IEF 22191
16 augustus 2024
Uitspraak

Inbreuk op auteursrecht op haakpatronen

 
IEF 22189
15 augustus 2024
Uitspraak

Rechter werpt licht op de licentieovereenkomst tussen EIC c.s. en Reflexy c.s.

 
IEF 22190
15 augustus 2024
Uitspraak

Restaurants gaan de strijd aan: rechter constateert verwarrende handelsnaam

 
IEF 10947

ACTA gaat naar HvJ EU

Statement by Commissioner Karel De Gucht on ACTA (Anti-Counterfeiting Trade Agreement)

Volledige ACTA-tekst onder.

I am glad to say that this morning my fellow Commissioners have discussed and agreed in general with my proposal to refer the ACTA agreement to the European Court of Justice.

We are planning to ask Europe’s highest court to assess whether ACTA is incompatible - in any way - with the EU's fundamental rights and freedoms, such as freedom of expression and information or data protection and the right to property in case of intellectual property.

 

As you are no doubt aware, within the EU institutional process, the European Commission has already passed ACTA to national governments for ratification. The Council has adopted ACTA unanimously in December and authorised Member States to sign it. The Commission has also passed on ACTA to the European Parliament for debate and a future vote.

That said, I believe the European Commission has a responsibility to provide our parliamentary representatives and the public at large with the most detailed and accurate information available. So, a referral will allow for Europe’s top court to independently clarify the legality of this agreement.

In recent weeks, the ratification process of ACTA has triggered a Europe-wide debate on ACTA, the freedom of the internet and the importance of protecting Europe’s Intellectual Property for our economies.

But let me be very clear: I share people’s concern for these fundamental freedoms. I welcome that people have voiced their concerns so actively – especially over the freedom of the internet. And I also understand that there is uncertainty on what ACTA will really mean for these key issues at the end of the day.

So I believe that putting ACTA before the European Court of Justice is a needed step. This debate must be based upon facts and not upon the misinformation or rumour that has dominated social media sites and blogs in recent weeks.

As I have explained before the European Parliament on several occasions, ACTA is an agreement that aims to raise global standards of enforcement of intellectual property rights. These very standards are already enshrined in European law. What counts for us is getting other countries to adopt them so that European companies can defend themselves against blatant rip-offs of their products and works when they do business around the world.

This means that ACTA will not change anything in the European Union, but will matter for the European Union.

Intellectual property is Europe’s main raw material, but the problem is that we currently struggle to protect it outside the European Union. This hurts our companies, destroys jobs and harms our economies. This is where ACTA will change something for all of us - as it will help protect jobs that are currently lost because counterfeited and pirated goods worth 200 billion Euros are floating around on the world markets.

So let me be clear: ACTA will change nothing about how we use the internet and social websites today – since it does not introduce any new rules. ACTA only helps to enforce what is already law today.

ACTA will not censor websites or shut them down; ACTA will not hinder freedom of the internet or freedom of speech.

Let's cut through this fog of uncertainty and put ACTA in the spotlight of our highest independent judicial authority: the European Court of Justice.

This clarity should help support a calm, reasoned, open and democratic discussion on ACTA - whether at the national or at the European level. We will also be in contact with the other European institutions to explain this step and why it would make sense that they make the same move.

Further information on ACTA:
What is ACTA about?
Full text of the ACTA in English and all EU languages
More information on the transparency during the ACTA negotiations

Op andere blogs:
SOLV

IEF 10946

De gevolgen van de Pirate Bay blokkade voor internetgebruikers

J. Spauwen, O.Volgenant, De gevolgen van de Pirate Bay blokkade voor internetgebruikers, IEF 10946.

Bijdrage ingezonden door Joran Spauwen en Otto Volgenant, Kennedy Van der Laan.

Nu het stof van de BREIN / Ziggo & XS4All uitspraak langzaam neerdaalt, is het goed om nog eens beter naar het vonnis te kijken en dan vooral de gevolgen voor de internetgebruikers. In eerdere berichtgeving (Mediareport) zijn de overwegingen van de rechtbank Den Haag al op een rijtje gezet. In een helder vonnis concludeert de rechtbank dat filteren in het geval van de Pirate Bay proportioneel en op zijn plaats is. Het blokkeren van internetverkeer blijft binnen de antieke kaders van de e-commercewetgeving echter een lastige puzzel. Ondanks de vloeiende redenering van de rechtbank wordt dit vonnis dan ook niet klakkeloos geaccepteerd door de branche (nu.nl). Ook de betrokkenen zelf hebben verder protest aangekondigd en gaan in hoger beroep (tweakers.nl). De aangekondigde strijd belooft in ieder geval verdere verdieping van dit lastige vraagstuk. Een mooi moment om de afweging van de rechtbank Den Haag onder de loep te leggen en eens te kijken naar een onderwerp dat nog te weinig aandacht heeft gekregen: het belang van internetgebruikers.

1. De Pirate Bay blokkade
2. Het spanningsveld voor tussenpersonen
3. Het belang van de internetgebruikers
4. SOS Internet

1. De Pirate Bay blokkade
Even ter opfrissing: wat wil BREIN dat de internetproviders doen? “(H)et blokkeren en geblokkeerd houden van de toegang van haar abonnees tot de (…) genoemde domeinnamen/(sub)domeinen en IP adressen via welke The Pirate Bay opereert.” BREIN vordert hiermee in feite twee soorten blokkades: een domeinnaamfilter en een ip-adresfilter. Beide filters hebben uiteraard wel met elkaar te maken, ze hebben beide namelijk betrekking op het bereiken van een website op een andere computer (server) via het internet. Alle computers op het internet hebben een ip-adres. Dit adres kan gebruikt worden om ‘verbinding’ te leggen met andere computers. Google’s .nl website op haar Nederlandse computer is bijvoorbeeld bereikbaar door het ip-adres 173.194.69.94 – eveneens van Google – in te typen in een browser. Dit is natuurlijk volstrekt onwerkbaar en daarom is het Domain Name Systeem uitgevonden om domeinnamen te koppelen aan ip-adressen. Wie www.google.nl intypt zal daarom automatisch worden herleid naar het ip-adres 173.194.69.94 en de daarbij behorende computer. Deze verwijzing gebeurt meestal door een computer van de internetprovider (de DNS server), die een gigantische lijst bijhoudt van alle domeinnamen en gekoppelde ip-adressen. De door de rechtbank toegewezen blokkades betekenen dus dat de internetproviders:

1. van alle websiteverzoeken van hun klanten moeten controleren of hierin wordt verzocht een domeinnaam van de Pirate Bay om te zetten in een ip-adres; en zo ja, dit verzoek niet te verwerken.
2. van alle websiteverzoeken van hun klanten moeten controleren of deze leiden tot een ip-adres van de Pirate Bay; en zo ja, dit verzoek te weigeren.

2. Het spanningsveld voor tussenpersonen
Voor het opleggen van deze blokkade moet een ingewikkelde afweging worden gemaakt. Dit komt omdat de zorgvuldigheidsnormen voor internetproviders op dit gebied slechts bestaan uit vage kaders, die bovendien enigszins tegenstrijdig zijn. De Nederlandse wetgeving maakt het mogelijk tussenpersonen te verbieden diensten aan te bieden die door derden worden gebruikt voor het maken van inbreuk op auteursrechten (artikel 26d Auteurswet). Bovendien wordt in de Europese Auteursrechtrichtlijn overwogen dat deze tussenpersonen in veel gevallen het meest aangewezen zijn om een inbreuk op hun dienst te beëindigen. Daartegenover staat dat internetproviders onder de zogenaamde safe harbors vallen en niet aansprakelijk zijn voor de informatie die zij doorgeven (artikel 6:196c BW). Hier kunnen uitzonderingen op worden gemaakt, maar uit de Europese e-commercerichtlijn blijkt dat een uitzondering nooit mag neerkomen op een algemene monitor- of filterverplichting. De regelgeving op dit gebied vormt dus een spanningsveld, met aan de ene kant de mogelijkheid tussenpersonen een verbod op te leggen en aan de andere kant de uitsluiting van monitor- en filterverplichtingen. Aan dit spanningsveld liggen verschillende principes ten grondslag, zoals de noodzaak rechthebbenden een passend beschermingsniveau te bieden, de ontwikkeling van informatietechnologie niet in de weg te staan en bescherming van privacy van de internetgebruikers.

De rechtbank heeft geoordeeld dat de Pirate Bay blokkade niet neerkomt op een algemene monitor- en filterverplichting. Een interessante conclusie. Zoals hiervoor is uitgelegd komt de blokkade vanuit praktisch oogpunt neer op controle van de websiteverzoeken van de klanten van de internetproviders op domeinnamen en ip-adressen van de Pirate Bay. Dit betekent dat alle verzoeken, ook die voor andere websites, langs een zwarte lijst moeten worden gelegd. Hiermee wordt dus al het internetverkeer van iedere internetgebruiker gemonitord. De rechtbank legt helaas niet precies uit waarom deze vorm van controle niet onder het verbod op algemene monitor- en filterverplichtingen valt. Zij stelt enkel dat het niet gaat om deep packet inspection en concludeert dat de blokkade tot de mogelijkheden hoort.

De vraag of de blokkade ook in dit geval moet worden opgelegd, beoordeelt de rechtbank aan de hand van de subsidiariteit en proportionaliteit van de maatregel. Dit komt neer op de vraag of er geen effectievere middelen zijn om het doel te bereiken en of het doel het middel heiligt. De rechtbank verwijst voor deze toets naar de uitspraak in de Scarlet / SABAM zaak, gewezen door het Hof van Justitie [red. IEF 10551]. De subsidiariteits- en proportionaliteitstoets komen voort uit de toepassing van grondrechten. Hierdoor is de afweging van de rechtbank in wezen teruggebracht tot het fundament van het conflict, namelijk tussen het recht op eigendom van de rechthebbende, het recht op ondernemerschap van de internetprovider en het recht op privacy en informatievrijheid (vrijheid van meningsuiting) van de internetgebruikers. Oftewel, de hiervoor genoemde basisprincipes die ten grondslag liggen aan het spanningsveld waarop de aansprakelijkheid van tussenpersonen zich bevindt.

3. Het belang van de internetgebruikers
De vraag is of in deze procedure het recht van de internetgebruiker wel genoeg aan bod is gekomen. Door het recht op privacy en informatievrijheid enkel mee te nemen in de afweging omtrent aansprakelijkheid van de tussenpersoon is mogelijk onvoldoende gewicht toegekend aan het zelfstandige en fundamentele recht van de internetgebruikers.

Als we opnieuw kijken naar de subsidiariteit en, met name, de proportionaliteit, maar dan puur vanuit het standpunt van de gebruiker, heeft de blokkade een aanzienlijke impact. Het betekent namelijk dat al het verkeer van de internetgebruikers moet worden gecontroleerd. Technisch kan dit wellicht een eenvoudige aanpassing zijn, het gevolg is er niet minder om. Er is sprake van controle vooraf op communicatie van de internetgebruikers. Dit is principieel gezien een zware maatregel. Daarbij komt dat het bezoeken van een computer van de Pirate Bay niet per se betekent dat de onrechtmatig geachte torrents worden gedownload. De blokkade is dus een paardenmiddel. Dat dit middel eenvoudig is toe te passen is geen doorslaggevend argument. Dit impliceert namelijk dat de privésfeer van internetters alleen wordt beschermd als zij beschermingsmaatregelen nemen die het internetverkeer verhullen, zoals vpn, proxyservers of andere encryptietechnieken. Het is duidelijk dat internetproviders deze beschermde vormen van communicatie niet mogen hacken. Ter analogie; foto’s nemen van iemand in zijn huis, is niet ineens toegestaan omdat diegene is vergeten de gordijnen dicht te doen.

De blokkade is om deze redenen een serieuze inbreuk op het recht op privacy en informatievrijheid van de eindgebruikers, waarbij vooral meetelt dat de maatregel effect heeft op al het internetverkeer, ook het verkeer dat niets te maken heeft met de Pirate Bay. Een dergelijk inperking van grondrechten is mogelijk, maar moet volgens artikel 8 en 10 van het Europese Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) zorgvuldig worden getoetst aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit. De mogelijkheid om zonder inmenging te kunnen communiceren is vanuit privacy en informatievrijheid van groot belang en daarom ook gewaarborgd door de ePrivacy Richtlijn (artikel 5 lid 1). Om, zoals in deze zaak het geval is, niet de inhoud van de communicatie, maar de mogelijkheid daartoe te beperken is in beginsel uit den boze. Toezicht moet achteraf plaatsvinden en mag partijen niet vooraf de mond snoeren (artikel 7 lid 3 Grondwet). De rechtbank staat in haar vonnis wel stil bij het belang van de abonnees van Ziggo en XS4All, maar benoemt niet specifiek dat al het internetverkeer door de blokkade gecontroleerd moet worden en legt vooral niet uit waarom deze inbreuk gerechtvaardigd is. Redenerend vanuit het doel van de blokkade is de volledige reikwijdte van de inbreuk op de grondrechten van de gewone internetgebruikers dus onderbelicht gebleven, terwijl dit juist van fundamenteel belang is.

Naast de subsidiariteit en proportionaliteit moet de beperking van een grondrecht volgens het EVRM overigens ook voorzienbaar zijn. Dit ligt lastig omdat volgens de Minister van Justitie een websiteblokkering juridisch niet mogelijk is (speerpuntenbrief) en ook eurocommissaris Reding heeft verklaard dat websiteblokkering uit den boze is [statement]. Volgens de rechtbank kan zij aan deze stelling geen gewicht toekennen omdat ze niet deel uitmaken van de wetgeving of de totstandkoming daarvan. Voor zover de vraag ziet op de uitleg van een rechtsregel heeft de rechtbank hierin gelijk. Echter, de toets die hier aan de orde is heeft betrekking op de voorzienbaarheid en bepaaldheid van de regelgeving. Het negeren van de opmerkingen van de wetgever is daarom opmerkelijk, omdat het publiek voor de bedoeling en de betekenis van regelgeving immers wel naar deze partijen zullen luisteren.

4. SOS Internet
Kortom, genoeg redenen om in hoger beroep nog eens naar de grondslag voor de Pirate Bay blokkade te kijken en daarbij in het bijzonder rekening te houden met de belangen van de internetgebruikers. Het is daarom toe te juichen dat het Steunfonds Open en Stabiel Internet (SOS Internet) aanstaande donderdag 23 februari 2012 een bijeenkomst organiseert om te onderzoeken of zij zich kunnen voegen in het hoger beroep. Voor iedereen die geïnteresseerd is, zie hier de uitnodiging.

IEF 10945

Voor vanmiddag: Brein/Ziggo-XS4all

Link
De Vereniging voor Media- en Communicatierecht (VMC) en de Vereniging voor Auteursrecht (VVA) organiseren een gezamenlijke studiemiddag over de Brein/Ziggo-XS4All-zaak en het Europese perspectief zoals dat gevormd wordt door onder meer de uitspraak van het Europese Hof van Justitie in Scarlet/Sabam (en Sabam/Netlog). Vooraanstaande sprekers (prof. mr. Egbert. Dommering, prof. mr. Arno Lodder en prof. mr. Dirk Visser) verzorgen inleidingen, die gevolgd worden door een discussie.

Inschrijven: studiemiddag@mediaforum.nl
Waar
Het Trippenhuis, Kloveniersburgwal 29, 1011 JV Amsterdam
Wanneer
woensdag 22 februari 2012
Prijs
Toegang is voor leden gratis. Niet-leden betalen Euro 20,=.
Inclusief

Bijlage
: pdf

Programma
14.00-14.30 uur inloop (koffie/thee)
14.30-14.50 uur Prof. mr. Egbert Dommering
14.50-15.10 uur Prof. mr. Arno Lodder
15.20-15.40 uur Prof. mr. Dirk Visser
15.40-16.00 uur Pauze
16.00-17.15 uur debat
17.15 borrel

IEF 10944

Trouw vermelden

Kantonrechter Rechtbank Arnhem 16 december 2011, LJN BV6471 (billijkheidshalve schadevergoeding)

Uitspraak is mede ingezonden door Thomas Berendsen, BANNING.

[gedaagde] heeft op zijn website een aantal artikelen van voornoemde auteurs en Trouw geplaatst en deze integraal overgenomen. Bij elk artikel is Trouw als bron Trouw vermeld, zonder de naam van de auteurs.

De website heeft een hobbymatig karakter en een laag bezoekersaantal. De artikelen zijn na de eerste sommatie verwijderd. Er wordt - billijkheidshalve - een schadevergoeding van € 400,- toegekend. Geen volledige proceskostenveroordeling.

8.Ten aanzien van de hoogte van de schadevergoeding, wordt als volgt overwogen. Voor de schending van het auteursrecht en de persoonlijkheidsrechten maakt [eiseres] primair aanspraak op 2,5 keer de economische waarde, subsidiair op de economische waarde. Als onweersproken staat vast dat de website van [gedaagde] een hobbymatig karakter heeft. [gedaagde] heeft voorts voldoende aannemelijk gemaakt dat de website een laag bezoekersaantal kent. Bovendien heeft [gedaagde] de artikelen direct na de sommatiebrief van [eiseres] van de website verwijderd. Gelet op deze omstandigheden, wordt aangenomen dat de artikelen weinig zijn bekeken. Aangezien [gedaagde] bij de artikelen de bron heeft vermeld, was bovendien duidelijk dat Trouw hierop de auteursrechthebbende is. Het voorgaande betekent dat sprake is van weinig verlies aan exclusiviteit. Aangezien aannemelijk is dat als [gedaagde] zich van de juridische situatie bewust was geweest, hij geen toestemming voor het plaatsen van de artikelen zou hebben gevraagd, maar niet zou zijn overgegaan tot het plaatsen van de artikelen, wordt geoordeeld dat de volledige economische waarde in het onderhavige geval geen reële maatstaf is. Nu evenwel sprake is van een inbreuk op het auteursrecht en de persoonlijkheidsrechten, zal hiervoor billijkheidshalve een schadevergoeding van € 400,- worden toegekend.

10. Het gevorderde bevel tot staking van de inbreuk op de auteursrechten zoals bedoeld in r.o. 2.2 zal worden afgewezen, nu vaststaat dat geen sprake meer is van inbreuk op de auteursrechten van Trouw. Vaststaat immers dat [gedaagde] na ontvangst van de sommatiebrief de betreffende artikelen van zijn website heeft gehaald. Ook het gevorderde bevel om iedere inbreuk op de bedoelde auteursrechten gestaakt te houden komt niet voor toewijzing in aanmerking, nu onvoldoende gesteld of gebleken is dat er enige aanwijzing is dat [gedaagde] voornemens is om opnieuw zonder toestemming van Trouw artikelen op haar website te plaatsen.

Proceskosten 12. Gelet op de uitkomst van de procedure zal [gedaagde] worden veroordeeld in de proceskosten. Het betreft hier een intellectuele eigendomszaak waarop artikel 1019h Rv van toepassing is. Gelet op de omvang e n de complexiteit van de zaak verzet de redelijkheid zich naar het oordeel van de kantonrechter echter tegen toewijzing van de gevorderde volledige proceskostenveroordeling. De proceskosten zullen daarom worden toegewezen op de bij de sector kanton gebruikelijke wijze.

IEF 10943

De Belgische escitalopramzaak in beroep

Hof van Beroep te Brussel 14 februari 2012, nr. 2011/AR/2821 (Lundbeck tegen Tiefenbacker, Ratiopharm, Teva)

In navolging van 10316 (Rb Brussel) en te vergelijken met IEF 10820 (Hof DH). Lundbeck vraagt de rechter om de voorlopige tenuitvoerlegging van het eerdere vonnis. Artikel 51 par 2 Belgische OctrooiWet meldt "ingeval van nietigverklaring van de octrooien heeft de voorziening in cassatie schorsende werking".

In citaten:
r.o. 9. De uitdrukkelijke en uitzonderlijke schorsende werking van de voorziening in cassatie tegen een nietigverklaring van een octrooi/ABC in hoger beroep, valt niet te rijmen met het toestaan van de voorlopige tenuitvoerlegging van een nietigverklaring van een octrooi/ABC in eerste aanleg.

De voorlopige tenuitvoerlegging van een nietigverklaring van een octrooi/ABC in eerste aanleg toestaan, zou de uitdrukkelijke schorsende werking van de voorziening in cassatie tegen een nietigverklaring in hoger beroep, zoals door de wetgever bepaald, uithollen en is zodoende in strijd met artikel 51 BOW, dat niet alleen geldt voor octrooien, doch eveneens voor ABC's.

10. Het hof besluit dat de voorlopige tenuitvoerlegging van de nietigverklaring van het ABC 2002C/039 van appellante, niet door de wet is toegestaan en dat de eerste rechter zodoende ten onrechte het bestreden vonnis uitvoerbaar bij voorraad heeft verklaard, niettegenstaande enig rechtsmiddel, (...) Het bestreden vonnis dient in die mate teniet gedaan te worden.

IEF 10942

Herziening richtlijn Auteursrecht: Verkennen van een flexibele en open norm

Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de EU, Kamerstukken II 2011-2012, 22 112, nr. 1367.

Fair Use!
In steekwoorden: Online producten. Auteursrecht. Grensoverschrijdende licenties. Herziening richtlijn auteursrecht in de informatiemaatschappij. Verkenning Fair Use-introductie. Negatief over wetgevend initiatief over de thuiskopieheffing.

p. 6. Ontwikkelen van legaal en grensoverschrijdend aanbod van “online” producten en diensten.

Het kabinet deelt de constatering dat een herziening van de Richtlijn Elektronische Handel niet aan de orde is. Voor wat betreft het voorstel voor een Verordening voor Gemeenschappelijk Europees Kooprecht heeft Nederland eerder richting uw Kamer aangegeven kritisch te staan tegenover een dergelijk voorstel. In het kader van de wens om het auteursrecht te moderniseren hecht Nederland groot belang aan het voorstel voor een richtlijn voor het collectief beheer van auteursrechten.

Nederland verwelkomt in dit verband het bericht van Commissaris Barnier dat dit voorstel in het voorjaar van 2012 kan worden verwacht. Evenals de Commissie is Nederland van oordeel dat een grensoverschrijdende licentie een belangrijke bijdrage kan leveren aan de groei van het legale aanbod van muziek binnen Europa. Daarnaast verwelkomt Nederland de herziening van de richtlijn Auteursrecht in de Informatiemaatschappij. Dit geeft Nederland namelijk de mogelijkheid om op Europees niveau de mogelijkheden te verkennen voor de introductie van een flexibele en open norm in het auteursrecht (de “fair use”-uitzondering).

Nederland staat negatief tegenover het voorstel voor een wetgevend initiatief over de thuiskopieheffing. Zoals aangegeven in de brief Auteursrecht 2020 is het kabinet voornemens de thuiskopieheffing op termijn uit te faseren.

IEF 10941

Pre-annual meeting voor de INTA 2012

link aanmelden
Aansluitend aan het AIPPI symposium op 14 maart 2012 zal de pre-annual INTA-borrel plaatsvinden. De locatie is - net als vorig jaar - lokaal Victoria in Zeist 17:30 tot 19:00 uur. De uitnodiging van de INTA is hier te vinden. Alle geïnteresseerden zijn welkom, niet slechts diegenen die ook naar de annual meeting in Washington gaan. Na afloop kan in het restaurant nog een hapje worden gegeten.

Inschrijven: per email hier.
Waar lokaal Victoria in Zeist
Wanneer 14 maart 2012, 17:30 - 19:00, diner na afloop
Prijs: gratis, borrel is mogelijk gemaakt door De Gier|Stam&advocaten
meedineren ad € 50,-
Inclusief: borrel, bij het diner: drank, koffie en driegangenmenu
Bijlage: geen

Programma
borrel: 17:30 - 19:00,
diner: 19:00

IEF 10940

Eerdere vonnis overtreden

Vzr. Rechtbank Arnhem 6 februari 2012, LJN BV6315 (Stichting Virtuele Trombosedienst tegen Stichting Rode Kruis Trombosedienst "Neder-Veluwe")

Parallel gepubliceerd RB 1306. Follow-up na IEF 10571. Reclamerecht. Misleidende reclame. Ongeoorloofde mededelingen. In´t kort: SVT was bij een eerder vonnis in kort geding verboden bepaalde uitlatingen over de regionale trombosedienst te doen, op straffe van verbeurte van een dwangsom. De essentie van het onderhavige geschil tussen partijen is of en zo ja, voor welk bedrag SVT dwangsommen heeft verbeurd. SVT heeft het eerdere vonnis overtreden. Haar vorderingen worden afgewezen.

4.21. De stellingen van TD Neder-Veluwe komen er op neer dat het onderzoek van SVT op meerdere onderdelen niet aan de gangbare kwaliteitswaarborgen voldoet. Onderzocht dient dus te worden of deze stellingen voldoende aannemelijk zijn en vervolgens of deze het verwijt rechtvaardigen dat de vergelijkende reclame, wat de vergelijking betreft, niet geoorloofd is.

4.22. De voorzieningenrechter is voorshands van oordeel dat het aantal bevraagde patiënten, circa 300 op een landelijke groep van circa 375.000 trombosepatiënten, te klein is om verantwoord de mededelingen in het onderzoek te kunnen doen. Door enerzijds wel de mening van de patiënten van SVT mee te nemen in het onderzoek, maar de mening van patiënten, die niet zijn overgestapt naar SVT maar zijn gebleven bij de regionale trombosediensten bij hun bevraging naar hun tevredenheid over de dienstverlening door de regionale trombosediensten buiten beschouwing te laten, zijn de resultaten van de enquête niet gebaseerd op een aselecte steekproef en kunnen zij reeds daarom niet als objectief worden beoordeeld. Deze resultaten verstrekken dan ook niet de eerlijke en betrouwbare informatie over de positie van SVT ten opzichte van de regionale trombosediensten, als door SVT in haar publicatie wordt voorgewend, zodat geen sprake is van geoorloofde, vergelijkende reclame in de zin van artikel 6:194a BW.

De voorzieningenrechter is voorts van oordeel dat SVT, met hetgeen zij op haar website heeft geplaatst, suggereert dat haar diensten voordelen voor patiënten hebben, die de regionale diensten missen, zoals het door haar genoemde ‘gevoel van vrijheid’. Dit klemt temeer nu uit de publicatie niet blijkt dat de enquête alleen is uitgevoerd onder patiënten van SVT. SVT heeft haar mededelingen, waarin zij haar dienstverlening direct of indirect vergelijkt met de dienstverlening van de regionale trombosediensten, geenszins deugdelijk en controleerbaar onderbouwd. Het vorenstaande leidt tot de slotsom dat SVT de juistheid van de mededelingen in het klanttevredenheidsonderzoek niet aannemelijk heeft kunnen maken. Reeds op grond hiervan is voldoende komen vast te staan dat SVT het verbod, zoals geformuleerd in het vonnis van 9 februari 2010, heeft overtreden.


4.23. In het licht van het vorenstaande zal de vordering van SVT tot betaling van € 7.899,12 aan SVT door TD Neder-Veluwe worden afgewezen. De voorzieningenrechter kan een geldvordering als de onderhavige slechts toewijzen indien is voldaan aan de onder r.o. 4.4. genoemde criteria. Dat is niet het geval, nu voldoende aannemelijk is geworden dat de rechter in een bodemprocedure zal oordelen dat SVT de aan haar bij vonnis van 9 februari 2010 opgelegde verboden heeft geschonden en dat zij als gevolg daarvan dwangsommen heeft verbeurd. Een belangenafweging kan niet tot een ander oordeel leiden.

IEF 10939

WIPO-selectie februari 2012

Domeinnaamrecht. We beperken ons tot een doorlopende selectie van WIPO-geschillenbeslechtingsprocedures die wellicht interessant zijn. Hier een overzicht van de in de laatste weken gepubliceerde procedures. Ditmaal over: reverse domain name hacking via overname rechtsvoorganger, gebruik van Russische Google zoekopdracht, een voorbeeld van toepassing van Oki Data-criteria bij niet-geautoriseerde verkoper en niet-concurrerende gesponsorde links. 

D2011-2034 (reverse domain name hijacking)

ad-aware.com > Complaint denied

Lavasoft is houdster van diverse merkenrecht op AD-AWARE. Haar rechtsvoorganger had gedurende 9,5 jaar een handelsrelatie met de Respondent. Haar rechtsvoorganger had de website adaware.com geregistreerd.

De Panellist is van mening dat de complainant the policy ter kwader trouw inzet om de domeinnaam www.ad-aware.com (inclusief koppelteken) te verkrijgen, en weigert de vordering.

D2011-2090 (Arbiter voert Google Search in't Russisch uit, voor bewijs)

interprox.com > Complaint denied

Onder C: "The Complainant has not demonstrated any proof, from which it could be inferred, that the aim of the Respondent, at the time of the registration of the disputed domain name, was to resell, rent, or otherwise transfer the domain name registration at a price exceeding out-of-pocket costs directly related to the domain name. Moreover, there is no evidence that could justify an assumption that the Respondent was aware of the existence of the Complainant’s -mark. A Google search in Russian made by the Panel did not make any connection between “Interprox” and the company of the Complainant; to the contrary, the only link was made to “Interpol”. Perhaps the Google search engine in Spain does make such a connection, but the default Google search engine for the Respondent is likely to be in Russian. The expression “Interprox”, if divided into two parts, may relate to a number of services and companies since “inter” is a generic word and “prox” is commonly used in the IT and engineering fields. This further supports that the Complainant failed to demonstrate that the Respondent acted in bad faith at the time of registration of the disputed domain name."

D2011-2117 (toepassing Oki Data criteria; consensus view)

cadillacperformance.com > Complaint denied

Onder B "The Respondent thus falls into the category of an unauthorized reseller. The WIPO Overview 2.0, paragraph 2.3, indicates a Consensus view regarding resellers’ rights or legitimate interests vel non under paragraph 4(a)(ii): “Normally, a reseller or distributor can be making a bona fide offering of goods and services and thus have a legitimate interest in the domain name if its use meets certain requirements. These requirements normally include the actual offering of goods and services at issue, the use of the site to sell only the trademarked goods, and the site's accurately and prominently disclosing the registrant's relationship with the trademark holder. The respondent must also not try to ‘corner the market’ in domain names that reflect the trademark.” Although the seminal case setting out this approach, Oki Data Americas, Inc. v. ASD, Inc., WIPO Case No. D2001-0903, involved an authorized reseller, the Consensus view notes that “Many panels subscribing to this view have also found that not only authorized but also unauthorized resellers may fall within such Oki Data principles.”

D2011-1977  (geen concurrenten in de gesponsorde links)

supermax.com > Complaint denied [red. deze had ook anders uit kunnen pakken]
Onder B " b) None of the sponsored links which appear on the website attached to the Disputed Domain Name are in competition with the products offered by the Complainant, which would be an important consideration in determining whether the Respondent’s conduct may be considered fair;"

 

DNL2011-0073
catdealer.nl, catverhuur.nl > Transfer

D2011/1714
quickbooksindia.com > Complaint denied

D2011-1888
nsense.com > Complaint denied

D2011-1950
solanum.com > Complaint denied

D2011-1950
redbulltcpharma.com > Cancellation

D2011-2045
cinemaki.com > Complaint denied

D2011-1951
mchelin.com > Cancellation

IEF 10937

Voorrangsdocument openbaart een eindplug

Vzr. rechtbank 's-Gravenhage 20 februari 2012, KG ZA 11-1496 (SCA Hygiene products AB tegen M.T.S. Euro Products B.V.)

Octrooirecht. Voorrangsdocument. SCA legt zich toe op verzorgingsproducten, waaronder handdoekrollen. Zij is houdster van Europees octrooi 1 960 302 B1 (end plug for a roll of material in a dispenser). MTS maakt haar bedrijf van de groothandel in onder meer was-, poets- en reinigingsmiddelen. Een van haar producten is een handdoekrol die wordt verkocht onder het merk Euro Matic. Deze handdoekrol is voorzien van een plug waarmee de rol in een houder wordt bevestigd.

MTS voert aan dat SCA een ongeldig beroep op voorrang doet. Het voorrangsdocument openbaart een eindplug die in een bepaalde hellingshoek staat en dat dit tot een essentiële maatregel van de eindplug behoort. MTS voert aan dat de hellingshoek binnen een bepaald bereik in het voorrangsdocument onmiskenbaar als een essentiële maatregel is geopenbaard en dat het weglaten van een dergelijke maatregel in de oorspronkelijke aanvrage volgens vaste rechtspraak van het EOB een ongeldige aanspraak op prioriteit oplevert.

Dit verweer treft doel. De vorderingen worden afgewezen.

4.8. De Grote Kamer van Beroep heeft in zijn uitspraak van 31 mei 2001 (G2/98, OJ 2001, 413) een restrictieve uitleg gegeven van het begrip ‘the same invention’. Hij oordeelde dat “The requirement for claiming priority of ‘the same invention’, referred to in Art. 87(1) EPC, means that priority of a previous application in respect of a claim in a European patent application in accordance with Art. 88 EPC is to be acknowledged only if the skilled person can derive the subject-matter of the claim directly and unambiguously, using common general knowledge, from the previous application as a whole”. In een uitspraak van de Technische Kamer van Beroep van 25 juni 2003 (T 515/00), waarin wordt verwezen naar de aangehaalde uitspraak G2/98 van de Grote Kamer van Beroep, is voorts beslist dat “Priority could not be acknowledged if a feature was modified or deleted, or a further feature was added”. In zijn uitspraak van 8 april 2004 (G1/03 en G2/03) heeft de Grote Kamer van Beroep ten slotte geoordeeld dat “in order to avoid any inconsistencies, the disclosure as the basis for the right to priority under Art. 87(1) EPC and as the basis for amendments in an application under Art. 123(2) EPC has to be interpreted in the same way”.

4.11. De door SCA hiertegen ingebrachte argumenten (welke in feite overeenstemmen met die gevoerd in de verleningsprocedure (vgl. 2.12.) en waarmee de examiner kennelijk genoegen heeft genomen) leiden niet tot een andere conclusie. Het betoog dat conclusie 7 van de oorspronkelijke aanvrage (later – naar aanleiding van unity-bezwaren in het IPER-rapport geamendeerd tot conclusie 1) direct en ondubbelzinnig in paragraaf [0005] van het voorrangsdocument is geopenbaard, miskent dat ook in deze paragraaf van de beschrijving het bereik van 117° tot 141° reeds wordt voorgeschreven (regels 49 t/m 54). Ook het argument dat uit figuur 6 van het voorrangsdocument, mede gelet op paragraaf [0057] zou blijken dat de hoek ‘slechts’ zo moet worden gekozen dat er een goede ‘interaction’ is tussen de eindplug en het retentiemechanisme en de vakman daaruit zou begrijpen dat het bereik van 117° tot 141° slechts richtinggevend is, slaagt niet. Het door SCA aangehaalde citaat uit paragraaf [0057] bevat behalve de (door SCA in haar pleitnota geciteerde) tweede volzin namelijk onmiddellijk de daaropvolgende (door SCA niet-geciteerde) passage dat “this means that the inclined sliding surfaces 202, 212 are inclined by an angle of 121.1°. Depending on the end plug used, the inclination could also be chosen in a range of 117° tot 141°, and in particular 120° to 122°”. Ook hier wordt de hellingshoek derhalve opnieuw expliciet voorgeschreven. Gelet op een en ander kan bezwaarlijk worden volgehouden dat het gewenste bereik van de ‘locking surface’ van 117° tot 141° in het voorrangsdocument slechts als een voorkeursuitvoeringsvorm moet worden begrepen, zoals SCA ook nog heeft aangevoerd. De gemiddelde vakman zou op de prioriteitsdatum uit het voorrangsdocument dan ook begrijpen dat het gewenste bereik van de ‘locking surface’ als een essentiële maatregel is bedoeld.

4.12. In conclusie 7 van de oorspronkelijke aanvrage wordt de ‘locking surface’ echter generiek geopenbaard, i.e. zonder dat hier enige specifieke hellingshoek of range waarbinnen de hellingshoek van de ‘locking portion’ zich dient te bevinden wordt aangegeven. Door deze in het voorrangsdocument als wezenlijk voorgeschreven maatregel in de (geamendeerde) oorspronkelijke aanvrage weg te laten, moet naar voorlopig oordeel worden aangenomen dat de in de oorspronkelijke aanvrage in de geamendeerde conclusie 1 neergelegde uitvinding een andere uitvinding is dan die in het voorrangsdocument is geopenbaard.