert drie gronden van beroep aan: schending van artikel 7, lid 1, onder b) en c) van de verordening en het gelijkheidsbeginsel.

IEF 22539

Uitspraak ingezonden door Bas Berghuis van Woortman, Bouke Algie en Machteld Hiemstra, Simmons & Simmons.

Geen inbreuk op ABC door geldig beroep op productie-voor-export vrijstelling

Hof Den Haag 11 feb 2025, IEF 22539; (Janssen Biotech tegen Samsung Bioepis), https://ie-forum.nl/artikelen/geen-inbreuk-op-abc-door-geldig-beroep-op-productie-voor-export-vrijstelling

Hof Den Haag 11 februari 2025, IEF 22539, LS&R 2277, IEFbe 3869; C/09/657817 (Janssen Biotech tegen Samsung Bioepis). Janssen heeft een aanvullend beschermingscertificaat (ABC) voor het product ustekinumab en stelt dat Samsung Bioepis (hierna: SB) hier inbreuk op maakt door een ustekinumab biosimilar product te produceren en/of op te slaan voor export naar derde landen. Janssen vorderde bij de voorzieningenrechter een verbod om inbreuk te maken op haar Deense en/of Italiaanse ABC. SB betwist de inbreuk en beroept zich op de productie-voor-export vrijstelling van artikel 5 lid 2, sub a onder i en ii ABC-Vo. SB is voornemens haar biosimilar te vervaardigen en op te slaan met het oog op export and storing. Volgens Janssen voldoet SB niet aan de voorwaarden voor toepasselijkheid van de productie-voor-export vrijstelling, ten eerste omdat SB ten tijde van de kennisgevingen voor een productie-voor-export vrijstelling nog geen handelsvergunningen had in de door haar beoogde exportlanden. Ten tweede omdat ten tijde van de kennisgevingen de IE-rechten van Janssen van kracht waren in de beoogde exportlanden en ten derde omdat het SB onder de productie-voor-export vrijstelling niet was toegestaan om de biosimilar producten in de EU op te slaan voor export. De voorzieningenrechter oordeelde dat het niet is vereist dat SB beschikte over handelsvergunningen in de beoogde exportlanden ten tijde van de kennisgevingen. Daarnaast is het ook niet vereist dat er in de beoogde exportlanden geen IE-rechten meer gelden. Ten slotte was het SB niet verboden om een voorraad aan te leggen voor Day-1 entry in de beoogde exportlanden. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter dreigde er dus geen inbreuk op de Deense en Italiaanse ABC’s van Janssen.

IEF 22537

Weigering merkregistratie ExactCut vanwege gebrek aan onderscheidend vermogen

Gerecht EU (voorheen GvEA) 5 feb 2025, IEF 22537; ECLI:EU:T:2025:136 (ExactCut s. r. o. tegen EUIPO), https://ie-forum.nl/artikelen/weigering-merkregistratie-exactcut-vanwege-gebrek-aan-onderscheidend-vermogen

Gerecht EU 5 februari 2025, IEF 22537; IEFbe 3867; ECLI:EU:T:2025:136 (ExactCut s. r. o. tegen EUIPO) In de zaak tussen ExactCut en het EUIPO heeft het Gerecht zich uitgesproken over de weigering van de inschrijving van het figuurlijke merk ExactCut. De aanvraag werd afgewezen door het EUIPO omdat het merk niet voldeed aan de eisen van onderscheidend vermogen. De Kamer van Beroep van het EUIPO had geoordeeld dat het teken beschrijvend was voor de producten en diensten waarvoor de aanvraag was ingediend, en dus geen onderscheidend vermogen had. Het Gerecht bevestigt deze beoordeling. Het merk ExactCut bestaat uit de Engelse woorden exact (precisie) en cut (gesneden), die samen de kenmerken van de betrokken producten en diensten beschrijven. De Kamer van Beroep stelde vast dat deze woorden door het relevante publiek onmiddellijk als beschrijvingen van de producten en diensten worden herkend, zonder verdere reflectie. Het Gerecht onderschrijft deze conclusie en merkt op dat het teken een voldoende direct en concreet verband moet hebben met de producten of diensten, zodat het publiek het teken direct als beschrijving herkent. Het Gerecht benadrukt dat de beoordeling van het onderscheidend vermogen moet plaatsvinden op basis van de algehele indruk die het merk maakt, met inachtneming van de kenmerken van het teken als geheel. Het concludeert dat, hoewel het merk grafisch is gepresenteerd met kleuren die de woorden scheiden, de woorden zelf nog steeds de kenmerken van de producten en diensten beschrijven en geen onderscheidend vermogen bezitten.

IEF 22538

Artikelen: Towards a European Research Freedom Act

Recent zijn er twee artikelen gepubliceerd die voortkomen uit hetzelfde onderzoeksproject, met als overkoepelende thema "Ruimte voor onderzoeksgebruik in het auteursrecht". De auteurs, Martin Senftleben, Kacper Szkalej, Caterina Sganga en Thomas Margoni, onderzoeken de impact van het EU-auteursrecht op wetenschappelijk onderzoek en identificeren belangrijke knelpunten in het huidige juridische kader. Het eerste artikel richt zich op de beperkingen die onderzoekers ervaren door gefragmenteerde en restrictieve onderzoeksuitzonderingen, onduidelijke toegangsregels, verouderde vereisten voor niet-commercieel gebruik, en juridische onzekerheden veroorzaakt door de driestappentoets. Daarnaast worden obstakels zoals betaalmuren, technologische beschermingsmaatregelen en contractuele beperkingen benadrukt. Empirische data tonen aan dat deze barrières grensoverschrijdend onderzoek belemmeren. De auteurs pleiten voor wetgevende hervormingen, waaronder een verplichte, open onderzoeksvrijstelling, verduidelijking van toegangsregels, en ondersteuning voor moderne onderzoeksmethoden zoals text- en datamining. Het tweede artikel belicht de rol van secundaire publicatierechten (SPR) in het bevorderen van Open Science en de Europese Onderzoeksruimte (ERA). SPR wordt gezien als een krachtig instrument om auteurs in staat te stellen hun werk onder bepaalde voorwaarden vrij te delen, wat bijdraagt aan een rechtvaardiger en efficiënter onderzoekslandschap. Beide artikelen onderstrepen de noodzaak van hervormingen in het EU-auteursrecht om wetenschappelijk onderzoek beter te faciliteren en de belangen van onderzoekers en auteursrechthebbenden beter in evenwicht te brengen. De voorstellen van de auteurs bieden waardevolle inzichten voor het creëren van een flexibeler en toekomstbestendig juridisch kader voor onderzoek in de digitale samenleving.

IEF 22536

Afwijzing van de registratie van een positiemerk wegens gebrek aan onderscheidend vermogen

Gerecht EU (voorheen GvEA) 5 feb 2025, IEF 22536; ECLI:EU:T:2025:134 (VistaJet ltd tegen EUIPO), https://ie-forum.nl/artikelen/afwijzing-van-de-registratie-van-een-positiemerk-wegens-gebrek-aan-onderscheidend-vermogen

Gerecht van de Europese Unie 5 februari 2025, IEF 22536; IEFbe 3866; ECLI:EU:T:2025:134 (VistaJet ltd. tegen EUIPO). In deze zaak verzoekt VistaJet ltd. het Gerecht om de nietigverklaring van de beslissing van het EUIPO, waarbij de aanvraag voor registratie van een EU merk is afgewezen. Het merk betreft een horizontale rode streep op de zilveren romp van een privévliegtuig. Het Gerecht oordeelt dat het aangevraagde merk geen onderscheidend vermogen heeft. Het aangevraagde merk is een positiemerk, gekarakteriseerd door de specifieke plaatsing van de rode streep op de zilveren romp van het vliegtuig, die van de neus naar de staart loopt, boven de vleugels. De beoordeling van het merk werd gebaseerd op de vraag of het merk voldoende onderscheidend is voor de gevraagde diensten. Het Gerecht oordeelt dat de rode lijn op de zilveren romp van het vliegtuig geen onderscheidend vermogen heeft voor de diensten waarvoor registratie wordt aangevraagd, te weten privévliegtuigvervoer en vluchtplanningsdiensten. Het Gerecht merkt op dat het aangevraagde merk een simpele geometrische lijn is, die in wezen niet in staat is om een boodschap over te brengen die consumenten zich zouden kunnen herinneren. Het merk bestaat uit een rode lijn op een zilveren romp, wat door het relevante publiek als een decoratief element wordt beschouwd. Het Gerecht bevestigt dat, volgens vaste jurisprudentie, een merk dat bestaat uit een eenvoudige geometrische figuur, zoals een lijn, niet in staat is om onderscheidend te zijn, tenzij het merk door gebruik onderscheidend vermogen heeft verworven.

IEF 22534

Rechtbank Den Haag verklaart zich onbevoegd in zaak tussen Bacardi en Pesco

Rechtbank Den Haag 4 dec 2024, IEF 22534; ECLI:NL:RBDHA:2024:23071 (Bacardi c.s. tegen Pesco), https://ie-forum.nl/artikelen/rechtbank-den-haag-verklaart-zich-onbevoegd-in-zaak-tussen-bacardi-en-pesco

Rb. Den Haag 4 december 2024, IEF 22534; ECLI:NL:RBDHA:2024:23071 (Bacardi c.s. tegen Pesco). Bacardi c.s. zich bezig met de productie en verkoop van alcoholhoudende dranken en heeft merkrechten op de merken GREY GOOSE en PATRÓN. Pesco Supply B.V. (hierna: Pesco), een internationale groothandel, wordt beschuldigd van inbreuk op deze merkrechten en het schenden van eerdere onthoudingsverklaringen uit 2014 en 2015. Bacardi c.s. vordert onder andere een verklaring voor recht dat Pesco de onthoudingsverklaringen heeft overtreden, met bijbehorende boetes en schadevergoedingen. Pesco betwist de bevoegdheid van de rechtbank Den Haag op basis van een forumkeuzebeding dat geschillen aan de rechtbank Amsterdam toewijst. De rechtbank Den Haag verklaart zich onbevoegd en verwijst de zaak naar de rechtbank Amsterdam voor de vorderingen die betrekking hebben op de niet-nakoming van de onthoudingsverklaringen. Deze vorderingen worden verwezen naar de rechtbank Amsterdam, conform het forumkeuzebeding dat partijen zijn overeengekomen.

IEF 22533

Verkoper gebruikte handelsnaam, EAN-nummers en afbeeldingen van gedaagde op Bol.com

Rechtbank Rotterdam 29 jan 2025, IEF 22533; ECLI:NL:RBROT:2025:1323 (eiseres handelsnaam 1 tegen gedaagde), https://ie-forum.nl/artikelen/verkoper-gebruikte-handelsnaam-ean-nummers-en-afbeeldingen-van-gedaagde-op-bol-com

Rb. Rotterdam 29 januari 2025, IEF 22533; ECLI:NL:RBROT:2025:1323 (eiseres tegen gedaagde). In deze zaak vordert eiseres, handelend onder de naam handelsnaam 1, schadevergoeding en andere vergoedingen wegens inbreuk op haar merk- en auteursrechten door gedaagde. Gedaagde heeft gezichtsglitters en gezichtsjuwelen aangeboden via Bol.com, waarbij hij gebruik heeft gemaakt van de EAN-codes en advertenties van eiseres. Eiseres stelt dat dit onrechtmatig was, omdat de producten van gedaagde niet identiek waren aan de producten van eiseres. Gedaagde heeft de vorderingen betwist. De rechtbank begint met de beoordeling of gedaagde de EAN-codes en advertenties van eiseres mocht gebruiken. De rechtbank stelt vast dat dit in strijd is met de gebruikersvoorwaarden van Bol.com. Hierin staat dat identieke artikelen moeten onder dezelfde EAN-code worden aangeboden. De producten die gedaagde aanbood verschillend echter van de producten van eiseres. De rechtbank oordeelt dat gedaagde onrechtmatig heeft gehandeld door de EAN-codes en advertenties van eiseres te gebruiken, wat valt onder de regels over misleidende handelspraktijken en oneerlijke concurrentie.

IEF 22529

UPC overzicht: 4 t/m 10 februari 2025

UPC CFI LD Mannheim 4 februari 2025, IEF 22529, IEFbe 3863; UPC_CFI_218/2023 (Panasonic tegen Xiaomi). Partijen zijn overeengekomen de vordering wegens inbreuk en de vordering tot nietigverklaring in te trekken. Omdat dit verzoek tot intrekking is ingediend voor de afronding van de tussenprocedure, moet in beginsel 40% van de gerechtskosten worden vergoed aan partijen. Gezien de uiterst complexe aard van de procedure inzake octrooi-inbreuk, die wordt gekenmerkt door een vrijwel onoverzichtelijk aantal wederzijdse verzoeken tot geheimhoudingsbescherming en overlegging van stukken, wordt vergoeding van meer dan 40% niet passend geacht. Het verzoek om terugbetaling van 60% in plaats van 40% op grond van Rule 370.9 (e) RoP wordt dus afgewezen.