Domeinnaamrecht  

IEF 9601

WIPO Arbitration and Mediation Center, 14 februari 2011, DNL2010-0068, domjur 2011-663 (Sportlink Services B.V. tegen Grafia Internet/ICT; URL: sportlinkclub.nl)

Heeft de domeinnaam dus niet nodig

Eiseres, Sportlink Services B.V., is houdster van het Benelux beeldmerk Sport.Link Services en verzorgt applicatieservices t.b.v. sportorganisaties, levert toepassingsprogrammatuur voor sportorganisaties en verstrekt adviezen op het gebied van informatica. Verweerder, Grafia Internet / ICT, heeft de domeinnaam sportlinkclub.nl geregistreerd en houdt zich voornamelijk bezig met het verlenen van internet- en webhostingdiensten, het verzorgen van domeinregistraties alsmede het ontwikkelen van internetapplicaties en websites.

Verwarringwekkende overeenkomst. Deel handelsnaam in dominante bestanddeel van domeinnaam. Geen recht of legitiem belang. Verweerder heeft te kennen gegeven de domeinnaam over te willen dragen; heeft domeinnaam dus niet nodig. Registratie te kwader trouw. Overdracht bevolen.

Lees de uitspraak hier (pdf).

 

IEF 9593

beschikking Rechtbank 's Hertogenbosch 2 februari 2011, zaaknummer/rekestnummer: 225780/BP RK 11-129 (CM B.V. c.s. tegen X h.o.d.n. CosMedique)

CosMedic v. CosMedique

met dank aan Huib Berendschot en Roderick Chalmers Hoynck van Papendrecht, AKD

Ex parte Beschikking ex 1019e Rv. Merk en handelsnaam "CosMedic" (boip.int) . Maatschap van plastische chirurgen die privékliniek. Eenmanszaak "Cosmedique" biedt dienst aan die ligt tussen schoonheidsbehandeling en chirurgische ingrepen. Gevaar voor publiciteit vanwege recente opening. Overeenstemming handelsnaam is auditief, begripsmatig, visueel en schrijfwijze (hoofdletter C en M). Verder geografisch gedeeld gebied en aard van onderneming is gelijk

Staken van handelsnaam en domeinnaam en gebruik van overeenstemmend merk CosMedique met dwangsom €2.500 per dagdeel voor overtreding. Toegewezen ex parte beschikking.

Lees de ex parte beschikking hier (pdf)
Regeling: art. 1019e Rv j.o. 2.20 lid 1 sub a,b, d BVIE

 

IEF 9592

WIPO Arbitration and Mediation Center, Domeinnaam jurisprudentie, DomJur.nl 27 april 2011

WIPO Arbitration and Mediation Center zes uitspraken

Op Domjur.nl staan Nederlandse uitspraken en artikelen met betrekking tot domeinnamen. In het bijzonder .nl-domeinnamen. Een overzicht van de laatste zes uitspraken.

WIPO Arbitration and Mediation Center 1 maart 2011, Zaak-/rolnummer: DNL2011-0002, DomJur 2011-657 (Arnhem Comin Soon B.V. tegen Benson and Partner Ltd) link

Eiseres is Arnhem Coming Soon B.V., een modewinkel in Arnhem en houder van het woordmerk ‘coming soon’. Verweerder is Benson and Partner Ltd, houder van de domeinnaam comingsoonarnhem.nl. Eiseres vordert overdracht van de domeinnaam. Verweerder dient geen verweerschrift in.

Verwarrendwekkende overeenstemming. Geen recht of legitiem belang verweerder.  Registratie te kwader trouw. Overdracht bevolen.

WIPO Arbitration and Mediation Center 28 februari 2011, Zaak-/rolnummer: DNL2010-0083, DomJur 2011-662 (Koninklijke Philips Electronics NV tegen Small Business Internet Solutions) link

Eiser is Koninklijke Philips Electronics NV, sinds 2008 maakt de onderneming Respironics Inc deel uit van eiser. Philips is rechthebbende op het merk Respironics. Verweerder is Small Business Internet Solutions die de domeinnaam respironics.nl heeft geregistreerd.

Domeinnaam identiek aan merk. Geen recht of legitiem belang verweerder. Registratie domeinnaam op de dag van persbericht overname respironics in. Registratie te kwader trouw. Overdracht bevolen.

WIPO Arbitration and Mediation Center 21 februari 2011, Zaak-/rolnummer: DNL2010-0074/00075, DomJur 2011-660/2011-661 (Coöperatieve Raiffeisen-Boerenleenbank tegen verweerder) link 0074/ 0075

Eiser is Coöperatieve Raiffeisen-Boerenleenbank B.A. (Rabobank Nederland). Verweerder heeft de volgende domeinnamen geregistreerd: abobank.nl, babobank.nl, rabibank.nl, rabobannk.nl, rabobasnk.nl, radobank.nl en raqbobank.nl. Verweerder woont op hetzelfde adres als de verweerder in de eerdere zaak ‘Rabobank Nederland – Verweerder (I)’.

Geen verweerschrift ingediend. Fonetisch en visueel verwarringwekkend gelijkend op merk.  Geen recht of legitiem belang verweerder. Link naar concurrenten. Registratie te kwader trouw.  Overdracht bevolen.

WIPO Arbitration and Mediation Center 21 februari 2011, Zaak-/rolnummer: DNL2010-0082, DomJur 2011-659 (Société Air France tegen Helo Holdings LTD) link

Eiseres is Société Air France. Verweerder is Helo Holdings Ltd, houder van de domeinnaam aifrance.nl. Eiseres vordert overdracht van de domeinnaam. De Geschillenrechter zal de vordering in het licht van artikel 2.1 van de Regeling interpreteren. Verweerder heeft geen verweerschrift ingediend.

Vrijwel identiek aan merk (Air France). Typosquatting. Geen recht of legitiem belang verweerder. Niet gelieerd, geen toestemming, te koop. Bekend merk, registratie te kwader trouw. Overdracht bevolen.

WIPO Arbitration and Mediation Center 17 februari 2011, Zaak-/rolnummer: DNL2010-0078, DomJur 2011-658 (Customworx B.V. tegen verweerder) link

Eiser, Costumworx B.V., houdt zich bezig met het ter beschikking stellen van personeel (uitzenden en detacheren), hanteert “Toptech”, “Toptech Detachering”, “Toptech Uitzendbureaus”, “Toptech Werving & Selectie” en “Toptech Solutions” als handelsnamen en heeft “TOPTECH” als woordmerk geregistreerd. Verweerder is doende om te starten met soortgelijke activiteiten. De domeinnaam toptechpersoneelsdiensten.nl is door de verweerder geparkeerd bij een registrar.

Al dan niet ingebruik irrelevant voor verwarringwekkende overeenstemming domeinnaam. Toevoeging beschrijvende woord personeelsdiensten heft overeenstemming onvoldoende op. Geen recht of legitiem belang verweerder. Registratie te kwader trouw - verweerder wil concurrerende activiteiten ontplooien. Overdracht bevolen.

IEF 9589

Rechtbank Alkmaar 27 april 2011, LJN BQ2734 (Erven R.W. van de Wint tegen Stichting De Nollen (HA ZA 09-887) en Stichting Pictoright tegen Stichting De Nollen (HA ZA 09-972))

Over natrekking, eigendom, totaalkunstwerken en licenties

Vraag over eigendom en gebruiksrechten op (afbeeldingen van) kunstvoorwerpen die zich bevinden op De Nollen. Natrekking, auteursrecht. “totaalkunstwerk” (plattegrond hieronder): een integratie van beeldende kunst, landschap en architectuur. Kunstenaar R.W. van de Wint heeft stichting opgericht voor de ontwikkeling en exploitatie.

In´t landschap geplaatste sculpturen zijn eigendom van de Stichting. Naar aard en inrichting bestemd om duurzaam te blijven, duidelijk zichtbaar geplaatst om onderdeel van het totaalkunstwerk te vormen (4.24-30). Het “totaalkunstwerk” is onvoldoende bepaald en te zeer geënt op De Nollen toegekende functie.

Geslaagd beroep op natrekking komt aan op relatie tussen objecten en de grond of geplaatst gebouwen (4.31-33). Stilzwijgend overeengekomen gebruiksrecht (4.39-43), licentie ter exploitatie van De Nollen als totaalkunstwerk te bevorderen (4.80-89) en niet rechtsgeldig opgezegde licentie (4.90-92).

Verder moet op grond van de in zoverre onvoldoende weersproken stellingen van de Stichting worden vastgesteld dat de kunstenaar een aantal jaren aangesloten geweest is bij Beeldrecht, de voorganger van Pictoright, maar zich in 2000 heeft uitgeschreven omdat hij het uitdrukkelijk oneens was met het uitgangspunt dat voor ieder serieus gebruik van afbeeldingen van zijn werk toestemming zou moeten worden gevraagd. Ook heeft zich in de loop der jaren bij de uitoefening van de auteursrechten op het werk tussen partijen een patroon uitgekristalliseerd dat inhield dat partijen het (kennelijk) over en weer als normale zaak beschouwden dat de Stichting gebruik maakte van afbeeldingen van het werk van de kunstenaar ter bevordering van haar doelstelling, ongeacht of dit werk betrof dat zich op het terrein van De Nollen bevond of ander werk. Het werk van de Stichting - waarvan de wenselijkheid door de erven wordt onderschreven - lijkt ook niet goed mogelijk zonder dat daarbij op ruime schaal gebruik kan worden gemaakt van afbeeldingen van het werk van de kunstenaar, ook voor zover dit de wettelijk voorziene beperkingen op het auteursrecht te buiten gaat (bijvoorbeeld omdat twijfelachtig is of de Nollen wel onder de exceptie van art art. 23 Aw valt).

Ten slotte kent de rechtbank betekenis toe aan het feit dat niet gebleken is dat zich onder de vergoedingen die Beeldrecht heeft ontvangen in de jaren voor 2001, toen de kunstenaar de aansluiting bij Beeldrecht beëindigde, betalingen door de Stichting bevinden. Ook is van belang dat Pictoright tegenover betwisting door de Stichting na 2000 geen enkel geval heeft kunnen noemen waarin de Stichting toestemming heeft gevraagd of een vergoeding heeft betaald voor gebruik van werk als hiervoor omschreven.

Pictoright meent dat de erven ook auteursrecht hebben op foto's die door [GEDAAGDE 3] van het werk van de kunstenaar zijn gemaakt. Zij stelt daartoe onder verwijzing naar art. 7 Aw dat [GEDAAGDE 3] in dienst was van de kunstenaar (c.q. zijn [EISERES 4]) en in die hoedanigheid in het kader van haar functie in opdracht en onder leiding van de kunstenaar foto's heeft gemaakt van diens werk. [GEDAAGDE 3] heeft dit gemotiveerd betwist. De rechtbank oordeelt als volgt.

De Stichting heeft er onbetwist op gewezen dat uit de copyrightvermeldingen op uitgaven vóór 2005 volgt dat de kunstenaar zelf niet de opvatting had dat de betrokken auteursrechten van zijn bedrijf waren of dat [GEDAAGDE 3] te weinig eigen inbreng had om als fotograaf vermeld te worden. In een door de Stichting uitgegeven nieuwsbrief uit 2005 is vermeld: "([GEDAAGDE 3]) is als fotograaf en documentalist verbonden aan De Nollen", waarmee kennelijk de Stichting wordt bedoeld. In de notulen van de vergadering van het stichtingsbestuur van 15 september 2006 wordt vermeld dat de erven willen komen tot beëindiging van het dienstverband van [GEDAAGDE 3] met de B.V. omdat zij vooral werkzaamheden voor de Stichting verricht.

Pictoright heeft tegenover dit een en ander onvoldoende gesteld om de slotsom te rechtvaardigen dat de [EISERES 4] door de werking van art. 7 Aw auteursrechthebbend is op de door [GEDAAGDE 3] gemaakte foto's.

Lees de uitspraak hier (link en pdf) - excuses voor het ongemak, de overwegingen zijn niet genummerd gepubliceerd

IEF 9588

Vzr. Rechtbank Rotterdam 15 april 2011, LJN BQ1572 (Argene S.A. tegen Argen-X B.V.)

Het verschil tussen diagnostisch en therapeutisch

met gelijktijdige dank aan Jesse Hofhuis, Hofhuis Alkema
 
Merkenrecht. Handelsnaamrecht. Farmaceutica. ARGENE tegen arGEN-X. Bevoegdheid Rechtbank Rotterdam o.g.v. art 103 GMVo. (eiser verwijst naar de bepalingen van het BVIE, maar de vordering is alleen gebaseerd op een Gemeenschapsmerk).

Nu op grond van het Gemeenschapsmerk ARGENE niet kan worden opgetreden tegen de zuivere handelsnaam arGEN-X (geen gebruik voor waren of diensten) en van merkenrechtelijke verwarring daarnaast geen sprake is (diagnostische vs therapeutische toepassingen ander, hoogspecialistisch, publiek), oordeelt de voorzieningenrechter dat inbreuk niet aannemelijk is en wijst de vorderingen af. Geen beroep op art. 5a Hnw mogelijk wanneer uitsluitend Gemeenschapsmerk wordt ingeroepen.

Merkenrecht: “(…) Dat sprake is van een ander gebruik dan het gebruik van de aanduiding "arGEN-X" zuiver als handelsnaam is door Argene onvoldoende gemotiveerd bestreden noch is daarvan op grond van de in dit kort geding overgelegde stukken gebleken. Op grond van het Gemeenschapsmerk komt Argene in de verhouding tussen partijen mitsdien geen bescherming toe. De vordering als hiervoor weergegeven onder 3.1 sub 1 dient reeds daarom te worden afgewezen.

Indien en voor zover met het deponeren van het merk arGEN-X voor de klassen 5 en 42 wel sprake zou zijn van gebruik voor waren of diensten door arGEN-X, dient bepaald te worden of sprake is van inbreukmakend handelen van arGEN-X in de zin van artikel 9 lid 1 GMVo, zoals door Argene betoogd.
 
 (…)  Op de eerste plaats is de voorzieningenrechter voorshands van oordeel dat van verwarringsgevaar als bedoeld in artikel 9 lid 1.b GMVo niet is gebleken. Daartoe geldt het volgende. (…) Gelet op de hiervoor omschreven verschillen, waaronder het verschil tussen diagnostische en therapeutische toepassing van antistoffen (dat op dit punt sprake is van een wezenlijk verschil wordt ondersteund door productie 7 van arGEN-X), richten partijen zich logischerwijs ook op een ander - hoogspecialistisch - publiek.(…)   Het antwoord op de vraag of sprake is van visuele, auditieve en begripsmatige gelijkenis, althans overeenstemming, tussen de merken van partijen, zoals door Argene is gesteld, kan in het midden blijven, nu, gelet op het hiervoor overwogene, verwarringsgevaar voorshands niet te duchten valt.

Het vorenstaande leidt ertoe dat een beroep op het bepaalde in artikel 9 lid 1.b GMVo niet had kunnen slagen. In dat verband acht de voorzieningenrechter voorts van belang dat gesteld noch gebleken is dat in de bijna drie jaar dat arGEN-X nu bestaat daadwerkelijk verwarring is opgetreden. Dat geen verwarring te duchten valt, wordt ook onderschreven door de inhoud van de door arGEN-X op vier punten afgegeven onthoudingsverklaring  (…) .
 
Handelsnaamrecht: Blijkens de dagvaarding heeft Argene een expliciet beroep gedaan op het bepaalde in artikel 5a van de Handelsnaamwet (Hnw), maar daar evenwel geen vordering aan verbonden. (…) Indien en voor zover Argene aan haar op artikel 5a Hnw gebaseerde stellingen een vordering had verbonden, zou deze vordering eveneens zijn afgewezen.
 
(…) Zoals hiervoor is overwogen kan op grond van een Gemeenschapsmerk niet worden opgetreden tegen ander gebruik van een teken dan voor waren of diensten. Door ter bescherming van een Gemeenschapsmerk een vordering gebaseerd op artikel 5a Hnw in te stellen wordt juist getracht op te treden tegen een dergelijk ander gebruik zoals het gebruik van een handelsnaam. Dat staat de Gemeenschapsmerkenverordening, gelet op het bepaalde in artikel 14 lid 1, eerste zin, GMVo ("De rechtsgevolgen van een Gemeenschapsmerk worden uitsluitend beheerst door deze verordening. (...)"), niet toe. 

Lees het vonnis hier (link en pdf). 
Regeling: 9 lid 1, 2 en 3, 96 en 103 GMVo, 5 en 5a Hnw, 2.20 BVIE

IEF 9587

Vzr. Rechtbank Almelo 14 april 2011, LJN BQ2076 (Stichting Het Stedelijk Lyceum Enschedé c.s. tegen gedaagde)

publicatie processtukken & samengesteld wel onderscheidend vermogen

Auteursrecht. (geregistreerd) merkenrecht. Uitlatingen op website over medezeggenschap op het Stedelijk Lyceum Enschedé niet onrechtmatig, vanwege publicatie van processtukken wel inbreuk auteursrecht. “Gedaagde heeft aldus door plaatsing van genoemde stukken op de website inbreuk gemaakt op de auteursrechten van eisers dan wel hun raadsvrouwe.” Inbreuk op het teken GMR HSL (boip.int) wordt eveneens aangenomen, althans de voorzieningenrechter is “voorshands van oordeel dat aan Stichting HSL een merkrecht toekomt op het teken GMR HSL.” (…) “Hoewel aan de (beschrijvende) afkortingen GMR en HSL afzonderlijk nauwelijks onderscheidend vermogen toekomt (...) is dit voor de samenvoeging van beide afkortingen niet zonder meer aan te nemen. Om die reden zal de voorzieningenrechter vooralsnog aannemen dat het teken voor merkenrechtelijke bescherming in aanmerking komt. Dit betekent dat [gedaagde] elk gebruik van het teken dient te staken en gestaakt te houden.” Inclusief gebruik van emailadressen

Onrechtmatig handelen 22. Hoewel de teksten ‘de bestuurder is bezig geweest om de wettelijk voorgeschreven medezeggenschap op HSL monddood te maken’, ‘halve waarheden en leugens te verkondigen’, ‘dat hij in een aantal gevallen toegaf zich ervan bewust te zijn de wet te overtreden’ en ‘het manipulatief gedrag van [eiser sub 2]’ niet van een enkele kritische strekking getuigen, kan het onrechtmatige karakter van deze uitlatingen echter ook niet worden ingezien. De gedane uitlatingen zijn niet van een dermate verregaande aard dat verwacht moet worden dat eisers hierdoor (ernstige) hinder dan wel schade zullen ondervinden. De vorderingen sub a en c dienen derhalve te worden afgewezen.

Auteursrechten 23.  De voorzieningenrechter is met eisers van oordeel dat op de door hun of namens hun opgestelde brieven en processtukken auteursrechten rusten. Deze stukken ontberen niet een oorspronkelijk karakter en om die reden komen zij in aanmerking voor volledige auteursrechtelijke bescherming. Het op de website plaatsen van die stukken kan worden gezien als een openbaarmaking in de zin van artikel 12 Auteurswet (hierna te noemen Aw). Gelet op het bepaalde in artikel 1 Aw is openbaarmaking echter uitsluitend voorbehouden aan de maker. [Gedaagde] heeft aldus door plaatsing van genoemde stukken op de website inbreuk gemaakt op de auteursrechten van eisers dan wel hun raadsvrouwe. Nu het niet meer in [gedaagde] zijn macht ligt om de stukken van internet te verwijderen kan het gevorderde onder sub b niet meer worden toegewezen. Dit laat echter onverlet dat de voorzieningenrechter, gelet op het voorgaande, wel het gevorderde onder sub g kan en zal toewijzen.

Merkenrecht: 24.  De voorzieningenrechter is, gelet op het beperkte beoordelingsmogelijkheden die kleven aan een procedure als de onderhavige, voorshands van oordeel dat aan Stichting HSL een merkrecht toekomt op het teken GMR HSL.

25.  Het meest verstrekkende verweer van [gedaagde] is dat het teken nietig zou zijn omdat het ontbreekt aan enig onderscheidend vermogen. Het onderscheidend vermogen van het teken moet beoordeeld worden aan de hand van de perceptie van het betrokken publiek, waarbij de totaalindruk van belang is. Het relevante publiek zal met name bestaan uit (een deel van) de inwoners van de gemeente Enschede. Door het gebruik van de samenvoeging GMR en HSL zal voor de inwoners van de gemeente Enschede als snel de link gelegd worden naar de Stichting HSL. Voorts zal die samenvoeging gemakkelijk worden begrepen als zijnde de GMR van Stichting HSL. Hoewel aan de (beschrijvende) afkortingen GMR en HSL afzonderlijk nauwelijks onderscheidend vermogen toekomt - zoals [gedaagde] terecht stelt -, is dit voor de samenvoeging van beide afkortingen niet zonder meer aan te nemen. Om die reden zal de voorzieningenrechter vooralsnog aannemen dat het teken voor merkenrechtelijke bescherming in aanmerking komt. Dit betekent dat [gedaagde] elk gebruik van het teken dient te staken en gestaakt te houden. Zoals reeds door partijen is vastgesteld zit [gedaagde] echter niet meer achter de ‘knoppen’ van de website. Daarvan uitgaande ziet de voorzieningenrechter aanleiding om de navolgende voorziening te treffen teneinde een stoelendans te voorkomen voor wat betreft het beheer van de website en de daaraan verbonden e-mailadressen.

Rechtdoende Veroordeelt [gedaagde] om per 48 uren na de rechtsgeldige betekening van dit vonnis het beheer van de website www.gmrhsl.nl en de daaraan verbonden e-mailadressen info@gmrhsl.nl en gmrhsl@gmail.com gestaakt te houden en verbiedt [gedaagde] vanaf dat moment om de door of namens eisers opgestelde correspondentie dan wel processtukken te openbaren dan wel te verveelvoudigen.

Lees het vonnis hier (link en pdf

IEF 9558

Vzr. Rechtbank Amsterdam 14 april 2011, KG ZA 11-314 P/PV (Caesar Capital B.V. tegen Today’s Vermogensbeheer B.V.)

Een rechtsgeldig ouder gebruik

Met dank aan Remco Klöters, Van Kaam 

Handelsnaamrecht. Merkenrecht. Eiser maakt op grond van handelsnaam en beeldmerk ‘Tradersonly’ bezwaar tegen het gebruik van de domeinnamen traderonly.nl en traderonly.be. Vorderingen afgewezen: het voorgebruik van de oudere domeinnaam prevaleert, voorshands.

4.4. (…) Er zal sprake moeten zijn van een zekere mate van naar buitentreden van de onderneming onder die handelsnaam. In het onderhavige geval heeft Caesar Capiral tegenover de betwisting door Today's echter onvoldoende aannemelijk gemaakt dat zij ten tijde van de registratie van de domeinnamen traderonly.nl en traderonly.be door Today's, reeds met de naam Tradersonly.nl als handelsnaam van haar onderneming naar buiten was getreden. De enkele door Caesar Capital genoemde registratie van deze handelsnaam in het handelsregister en de registratie daarvan als tweede naam van de onderneming bij de AFM is voorshands onvoldoende. Stukken waaruit zou blijken dat zij reeds vóór 22 september 2010 die handelsnaam daadwerkelijk gebruikte zijn niet overgelegd. Of Caesar Capital nog op andere wijze met de naam Tradersonly voor haar onderneming naar buiten was getreden vergt dan ook, gelet op de betwisting door Today's, een nader onderzoek naar de feiten, waar een kort geding zich niet voor leent, Op dit moment is echter onvoldoende aannemelijk dat in een bodemprocedure zal worden geoordeeld dat Today's door het gebruik van de domeinnamen traderonly.nl en traderonly.be inbreuk heeft gemaakt op de handelsnaam van Caesar Capital en dat haar dit op grond van artikel 5 van de Handelsnaamwet zal worden verboden.

4.5. Ten aanzien van de gestelde inbreuk op het beeldmerk van Caesar Capital wordt voorop gesteld dat Today's de domeinnamen uaderonly.nl en traderonly.be heeft geregistreerd en doorgelinkt voordat Caesar Capital het beeldmerk Tradersonly had gedeponeerd. Gelet op hetgeen hiervoor onder 4.4. ten aanzien van de door Caesar Capital gestelde inbreuk op haar handelsnaam is overwogen, volgt daaruit dat voorshands niet kan worden uitgesloten dat sprake is van een rechtsgeldig ouder gebruik door Today's van een met het merk overeenstemmend teken. Op grond van artikel 2.23, derde lid, BVIE kan Caesar Capital zich in dat geval niet verzetten tegen dat gebruik door Today's. Daarmee is op dit moment evenmin aannemelijk dat in een bodemprocedure de stelling van Caesar Capital dat Today's met de in het geschil zijnde domeinnamen een inbreuk heeft gemaakt op haar beeldmerk, zal slagen.

Lees het vonnis pdf / DomJur

IEF 9557

Rechtbank Utrecht 13 april 2011, HA ZA 10-1760 (Eerste Nederlandse Kunstvuurwerkfabriek Firma J.N. Schuurmans c.s. tegen GBV Weco Vuurwerk B.V.)

De verschijningsvorm van dat woord

met dank aan Aron Das Gupta, VMW Taxand Advocaten

Merkenrecht. Vuurwerk Eiser Schuurmans stelt dat gedaagde met het gebruik van het teken Excellent inbreuk maakt op het beeldmerk Excellent van eiser. Vorderingen afgewezen. Weinig ongebruikelijk casus, in twee citaten:

4.5. Ter comparitie heeft Schuurmans verklaard dat zij geen bescherming inroept van het woord "excellent", maar van de verschijningsvorm van dat woord in het beeldmerk EXCELLENT, Ook indien Schuurmans dit standpunt niet zou hebben ingenomen, zou haar alleen bescherming van de vormgeving kunnen toekomen, nu het woord "excellent" een gewoon woord is in de Nederlandse taal, dat bovendien een eigenschap van de daaronder aangeboden waar, vuurwerk, beoogt te beschrijven. De omstandigheid dat dat merk - EXCELLENT daarmee deels een beschrijvend karakter heeft, betekent dat alleen de visuele elementen van het beeldmerk, waaronder de schrijfwijze van het woord, voor bescherming in aanmerking kunnen komen. Alleen in zoverre komt aan het beeldmerk onderscheidend vermogen toe. Het voorgaande betekent dat ook alleen die elementen van het merk en teken met elkaar dienen te worden vergeleken om te kunnen concluderen tot overeenstemming.

4.8, Ten aanzien van de toewijsbaarheid van de vorderingen op grond van artikel 2.20 li 1 sub b BVIE overweegt de rechtbank dat Schuurman heeft nagelaten een kleurenversie van haar beeldmerk aan de rechtbank over te leggen. Daardoor is de rechtbank niet in staat om te beoordelen of de kleuren van merk en teken met elkaar overeenstemmen. Echter, ook indien zou moeten worden aangenomen dat die kleuren inderdaad overeenstemmen, geldt dat de totaalindrukken van merk en teken te zeer van elkaar verschillen om te spreken van overeenstemming de zin van artikel 2.20 lid l sub b BVIE (…) .

Lees het vonnis hier.

IEF 9544

Vzr. Rechtbank Groningen, 8 april 2011. KG ZA 11-89, Previtas Nederland B.V. tegen Liv Oost B.V.

Ter ontrafeling van de concernverhoudingen

met dank aan Douglas Mensink, Micta

Handelsnaamrecht. Domeinnamen. Gewichtsmanagement. Stukgelopen samenwerking. Previtas Nederland (Dr. Frank) eist o.a. staking van het gebruik van de domeinnaam previtas.nl door gedaagde, een voormalig zakenpartner van eiseres. Vorderingen toegewezen. Inbreuk handelsnaamrecht, overdracht domeinnaam. In citaten:

6.2. Uit hetgeen partijen in deze procedure hebben gepresenteerd valt op te maken dat - ter ontrafeling van de concernverhoudingen - weinig tot geen gedetailleerde afspraken over de website, de domeinnaam en de handelsnaam zijn vastgelegd. De voorzieningenrechter heeft evenwel kennis genomen van de akte van levering van de aandelen in Previtas B.V. waarin F.N.R. van Berkum Holding B.V. en Liv Holding B.V. uitdrukkelijk hebben bepaald dat de handelsnaam Previtas niet overging op de koper. (…)

6.3. De contractuele verhouding tussen partijen wordt naast hetgeen zij overeenkomen tevens beheerst door de werking van artikel 6:248 lid 1 BW. Indien partijen eind 2010 al niet (eventueel: stilzwijgend) zijn overeengekomen dat de handelsnaam Previtas verder aan Previtas Nederland zou toekomen, dan dient naar het oordeel van de voorzieningenrechter op grond van de in 6:248 lid 1 BW vastgelegde aanvullende werking van de redelijkheid en billijkheid en gelet op de wederzijdse belangen van partijen, in elk geval in rechte te worden aangenomen dat Previtas Nederland het gebruik van de Handelsnaam heeft mogen voortzetten. (…)

6.6. Liv Oost heeft de domeinnaam www.previtas.nl, waarvan het onderscheidende woord identiek is aan de Handelsnaam Previtas, in het economische verkeer gebruikt terwijl Previtas Nederland - gelet op het voorgaande - daarvan als rechthebbende dient te worden aangemerkt. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is (het gebruik van) van de domeinnaam hier gelijk te stellen aan de handelsnaam, zodat dit gebruik een inbreuk als omschreven in artikel 5 Hnw oplevert.

6.7. Waar Liv Oost voor het overige heeft verklaard de domeinnaam niet te gebruiken, is naar het voorlopige oordeel van de voorzieningenrechter komen vast te staan dat het belang dat Liv Oost naar haar zeggen heeft bij handhaving van de desbetreffende domeinnaamregistratie op geen enkele wijze opweegt tegen het belang dat Previtas Nederland heeft bij de spoedige overdracht daarvan. Het door Liv Oost geschetste probleem dat enkele van haar medewerkers bij klanten bekend zijn onder een e-mailadres met de toevoeging @previtas.nl moet door een wijziging van de e-mail adressen (en het in kennis stellen van de klanten) op eenvoudige wijze zijn te verhelpen. 

Lees het vonnis hier.

IEF 9527

Rechtbank Arnhem 6 april 2011, LJN BQ 1729, nr. HA ZA 10-1719 (NL Unlimited B.V. tegen P.)

Chronologische aantekenboeken

met gelijktijdige dank aan Frederick Leentfaar, Deterink en Anne Voerman & Marc de Boer, Boekx

Handelsnaamrecht. Domeinen. Vervolg op eerder kort geding over de handels- en domeinnamen agenda.nl en theagenda.nl, waarin het hof het oordeel van de rechtbank dat agenda.nl inbreuk maak op theagenda.nl bevestigde (zie Gerechtshof Amsterdam, 13 juli 2010, IEF 9016).  P., de houder van theagenda.nl heeft echter na het arrest nagelaten om binnen zes maanden een eis in hoofdzaak in te stellen, waardoor het kort gedingvonnis haar kracht heeft verloren.

In het onderhavige geschil vordert eiser NL Unlimited een verklaring voor recht dat zij met agenda.nl en/of nlagenda.nl niet in strijd handelt met de handelsnaamrechten van gedaagde P. De rechtbank wijst de vorderingen toe waar het www.nlagenda.nl betreft, maar wijst de overige vorderingen af.

Agenda.nl wordt gebruikt als handelsnaam, maar gebruik als handelsnaam door eerdere houder wordt niet aangetoond, waardoor geen oudere handelsnaamrechten kunnen worden geclaimd. Theagenda.nl en agenda.nl zijn niet beschrijvend voor uitgaansagenda’s, ‘juist’ door de toevoeging .nl en doordat het woord uitgaan daarin niet wordt gebruikt. Verwarringsgevaar is aannemelijk en inbreuk door agenda.nl op theagenda wordt aangenomen.

Lees het vonnis hier (pdf).
Updatehier (link) en hier (opgemaakte pdf)