Filter
  • Datum
  • Dossier
  • Instantie
zoeken

Dossiers

 
 
19.934 artikelen gevonden
IEF 12699

Bijdrage afscheidsbundel Peeters: U heeft niet gewonnen!

O.M.B.J. Volgenant, 'U heeft niet gewonnen!', in: M. Balk, G.C. Boot, R.A. Dudok van Heel (red.), Recht voor gewone mensen (Peeters-bundel), Amsterdam 2013.
Een bijdrage van Otto Volgenant, Kennedy Van der Laan.

Conclusie: De rechtspraak overziend is de conclusie dat er vanuit juridisch oogpunt weinig te doen is tegen een teleurstellende afloop bij het meedoen aan een quiz of loterij. Doordat de deelnemer de algemene voorwaarden van de organisator accepteert is de ruimte om na te hebben verloren alsnog een prijs te claimen of de organisator aansprakelijk te stellen uiterst beperkt. De uitspraak van mr. Peeters waardoor Obe niet mee mocht doen met de finale van de Kennisquiz waarin hij mogelijk de slimste brugklasser van Nederland zou worden, past naadloos in de lijn van die jurisprudentie. Het is dus zaak voor de gewone man om eerst te bedenken of hij goed genoeg tegen zijn verlies kan alvorens mee te doen aan een quiz of een loterij. Kun je niet tegen je verlies, doe dan niet mee. En alle lezers van deze bijdrage zullen zich, wanneer zij in de toekomst eens aan de oever van de Taag mochten staan – in Spanje óf in Portugal! – herinneren dat mr. Peeters daar ooit een verstandig vonnis over wees.

Dit artikel is sterk ingekort, lees de gehele bijdrage hier of klik op de citeerwijze.

IEF 12698

Een cilindrisch gevormde fles mist onderscheidend vermogen

Gerecht EU 28 mei 2013, zaak T-178/11 (Voss of Norway/OHMI - Nordic Spirit) - dossier
Gemeenschapsmerk. Vormmerk. Beroep ingesteld door de houder van het driedimensionale merk in de vorm van een fles voor waren van de klassen 32 en 33, strekkende tot vernietiging van beslissing R 785/2010-1 van de eerste kamer van beroep van het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (BHIM) van 12 januari 2011, waarbij is vernietigd de beslissing van de nietigheidsafdeling houdend afwijzing van de door Nordic Spirit AB ingestelde vordering tot nietigverklaring en waarbij dit merk is nietig verklaard.

Het beroep wordt verworpen. Het is algemeen bekend dat de meeste flessen een cilindrische vorm gebruiken. De gemiddelde gebruiker ziet de 'perfecte cilinder' dan ook niet als significant afwijkend van wat in deze sector gebruikelijk is.

51      As regards, firstly, the three-dimensional shape of the registered trade mark, it is well known that the vast majority of bottles available on the market have a cylindrical section. Therefore, the average consumer will naturally expect beverage bottles – alcoholic or non-alcoholic – mostly having that shape. Thus, the ‘perfect cylinder’ shape of the applicant’s bottle, although somewhat original, cannot be regarded as departing significantly from the norms and customs of the sector.

52      Next, as regards the non-transparent cap having the same diameter as the bottle itself, that, too, can hardly be considered to depart significantly from the norms and customs of the sector, as it is well known that many bottles are closed with a cap made of a different material and colour from the body of the bottle.

53      Nor can the diameter of the cap, which is the same as the bottle’s and is a mere variant of the existing shapes, be regarded as departing significantly from the norms and customs of the sector, even though it is somewhat original.

54      Consequently, the Board of Appeal’s reasoning in regards to those three assessments is not vitiated by any error.

59      The Board of Appeal therefore made no error in finding that the average consumer in the European Union would perceive the contested trade mark, as a whole, merely as a variant of the shape of the goods for which registration of that trade mark is sought.

89      It should be noted, however, that this plea is lacking a factual basis, since the Board of Appeal did not base itself on the marking on the bottle and on the display of the sign Voss on the bottle in its assessment of there being no significant departure from the norms and customs of the sector as set out in paragraphs 36 to 41 of the contested decision.

90      The Board of Appeal was therefore correct in finding that the registered trade mark was devoid of distinctive character and that it could not really be distinguished from the forms of packaging frequently used in the beverages sector, but rather was a variant of those shapes (see, to that effect, Case T‑399/02 Eurocermex v OHIM (Shape of a beer bottle), paragraph 43 above, paragraph 33).

95      In the present case, even if the pleas directed against the first pillar of OHIM’s decision are well founded, that fact has no bearing on the operative part of the contested decision, since the second pillar is not vitiated by illegality. Even if the Board of Appeal was wrong in finding that it is well known that beverages are almost always sold in bottles displaying a label or a verbal or graphic sign, that those are indications enabling consumers to distinguish between the different products on the market and that the applicant did not adduce any evidence in support of its assertions to the contrary, those considerations still have no bearing on the finding that the contested trade mark lacks distinctive character, based on the legal assessments set out in paragraphs 46 to 91 above.

Op andere blogs:
Novagraaf (De vorm van een waterflesje)

IEF 12697

Expert Roundtable on Standards and Intellectual Property

Invitation Maastricht University, Standards and Intellectual Property, 31 May 2013.
Herewith we have the pleasure to invite you to a round table discussion on 'Standards and Intellectual Property’ in the context of the advanced master programmes IPKM LLM / MSC on Friday, 31 May 2013 at 14:00h. The IGIR/IPKM Expert Roundtable on "Standards and Essential Patents in the ICT industry". Speakers include: Hon. Dr. Klaus Grabinski (Judge, Federal Court of Justice, Germany); Hon. Robert van Peursem (Justice, Court of Appeal, the Hague, Netherlands).

Date: Friday, May 31st, 2013
Time: 14.00 - 17.00,
Location: Maastricht University Faculty of Law. Room B0.118.
Places are limited, so please register with Ms. Suzanne Jongste if you wish to attend: suzanne.jongste@maastrichtuniversity.nl

IEF 12696

Wet toezicht collectief beheer treedt per 1 juli 213 in werking

Besluit inwerkingtreding wet toezicht op collectieve beheersorganisaties, Stb. 2013, 179.
Enig artikel: De Wet van 7 maart 2013 tot wijziging van de Wet van 6 maart 2003, houdende bepalingen met betrekking tot het toezicht op collectieve beheersorganisaties voor auteurs- en naburige rechten treedt, met uitzondering van de artikelen 2, vierde lid, en 21, in werking met ingang van 1 juli 2013.

Op andere blogs:
VOI©E (Inwerkingtreding van Wet toezicht op 1 juli 2013 formeel bevestigd)

IEF 12694

Gedachtewisseling over modernisering Europees auteursrecht en Vitorino's thuiskopierapport

Raad voor Concurrentievermogen, Kamerstukken II, 2012/13, 21 501-30, nr. 308.
De Raad zal van gedachten wisselen over modernisering van het Europees auteursrecht, mede op basis van een toelichting door oud-Commissaris Vitorino op zijn rapport met aanbevelingen over heffingen voor privékopieën en reprografie. Onder het punt diversen zal het voorzitterschap de Raad informeren over de richtlijn collectief beheer van auteurs- en naburige rechten en muziekrechten op internet.

In meer algemene zin acht Nederland het nuttig om een Europese dialoog over de thuiskopieheffing te voeren. Wel moet gerealiseerd worden, zoals Vitorino al aangeeft in zijn rapport, dat een groot aantal van de aanbevelingen ziet op onderwerpen die momenteel onderdeel zijn van juridische procedures bij het Hof van Justitie en nationale rechterlijke instanties, zoals in Nederland. Nederland moet daarom, hangende deze procedures, een concreet oordeel over de verschillende aanbevelingen uit het rapport Vitorino aanhouden.

Modernisering van het Europees auteursrecht - Mededeling content in de digitale interne markt
Informatie van de Commissie over de stand van zaken
De Commissie zal de Raad informeren over de stand van zaken ten aanzien van de actiepunten die in de mededeling «content in de digitale interne markt» op 18 december 2012 zijn gepresenteerd (Kamerstuk 22 112, nr. 1562). De mededeling beschrijft hoe de Commissie, door middel van modernisering van het auteursrecht, wil bijdragen aan een verdere ontwikkeling van de digitale interne markt. De Commissie zet in op twee parallelle trajecten, enerzijds de hervorming van het Europese wetgevingskader voor auteursrecht en anderzijds de voordracht van een aantal onderwerpen waarop snelle vooruitgang noodzakelijk en mogelijk is. Daarom start de Commissie met een gestructureerde dialoog met stakeholders om voor eind 2013 te komen met praktische oplossingen die door het bedrijfsleven gedragen worden. De Commissie heeft voor de stakeholdersdialoog vier terreinen geïdentificeerd waarop snelle en praktische oplossingen noodzakelijk zijn.
Deze terreinen zijn: (i) hoe kan grensoverschrijdende toegang tot online content worden verbeterd door multiterritoriale licentieverlening, (ii) kunnen licentiemodellen worden gecreëerd voor user generated content teneinde voor meer rechtszekerheid te zorgen bij het gebruik van auteursrechtelijk beschermd materiaal op kleine schaal, (iii) hoe kan de online beschikbaarheid van audiovisuele werken worden verbeterd en de beschikbaarheid van audiovisueel cultureel erfgoed worden gegarandeerd, (iv) hoe kan datamining (het zoeken naar statistische gegevens in databanken) juridisch worden gefaciliteerd. Naast de stakeholdersdialoog zet de Commissie de inspanningen voort om het Europese wetgevingskader inzake het auteursrecht te herzien en te moderniseren. Zo heeft de Commissie aangegeven te zullen bezien hoe de bestaande uitzonderingen en beperkingen op het auteursrecht kunnen worden aangepast aan de moderne tijd. Tijdens de lunch van de informele Raad voor Concurrentievermogen op 3 mei in Dublin is ook kort gesproken over de modernisering van het auteursrecht.
In 2014 zal besloten worden of het Europees regelgevend kader aangepast moet worden. Nederland onderschrijft het belang van de punten die de Commissie in haar mededeling noemt. Nederland is van mening dat het auteursrecht innovatie en nieuwe – online – verdienmodellen zoveel mogelijk moet stimuleren. Nederland acht daarom een regeling voor user generated content aangewezen. Ook is Nederland voorstander van de mogelijkheid van multiterritoriale licentiëring (Kamerstuk 22 112, nr. 1472). Voorts meent Nederland dat het bestaande systeem van uitzonderingen en beperkingen op het auteursrecht niet meer aansluit bij de huidige technologische ontwikkelingen en daarom dient te worden aangepast. Nederland vindt het van belang dat wordt gekozen voor een toekomstbestendig en technologieneutraal systeem van uitzonderingen en beperkingen dat niet alleen aansluit bij de huidige stand van de (digitale) technologie, maar ook is toegerust op toekomstige ontwikkelingen.
Vitorino rapport
Presentatie door oud-Commissaris Vitorino van zijn rapport gevolgd door gedachtewisseling
Oud-Commissaris Vitorino zal zijn rapport van 31 januari jl. met aanbevelingen aan de Commissie over heffingen voor privékopieën (thuiskopieheffing) en reprografie (reprorecht) presenteren. De Raad zal over het Vitorino rapport van gedachten wisselen. Dit rapport is beschikbaar op de website van de Europese Commissie.1 De aanbevelingen vloeien voort uit een bemiddelingstraject dat oud-Commissaris Vitorino, op verzoek van Commissaris Barnier, heeft gevoerd over deze heffingen. De thuiskopieheffing compenseert auteurs en artiesten voor het kopiëren van muziek en films voor privégebruik.
Deze heffing wordt geheven op dragers (zoals cd’s en mp3-spelers) waarmee kopieën voor privégebruik kunnen worden gemaakt. Het reprorecht is een vergoeding die bedrijven, overheidsinstellingen en onderwijsinstellingen betalen voor het kopiëren uit boeken, kranten en tijdschriften. Beide heffingen zijn het gevolg van de richtlijn auteursrecht in de informatiemaatschappij (Richtlijn 2001/29/EG) waarin staat dat lidstaten met een thuiskopie- en reprografie-uitzondering moeten zorgen voor een billijke compensatie van rechthebbenden. De mogelijkheid om en de wijze waarop de thuiskopieheffing kan worden opgelegd is al jaren onderwerp van discussie in verschillende Europese lidstaten, waaronder Nederland.
Vitorino concludeert in zijn rapport dat het op dit moment niet raadzaam is om de heffingen af te schaffen, omdat de door rechthebbenden en betalingsplichtigen voorgestelde alternatieven nog onvoldoende concreet en onvoldoende eenduidig zijn om een afbouw van de heffingen te rechtvaardigen. Wel doet hij een aantal aanbevelingen, die vooral betrekking hebben op de thuiskopie.
Hij beveelt aan te verduidelijken dat kopieën die door eindgebruikers worden gemaakt in het kader van een dienst waarvoor al een licentie is verschaft geen schade veroorzaken die een aanvullende vergoeding rechtvaardigt. De reden hiervoor is dat een gebruiker die bijvoorbeeld betaalt voor het downloaden van een bepaald muzieknummer op dat moment niet alleen betaalt voor het downloaden van dit nummer, maar ook voor de mogelijkheid om hiervan privékopieën te maken. Dit terwijl de gebruiker bij de aanschaf van de gegevensdrager (bijvoorbeeld een harddisk recorder) waarop hij zijn nummer kopieert ook al een heffing heeft betaald om een kopie voor privégebruik te mogen maken. Daarnaast doet Vitorino een aantal aanbevelingen om het innen van de heffingen te herzien, die onder andere betrekking hebben op de vraag wie de heffing moet betalen, hoe procedures voor betaling kunnen worden herzien en hoe dubbele heffingen voorkomen kunnen worden.
Het voorzitterschap wil van de lidstaten vernemen of er recente ontwikkelingen zijn in de lidstaten zelf ten aanzien van de thuiskopieheffing en of de lidstaten een noodzaak zien de thuiskopie-exceptie te verduidelijken. Daarnaast wil het voorzitterschap graag bespreken welke initiatieven op Europees en nationaal niveau kunnen worden ontplooid om de aanbevelingen, die zien op de versimpeling van de heffing, zelf te adresseren.
In Nederland heeft de afgelopen jaren een intensief debat plaatsgevonden over de thuiskopieheffing en de wijze waarop de heffing moet worden geïnd en de daarmee gepaard gaande administratieve lasten voor ondernemers. De stand van zaken in dit debat is, dat de thuiskopieheffing blijft bestaan omdat de aangenomen motie Verhoeven/Oosenbrug de regering heeft verzocht af te zien van voorstellen tot wetswijzigingen die een downloadverbod tot stand brengen of anderszins het recht op het maken van een thuiskopie beperken (Kamerstuk 29 838, nr. 56).
Een ander alternatief is, gelet op de uitvoerings- en juridische bezwaren, momenteel niet mogelijk (Kamerstuk 29 838, nr. 62). Dit geeft Vitorino in zijn rapport ook aan. Per 1 januari 2013 is daarom opnieuw vastgesteld op welke apparaten en gegevensdragers thuiskopieheffingen kunnen worden geheven (Stb. 2012, 505).
Nederland heeft met belangstelling kennisgenomen van het Vitorino-rapport. Nederland acht het zinvol om op Europees niveau te bezien op welke manier het systeem van thuiskopieheffingen zo eenvoudig mogelijk kan worden vormgegeven en hoe de administratieve lasten kunnen worden verminderd. Nederland is benieuwd naar het standpunt van de Commissie over het Vitorino-rapport en de gevolgen die zij daaraan verbindt voor de verdere Europese discussie in het algemeen. Mocht de Commissie op dit punt met concrete voorstellen komen, dan zal het kabinet de Kamer hierover informeren.
Nederland vindt, net als Vitorino, dat nieuwe bedrijfsmodellen gestimuleerd moeten worden. Nederland vindt met name dat nieuwe bedrijfsmodellen, gebaseerd op licenties, een kans moeten krijgen. In die gevallen moet nader bezien worden of aanvullend een thuiskopieheffing nodig is. Omdat rechthebbenden in het licentiemodel zelf kunnen bepalen hoe hun werk op internet wordt geëxploiteerd, biedt dat model de meeste kansen voor de ontwikkeling van nieuwe legale modellen. Een echt licentiemodel moet rechthebbenden ook de ruimte geven om zelf te bepalen of en hoeveel thuiskopieën zij willen licentiëren.
In meer algemene zin acht Nederland het nuttig om een Europese dialoog over de thuiskopieheffing te voeren. Wel moet gerealiseerd worden, zoals Vitorino al aangeeft in zijn rapport, dat een groot aantal van de aanbevelingen ziet op onderwerpen die momenteel onderdeel zijn van juridische procedures bij het Hof van Justitie en nationale rechterlijke instanties, zoals in Nederland. Nederland moet daarom, hangende deze procedures, een concreet oordeel over de verschillende aanbevelingen uit het rapport Vitorino aanhouden. Gelet op de onduidelijkheden die Vitorino in de huidige Europese auteursrechtrichtlijn signaleert, ligt het in de rede dat de Commissie aangeeft op welke onderdelen zij wijziging aangewezen acht. Vervolgens zal bezien moeten worden of de Commissie de opvatting deelt dat in grensoverschrijdende gevallen een Europese oplossing gewenst is, of dat een nationale oplossing meer geschikt is vanuit het oogpunt van administratieve lasten.
Voor Nederland is van belang dat de discussie zich niet beperkt tot de vormgeving van het bestaande heffingenstelsel. Het debat zou juist ook moeten gaan over mogelijkheden om te komen tot een alternatief stelsel voor de toekomst dat rekening houdt met de verwachte technologische ontwikkelingen in de komende jaren.
IEF 12693

Auteursrecht en fanfictie komen bijeen met Kindle Worlds

Een redactionele bijdrage van Raymond Snijders, LinkedIn-profiel.
Auteursrecht. Uitgeverslicentie. Amazon. Ook al heb ik zelf niks met fanfictie – voor zover ik weet is het enige verhaal dat ik ooit als fanfic schreef onvindbaar op internet dus ik durf deze uitspraak te doen – en is dit eigenlijk vooral een Amerikaans onderwerp, ik vind het wel interessant qua (auteurs)rechten. Er zijn duizenden, zo niet tienduizenden, (amateur)schrijvers die uit passie voor een film, tv serie of boekenreeks hun eigen verhalen schrijven in dezelfde setting of met de personages uit die werken. Die verhalen worden gratis gedeeld op internet – vaak via fora waar fanfic schrijvers een community vormen – en vooral gelezen door de communities die ook fan zijn van de film, tv serie of reeks boeken. Van de fans voor de fans.

Recht op fanfictie
Ook al vinden de schrijvers van fanfictie het soms zelf een grijs gebied als het gaat om de auteursrechten, in werkelijkheid is het nogal zwart-wit. Per definitie maken ze gebruik van het intellectuele eigendom van anderen, ook al schrijven ze er nieuwe werken over. TV- en filmmaatschappijen of uitgevers/auteurs hebben behalve de auteursrechten op hun werken ook de rechten op de unieke en herkenbare aspecten daarin. Namen en personages zijn bijna altijd beschermd als merken en feitelijk zou je toestemming vooraf moeten hebben als je een verhaal wilt publiceren waar die personages in voorkomen.

In de praktijk wordt die soep niet zo heet gegeten want de rechthebbenden voelen er niet zo veel voor om actief achter schrijvers van fanfictie aan te gaan. Niet alleen zou dat een dure grap worden maar levert dat vooral slechte reclame op als je de fans van je shows, boeken en films gaat dwarsbomen. Terwijl een actieve community juist heel positief werkt voor de bekendheid van een merk. Een beetje marketeer kijkt wel uit natuurlijk.

Maar dat wil niet zeggen dat het allemaal pais en vree is.

Rechthebbenden gedogen fanfictie omdat ze er geen schade van ondervinden en – indirect- zelfs aan verdienen. In een tijd waarin we niet meer spreken over verhaaltjes op internet zetten maar over user generated content zijn er ook andere partijen die daar aan willen verdienen. En dus krijg je problemen met sites die een verdienmodel hanteren voor fanfictie en met ontwikkelaars die complete archieven met fanfictie opkopen om daar aan te gaan verdienen. Dan eindigt logischerwijs een gedoogbeleid heel snel en zullen de rechthebbenden actie ondernemen om te voorkomen dat anderen geld gaan verdienen met hun intellectuele eigendom.

Uit de anonimiteit
Waarom bedenken die rechthebbenden dan zelf geen verdienmodel om te profiteren van die grote groep schrijvers van fanfictie? Dat moet Amazon ook gedacht hebben en ze kwamen onlangs met het idee van Kindle Worlds. Kindle Worlds is een concept en platform waarbij schrijvers van fanfic hun verhalen kunnen uploaden en laten verkopen door Amazon. Dit moeten (kunnen alleen maar) verhalen zijn die zich in de ‘werelden’ afspelen waarvoor Amazon een licentie heeft afgesloten met de rechthebbenden. Voor nu zijn dat de series Gossip Girl, Vampire Diaries en Pretty Little Liars van Alloy Entertainment maar er zullen ongetwijfeld meerdere gaan volgen als dit programma aanslaat.

Het is interessant dat je als schrijver van fanfictie nu dus ervoor kunt kiezen om commerciële fanfictie te gaan schrijven. Ook al botst dat waarschijnlijk in de communities met het gedachtengoed dat je fanfictie gratis beschikbaar maakt. En ook al krijg je daarmee expliciet te maken met niet alleen de rechten van anderen maar vooral met je eigen rechten op de door jou geschreven verhalen.

Want heel veel rechten heb en houd je niet als je schrijft voor Kindle Worlds.

Lees de kleine lettertjes in de voorwaarden
De rechthebbende van de wereld en personages die je gebruikt heeft een licentie verstrekt aan Amazon. In ruil daarvoor draag je een auteursvergoeding af aan die rechthebbende. Zoals in de voorwaarden terug te vinden is: Amazon Publishing will pay royalties to the rights holder for the World (we call them World Licensors) and to you. Your standard royalty rate for works of at least 10,000 words will be 35% of net revenue. Wat er al meteen inhakt voor boeken die tussen de $0.99 en $3.99 gaan kosten. Die vergoeding is nog maar 20% als je hele korte verhalen publiceert (tussen de 5000 en 10000 woorden) maar die worden dan ook voor minder dan 1 dollar verkocht.

En Amazon fungeert als uitgever waardoor je ook niet verbaasd hoeft te kijken bij die andere voorwaarde: Amazon Publishing will acquire all rights to your new stories, including global publication rights, for the term of copyright.

Wat dus betekent dat je alle exploitatierechten overdraagt aan Amazon. Zij kunnen het jaren later opnieuw uitgeven – al dan niet in bundels – of wereldwijd vertalingen gaan verkopen zonder dat je daarvoor een cent ontvangt.

Heb je dan niet zelf rechten op alle elementen en personages die je zelf hebt bedacht en toegevoegd aan de verhalen? Ja, zegt Amazon eerst. You will own the copyright to the original, copyrightable elements (such as characters, scenes, and events) that you create and include in your work, and the World Licensor will retain the copyright to all the original elements of the World. Waarna Amazon natuurlijk wel een licentie verkrijgt op je eigen toevoegingen. When you submit your story in a World, you are granting Amazon Publishing an exclusive license to the story and all the original elements you include in that story. This means that your story and all the new elements must stay within the applicable World. Daarmee kan Amazon je verhaal uitgeven maar beperkt je tegelijkertijd. Dus geen personage uit Twilight die in de Vampire Diaries zijn opwachting maakt.

Maar het gaat nog verder. Ook al benadrukt Amazon dat je zelf rechthebbende bent van nieuwe oorspronkelijke toevoegingen aan die werelden, ze verstrekken een licentie aan de rechthebbenden van de wereld om jouw toevoegingen zelf te mogen gebruiken. Zonder vergoeding aan jou als de rechthebbende van die toevoegingen. We will also give the World Licensor a license to use your new elements and incorporate them into other works without further compensation to you.

Leuker kunnen ze het niet maken
Het doel van Kindle Worlds is daarmee eenvoudig samen te vatten. Het is een verdienmodel voor Amazon en rechthebbenden waarbij er niet alleen rechtstreeks verdiend kan worden aan fanfictie maar ook indirect als goedkope bron voor nieuwe ideeën in de series, boeken of films. Het is ook een mogelijkheid voor schrijvers van fanfictie om gericht te schrijven binnen de kaders van een specifieke wereld en daarmee (iets) te gaan verdienen.

Ook al verdien je daar misschien wat mee, je betaalt er ook een prijs voor. Juist die rechten van anderen die je in het verleden hebt kunnen negeren moet je in essentie nu zelf ook opgeven. Dat hoeft geen bezwaar te zijn en kan een prijs zijn die je misschien met plezier ervoor betaalt. Maar kan je een ‘echte’ auteur willen zijn bij Amazon en het tegelijkertijd niet bezwaarlijk vinden dat je geen enkele zeggenschap en claim kunt leggen op wat je geschreven hebt?

Ik kan het me niet voorstellen.

IEF 12692

Tegen `Uw Specialist´ in plaats van ´Renault Specialist´ is geen bezwaar

Vzr. Rechtbank Den Haag 23 mei 2013, zaaknr. C/09/438425 / KG ZA 13-240 (Renault tegen Automobielbedrijf Van den Brink B.V.)
Uitspraak ingezonden door Laura Broers, Houthoff Buruma.
Merkenrecht. Ondermijning selectief distributie-systeem. Renault heeft geen rechtstreekse contractuele band met haar dealers, maar per land (op wholesale niveau) een distributeur aangesteld die vaak deel uitmaakt van een door Renault geleide groep ondernemingen. In de dealercontracten staat een wederverkoopverbod. Van den Brink, geen deelnemer van het selectieve distributiesysteem, bemiddelt als tussenpersoon bij de aankoop van nieuwe auto's tussen eindklant en erkende dealer en hij ontvangt daarvoor commissie. Op zijn website profileerde Van den Brink zich (tot voor kort) als "Renault specialist". Een aan het merk van Renault gelijkend teken wordt gevoerd. Renault vordert dat Van den Brink geen nieuwe Renault-voertuigen betrekt en tevens de staking van het Renault-logo en ieder gebruik van het woord Renault. De vorderingen worden toegewezen.

Het selectieve distributiesysteem van Renault wordt ondermijnt nu de bereidheid van erkende dealers zich aan de contractuele verplichtingen te houden afneemt en toetreding van nieuwkomers wordt gehinderd nu zij minder snel grote investeringen wensen te doen.

Het verweer dat uitsluitend tweedehands voertuigen worden aangeboden slaagt niet, nu eerder aanprijzingen zijn gedaan met de woorden 'gloednieuwe Renaults'. Dat voertuigen voor een lagere dan de reguliere verkoopprijs worden verkocht aan Van den Brink, maakt dit niet anders. Vanwege het bonussysteem dat voor dealers geldt (dat uitgaat van aantallen, niet van omzet), kan het voor dealers voordelig zijn om tegen een lagere prijs auto´s te verkopen om de bonus veilig te stellen (r.o. 4.8). Het staat Van den Brink echter wél vrij als tussenpersoon te bemiddelen bij de aankoop  van nieuwe-Renaults bij erkende dealers door consumenten (r.o. 4.10).

Naar voorlopig oordeel moet het oude bedrijfslogo van Van den Brink, waarbij een A en een V uit elkaar getrokken boven elkaar zijn geplaatst, worden beschouwd als een met Renault's beeldmerk overeenstemmend teken in de zin van artikel 9 lid 1 onder b GMVo / artikel 2.20 lid 1 onder b BVIE. De kans op verwarringsgevaar wordt vergroot door het gebruik van het teken 'Renault specialist' in het bedrijfslogo. Tegen wijziging van de term "Renault Specialist" door "Uw Specialist" is geen bezwaar.

Schattenderwijs wordt ervan uit gegaan dat aan beide grondslagen evenveel tijd is besteed, zodat voor de niet-IE-rechtelijke grondslag een bedrag ter grootte van de helft van het liquidatietarief voor vergoeding in aanmerking komt.

4.5. (...) Ten opzichte van Renault c.s. geldt dat het handelen het selectieve distributiesysteem ondermijnt nu enerzijds de bereidheid van de erkende dealers zich te houden aan hun contractuele verplichtingen zal afnemen, terwijl anderzijds de toetreding van nieuwkomers wordt gehinderd: nieuwkomers zullen door de oneerlijke concurrentie minder snel geneigd zijn grote investeringen te doen aldus Renault c.s..

4.7. Het verweer van Van den Brink beperkt zich ertoe dat zij geen nieuwe auto's verkoopt maar uitsluitend tweedehands voertuigen. Dat verweer slaagt niet. In de eerste plaats niet omdat Van den Brink blijkens haar aanprijzingen op de website tot voor kort kennelijk ook zelf van mening was dat het 'gloednieuwe Renaults' betrof (vgl. 2,8.) zodat haar thans ingenomen standpunt niet overtuigt. In de tweede plaats geldt dat een voertuig voorshands eerst dan niet meer als nieuw is aan te merken indien het op zodanige wijze is gebruikt dat daaraan een economische minderwaarde moet worden toegekend vanwege achteruitgang door gebruik en/of slijtage. Dat kan van de door Van den Brink aangeboden voertuigen niet worden gezegd. Uit de door Renault c.s. overgelegde print sereens van de website van Van den Brink (productie 13 Renault c.s.) blijkt immers dat deze worden aangeboden met een verwaarloosbaar aantal kilometers op de teller. Naar Van den Brink ter zitting desgevraagd heeft verklaard, bestaat haar wagenpark voor circa 30 tot 40 procent uit voertuigen met een kilometerstand tot 200 km. Dergelijke voertuigen moeten naar voorlopig oordeel dan ook als nieuw worden aangemerkt. Dat de voertuigen al eerder op naam waren gesteld (van andere dealers), staat daaraan niet in de weg omdat de kopers van de voertuigen van Van den Brink degenen zijn die deze voor het eerst in gebruik nemen,

4.8. Het feit dat, zoals Van den Brink nog betoogt, erkende dealers voertuigen voor een lagere dan de reguliere verkoopprijs aan Van den Brink verkopen, maakt het vorenstaande niet anders. Ter zitting is gebleken dat het in sommige gevallen voor een erkende dealer aantrekkelijk kan zijn een voertuig onder de marktprijs van de hand te doen. Renault c.s. heeft immers verklaard dat zij een bonussysteem hanteert dat uitgaat van een bepaald aantal verkochte voertuigen - en niet omzet. Als een erkende dealer aan het einde van het jaar zijn aantallen nog niet heeft gehaald, kan het voordelig zijn om voertuigen dan tegen een lagere dan de gangbare marktwaarde te verkopen om op die manier zijn bonus veilig te stellen. Dit voor een lagere prijs van de hand doen (al dan niet met op de factuur de vermelding van 'occasion' of de Belgische term 'occasievoertuig') is voorshands oordelend niet op een lijn te stellen met het hebben van een economische minderwaarde vanwege achteruitgang door gebruik en/of slijtage. De voertuigen die Van den Brink op deze manier immers in haar bezit krijgt, zijn nieuw en ongebruikt.

4.10. Ter vennijding van executiegeschillen zij nog opgemerkt dat het Van den Brink wél vrijstaat als tussenpersoon te bemiddelen bij de aankoop door consumenten van nieuwe Renault-voertuigen bij erkende dealers als bedoeld in 2.6. Desgevraagd heeft Renault c.s. ter zitting immers aangegeven dat dit Van den Brink is toegestaan en haar vorderingen zich hiertegen niet richten.

Op andere blogs:
DirkzwagerIEIT (Gebruik Renaultspecialist in logo verboden)

IEF 12691

Napleiten is doorgaans niet mijn stijl

Redactionele bijdrage van Sikke Kingma, Pels Rijcken & Droogleever Fortuijn.
Met enige regelmaat ontvang ik complimenten voor artikelen die - tot mijn herhaalde teleurstelling - niet door mij, maar door mijn bijna-naamgenoot Sil Kingma (SOLV Samen) blijken te zijn geschreven. Gelukkig is onder het leerstuk van de slaafse nabootsing het enkele profiteren van andermans prestatie niet voldoende voor onrechtmatigheid, zo schrijft Kingma terecht in zijn recente noot (IEF 12683) onder het arrest Broeren/Duijsens.

Napleiten – in de genoemde cassatiezaak trad ik op voor eiser tot cassatie – is doorgaans niet mijn stijl, maar wellicht mag ik toch opmerken dat in genoemde noot sprake lijkt te zijn van enige "nodeloze verwarring": de annotator leest in het arrest van de Hoge Raad de redenering dat stijlelementen niet voor prestatiebescherming vatbaar zijn omdat dergelijke kenmerken ook geen auteursrechtelijke bescherming genieten. Dat lijkt hem onjuist, want ook (andere) niet oorspronkelijke elementen zouden in dat geval prestatiebescherming ontberen, aangezien ook hiervoor binnen het auteursrecht geen plaats is.

Ik heb het arrest iets anders begrepen: de Hoge Raad overweegt (r.o. 3.5) dat volgens vaste rechtspraak het auteursrecht stijlkenmerken (op zichzelf) niet beschermt. Aan deze rechtspraak ligt de gedachte ten grondslag, aldus de Hoge Raad, dat de auteursrechtelijke bescherming van abstracties als stijlkenmerken een ontoelaatbare beperking van de vrijheid van creatie van de maker zou meebrengen, en aldus een rem op culturele ontwikkelingen zou vormen. Waar de Hoge Raad in r.o. 3.6 de bescherming van stijlkenmerken onder het leerstuk van de slaafse nabootsing afwijst met de motivering dat anders "alsnog het resultaat zou worden bereikt dat de hiervoor in 3.5 vermelde rechtspraak beoogt te voorkomen", doelt hij volgens mij op de "rem op de culturele ontwikkelingen".

Stijlbescherming onder het leerstuk van de slaafse nabootsing wordt dus niet zozeer afgewezen omdat het auteursrecht stijlkenmerken niet beschermt, maar om dezelfde reden waarom het auteursrecht stijlkenmerken niet beschermt. Zoals A-G i.b.d. Verkade het verwoordt in zijn conclusie (onder 3.6): de "bezwaren tegen auteursrechtelijke stijlbescherming vormen even zware argumenten tegen een aanvulling van het auteursrecht door het gemene recht (art. 6:162 BW) waardoor de auteur die stijlbescherming daaraan wél zou kunnen ontlenen."

Sikke Kingma
IE- en cassatieadvocaat bij Pels Rijcken & Droogleever Fortuijn

IEF 12690

Oprichting Brainport Centre for Technology & Law

Uitnodiging donderdag 6 juni 2013 - 16:00 - 18:00, DTW-café te Eindhoven.
Uit't persbericht:
In Brainport Eindhoven is een nieuw expertisecentrum voor technologie en recht in het leven geroepen. Het centrum is bedoeld als ontmoetingsplaats en verbinding van techniek, innovatie en onderneming met het recht. Ook kan het centrum dienen als spreekbuis om wenselijke wijzigingen in wet- en regelgeving te signaleren richting de overheid. (...) Daarnaast wordt in de loop van dit jaar een arbitrageinstituut opgezet onder de naam Brainport Technology Arbitration Institute. De doelstelling van dat instituut is om ter zake kundig te voorzien in bemiddeling en arbitrage in technologiegeschillen.

Maak kennis met dit nieuwe platform waar technologie en recht samenkomen en waar uitwisseling van kennis leidt tot het faciliteren van innovatieve ontwikkelingen. En hoor tevens de aanpak om te komen tot een arbitrageinstituut voor technologiegeschillen.

Donderdag 6 juni 2013 16.00-18.00 uur
DtW café (Schellensfabriek), Vestdijk 280, Eindhoven
Voor het programma en aanmelden: www.brainporttechlaw.nl

IEF 12689

Gedeeltelijke vergoeding voor acteurs serie Bassie en Adriaan

Hof Den Haag 21 mei 2013, zaaknrs. 200.054.829/01 en 200.050.748/02 (Stobbe c.s. tegen Adrina Produkties en Bassie Produkties en vrijwaring gedaagden tegen Endemol Nederland B.V.)
Uitspraak ingezonden door Olga Meijer, Stichting NORMA.
Zie eerder hier.
Bassie en Adriaan. Contractenrecht. Verjaring. Rechtsverwerking. Vorderingen acteurs zijn gedeeltelijk toegewezen voor wat betreft DVD-release, alsmede een opgaveverplichting.

Stobbe c.s. zijn acteurs die tussen 1977-1992 hebben bijgedragen aan negen televisieseries met het duo Bassie en Adriaan in de hoofdrol. De eerste vier series zijn geproduceerd door Joop van den Ende, de laatste door Adrina c.s.. Stobbe c.s. wijzigen hun vordering uit hoofde van de Wnr en vorderen nu nakoming van de overeenkomsten met (de rechtsvoorganger van) Adrina c.s., samengevat: herhalingsvergoeding en een vergoeding voor gebruik van hun prestatie op video en DVD mét een opgaveverplichting.

Een deel van de vordering is verjaard en een beroep op verlenging slaagt niet. De vergoedingsregeling voor herhaling op televisie eindigt 10 jaar na de eerste uitzending in 1982. Dat de verjaringstermijn 20 jaar bedraagt en aanvangt na opgave van Adrina c.s. is onjuist. Door het enkele herhalen ontstaat een opeisbare vordering.

Adriana c.s. hebben een beroep gedaan op rechtsverwerking. Enkel tijdsverloop levert geen toereikende grond op voor het aannemen van rechtsverwerking. Stobbe c.s. hebben jarenlang niets van zich laten horen en nooit melding gemaakt van een aanspraak, maar het enkel stilzitten is onvoldoende voor het aannemen van rechtsverwerking.

33. Uit het voorgaande volgt dat Stobbe c.s. recht hebben op een vergoeding voor vanaf 15 februari 2002 in de handel gebrachte [red. DVD-]opnames van de eerste vier series, voor zover zij daarin hebben meegespeeld.

De overeenkomsten met betrekking tot de laatste vijf series bevatten geen bepaling die recht geeft op een herhalingsvergoeding. Adrina c.s. worden veroordeeld in de kosten van het hoger beroep, behoudens de kosten van de herstelexploten, die zijn voor rekening van Stobbe c.s..

40. De verweren van Adrina c.s. die betrekking hebben op de hoogte van de vergoeding, namelijk dat de acteurs slechts een minimaal aantal minuten hebben meegespeeld, dat met de eerste vier series pas na heel veel jaren winst is behaald en dat met de overige series een groot verlies is geleden, kunnen aan de orde worden gesteld in de schadestaatprocedure.

41. Aan de stelling dat Stobbe niet alleen als acteur heeft meegespeeld in sedes maar ook (co)auteur is van de eerste serie gaat het hof voorbij aangezien er geen daarop gebaseerde vordering is ingesteld.

52. De slotsom in de hoofdzaak is dat de grieven deels slagen, het bestreden vonnis moet worden vernietigd, Van Soest en Beijer niet ontvankelijk moeten worden verklaard en dat de vordering voor zover die betrekking heeft op de eerste vier series moet worden toegewezen als na te melden en voor het overige moet worden afgewezen. Adrina c.s. zullen worden veroordeeld in de kosten van het hoger beroep, behoudens de kosten van de herstelexploten die voor rekening van Stobbe c.s. dienen te blijven. De kosten van Stobbe c.s, in het incident in hoger beroep zullen op nihil worden gesteld aangezien zij zich hebben gerefereerd en dus geen te liquideren kosten hebben gemaakt. De kostenveroordeling in eerste aanleg ten laste van Stobbe c.s. zal in stand worden gelaten aangezien Stobbe c.s. pas in hoger beroep hun vordering hebben gebaseerd op een grondslag die tot de toewijzing kon leiden.

53. In de vrijwaringszaak is de slotsom dat de grieven falen en het vonnis moet worden bekrachtigd. Adrina c.s. zullen in de kosten van het hoger beroep worden veroordeeld.

Op andere blogs:
DirkzwagerIEIT (Niet alles is voor Bassie (en Adriaan); acteurs moeten ook betaald worden voor video-opnames)