Modellenrecht  

IEF 12160

Door onduidelijke proceshouding abusievelijk nietigheid daadwerkelijk te vorderen

Rechtbank 's-Gravenhage 12 december 2012, zaaknr. 398314 / HA ZA 11-2037 (Meubelco bvba tegen Kar International Trading bvba)
Auteursrecht. (niet-geregistreerd) modelrechten. Slaafse nabootsing. Onduidelijke proceshouding. Exceptief verweer. Reconventionele vordering tot een wapperverbod. Verwijzing naar de rol.

Meubelco legt zich toe op de verhandeling van verschillende meubelcollecties en levert aan Turkse winkeliers onder meer in Nederland. Karintrad is een groothandel in meubels en levert aan Turkse winkeliers onder meer in Nederland in het lagere segment. Meubelco vordert op basis van auteursrechten en (niet-geregistreerde) gemeenschapsmodelrechten een verklaring voor recht dat er sprake is van onrechtmatig handelen van Karintrad en een verbod. Karintrad vordert in reconventie opheffing van het conservatoir derdenbeslag en verbod op het doen van onrechtmatige uitlatingen over vermeende inbreuk op pretense rechten.

De vorderingen met een auteursrechtelijke grondslag zullen worden afgewezen nu Meubelco onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat haar enig auteursrecht met betrekking tot de vier meubelcollecties toekomt. Idem voor het niet-geregistreerde Gemeenschapsmodelrecht. Er is onvoldoende onderbouwing gegeven voor de grondslag dat de meubels een eigen plaats op de markt hebben.

Ter zake van de Benelux- en Gemeenschapsmodelinschrijvingen heeft Karintrad bij conclusie van antwoord een exceptief verweer gevoerd en zich beroepen op de nietigheid van de door Meubelco ingeroepen modelrechten. De zaak wordt naar de rol verwezen. De rechtbank begrijpt dat met name door de onduidelijke proceshouding van Meubelco, Karintrad kennelijk abusievelijk heeft verzuimd de nietigheid ook daadwerkelijk in reconventie te vorderen.

 

4.47. Hiermee is duidelijk geworden dat Meubelco zich nog steeds beroept op haar Gemeenschapsmodelrechten met betrekking tot de Perla en Starla collecties. De rechtbank begrijpt dat met name door de onduidelijke proceshouding van Meubelco, Karintrad kennelijk abusievelijk heeft verzuimd de nietigheid ook daadwerkelijk in reconventie te vorderen.
De rechtbank zal Karintrad in de gelegenheid stellen dit verzuim te herstellen door wijziging/ vermeerdering van haar eis in reconventie, omdat anders gelet op de voet van art. 85 GmodVo geen recht zou worden gedaan aan het door Karintrad nadrukkelijk opgeworpen verweer.

4.48. Elke verdere beslissing in conventie zal worden aangehouden.

4.49. De vorderingen in reconventie betreffen hoofdzakelijk het “wapperen” van Meubelco met beweerdelijke IE rechten. De beoordeling daarvan hangt samen met de beoordeling in conventie van de vraag of Meubelco met betrekking tot de collecties enig exclusief recht toekomt. Elke verdere beslissing in reconventie zal daarom worden aangehouden.

4.50. De zaak zal derhalve naar de rol worden verwezen voor het nemen van een akte in conventie en in reconventie, waarbij Karintrad eerst aan het woord zal komen. De akte en antwoordakte dienen uitsluitend in te gaan op de Gemeenschapmodelrechtelijke grondslag, alsmede op de proceskosten.

4.51. Partijen dienen met hun akte een bijgewerkte kostenopgave over te leggen. Uit de kostenopgaven dient te blijken, desnoods schattenderwijs, welke deel van de kosten is toe te rekenen aan de afzonderlijke vorderingen en grondslagen dan wel het verweer daartegen. Hierbij dient ook acht te worden geslagen op ingetrokken vorderingen en grondslagen waaronder ook de grondslagen die hierboven reeds ondeugdelijk zijn bevonden. Karintrad zal bij nadere akte in de gelegenheid worden gesteld op – uitsluitend – de kostenopgave van Meubelco te reageren. Daarna zal vonnis worden gewezen.
IEF 12148

Surft hooguit mee op de mode van speciaalbieren en de trend van originele eigen glazen

Rechtbank van Koophandel Antwerpen 6 december 2012, rolnr. A/12/07729 (Brouwerij Bosteels tegen Brasserie D'Ebly)

Uitspraak ingezonden door Kristof Neefs, Altius.

België. Merkenrecht vs modellenrecht. Bierglazen. Eiseres brouwt onder meer het historische bier KWAK gekend door het eigen glas en houten glashouder. Tevens is zij houdster van Benelux en internationaal beeldmerk.

Een vordering tot het terug uit de markt halen van litigieuze 'La Corne'-glazen met al de publiciteit, folders, reclame en nietigverklaring van het gemeenschapsmodel nr. 001727645-0001 van Brasserie d'Ebly nietig is op grond van art. 25 van de Gemeenschapsmodellen Verordening juncto art. 2.20.1.b. en/of 2.20.1.c. BVIE met mededeling van de nietigverklaring aan het Bureau.

Omdat de vergelijking tussen beiden geen verwarringsgevaar oplevert, noch dat er sprake is van een slaafse kopie, worden de vorderingen afgewezen. In de media vertelt verweerder: "mij financieel doen ten onder gaan door aanval na aanval op mij te richten". De vordering vanwege slechtmaking wordt daarom toegewezen en een verbod opgelegd. Vordering tot nietigverklaring wordt op de rol voor instaatstelling verwezen.

In citaten:

4. Eiseres stelt dat er, zelfs zonder inbreuk op art. 2.20.1.b. en/of c. BVIE, sprake is van inbreuk op de eerlijke marktpraktijken;
Vergelijking tussen beiden levert echter op - zoals hierboven reeds gesteld - dat er geen gevaar voor verwarring is gelet op de verschillen tussen beide glazen, houders, bieren, logo's ... en dat de bestaande gelijkenissen (glas in houten staander) niet primeren;

Er is even min sprake van aanhaking want geen slaafse copie en daarenboven eigen inbreng en creatieve inspanning vanwege verweerder;

Verweerder surft wellicht mee op de mode van speciaalbieren en op de trend van originele eigen glazen met houder, maar de vereiste specifieke bezwarende omstandigheid is niet aangetoond;

6. Verweerder vertelt in de media: ' Mij financieel doen ten onder gaan door aanval na aanval op mij te n'chten' (zie site www.lacorneduboisdespendus.be). 'Depuis le début.. ils sont sur mon dos. Leur but est de me faire couler financièrement en faisant attaque sur attaque. Ils savent pourtant qu'elles sont infondées et absurdes. (www.lesoir.be) en brengt omstandig verslag uit over huidige procedure die hij ais totaal onbegrijpelijk bestempelt (Het Laatste Nieuws, De Standaard, RTBF, L'Avenir, La Dernière Heure;

Of de vordering van eiseres al dan niet juist is weergegeven en of zij al dan niet gerechtvaardigd is en kans tot slagen heeft, feit is dat verweerder het beeld creëert dat de grote Brouwerij Bosteels de kleine handelaar uit de markt wil, die financieel niet in staat is zich in rechte te verdedigen;

Dit is schadelijk voor de reputatie van eiseres en is te bestempelen ais slechtmaking;

7. Verweerder stelt dat de houding van eiseres strijdig is met art. 95 WMPC wegens gebrek aan fairplay, doordat zij de grote middelen heeft ingezet om verweerder onder druk te zetten en economisch uit te roken waardoor deze materiële en morele schade heeft opgelopen ( Synthesebesluiten sub. 111.5biz. 57 e.v.) maar koppelt hieraan geen stakingsvordering;

IEF 12132

IE-Klassiekers modellenrecht

BenGH 22 november 1985, rolnr. A 84-2 (Blanc de Bierges)
"Feitelijke bekendheid" is niet vereist om niet-nieuwheid van een modeldepot aan te nemen.

HR 31 mei 1991, BIE 1992, 15, m.nt. Ste (Borsumij/Stenman; raamuitzetters)
Onnodige nabootsing van't model van't geoctrooieerde product na afloop van een octrooi is niet in het belang van eerlijke mededinging.

BenGH 16 december 1991, rolnr. A 90-6 (Adidas/Coenraad & Triumph)
Model depot vereist slechts de geometrische kenmerken tezamen en contrasterende kleuraanduiding voor uitsluitend recht.

HR 10 maart 1995, BIE 1998, 63 (Van der Lans/Floral; Kinderkapperstoel)
Voortbrengsel samengesteld uit o.a. bekend voorwerp met andere gebruiksfunctie, kan voor modelbescherming vatbaar nieuw uiterlijk hebben.

HR 29 december 1995, BIE 1997, 66 (Decaux/Mediamax)
De maatstaf voor zowel inbreuk op het auteursrecht als modellenrecht is de vergelijking van totaalindrukken. Aan ontwikkelen nieuwe stijl of mode komt geen auteurs- of modelrecht toe.

HR 26 mei 2000, LJN AA5967 (Cassina/Sedeti; Jacobs)
Eis van een instandhoudingsverklaring is in strijd met het formaliteitenverbod van de Berner Conventie.

HR 11 mei 2001, LJN AB1558 (Vredestein/Ring 65)
Relevante publiek gevormd door consumenten en eindgebruikers.

HR 14 december 2001, BIE 2003, 5 (Maars/Nordprofil)
Het is aan de feitenrechter om aan de hand van omstandigheden van't geval te beoordelen of sprake is van feitelijke bekendheid.

HR 2 april 2004, LJN AO6893 (Jysk/Doréma)
Bij gebreke van het onderscheidend vermogen behoeft het hof op de vraag of in de gegeven omstandigheden verwarringsgevaar bestond, niet meer in te gaan.


Heeft u een afschrift van een 'klassieker' die nog niet digitaal beschikbaar is, of meent u dat een andere inhoudsindicatie treffender is, tipt u dan de redactie: redactie@ie-forum.nl. Leest u vooral ook het Overzicht modellenrechtpraktijk HvJ EU, een zogenaamd, continue bijgewerkt living document, over aanhangige procedures en de meer recente uitspraken, IEF 10424.

IEF 12118

Impressie jurisprudentielunch Merken-, Modellen- en Auteursrecht

Een verslag van Ivy de Bruijn, studente Master Informatierecht UvA (IViR)

Binnen drie uur kon je op de halfjaarlijkse, door uitgeverij deLex georganiseerde jurisprudentielunch van 29 november jl. op de hoogte worden gebracht van de belangrijkste ontwikkelingen op het gebied van het merken- (prof. mr. Tobias Cohen Jehoram), modellen- (mr. Christien Wildeman) en auteursrecht (mr. Joris van Manen). Het navolgende geeft een korte indruk van wat er op deze middag zoal is besproken.

Merkenrecht
Prof. mr. Tobias Cohen Jehoram (De Brauw Blackstone Westbroek, Erasmus Universiteit Rotterdam) heeft verschillende onderwerpen de revue laten passeren, waaronder inschrijvingsissues (bijvoorbeeld de weigering van chocolademuizen als vormmerk – IEF 11727), art. 6ter VvP (m.b.t. het Zwitsers staatsembleem – IEF 11749), reclameslogans (IEF 11575), inburgering (IEF 11840 en IEF 12008), tussenpersonen (IEF 11687) en prejudiciële vragen hangende bij het HvJ EU (zoals Leidseplein Beheer/Red Bull m.b.t. de geldige reden - IEF 10862).

Cohen Jehoram plaatste een interessante kanttekening bij het IP Translator-arrest van het HvJ EU (CIPA/Registrar of Trade Marks, IEF 11454).

Het betrof een proefprocedure waarin de Engelse rechter prejudiciële vragen heeft gesteld aan het HvJ omtrent de nauwkeurigheid van de waren- en dienstenomschrijvingen bij een merkaanvraag. De Merkenrichtlijn en Gemeenschapsmerkenverordening zwijgen op dit punt. Mededeling 4/03 van het BHIM verschafte enkele duidelijkheid: indien de volledige class heading bij de merkaanvraag werd ingevuld, kon de merkhouder rekenen op bescherming van alle waren of diensten die onder de alfabetische lijst van deze klasse vielen (‘class heading covers all’ benadering). Het Hof koos echter voor de veel beperktere ‘what you see is what you get’ benadering en zette daarmee een streep door BHIM’s beleid. Cohen Jehoram merkte op dat het BHIM en het BBIE (IEF 11697) er een divergente benadering op nahouden, nu het BHIM oude merkdepots wel erkent, maar het BBIE niet. Hij vreest dat merkhouders van bestaande merkregistraties nu minder bescherming genieten dan ze redelijkerwijs konden verwachten bij registratie. Hun merken kunnen zelfs partieel nietig verklaard worden indien ze niet voldoen aan het vereiste van nauwkeurige classificatie. De schuld ligt bij het BHIM, die wellicht hiervoor aansprakelijk gehouden kan worden. Laten we hopen dat, in de woorden van Cohen Jehoram, de soep niet zo heet gegeten wordt.

Modellenrecht
Mr. Christien Wildeman (Kennedy Van der Laan) begon haar presentatie met twee (niet zeer veel nieuws brengende) uitspraken inzake de geïnformeerde gebruiker in het modellenrecht (IEF 11890 en IEF 11638). Ook bleven de Samsung/Apple zaken niet onderbelicht, waarbij ze wees op de lezenswaardige 'not as cool'-uitspraak van de Engelse High Court of Justice van 9 juli 2012 (IEF 11561). Ondanks dat de Engelse rechter het vonnis begint met het beschrijven van zijn allereerste vergelijking tussen de Ipad en Galaxy Tab en hoeveel ze wel niet op elkaar lijken, komt hij uiteindelijk toch tot het oordeel dat Samsung geen inbreuk maakt omdat een aantal uiterlijkheden op de achterkant van de Tab leiden tot een verschillende algemene indruk. Met andere woorden, ze zijn gewoon not as cool. Helaas kan het Düsseldorf Oberlandesgericht zich niet in vinden in deze coole uitspraak, en geeft een interim oordeel in het voordeel van Apple. Het Engelse Court of Appeal in de bodemzaak blijkt daaromtrent not amused, en maakt dan ook korte metten met de Duitse uitspraak:

"I regret to say that I find the Oberlandesgericht's reasoning on the merits sparse in the extreme. [...] If courts around Europe simply say they do not agree with each other and give inconsistent decisions, Europe will be the poorer." (IEF 11891)

Voorts gaf Wildeman aan dat het belangrijk is om je bij schikkingsonderhandelingen al bewust te zijn van de manier waarop deze onderhandelingen de latere positie van procespartijen kunnen beïnvloeden (zie IEF 11392, IEF 11989 en IEF 11813). Tot slot leverde het wapperen met een niet-geregistreerd Gemeenschapsmodel terwijl je in redelijkheid niet kunt menen dat het om inbreuk gaat, Globaltap een wapperverbod op omdat het onnodige onrust veroorzaakte bij verschillende gemeente ambtenaren (IEF 11796).

Auteursrecht
Mr. Joris van Manen (Hoyng Monégier LLP) wist het publiek tot het einde te boeien met het in een aangenaam rap tempo bespreken van ruim twaalf uitspraken op auteursrechtelijk gebied.

Vooraleer heeft de uitspraak Oracle/UsedSoft van het HvJ EU (IEF 11522) de gangbare praktijk van het distributierecht van software volledig op zijn kop gezet. Vervolgens merkte hij op dat soms het vrij verkeer van goederen in de EU beperkt moet worden vanwege de handhaving van het auteursrecht, wanneer die beperking rechtvaardig en evenredig is (rule of reason). Dat blijkt ook wel uit het Donner-arrest van het HvJ EU (IEF 11472). Voorts bespreekt Van Manen een stel interessante prejudiciële vragen van de Zweedse rechter inzake het linken op internet (IEF 12057) en het vonnis van de Rechtbank Amsterdam (Playboy/Geenstijl, IEF 11743) m.b.t. de vraag of een hyperlink een zelfstandige openbaarmaking vormt (ja, indien de pagina waar de hyperlink naar verwijst nog niet openbaar toegankelijk was). Ook kwam de bescherming van programmagegevens aan bod (IEF 11429) en het auteursrecht op (enkel de kleuren van) Rubik's kubusvormige logicaspel (IEF 11805).

Tot slot gaf Van Manen een korte update in de ongoing BREIN-zaken (waarin hij BREIN vertegenwoordigt, [red. zie ook IEF 12035]), waarbij opmerkelijk is dat het verbod tegen The Pirate Bay zelfs omzeild wordt door veertien- en vijftienjarige jongeren die goed weten hoe je een proxy opzet. Ouders, houd het internetgedrag van uw kinderen dus in de gaten!

Ivy de Bruijn
[red. de jurisprudentielunch Merken-, Modellen- en Auteursrecht werd op inhoud beoordeeld met een 8,4]

IEF 12084

Prejudiciële vragen: Openbaarmaking van een model in een folder buiten de EU

Prejudiciële vragen aan HvJ EU 25 oktober 2012, zaak C-479/12 (Gautzsch Großhandel tegen Münchener Boulevard Möbel Joseph Duna GmbH) - dossier

In navolging van de eerdere signalering in IEF 12012, nu uitgebreid. Niet-ingeschreven gemeenschapsmodel. Toepassing van welk nationaal recht bij verschillende vorderingen.

Verzoekster brengt tuinmeubelen op de Duitse markt waaronder een tuinpaviljoen ‘Schmiedeeisen/Elégance’, waarvan een afbeelding (baldakijn) in de verwijzingsbeschikking is opgenomen. Verweerster brengt sinds 2006 een in China vervaardigde baldakijn, genaamd ‘Athen’ op de markt. Verzoekster meent aanspraak te kunnen maken op bescherming als niet-ingeschreven gemeenschapsmodel omdat het model in 2004 door haar zaakvoerder is ontworpen en in april/mei 2005 in een branche catalogus is opgenomen. Zij stelt dat verweerster het paviljoen ‘Athen’ aan de hand van verzoeksters ontwerp heeft nagemaakt en dient vorderingen in om een eind te maken aan deze inbreuk. Verweerster stelt dat het ontwerp in China tot stand is gekomen zonder kennis van verzoeksters werk. In 2005 is het model al te zien geweest op een tentoonstelling van de fabrikant in China om aan Europese afnemers voor te stellen. Ook verzoekster zou langs die weg van het model op de hoogte zijn. Haar vordering is dan ook verjaard en er heeft rechtsverwerking plaatsgevonden. Nadat verweerster in eerste instantie en in beroep in het ongelijk is gesteld krijgt zij toestemming voor de herzieningsprocedure.

De verwijzende Duitse rechter (Bundesgerichtshof) heeft alvorens uitspraak te kunnen doen uitleg nodig over Vo. 6/2002 om verweersters claim te beoordelen, en stelt het HvJ EU zes vragen:

1. Moet artikel 11, lid 2, van verordening nr. 6/2002 aldus worden uitgelegd dat een model bij een normale gang van zaken redelijkerwijs ter kennis kan zijn gekomen van ingewijden in de betrokken sector die in de Unie werkzaam zijn, wanneer afbeeldingen ervan aan handelaars zijn gedistribueerd?

2. Moet artikel 7, lid 1, eerste zin, van verordening nr. 6/2002 aldus worden uitgelegd dat een model, hoewel het zonder een uitdrukkelijke of stilzwijgende voorwaarde van geheimhouding aan derden is bekendgemaakt, bij een normale gang van zaken niet redelijkerwijs ter kennis kan zijn gekomen van ingewijden in de betrokken sector die in de Unie werkzaam zijn, wanneer

    a) het enkel voor bepaalde ondernemingen van de betrokken sector beschikbaar is gesteld, of
    b) het is tentoongesteld in een tentoonstellingsruimte van een onderneming in China die buiten het gebruikelijke waarnemingsveld van de analisten van de betrokken markt is gelegen?

3. a) Moet artikel 19, lid 2, van verordening 6/2002 aldus worden uitgelegd dat de houder van een niet-ingeschreven gemeenschapsmodel het bewijs moet leveren dat het aangevochten gebruik voortvloeit uit het namaken van het beschermde model?
    b) Indien de derde vraag, sub a, bevestigend wordt beantwoord:

Wordt de bewijslast omgekeerd of kan de houder van een niet-ingeschreven gemeenschapsmodel aanspraak maken op een lichtere bewijslast, wanneer het model en het aangevochten gebruik ervan in grote mate overeenstemmen?

4. a) Kan het recht om volgens artikel 19, lid 2, juncto artikel 89, lid 1, sub a, van verordening 6/2002 een verbodsvordering in te stellen op grond dat inbreuk op een niet-ingeschreven gemeenschapsmodel is gemaakt, verjaren?
    b) Indien de vierde vraag, sub a, bevestigend wordt beantwoord: Wordt deze verjaring geregeld door het Unierecht, en zo ja, door welke bepaling?

5. a) Kan met betrekking tot het recht om volgens artikel 19, lid 2, juncto artikel 89, lid 1, sub a, van verordening 6/2002 een verbodsvordering in te stellen op grond dat inbreuk op een niet-ingeschreven gemeenschapsmodel is gemaakt, sprake zijn van rechtsverwerking?
    b) Indien de vijfde vraag, sub a, bevestigend wordt beantwoord: Wordt deze rechtsverwerking geregeld door het Unierecht, en zo ja, door welke bepaling?

6. Moet artikel 89, lid 1, sub d, van verordening 6/2002 aldus worden uitgelegd dat op vorderingen tot vernietiging [van nagemaakte goederen], informatieverstrekking en schadevergoeding die wegens inbreuk op een niet-ingeschreven gemeenschapsmodel voor de volledige Unie worden ingesteld, het recht dient te worden toegepast van de lidstaat waar de inbreukmakende handelingen zijn verricht?

Op andere blogs:
Class 99 (Gautzsch Großhandel reference for CJEU)
Class 99 (Gautzsch Grosshandel)

IEF 12048

Geen sprake van slaafse nabootsing Blackstone-schoenen

Vzr. Rechtbank Arnhem 23 november 2012, LJN BY6496 (Blackstone tegen Brainwave & Aqa)
 Uitspraak ingezonden Gregor Vos en Jasper Klopper, Klos Morel Vos & Schaap.

Inhoudsindicatie. Auteursrecht, Gemeenschapsmodelrecht, slaafse nabootsing.

Blackstone houdt het merk BLACKSTONE voor verschillende modellen schoenen. Blackstone beroept zich de auteursrechtbescherming van zijn schoenmodellen en stelt dat er sprake van slaafse nabootsing van de schoenen van Blackstone door de inbreukmakende modellen van Brainwave & Aqa. Blackstone eist staking van de inbreukmakende modellen. Brainwave& Aqa verweren zich en stellen onder meer dat de Blackstone-schoenmodellen niet origineel zijn voor auteursrechtelijke bescherming, er is ontlening van het al eerder bestaande model Andre1. De schoenen van Blackstone hebben geen eigen onderscheidende plaats op de markt en van slaafse nabootsing is dus geen sprake.

De Rechtbank oordeelt dat  de elementen van de schoenen als zodanig niet een eigen, oorspronkelijk karakter hebben en het persoonlijk stempel van de maker dragen en zodoende niet voor auteursrechtelijke bescherming in aanmerking komen, waardoor er geen sprake is van een onderscheidend vermogen van de Blacksone-schoenen en aldus verwarring tussen de schoenen van partijen niet te duchten is. De vorderingen op grond van inbreuk op het auteursrecht en slaafse nabootsing moeten worden afgewezen.

4.19. Het ligt op de weg van Blackstone, die een beroep doet op slaafse nabootsing, om aannemelijk te maken dat de Blackstone-schoenen een eigen plaats op de markt hebben. (...)4.20. Uit voorgaande volgt dat vooralsnog ervan moet worden uitgegaan dat de specifieke Blackstone-schoenen (de AM32 en CK01 modellen) geen eigen onderscheidende plaats op de markt hebben gehad ten tijde van het op de markt komen van de Brainwace en Aqa-schoenen, waardoor er geen sprake is van een onderscheidenvermogen van de Blackstone-schoenen en aldus verwarring tussen de schoenen van partijen niet te duchten is. Dit staat een geslaagd beroep op slaafse nabooting in de weg met als gevolg dat ook de vorderingen op grond van slaagse nabootsing moeten worden afgewezen.

De beslissing
De voorzieningenrechter

5.1. verklaart zich onbevoegd om kennis te nemen van het geschil ten aanzien van de Gemeenschapsmodelrechtelijke grondslag en verwijst de zaak in zoverre en in staat waarin deze zich bevindt naar de voorzieningenrechter van de rechtbank te 's-Gravenhage,

5.2. wijst de vorderingen voor het overige af,

Lees een afschrift KG ZA 12-563, LJN BY6496.

Op andere blogs:
Mode-recht (Rechter: geen auteursrecht op schoenen van Blackstone)

IEF 12016

Jurisprudentielunch merken-, modellen en auteursrecht

De Balie te Amsterdam, donderdag 29 november van 12.00 tot 15.15 uur.

Op donderdag 29 november 2012 organiseert deLex, uitgever van onder meer IE-Forum.nl wederom een intensieve jurisprudentielunch. Tijdens deze bijeenkomst behandelen Tobias Cohen Jehoram, Christien Wildeman en Joris van Manen de belangrijkste uitspraken op het gebied van het merken-, modellen- en auteursrecht. Van iedere uitspraak zal de essentie en het belang voor de praktijk worden besproken, zodat u in slechts drie uur volledig op de hoogte bent van de actuele ontwikkelingen in de rechtspraak.

Met o.a. de volgende uitspraken:
• HvJ EU Storck/OHIM, IEF 11727
• HvJ EU IP translator, IEF 11454
• HvJ EU Neuman en Galdeano del Sel, IEF 11890
• OHIM BoA (Banketbakkerij Merba tegen Biscuits Poult Sas), IEF 11944
• Rb Amsterdam, Playboy Britt Dekker, IEF 11743
• HR De Thuiskopie-zaken (Opus ACI Adam), IEF 11863

Kosten 
Deelname per persoon € 325 (excl. BTW).
Sponsors betalen slechts € 285 (excl. BTW).
Rechterlijke macht/wetenschappers (full time) € 95 (excl. BTW).

Hier aanmelden

Zie meer in de IE-Forum overzichten HvJ EU.

IEF 12012

Openbaarmaking van een model in folder buiten de EU

BGH 16 augustus 2012, I ZR 74/10 (Gartenpavillon)

Door een tip van Bartosz Sujecki.

Niet-ingeschreven gemeenschapsmodel. Toepassing van welk nationaal recht bij verschillende vorderingen. In dit arrest gaat het over een tuintent (Gartenpavilion) die door een medewerker van de eiser is ontworpen en in een reclamefolder wordt verspreid. Daarnaast is de tuintent aan twee bedrijven (in Belgie en China) voorgesteld. Het BGH heeft zes vragen ter uitleg aan het Hof van Justitie EU gesteld:

1. Het BGH wil weten of voor een openbaarmaking van een model voldoende is dat het model in een folder is opgenomen en deze folder naar verkooppunten is verspreid.
2. Verder wil het BGH weten of van een openbaarmaking geen sprake is, indien het model slechts aan een onderneming is geopenbaard of een onderneming buiten de EU (hier China).

3. Met vraag 3 wil het BGH weten hoe de bewijslastverdeling is voor de inbreuk op het niet ingeschreven gemeenschapsmodel.
4. De vierde vraag heeft betrekking op een de verjaring van een verbodvordering wegens inbreuk op een ingeschreven gemeenschapsmodel. Is een verjaring van toepassing en zo ja welk recht is hierop van toepassing?
5. Voorts wil het BGH weten of en zo ja onder welke voorwaarden de mogelijkheid bestaat dat de rechthebbende zijn recht niet meer kan uitoefenen en geen verbod wegens inbreuk op het niet ingeschreven gemeenschapsmodel mag vragen. Met andere woorden: Kan dit recht vervallen?
6. Tot slot wil het BGH weten welk nationaal recht van toepassing is op de vordering tot vernietiging, schadevergoeding en verkrijging van informatie. Is hier de Rome II-Vo van toepassing of is hier art. 89 lid 1 van de GemeenschapsmodellenVo van toepassing?

IEF 12005

Bepalingen die niet van toepassing zijn op de nietigheidsprocedure

HvJ EU 15 november 2012, zaak C-180/11 (Bericap tegen Plastinnova)

Prejudiciële vragen gesteld door Fovárosi Bíróság (rechtbank Budapest; Hongarije)

Procesrecht en beoordeling van bewijs in een geding voor de nationale rechter ter zake van een vordering tot nietigverklaring van een gebruiksmodel. Dit verzoek is ingediend in het kader van een geding tussen Bericap en Plastinnova over het gestelde ontbreken van nieuwheid en onderliggende uitvinderswerkzaamheid van een gebruiksmodel. Bij beslissing nr. U9200215/58 heeft het Hongaarse octrooibureau deze vordering tot nietigverklaring afgewezen onder verwijzing naar artikel 42, lid 3, van de octrooiwet. Uitleg van de Overeenkomst inzake de handelsaspecten van de intellectuele-eigendomsrechten, opgenomen in bijlage 1 C bij de Overeenkomst inzake de handelsaspecten van de intellectuele-eigendomsrechten, van het Unieverdrag van Parijs tot bescherming van de industriële eigendom van 20 maart 1883, en van richtlijn 2004/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten.

Het Hof (Derde kamer) verklaart voor recht:

Aangezien de bepalingen van de artikelen 2, lid 1, en 3, lid 2, van richtlijn 2004/48/EG (...), uitgelegd tegen de achtergrond van artikel 2, lid 1, van het Verdrag van Parijs (...) en artikel 41, leden 1 en 2, van de [TRIPs-Overeenkomst] niet van toepassing zijn op een nietigheidsprocedure als die welke in het hoofdgeding aan de orde is, kunnen deze bepalingen niet worden geacht zich ertegen te verzetten dat de rechter in een dergelijke gerechtelijke procedure:
– niet gebonden is aan de vorderingen en andere verklaringen van partijen en ambtshalve de overlegging van de noodzakelijk geachte bewijzen kan gelasten;
– niet gebonden is aan een administratieve beslissing die op een vordering tot nietigverklaring is gegeven, noch aan de daarin vastgestelde feiten, en
– bewijzen die reeds in het kader van een eerdere vordering tot nietigverklaring werden overgelegd, niet opnieuw kan onderzoeken.

Gestelde vragen:

1) Is het verenigbaar met het Unierecht dat in een wijzigingsprocedure met betrekking tot een vordering tot nietigverklaring van een gebruiksmodel de maatregelen, procedures en rechtsmiddelen zo zijn gestructureerd dat de nationale rechter niet gebonden is aan de door de partijen geformuleerde vorderingen en overige verklaringen met rechtsgevolgen en, met name dat de rechter ambtshalve de noodzakelijk geachte bewijsmaatregelen kan gelasten?

2) Is het verenigbaar met het Unierecht dat in een wijzigingsprocedure met betrekking tot een vordering tot nietigverklaring van een gebruiksmodel de maatregelen, procedures en rechtsmiddelen zo zijn gestructureerd dat de nationale rechter bij zijn beoordeling niet gebonden is aan de administratieve beslissing die op de vordering tot nietigverklaring is gegeven, noch aan de daarin vastgestelde feiten evenmin als aan met name de nietigheidsgronden die tijdens de administratieve procedure zijn aangevoerd, of aan de verklaringen, beoordelingen en bewijzen die tijdens de administratieve procedure zijn overgelegd?

3) Is het verenigbaar met het Unierecht dat in een wijzigingsprocedure met betrekking tot een nieuwe vordering tot nietigverklaring van een gebruiksmodel de maatregelen, procedures en rechtsmiddelen zo zijn gestructureerd dat de nationale rechter van de documenten die de nieuwe vordering betreffen – met inbegrip van het bewijs omtrent de stand van de techniek – die documenten uitsluit die reeds ter ondersteuning van de vorige vordering tot nietigverklaring van het gebruiksmodel zijn aangevoerd?”

Op andere blogs:
IPKat (Is Hungarian IP litigation bad for your health? Or, the Battle of Bericap)
IE-Forum (Kort commentaar bij Bericap tegen Plastinnova)
IE-Forum (Update met Apple/Samsung kort commentaar bij HvJ EU Bericap tegen Plastinnova)
NautaDutilh (Claims for legal fees in IP cases: are they restricted as a result of the ECJ decision in Bericap?)

IEF 11996

Verzadiging van de stand van de techniek, algemene tendens en de vrijheid van de ontwerper

Gerecht EU 13 november 2012, gevoegde zaken T-83/11 en T-84/11 (Antrax It / OHMI - THC (Radiateurs de chauffage))

Gemeenschapsmodel. Beroep ingesteld door de houder van gemeenschapsmodel nr. 000593959- 0001 (radiatoren voor verwarming), strekkende tot vernietiging van beslissing R 1451/20093 van de derde kamer van beroep van het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (BHIM), waarbij de vordering tot nietigverklaring ingediend door The Heating Company BVBA is ingewilligd. De beslissingen van de derde kamer van beroep van het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) (BHIM) worden vernietigd voor zover daarbij modellen nrs. 000593959‑0001 en 000593959‑0002 nietig werden verklaard.

De verzadiging van de stand van de techniek kon van dien aard zijn dat de geïnformeerde gebruiker gevoeliger was geworden voor de verschillen op het vlak van de interne verhoudingen van deze verschillende modellen. Het Gerecht heeft enkel niet aanvaard dat een algemene tendens inzake vormgeving kan worden beschouwd als een factor die de vrijheid van de ontwerper beperkt, aangezien juist die vrijheid de ontwerper in staat stelt nieuwe vormen en nieuwe tendensen te ontdekken of vernieuwend te zijn in het kader van een bestaande tendens.

Het Gerecht heeft in het arrest Communicatie-apparatuur T-153/08 daarentegen niet willen verklaren dat een situatie van verzadiging van de stand van de techniek irrelevant moet worden geacht voor de beoordeling van het eigen karakter van een model. Het Gerecht heeft hooguit elke overweging over de esthetiek van het onderzochte model of over het commerciële succes van het voortbrengsel waarin het model is verwerkt, uitgesloten van de beoordeling van het eigen karakter.

97 Uit deze overwegingen volgt dat, hoewel de bestreden beslissingen verzoeksters argument inzake een verzadiging van de stand van de techniek uitdrukkelijk vermelden en dit argument relevant was voor de beoordeling van het eigen karakter van de litigieuze modellen, deze beslissingen geen enkele motivering met betrekking tot dit betoog bevatten.

81 De vaststelling dat de vrijheid van de ontwerper niet door technische of reglementaire vereisten was beperkt, antwoordde immers geenszins op de vraag of de facto sprake was van een „verzadiging van de stand van de techniek” door het bestaan van andere modellen van thermosifons of van radiatoren met dezelfde globale kenmerken als de betrokken modellen, waarbij de verzadiging van de stand van de techniek van dien aard kon zijn dat de geïnformeerde gebruiker gevoeliger was geworden voor de verschillen op het vlak van de interne verhoudingen van deze verschillende modellen.

84 Subsidiair betoogt het BHIM, daarin gesteund door interveniënte, dat verzoekster hoe dan ook de verzadiging van de stand van de techniek niet heeft aangetoond en dat het BHIM niet hoeft te antwoorden op argumenten die van geen belang of irrelevant zijn. Het BHIM verwijst ook naar het arrest Communicatie-apparatuur (punt 37 supra, punt 58) en stelt dat het Gerecht in dat arrest een verzadiging van de stand van de techniek die enkel verband houdt met een tendens inzake vormgeving, als niet-relevant heeft afgewezen, of nog het beginsel heeft bevestigd dat het bestaan van een dergelijke tendens irrelevant is in het kader van de beoordeling van het eigen karakter.

Op andere blogs:
Class 99 (OHIM scalded in radiator appeal)